Feniks

Over Feniks

Paradijsvogels, vorm, gebruik, soorten, bestiaria, naam, etymologie, verhalen van de ouden, bijzonderheden,

Phoenix dactylifera, L. (dadel leverend) de dadelpalm levert alles voor de bevolking, het dagelijks voedsel, wijn, azijn, groente, hout, taaie bastvezels, wandelstokken, hut bedekking, omheining etc.

El.

Deze waardevolle en mooie boom moet aan de wieg van de mensheid gestaan hebben. Een boom die de mensen alles kon bieden en daardoor goddelijke verering ten deel viel en goddelijke kracht aan toegekend werd.

De palm groeit zo slank als de mens op, zo sierlijk en gracieus en is er in manlijke en vrouwelijke vormen. Slaat men het de kop af dan sterft hij en als de kop lijdt dan lijdt de hele boom mee. Worden zijn bladeren afgebroken dan groeit er nog meer weinig meer aan, als de armen van een mens. Zijn vezels bedekken de stam als de haren van de mens.

De boom brandt slecht vanwege zijn vele sap en geeft veel rook. Dat gaf wel aanleiding tot het bijgeloof dat in de boom een onheil afwerende schuttende kracht woont. Bij grote branden verkoolden de stammen, maar later droegen ze gewoon vrucht alsof er niets gebeurd was. Andere bomen waren tot stof en as vergaan.

De oermensen zagen in hun strijd om het dagelijks leven in deze boom een godheid. Zo zagen ze, omdat ze vrijwel geen andere indrukken hadden, de hete zon die altijd in de heldere blauwe hemel staat als de lichtgod en in de palm de schenker en behouder van het leven.

De dadel als belangrijke voedselbron werd de levensboom.

De oudste naam van de plant is El: dat is “De Sterke” wat gelijk zijn godsnaam is. De boom is sterk en in grote sierlijkheid groeit ze op tot een koninklijke veertig meter. Zijn stam is vast en hard en kromt zich ook wat op latere leeftijd. Zijn bladeren zijn altijdgroen. Geen ziekte beschadigt zijn hout, blad of vruchten. Wordt de boom geveld dan schieten talloze spruiten op. De palmboom verjongt zich als nieuwgeborene en werd gelijk onsterfelijk.

Bij de opgang van de zon in het milde purperen licht van de morgenhemel en in het zonnegoud van de avondhemel doorsnijden de loodrechte lijnen van de slanke stammen en de fladderende bladerbundel in de heldere hemel. Ze betekenen in het oosten het ontstaan van het leven in het paradijs en in het westen het begin van de eeuwigheid, het verlangde vredige land.

Uit www.bl.uk

Naam, etymologie.

Phoenix.

Bij de Egyptenaren diende de palmboom als symbool van de zonnegod om de daarmee de steeds hernieuwende tijd uit te drukken. Aan de top van de stam bevindt zich een kroon van veertig tot zestig en ongeveer drie meter lange bladeren. Elk jaar vallen enkele van de onderste bladeren eraf en worden er ongeveer twaalf nieuwe bladeren gevormd. Voor de oude Egyptenaren was de palmboom het symbool om zo het jaar in twaalf maanden in te delen.

De palm geeft driehonderd zestig nuttige zaken, een mythisch astrologisch getal dat al bij de Egyptenaren werd gevonden.

Het begin van een grote tijdrekening heette bij de Semieten chol of chul die door de Grieken Phonix (vergelijk Phoeniciërs) ge­noemd werd.

Ook de vogel was als de palm een symbool van onsterfelijkheid en daarom betekenen de Griekse en Semitische namen beiden palm en vogel. Het is de zonnevogel en de boom de zonneboom. Zeer waarschijnlijk is het woord phonix uit phuna ontstaan zoals ook het Latijnse punis of poenus met het Egyptische woord benu, bunni of phunnum samenhangt.

De vogel Phoenix zou zijn naam van die boom hebben want er wordt me verzekerd dat dezelfde vogel sterft met de boom en zichzelf vernieuwt als die weer opnieuw uitspruit. (Er is ook maar een zon)

De zonnestad heet in Egyptisch Anu en in de bijbel On. Het lijkt dat de vogel in de hiëroglyfen Benu genoemd wordt.

Anka is de mythische vogel bij de Perzen die dezelfde rol speelt als de Phoenix. Het is de Garuda van de Hindoes en de Chinese Feng.

Uit Wikipedia.

Reiger.

De Benoe of Benu is een vogel uit de Egyptische mythologie en is de voorloper van de feniks. Het Egyptische hiëroglief van deze vogel betekent “schijnen” of “rijzen”. De benoe zou bij de schepping zijn geboren en werd in het Oude Egypte aanbeden in Heliopolis. Het is een soort reiger met lange poten en twee lange veren achter op de kop. Het is de eeuwige vogel die net als de zon elke ochtend wordt herboren na zijn reis door de onderwereld.

De benoe steeg op uit de oerzee Noen. Hij stond op de oerheuvel, het eerste land dat uit het water rees. Hij leefde op deze Benben, de wereldberg. Het eerste licht van de zon scheen op de vogel en op de wereldberg en toen het dier een kreet slaakte (de levensadem) nam de tijd een aanvang. Priesters bouwden een tempel op de zandheuvel die aan de afgrond lag. In die zonnetempel in de stad Heliopolis plaatsten ze de benben-steen, symbool voor de plek waar zonnegod Atoem als de benoe verscheen. Ook wordt de benoe in verband gebracht met de Egyptische kalender.

Volgens het Egyptische Dodenboek (hoofdstuk LXXXIII) ontsprong de benoe aan het hart van Osiris en was in hem ‘de essentie van elke godheid’.

Dit met de zonnegod geassocieerde totemdier vergezelde de zielen van de doden in de boot van Ra op hun reis door de onderwereld naar de god Osiris die over hen moest oordelen. Wie waardig werd bevonden reisde met de vogel naar het oosten, waar ze in het licht van het hiernamaals opstegen zoals de zon.

Toen de Griekse historicus Herodotus Egypte bezocht toonden de priesters van Heliopolis hem afbeeldingen van de benoe. Hij noemde de vogel “feniks” (ii.75). Ook schreef de Romeinse dichter Ovidius in een gedicht dat de Assyriërs de vogel feniks noemen.

Bestiaria.

Phoenix, vogel.

Uit Maerlant; ‘Fenix, als ons zegt Isidorus, Jacob, Solinus en Ambrosius, is een vogel zeker tot Arabië in het rijk. Deze heeft geen echtgenoot en naar de arend is hij groot. Driehonderd en veertig jaar plag hij te leven, voor waar. Een hoofd en hals heeft hij mede zeer schoon naar de pauwen zede, zijn hals alsof het verguld was met purperen pluimen hier en daar, zijn staart geel en blauw mede met rode veren van grote schoonheid. Als feniks de ouderdom aangaat, dan kiest hij een schone boom dan die hoog staat op een fontein, die schoon staat en geheel rein en een nest maakt hij in de gebaren als in de vorm van een altaar van wierookbomen en van mirre en van kaneel die het haalt van verre, van deze twijgen maakt hij zijn nest en die ruiken aller best als de zon heet schijnt, dan waait hij dan en denkt dat hij alzo ontsteekt dat hout dat zoete rook geeft in menigvoud, dan valt hij zelf in het zoete vuur en wordt tot as, dus leest men hier dat in de aardig korte tijd daarna er een worm in de as daar groeit die kort tot worm dient, dus wordt de feniks vernieuwd. Fenix, deze enige vogel betekent Jezus Christus, die het wel ziet, feniks heeft geen vader of moeder en Jezus onze zoete broeder is naar de menselijkheid zonder vader, naar de goddelijkheid is hij geheel zonder moeder in hemelrijk

Deze feniks zeker maakte en nam wel notitie van die schone, edele boom die op die fontein staat, die boom is het kruis, onze toeverlaat bij de fontein, zo verstaat het doopsel dat onze zonden afdweilt, dat hout van specerijen, merk hier wel waar de feniks zijn vuur van maakte, meent dat Jezus hing aan het hout dat hij menigvoud beleed en met het vuur van liefdadigheid dat hij aan de vader zond om zijn verlaten, die zoete rook voor zijn vader dat is de andere wereld specerijen alle tezamen, dus brandde in het minnevuur onze feniks in die manier tot hij tot as kwam, dat is dat hij een einde nam en de derde dag is hij verrezen en voer ten hemel na deze en dit volgt het naar de eerste vorm, want uit feniks as komt de worm en daarna komen pluimen en vleugels en vliegt gelijk andere vogels.

De feniks leeft driehonderd en veertig jaar eer het wordt zo zwaar, dat bedoelt dat Jezus in het aardrijk zeker vierhonderd veertig jaar leefde van dat hij geboodschapt was tot dat hij stierf zeker is dit, voor een jaar staat telkens tien en zo vindt men het waar in het bezien. Van een feniks vertelt ons dus Sint Isidorus een wonder, dat er een plaats in Egypte is die men heet Heliopolis, dat is in Dietse de zonnestad, dat in de oude wet een tempel is gemaakt ten onze Heren eren naar Salomons tempel min of meer. Een feniks kwam daar in het vuur op het altaar gevlogen en op zijn vleugels ook met duur hout geladen, dat zoete rook, en verbrandde op het altaar. De volgende dag kwam de paap daar en vond in de as ook een wormpje dat uitermate zoet rook. De volgende dag had het vleugels in het gelijke van een vogel.

De volgende dag was het volkomen en heeft van de paap verlof genomen en is dan gevlogen.

Dit schrijft Isidorus ongelogen. Haimo spreekt, een wijze klerk, mede dat onze Vrouwe in deze stad ontvloog toen Herodes de kinderen sloeg en wonder dik genoeg een feniks bij avonturen daarbij zijn naturen getuigde dat de ware Fenix mede wandelen zou in die stad’.

Mulder: Haymo - Haymo van Auxerre, negende-eeuws bijbelcommentator.

De Christus-allegorie vindt een opmerkelijke bevestiging bij Tacitus, die in zijn Annalen (VI, 28) vermeldt dat de feniks zich zou hebben vertoond tijdens de regering van Tiberius, in 34 na Christus. De vogel kwam ook voor in de bijbel, in Psalm 92 en Job 29. In de eerste tekst is de wondervogel gewijzigd in een palm, de tweede luidt in een moderne vertaling: ‘Ik dacht: tegelijk met mijn nest zal ik de geest geven, en mijn dagen vermeerderen als de feniks’.

Dat Onze Lieve Vrouwe naar de stad ontkwam - aangespoord door een engel die hem in een droom verschijnt vlucht Jozef met zijn gezin naar Egypte, waar hij blijft tot na de dood van Herodes, ‘opdat vervuld zou worden hetgeen de Heere door de profeet gesproken heeft, toen hij zei: Uit Egypte heb Ik mijn Zoon geroepen’. (Mattheus 2:15. Zie voor de profetie Hosea 11:1.)

Het zinnebeeld van deze vogel is Jezus die in het Evangelie zegt: ‘Ik heb de macht om mijn ziel af te leggen en te hernemen’. Het Christelijk geloof zag in de feniks het symbool van de herrijzenis.

P. de Beauvais: ‘Zo ook verrees de Redder der wereld, onze Heer Jezus Christus, op de derde dag als herboren, als ware mens en als ware God. Daar de feniks het vermogen heeft zich het leven te benemen en weer tot leven te komen moet niemand zich verbazen over het woord dat God eertijds sprak: Ik heb de macht om mijn ziel af te leggen en te hernemen’. Want toen Hij uit de hemel neerdaalde vulde Hij zijn vleugels met drie zoete, geurige kruiden. De vleugels staan voor het Nieuwe en het Oude Testament die Hij vulde met kruiden, dat wil zeggen met de geestelijke betekenis waarvan Hij zei: Ik kwam niet om de wet te ontbinden, maar om haar te vullen’.

Uit www.abbeville.com

(187) De vogel Phoenix komt alle driehonderdenveertig of vijf honderd of veertien honderd en een en zestig jaren uit Indië naar Arabië naar een koele bron. Elke morgen baadt het in dit water en zingt een prachtig lied zodat de zonnegod zijn wagen stopt om te luisteren. Het is een vogel zonder maatje waarvan er maar een is op deze wereld. Als de hem toegemeten jaren gepasseerd zijn voelt het haar eigen zwakheid en maakt een nest van zoet ruikende twijgen, die vol en droog zijn. En in de zomer, als de westenwind blaast, worden de twijgen en het nest in brand geblazen door de brandende warmte van de zon en dan brandt die sterk. Dan komt die vogel Phoenix vrijwillig in het brandende nest en wordt tot as verbrand. Binnen drie dagen vormt zich een kleine worm in de as en groeit beetje bij beetje, krijgt veren en vormt zich tot een vogel. Uit de as ontstaat hij dan verjongd weer op om weer vijfhonderd of veertienhonderd en een en zestig jaar te leven. En het eerste dat de jonge nieuwe Phoenix doet is eerbied te tonen aan de vroegere Phoenix. Hij balsemt de as van zijn voorganger in een ei van mirre en vliegt er mee naar Heliopolis bij Panchaea, (zonnestad) Daar legt hij het ei eerbiedig op het altaar.

Het is de mooiste vogel die er is, als de pauw in veren, het houdt van de wildernis en verzamelt daar zijn voedsel van groenten en vruchten. De Phoenix wordt geboren bij de Arabieren en is een vogel met de grootte van een adelaar. Zijn hoofd is versierd met opstaande pluimen, zijn kaak is gedraaid en om zijn nek is een gouden band, purper is hij op zijn achterste delen, behalve op de staart waar een briljante blauwe kleur gemengd is met roze kleurige veren. Nooit zag men hem levend.

Deze bijzondere vogel is voor de goede verstaander het zinnebeeld van Christus. De feniks heeft geen vader of moeder en Christus heeft als mens geen vader en als God geen moeder. De feniks kiest met zorg de boom uit die bij de bron staat. Die boom is het kruis waarop onze hoop gevestigd is, de bron is het doopsel dat ons van onze zonden reinigt. Het welriekende hout waarmee de feniks zijn vuur maakt is het kruishout waar Jezus aan hing dat Hij vele malen zegende en ontstak met het vuur van Zijn liefde. Christus, onze feniks, brandde in het vuur van de liefde totdat Hij tot as verging. Op de derde dag is Hij verrezen en daarna is Hij ten hemel gevaren. Dit komt overeen met de feniks want uit de as daarvan ontstaat een worm, die daarna veren en vleugels krijgt als van een vogel. Dat de feniks driehonderd veertig jaar leeft voordat hij gebrekkig wordt van ouderdom, betekent dat Jezus vierendertig jaar op aarde leefde van de aankondiging van Zijn geboorte door de engel tot Zijn dood - neem één jaar voor iedere tien jaar van de feniks, en je zal zien dat het uitkomt.

Jan van Mandeville; ‘En in Egypte is een stad van Heliopolis, dat is te zeggen, de stad van de zon. In deze stad is een tempel van het maaksel van de tempel van Jeruzalem, maar er ontbreekt erg veel zodat ze niet geheel gelijk zijn. De priester van deze tempel heeft in geschrifte de datum of de geboorte van een vogel die heet fenix waarvan er maar een is in de hele wereld. Deze vogel leeft wel 500 jaar en op het einde van al deze jaren komt die vogel in deze tempel, zoals hij op andere tijden vaak doet. En de priester neemt levend zwavel en andere dingen dat gemakkelijk brandt en legt het op het altaar van deze tempel en lijkt het te branden dan zo komt die vogel in dat vuur gevlogen en verbrand zichzelf tot pure as. En op de eerste dag daarna vindt men op datzelfde altaar van de as dat het een ei is geworden. De volgende dag daarna zo vindt men een volmaakte vogel en de derde dag daarna zo vliegt het zijn vaart. En alzo blijft er altijd maar een van die vogel. En zekerlijk, dat is een groot mirakel van God en men mag met deze vogel God wel vergelijken omdat er maar een God is en dat hij zich had opgeofferd in het altaar van het kruis en daar sterven wou en de derde dag opstond van de dood. Deze vogel ziet men vaak vliegen in dat land van Egypte en ook in Arabië. En hij is ook niet veel groter dan een arend en heeft een kroon op zijn hoofd, groter dan een pauw doet, en de hals heeft hij geel gelijk de wielewaal is erg schoon gekleurd blinkt de rug violetachtig en de vleugel van purperen kleur. En hij heeft de staart dwars gestreept van gele en van rode kleuren en hij is al te schoon te zien in de zon want dan blikkert hij al te heerlijk en sierlijk’.

Uit Isaack van Waesberge, 1633.

‘Sterkte vergaat, jonkheid zal u opgeven,

Maar ware deugd oneindig zal leven.

Van de enige vogel Phoenix.

De enige Phoenix, leeft driehonderd veertig jaren,

En nimmer voedt hij jongen, want zonder weerga leeft,

Deze en als hij nu bemerkt zijn tijd te zijn vol-leeft,

Op een verheven rots hij vuur gaat verzamelen:

Veel droog vermolmt hout en andere droge waren.

Wat hij door de hitte der zon ontsteken doet,

En stelt zich dan daarop met een bereid gemoed,

Om door een brave dood zich in de as te herboren.

’t Gebeurt ook kort daarna dat uit de as komt voren

Een worm die met de tijd krijgt Phoenix wezen zeker,

Totdat die eindelijk weer een schone Phoenix is,

Dus leeft deze vogel gestaag ’t welk wonder is om horen,

Maar hiermee God, o mens! Betoont zijn groot vermogen,

Die deze Phoenix geeft door zijn wil de enigheid.

Alzo ook na onze dood onze God zeer goed bereidt,

De eeuwigheid onze ziel ten Hemel ingetogen.

Verklaring.

Met deze Phoenix, men recht Christus moet vergelijken,

Die door een ware liefde om ons een bittere dood

Geleden heeft op dat hij ons verlost van de helse nood,

En met de zaligheid ons eeuwig zou verrijken,

Dat duivel, dood noch hel ons niet doet bezwijken,

Om met een liefdevol hart tot God te gaan vol eer;

Want die in Christus sterft herleeft zichzelf weer,

En zal met Gods glans in de Hemel zich verrijken.’

Crematie zoals die door de Romeinen werd beoefend, zou natuurlijk dienen om de feniks nog geschikter en opvallender te maken als een symbool van de opstanding en van onsterfelijkheid; in die zin werd de vogel die zichzelf verbrandde vaak gebeeldhouwd op asurnen met de inscriptie Dis Manibus, en wordt ook in Joodse geschriften genoemd als een embleem van de vernieuwing van leven en kracht. Het Griekse woord voor dadelpalm en feniks is hetzelfde (φοῖνιξ), en de fabel was dat de boom zou sterven en dan opnieuw zou opspringen als het gevogelte. De feniks ging, net als zoveel andere symbolen, van de oude naar de nieuwe religie en werd overgebracht van de heidense urn naar de christelijke sarcofaag. Soms wordt een dadelpalm gebruikt om hetzelfde idee uit te drukken; en heel vaak verschijnen de boom en de vogel samen.

De Phoenix symboliseert onsterfelijkheid, opstanding en leven na de dood. Naar dat aspect werd de Phoenix veel afgebeeld op de graven. Uitgebeeld op een brandstapel en met een stralenkrans omgeven gold hij bij de Romeinen als het symbool van de Keizerlijke verheerlijking

Vanaf de eerste christeneeuwen gold hij als symbool van de lijdende en verrijzende Christus. Paus Clemens schrijft omstreeks 79 aan de kerk van Corinthië: “Ziet, welk een paradoxaal verschijnsel plaats grijpt in de regio’s van het oosten, in Arabië. Er is daar een vogel die Phoenix heet en enig is in zijn soort want hij leeft vijfhonderd jaren”. Verhaalt dan de geschiedenis van de vogel. “Moeten wij dan, zo vraagt hij tenslotte, menen dat het een groot en verwonderlijk feit is dat Hij die het heelal gemaakt heeft en de verrijzenis bewerkstelligt van hen die Hem in heiligheid gediend hebben en hun vertrouwen stellen in een heldhaftig geloof als Hij ons door deze vogel de grootmoedigheid van Zijn belofte voor ogen stelt?”

Deze voorstellingen zien we ook bij vele anderen. Vaak zien we de Phoenix afgebeeld als ze zit op een palmboom. Behalve in de catacomben zien we dit motief op mozaïeken, onder andere in de absis van Santi Cosma e Damiano te Rome van omstreeks 530 na Chr. Bosio brengt de voorstelling in verband met de passage uit het Hooglied 7,8 waar gezegd wordt: “Ascendam in palmam, et apprehendam fructus eius”, “Ik zal de palmboom beklimmen en zijn vruchten plukken’.

Verder was de Phoenix het voorbeeld van de martelaren die hun stoffelijk lichaam op de brandstapel verwisselden voor een geestelijk en het nieuwe leven in het paradijs.

In de Franse heraldiek heet de voorstelling van een feniks die uit een vuur oprijst, ‘immortalite’ en als zodanig komt hij op veel sarcofagen voor.

De Phoenix is het symbool van eeuwige jeugd en onsterfelijkheid. Deze gedachte wordt uitgedrukt in talloze wapenspreuken zoals bijvoorbeeld ‘Clarior e flammis, clariores e tenebris’, ‘des te schoner uit de vlammen, uit de duisternis des te schitterender’.

Shakespeare, ‘King Richard III’, IV,4,424; ‘daar in dat feniksnest’ in het Engels staat, ‘dat specerijen nest. Hij zinspeelt daarmee op de feniks.

Shakespeare schijnt te twijfelen over dit verhaal. In de ‘Tempest’ verdwaalt Sebastian op een magisch eiland en gelooft half in de beest en boom, een vogel van verbeelding. III, 3, 23.

‘Now I will believe’. ‘’k Geloof nu ook’.

That there are unicorns; that in Arabia’. Aan eenhoorns, dat in Arabië’.

There is one tree, the Phoenix throne; one Phoenix’. Een boom, de troon des Feniks, groeit, een Feniks’.

At this hour reigning there’. Nog heden daar regeert’.

Maar er is twijfel. Hij vermeldt de boom weer in het openingsvers van de ‘Phoenix and the Turtle’:

‘Let the bird of loudest lay’. Dat de vogel, luidst van stem’.

On the sole Arabian tree’. Op Arabisch boom zich zet’.

Herald sad and trumpet be’. Daar heraut zij en trompet’.

To whose sound chaste wings obey’. Kuise wieken roep met klem’.

De tortel heeft zijn naam naar het geluid dat die maakt, het is een simpele vogel. Hij is kuis en als hij zijn makker verliest zoekt hij het gezelschap van een ander nier maar gaat alleen en heeft diegene in gedachte die hij verloren heeft en weent al die tijd, houdt van en kiest rustige plaatsen en vermijdt het gezelschap van mensen. Troilus and Cressida iii, 2, 185, “as turtle to her mate”. De tortel blijft trouw en wil ook haar partner niet overleven. Als de overlevende ooit zou paren met een ander dan zal hij bij leven of dood, het moge een hij of zij zijn, de naam en eer ontzegd krijgen van een ware tortelduif.

De vogel en de boom zijn symbolen van onsterfelijkheid en de tortel is het symbool van liefde. Koppel dan de Phoenix, een ideale vrouw die perfect is in liefde, met de tortel die trouw aan zijn maat is tot in de dood. Ze worden een in de dood door zichzelf te verbranden in een verterend vuur. Vandaar;”

The Phoenix and the Turtle;

‘Love and Constancy is dead’. Liefde en echte trouw zijn dood’.

Phoenix and the Turtle fled’. Phoenix en haar tortel vlood’.

In a mutual flame from hence’.) Een vlam deed hen vergaan’.

Nam de min twee wezens in’.

’t Innigst wezen was toch een’.

Twee in schijn, verdeling geen’.

Veelheid sneefde door de min’.

Harten twee, doch niet gescheiden’.

Afstand zonder afstand, ja’.

Bij dien tortel en zijn ga’.

Wonder! Slechts niet bij die beiden’.

Liefde gaf zo held’re schijn’.

Dat de tortel heel zijn wezen’.

In de Phoenix ogen kon lezen’.

Ieder noemde de ander mijn..…’

Ach, het edelst paar is dood’.

Nu de Phoenix de ogen sloot’.

De adem tortels borst ontvlood’.

En geen kroost ontsproot uit hun echt’.

Niet door zwakte was ontzegd’.

Maar hun kuisheid was oprecht’.

‘a phoenix among women’ .

AIf she be furnished with a mind so rare’.

She is alone the Arabian bird’.

3 ‘King Henry’ vi, 1, 4, 36;

‘Mijn as kan, als de feniks doet, een vogel’.

Verwekken, die mij op u allen wreekt’.

Vondel beschrijft in zijn ‘Warande der Dieren’ de verrijzing van de wondervogel met de volgende woorden:

‘Die nimmer zijns ghelijck ziet, noch ghezien en heeft

Die nae zes eeuwen zat en moe van hier te zwerven

Zich willigh en vanzelf toerustet om te sterven

Op eenen steylen bergh, dar hij zijn doodbed sticht

Met zoet welruyckend hout, ‘t welck ‘t heete zomerlicht

Vermids zijn straelen komt ontstekende verrasschen

De Vogel flucx verbrand en wordt verteerd tot asschen

Waer uyt allenc ontstaet en voortkruypt eenen worm

Daer uyt een Phoenix wordt vernieut nae ‘s eersten form’.

Vondel, Vermaeckelijcke Inleydinghe CXXIII;

De Vogel Phoenix

‘Arabië dragen moet, en gaat de roem afstrijken

Van een andere wereldwijd, en alle koninkrijke

Om dat de Phoenix gestaag haar zoete lucht doorzweeft

Die nimmer zijns gelijke ziet, noch gezien heeft

Die na zes eeuwen zat, en moe van hier te zwerven

Zich gewillig en zichzelf toerust om te sterven

Op een steile berg, waar hij zijn doodsbed sticht

Met zoet welriekend hout, ’t welk ’t hete zomerlicht

Vermits zijn stralen, komt ontstekende verassen

De Vogel fluks verbrandt en wordt verteerd tot asse

Waaruit allengs ontstaat en voort kruipt een worm

Daar uit Phoenix wordt vernieuwd naar eerste vorm

Verstanden, die geleerd in wijsheid wijd uitsteken

Die werden hierbij niet onvoeglijk vergeleken

Om dat zij zelden eens aantreffen huns gelijken

En door hun grote faam en ere onsterfelijk

Ook anderen prikkelen om met uitgerekte veren

Te volgen, die geraakt zijn op de Berg van eren

Te vliegen sterrewaarts verheven met ’t gemoed

Tot dat men erft ’t loon van de groene lauwe hoed’.

Uit bestiary.ca

Historie.

De origine van de Phoenix was waarschijnlijk een Egyptische mythe van benu die verbonden werd met de altaar afgoderij van Heliopolis. Het verwonderde de ouden ook niet dat de Phoenix zich vermenigvuldigde via een enkel mannetje.

De eerste verwijzing naar een Phoenix verschijnt in fragmenten van Hesiodus, 8ste eeuw v. Chr. De eerst gedetailleerde beschrijving is in het tweede boek van Herodotus die er een afbeelding van zag in Egypte. Hij vermeldde dat het verhaal hem gebracht was door hun priesters, hoewel hij het vreemd vond. Aristoteles vermeldde de legende niet. Maar Latijnse schrijvers herhaalden het met lichte veranderingen. Ovidius, Plinius en Tacticus komen overeen in hoofddetails dat er maar een vogel per tijdvak was en dat de vogel, als hij zijn dood voelde aankomen, een nest van specerijen bouwde en erin stierf. Hieruit verrees een nieuwe Phoenix die zijn vaders restanten in mirre wikkelde en die naar het altaar van de zon droeg waar die verbrand werd. Herodotus en Plinius noemen het een Arabische vogel. Plinius zegt dat ze eerst als een kleine worm verschijnt in het nest van de dode ouder.

Chaucer sprak zo van “the Duchesse”:

“Trewly she was to mine eye.

The soleyn fenix of Arabye

For her lyeth never but oon (one)

Ne swich (such) as she ne knew I noon (none).”

Elke klassieke verwijzing van de Feniks mythe geeft zijn Egyptische origine aan. Het was ook in Egypte dat de legende meer details kreeg. Op oude Egyptische gedenktekens vindt men de Feniks dikwijls afgebeeld als vogel, zoals Herodotus beschrijft, maar ook als gevleugelde genius met half menselijke gedaante. In de oude Griekse en Egyptische mythologie is de Feniks een mythische vogel die geassocieerd wordt met de Egyptische zonnegod Ra en de Griekse Phoibos Volgens sommigen stelde de vogel bij de Egyptenaren de zon voor die elke morgen herrijst. Anderen denken aan een periode van vijfhonderd jaren die gevierd zou zijn door het ontsteken van vuur en het verbranden van een nagemaakte vogel die de vluchtigheid van de tijd verbeelden moest.

Volgens Dr. G. Seyffarth staat de Phoenix in nauw verband met een astrologisch verschijnsel, de periodieke doorgang van Mercurius door de zon, die regelmatig na zeshonderd en twee en vijftig jaren en kort na de lentenachtevening plaats vindt waardoor de Phoenix periode grote betekenis voor de chronologie zou krijgen.

De originele legende zou geassocieerd zijn met zonnemythen en de heldere kleuren die aan de vogel toegeschreven worden, vertegenwoordigen de pracht van de zonsopgang.

De veranderingen van de originele mythe is toe te schrijven aan de Christelijke vertalers van de Septuagint waarin zekere passages gedacht werden te verwijzen naar de Phoenix. Volgens Joodse traditie gold bij Israëlieten de Phoenix als symbool van onsterfelijkheid. Zo lezen we in Job 29:18” Dan, zeg ik, ik zal sterven in mijn nest, en ik zal mijn dagen vermenigvuldigen als de Phoenix”. (zand) Het woord ‘chool’ wordt door zand vertaald, wat de gewone betekenis is, maar volgens de Joodse geleerden wordt er ook de wondervogel onder verstaan. De Engelse Revised Version behoudt het woord zand, maar in de marges lezen we, “or Phoenix’ wat betekent dat die vertaling nog door sommigen aangehouden wordt.

Ook het Griekse Phoenix betekent palmboom als wel de vogel. Tertullianus 202 na Chr., vertaalt Psalm 92;13 12: ‘De rechtvaardige zal groeien als de Phoenix”. Zo maakt hij in ‘The Resurrection of the Flesh, 13”de vogel tot symbool van opstanding. Nadat hij de zelfverbranding van de vogel beschrijft zegt hij dat de Phoenix zich vernieuwt, nieuw leven uit zijn eigen as. Hij concludeert bij het aanhangsel.’ Zal men sterven voor niets als vogels geen twijfels hebben over hun opstanding?”

De variant van de oude legende nam twee vormen aan. In de ene wordt verteld dat de oude vogel naar het altaar in Heliopolis vliegt en zichzelf verbrandt in het heilige vuur. De priester vindt de volgende dag de as en hieronder zit een kleine worm van een zeer zoete geur. Op de tweede dag verandert dit in een vogel. De derde dag is de vogel volledig gevormd en vliegt weg naar zijn eigen huis.

Epiphanes vermeldt dat de Phoenix leeft zonder voedsel of drinken en zijn voedsel uit de lucht krijgt.

De andere versie is dat de Phoenix een nest van specerijen bouwt die in brand wordt gezet door de zonnewarmte dat de vogel zo omkomt in het nest en de vlammen aanwakkert met zijn vleugels Dit zie je bij Isidorus. Shakespeare; Henry VI’, vii, 93:

‘My ashes, as the Phoenix, may bring forth’.

A bird that will revenge upon you all”.

Uit Wikipedia.

De Fenghuang is de Chinese feniks, een fabeldier waarin het mannelijke (feng) en het vrouwelijke (huang) verenigd zijn als ying en yang. Het dier zou geboren zijn uit de zon, is keizer van de 360 vogelklassen en wordt beschouwd als een van de vier hemelse dieren. De vijf kleuren van zijn veren (rood, azuur, geel, wit en zwart) symboliseren de hoofddeugden.

Fenghuang is een van de vier Hemelse dieren:

De feniks.

De schildpad.

De Chinese draak.

De witte tijger.

Zijn lied zou de bron van de Chinesee toonladder zijn. De Chinese feniks woont met de eenhoornige Ki-Lin in de Heuvels van vermiljoen waar het een nest heeft in de wu-tung-boom. Hij leeft van bamboescheuten en drinkt van de dauw.

Alleen in vreedzame tijden of als er een grote wijze of goede keizer wordt geboren verlaat de Fenghuang het land der Onsterfelijken om voorspoed aan te kondigen, vergezeld door vele andere vogels die hem eren als de allermooiste.

Het oudste verslag van een verschijning van de Feng Huang dateert uit 2647 v.Chr. Paren Chinese feniksen zouden gezien zijn in de tuinen van de keizer waar ze nesten bouwden en mensen betoverden met hun lied. Later werden de vogels onder andere nog gezien tijdens een ceremonie aan het hof van keizer Shu.

De Fenghuang was aan de koninklijke Chinese familie gewijd en werd op japonnen van keizerinnen geborduurd, vlak naast de draak van de keizer. De Fenghuang en Chinese draak zijn wijdverbreide huwelijkssymbolen. De Fenghuang staat symbool voor de vrouw en de draak voor de man.

Welke vogel?

De vraag luidt steeds welke vogel zou men bedoeld hebben?

In Egypte wordt de vogel meestal afgebeeld als een reiger, maar in de klassieke literatuur meestal als een pauw of een adelaar.

Paradijsvogel.

De naam paradijsvogel werd niet eerder gebruikt dan in de dertiende eeuw. V. de Beauvois geeft een interessante beschrijving” Paradijsvogels, ‘aves paradisi’, worden gewoonlijk zo genoemd, niet omdat ze van het paradijs stammen, maar vanwege hun opmerkelijke schoonheid want ze hebben zulke schitterende kleuren dat er vrijwel geen kleur ontbreekt. Hun grootte is die van een gans. Hun zang is zo een zoet en puur, ‘pia’, dat een mens in stille devotie en vreugde het kan aanhoren. Maar als ze gevangen worden dan jammeren ze het uit en houden niet op met hun geklaag tot ze weer vrij zijn. Ze worden levend gevonden bij de stromen van de Nijl en zelden ergens anders. Er zijn ook vogels in dezelfde buurt die ook zo genoemd worden en van een roodachtige kleur zijn, maar kleiner dan de vorige. Ze worden paradijsvogels genoemd omdat niemand weet wanneer ze komen of wanneer ze gaan’.

Ook van Maerlant bespreekt ze in de 13de eeuw.

Uit Maerlant; ‘Aves paradisi zijn vogels met schone pluimen en vleugels en zo schoon, zoals men spreekt, dat hen geen verf ontbreekt, om deze schone vorm noemt men ze van het paradijs. Hun geluid is zo zoet dat diegene die het met goed gemoed horen mag zodat de mens daarbij zijn hart en zijn lof tot onze Heer mag keren. Wordt er ook enige gevangen, het zou schreien zonder waan, tot hier het mocht ontvliegen. In Egypte zijn ze gezien, op de Nijl, die grote rivier en anders in geen plaats. Ook zijn daar vogels van andere wijze die men heet van het paradijs omdat men niet kan verstaan wanneer ze komen en wanneer ze gaan en als hun tijd komt te verschijnen vliegen ze door het land met groepen, bruin zijn ze en blinkend helder en kleiner dan een kauw, dat is waar, alzo groot als ganzen zijn. De andere is van verf fijn’.

Het is onmogelijk om deze vogels te identificeren, er is geen bewijs dat deze vogels bekend waren in Europa voor de 16de eeuw.

Maar vogels van exquisiete schoonheid werden gevonden door reizigers in het Oosten en de naam werd op hen overgebracht. Deze Oosterse vogels werden zo genoemd door Hollandse reizigers vanwege hun briljante pluimage en het algemeen verspreide geloof dat, omdat ze geen vleugels of poten hebben, ze in de lucht leefden en zweefden op hun brede pluimen. Ze rusten met lange tussenpozen tussen de takken van weelderige bomen aan de draadachtige veren van de staart en trekken hun voedsel van de ‘dauw van de hemel en nectar van bloemen’. Zijn lange, golvende veren zijn ragfijn en stralen goud, oranje, smaragd en kastanjebruin. De vogel daalt alleen af naar de aarde om te rusten.

De eieren, zo beweerde men, werden door het wijfje al vliegend op de rug van het mannetje gelegd waar ze ook werden uitgebroed. Zodra de eenvoudig bevederde jongen tot vliegen in staat waren gingen ze de lucht in, hoger en hoger en rechtstreeks naar de zon, waar ze hun fantastische kleuren kregen. De vogel is te vangen door takken en riet met lijm in te smeren, maar het dier sterft in zo’n val. Pas als de paradijsvogel dood is, kunnen de mensen zijn schoonheid aanschouwen.

Men beschouwde de bedoelde vogels als ‘sylfen’, als wezens die alleen in de eindeloze luchtzee verblijf houden en alle voor hun levensonderhoud vereiste werkzaamheden al vliegend verrichtten en slechts gedurende enige vluchten rusten door de met de lange draadvormige staartveren aan boomtakken te gaan hangen. In zekere zin zijn ze vergelijkbaar met wezens van hogere rang en zouden ze van de noodzakelijkheid om met de aarde in aanraking te komen ontheven zijn en zich alleen met etherisch voedsel voeden.

De naam kwam niet van ons. Wij kwamen daar pas in de zestiende eeuw aan. De eerste Europeanen die de Molukken bereikten (waar van deze vogels het eerst gehoord werd) was de Italiaan Varthema die Banda bezocht in 1506, maar hij schijnt de vogel niet gezien te hebben. Toen kwamen de Portugezen. Albuquerque veroverde Malakka in 1511 waar de kapitein Antonio de Abreu bezitnam van de Molukken. Twee rivaliserende koningen met hun respectievelijke hoofdkwartieren op twee kleine eilanden, Ternate en Tidore, vroegen om bijstand van de Portugezen die de kans waar grepen. Van die tijd af was de waardevolle specerijhandel in hun bezit. Nog is er geen vermelding van een paradijsvogel in hun berichten.

Een tweede Portugese vloot bezocht Ternate in 1514. Het eerste bericht van de vogel kwam in Europa als resultaat van de eerste reis om de wereld in 1522. Ferdinand Magellan, een Portugees die daarvoor de Molukken bezocht had met Antoine de Abreu, was nu in dienst van Spanje en ging in 1519 met vijf schepen op weg om een doorgang te vinden naar de oost om het zuidelijke deel van Amerika te vinden. Hijzelf stierf op de Filippijnen en maar een schip volbracht de tocht rond de wereld. Een verslag van de tocht werd geschreven door Antonio Pigafetta, een Italiaans edelman die meezeilde als vrijwilliger. Dit werd het eerst gedrukt in Frans rond 1525. In dit verhaal verschijnt wat waarschijnlijk de eerste vermelding is van de paradijsvogel die later in Europa zou rondgaan.

De wijze waarop de inboorlingen de vogels toebereiden wordt op de volgende wijze beschreven:

“Nadat de vleugels en poten afgesneden zijn wordt de huid tot aan de snavel afgetrokken en zelfs de schedel weggenomen. Tot steun van de huid dient een stevige stok die aan de staart begint en voor de bek uitkomt. Om die stok heen worden enige bladen in de huid gestopt, het geheel wordt gewikkeld in de bloemschede van een palm en gedroogd in de rokerige hut van de inboorling. Op deze wijze verschrompelt de kop, die inderdaad groot is, tot bijna niets en wordt het lichaam klein en kort zodat het wapperende gedeelte van de verendos des te sterker uitkomt’. De paradijsvogels worden voornamelijk door handelaars opgekocht en onder de naam van boeron-matie: dode vogels, naar Europa en China uitgevoerd. Deze huiden worden ter versiering van hoofdbedekking gebruikt. De Indische groten gebruiken ze als sinds eeuwen als optooisel voor hun tulbanden.

“De koning van het eiland Bacchian zond naar de koning van Spanje twee dode vogels van een vreemde vorm. Ze waren van grootte als een tortelduif, met kleine hoofden en lange snavels, ook lange en smalle poten en geen vleugels maar in plaats daarvan zekere lange veren van diverse kleuren en staarten als tortels. Al de andere veren waren van een kleur en meer taankleurig, behalve die van de vleugels. Deze Moren zijn van de mening dat deze vogels uit het hemelse paradijs komen en noemen ze daarom Manuccodiata dat is: ‘de vogels van God.”

Hier is een schijnbare verkeerde gevolgtrekking met betrekking tot de vleugels. In een latere verklaring over de kleur wordt met het woord dat vertaald werd als ‘vleugels’ verwezen naar de pluimen die reeds genoemd waren. De verwijzing naar de poten moet opgemerkt zijn omdat het de gewoonte werd van de eilanders om de vleugels en poten van het dier te verwijderen, die verkocht of aan soldaten gegeven werden. Het was dit gebruik dat geloof gaf aan het idee dat de vogel nooit opsteeg en daarom geen voedsel tot zich kon nemen dan de dauw van de hemel.

De naam Manucodiata is een verlatijnste vorm van het Molukse manuq-dewata: ”vogel der goden”, in Latijn “Aves Dei”, en dit bleef de naam voor de vogel een honderd jaar lang.

Het is de sinds Gessner, 1557, gebruikelijke vogelnaam, Paradijsvogels of Manucodiatae. Hij begint de mening te bestrijden dat deze dieren in een voortdurende beweging door het luchtruim glijden. Hij zegt verder dat al Aristoteles zegt dat er geen vogels zonder poten waren en bestrijdt die mening omdat die blijkbaar in zijn tijd nog wel voorkwam. Hij werpt nog wel de hypothese op dat, als ze werkelijk de poten ontberen, de dunne draden hen wellicht in staat stellen hiermee te rusten.

Mogelijk kwam dit door valse etymologie. De Latijnse naam Manucodiata zou dan mogelijk afgeleid zijn van manus: hand, en cauda: staart, een verwijzing die mogelijk betekent dat de vogel een grijpende staart had. Linnaeus noemde ze ook nog pootloos, =Paradisaea apoda L (zonder poten).

Samenvatting.

De grote paradijsvogel heeft goudkleurige veren op zijn kop en twee vurig roodgekleurde bossen veren die van de kop naar achteren steken.

In 1957 ontdekten onderzoekers dat al sinds onheuglijke tijden de bevolking van Nieuw-Guinea paradijsvogels doodden en de huiden meegaven aan handelaren die ze meenamen naar het westen, mogelijk al de Feniciërs. Ze ontdekten dat de inboorlingen die huiden verpakten in een laagje mirre!!, het geheel eivormig kneedden en vervolgens bedekten met geschroeide bananenbladen. Dit doen ze om de huiden tijdens het vervoer te beschermen tegen motten en dergelijke dieren. In de tempelruïnes langs de routes van Zuidoost-Azië naar de Middellandse Zee zijn door archeologen op verschillende tijden stukjes mirre gevonden die soms nog de indruk vertonen van een geschroeid bananenblad.

Door anderen wordt gedacht aan de goudfazant.

Uit dreamindonesia.wordpress.com

Sprookje van de koning van Engeland en de vogel Fenix.

(187) Zekere koning van Engeland leed hevig aan jicht. Nadat hij tevergeefs talloze geneesheren had geroepen nam hij zijn toevlucht tot waarzeggers. Die verklaarden dat hij van zijn kwaal verlost zou worden als hij de vogel Feniks een uur hoorde zingen. Karel, zijn oudste zoon, toog op reis om de wondervogel te zoeken. In Frankrijk gekomen kon hij geen weerstand bieden en vergat en de vader en de vogel. Willem, de volgende zoon, ging op reis. Hij kwam zijn broer tegen waarna hij ook alles vergat. Arthus, de volgende, ging heen, hoewel zijn vader ook dit eigenlijk niet wilde. Hij trok door vele landen tot hij in Arabië aankwam en daar in een bos een oude vrouw en man ontmoette die in geen zevenenzeventig jaar een mens hadden gezien. De oude vrouw wees hem de weg naar een mooi paleis die bewoond werd door schone jonkvrouwen die hem in verleiding zouden brengen. Als hij die zou kunnen weerstaan moest hij niet een van de prachtige paarden die ze hem zouden aanbieden, maar de oude ezel als gunst verzoeken. Zogezegd, zo gedaan. Hij weerstond de jonkvrouwen en ging tenslotte met de ezel op pad. Toen ze een tijdje op weg waren sprak de ