Neushoorn
Over Neushoorn
Rhinoceros, vorm, gebruik, soorten, bestiaria, naam, etymologie, verhalen van de ouden, bijzonderheden,
mNaam, etymologie.
Rhinoceros unicornis; 1 hoorn, is Latijn, dit stamt uit Grieks rhinokeros, rhinos is een gezicht of neus, cer: hoorn. Rinoceros, neushoorn, Duitse Nashorn, Engelse rhinoceros en Franse rhinoceros.
Uit Buffon.
Vormen.
Er zijn een vijf tot tien soorten waarvan er enige een gladde huid en twee horens op de neus hebben. Andere hebben een geplooide huid en twee horens, nog andere een geplooide of in schilden verdeelde huid en maar een horen, bijvoorbeeld de Indische. Bij sommige soorten is de hoorn lang, er zijn meldingen van meer dan honderd zestig cm.
De huid van deze dieren is een drie cm dik en op de rug zeer hard, aan de zijden evenwel zachter en is door een geweerkogel of krachtig geworpen speer gemakkelijk te doorboren.
In hun levenswijze stemmen de soorten veelal overeen. Gedurende het warmste gedeelte van de dag liggen ze in diepe moeraspoelen bijna geheel ondergedoken om zich te beschutten tegen steekmuggen en vliegen of rusten ze in een dicht bos. Daarbij snurken ze zo luid dat ze zich daardoor aan de jager verraden. In de koele schemering en bij heldere maneschijn grazen zij en vreten het struikgewas af waarbij de plompe dieren soms takken van vier cm dikte doorslikken. Ze treden bij hun regelmatige tochten naar de drinkplaatsen diepe paden uit door het bos. De neushoorn is in gewone omstandigheden een vreedzaam dier dat kleine schepsels geen kwaad doet en door grotere niet wordt aangevallen. Een vogelsoort, de mandenhakker, beschouwt zelfs de kolossale rug van dit zier als zijn weideplaats waarop hij insecten, bloedzuigers en andere wormen zoekt. Wordt de neushoorn evenwel door een vijandelijke aanval of iets anders geprikkeld dan kan het vreselijk driftig en woedend dier worden en stormt dan met de kop omlaag en de hoorns vooruitstekend op zijn vijand in. Bij zo’n gelegenheid heeft een eenhoorn zelfs eens een wagen met een daarvoor bespannen os voortgesleurd, het tuig vernield en de os gedood.
Een volwassen neushoorn kan vierhonderd vijf en twintig cm lang, anderhalf tot twee meter dertighoog worden met een hoornlengte van vijftig cm. Daarbij heeft de romp een omvang van drie meter en een gewicht van twee tot drie duizend kg.
De Aziatische of Indische is de eenhoornige.
Uit Buffon.
De Afrikaanse is de tweehoornige wat de naam aangeeft, Diceros bicornis. Dat is de zwarte neushoorn.
Is Aziatische is behaard aan de staart, de huid is diep geplooid en heeft lange hoektanden in de onderkaak.
De Afrikaanse is geheel onbehaard en heeft twee horens, geen voortanden en de huid is minder geplooid.
Historie.
Volgens Plinius bracht Pompeus behalve de los uit Gallië en de baviaan uit Ethiopië het eerste eenhoornige neushoorndier in 61 v. Chr. naar de kampspelen te Rome. Hij vermeldt dat de neushoorn steeds in vijandschap leeft met de olifant. Het heet dat het die bij elke gelegenheid aanvalt en steeds overwint. De eerste schrijver die van dit dier gewag maakt is Agatharchides, op hem volgt Strabo die te Alexandrië een neushoorn gezien heeft. Pausanius noemt dit het Ethiopische rund. Martialis wijdt aan beide soorten enige dichtregels. Van de eenhoornige zegt hij:
“Op de ruime vlakte, o Caesar, voert de neushoorn.
Kampstrijden uit, zoals nimmer nog gezien zijn.
Hoe stormde in grimmige woede ontstoken het ondier nader!
Hoe machtig door zijn hoorn, waarvoor slechts een bal was de stier!”
Van de tweehoornige neushoorn wordt gezegd;
“Terwijl de mannen trachtten de neushoorn ten strijde te prikkelen.
De verkropte toorn van de reus langzaam deden zwellen.
Verloor het volk door het lange wachten de hoop op de strijd.
Maar de gewone woede keert dra in het monster terug.
Met de dubbele hoorn heft hij de geweldige beer op.
Zoals de stier de stropoppen tot de sterren om hoog werpt”.
In de Arabische sprookjes komen de Aziatische en Afrikaanse neushoorn voor, vaak als een toverachtig wezen. Marco Polo zag de Sumatraanse neushoorn. Dicerorhinus sumatrensis. Tot zijn tijd hoorde men niets meer over die beesten. Hij had het dier in de 13de eeuw op Sumatra gezien.
In 1513 bracht Emanuel van Portugal een levend dier mee die geschonken werd aan de koning van Portugal. De mare van het bestaan van dit vreemdsoortige dier verspreidde zich over alle landen. Voor het eerst is dit dier op een beeld van Durer, 1515, “das Nashorn ist in der Grose als der Helffant” te zien. Durer beeldde die in hout af naar een tekening die hij van een vriend kreeg. Een levende heeft hij nooit gezien. Het kleine hoorntje achter de schouder zal wel samenhangen met deze historie. De hoorn verschijnt als een dolk uit dit harnas. Hierop is het dier voorgesteld alsof het door pantsers bekleed is. Het is een bepantserd paard. Onwillekeurig denkt men aan de tijd van de geharnaste ridders op hun paarden. Men heeft wel eens beweerd dat de pantserhuid voor kogels ondoordringbaar waren. Bijna tweehonderd jaar lang was deze houtsnede de enige afbeelding die men van de neushoorn had. Eerst door Chardin werd een betere afbeelding gegeven. Betere berichten kwamen pas eerst door Bontius in de 17de eeuw.
Bestiaria.
Shakespeare, ‘Macbeth’ iii, 4, 101 ‘Approach thou like the rugged Russian bear’. ‘Maak mij als een ruigharige Noorse beer’.
The arm’d rhinoceros’. Als een schrikbare neushoorn’.
Vorm.
Rhinoceros unicornis, L. (eenhoornig) de Indische neushoorn is een wild dier die op geen enkele manier tam gemaakt kan worden. Mocht dit op een of andere manier toch gelukken dan kan hij niet gevangen gehouden worden want hij is zo ongeduldig en kwaad dat hij direct sterft.
Zijn huid heeft de kleur van de buxusboom. Het is een vijand van alle roofdieren, leeuw, beer en dergelijke, maar is voor anderen vriendelijk, bereid hen te helpen en te begeleiden.
Zijn ogen zijn klein en fel.
Het is een dier dat vrij groot is, maar niet zo groot als de olifant.
Het heeft korte en gekliefde poten, die net als naast de rug en zijde met schubben en schilden Sommigen zeggen dat het dier een horen heeft. Anderen zeggen van twee horens en zelfs een op de rug. Die op de neus staat heeft de lengte van een voet en is harder dan been, ja zelfs als ijzer en loopt aan de top spits en scherp uit. Die horen slijpt hij op de keien en rotsen als hij met de olifant zijn natuurlijke vijand zal strijden. Hij heeft hier een stuk van vernuft bij zodat hij de olifant in zijn weke buik tracht te steken. Met zijn hoorn vat hij een mens, paard en dergelijke zo vast aan dat hij er mee speelt als een bal.
Een symbool van iemand die getergd is en niet zonder overwinning en weerwraak van zijn zaak terugkeert. ‘Rhinoceros nunquam victus ab hoste redit’, ‘het dier rhinoceros wordt nimmer overwonnen’. De ouden berichten dat dit monster niet licht tot woede zal geraken, maar als het tot hollende driften aangespoord wordt niet rust voor het zich volkomen gewroken zal hebben, voorzien en tegen alle aanstoot wonderlijk gewapend is. Zijn huid is naakt en ruw, waar een sabelhouw of geweerschot op af kan afspringen.
Eenhoorn.
Ofschoon de neushoorn mogelijk wel bekend was bij de ouden is ze niet eerder onder deze naam genoemd bij Strabo. Die schreef vlak voor en na het begin van de Christelijke era. Het dier werd niet gezien voor 61 v. Chr., toen Pompeus de Grote zijn triomftocht voerde door vele oosterse dieren mee te nemen. De eerste Latijnse schrijver die de rinoceros beschreef was Plinius die zijn gevecht met de olifant beschreef. De rinoceros werd al gauw beschouwd als het origineel van de eenhoorn en de legenden van deze laatste werden erbij geschreven. Zo werd de unicorn (rinoceros) later tam gemaakt door een maagd. De rinoceros is waarschijnlijk dezelfde als monoceros van Job 40:10.
Marco Polo beschreef de rinoceros en zegt dat ze niet door maagden gevangen genomen worden duidelijk maar van een heel andere natuur zijn. Al gauw onderscheidde een andere Europese reiziger, de Dominicaan Jordanus, die van de echte eenhoorn. Toen de echte rinoceros echt bekend begon te worden bleef de legende van de eenhoorn evengoed bestaan. Dat was een ander dier.
Gebruik.
Niet alleen het bloed, maar ook de hoorn staat in hoog aanzien vanwege de geheimzinnige krachten die men eraan toe dicht. Men maakt er bekers uit in het morgenland die beginnen te borrelen als er een giftige vloeistof in gegoten wordt. Dit is dus een probaat middel om tegen vergiftigingen gevrijwaard te blijven. De Turken van hoge stand hebben voortdurend een rinoceros drinkhoorn bij zich en gebruiken als ze pogingen tot vergiftigingen duchten hieruit hun koffie. De hoorn wordt voor het maken van gevesten van kostbare sabels gebruikt.
Al sinds de oudheid wordt de hoorn door de Chinezen bij vele kwalen gebruikt. Het zou ook potentie verhogend werken. Er zijn tijden geweest dat de hoorn meer opbracht dan een levend dier bij verkoop aan Europa. Ook andere delen van het lichaam als zijn bloed, urine en uitwerpselen worden als tegengiften hooggeschat of als geneesmiddelen in vele ziekten gebruikt.
Van de huid worden schilden, pantsers, schotels en andere materialen gemaakt, het hardste en beste leer ter wereld wordt ervan gemaakt. Het vlees wordt gegeten, het vet wordt zeer gewaardeerd.
Bezoar.
De bezoar of tranensteen is een afscheiding van de klieren, dit komt in de maag en darmen van zoogdieren voor. Bezoar is Perzisch en betekent gif, wind en tegengif werd als amulet tegen ziektes gebruikt. Helpt tegen de pest, jicht, epilepsie, vergiftiging, in oorlog tegen honger en dorst, maagkrampen, maakt je een vierentwintig uur hauw- en steekvast met terugkeer van mannelijkheid.
Zo’n steen zou in de schedel van een rinoceros gevonden zijn. Die was relatief licht, van buiten zwart en als je tegen het licht houdt is het doorschijnend in lichtrood. De steen is zeer hard en snijdt glas. Het is een universeel middel. Bij vergiftiging hoefde je die maar in de mond te nemen en het speeksel te slikken, bij reuma, kwetsingen en dergelijk hoefde je de steen er maar over te wrijven, zelfs stervende hielp hij nog.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaen...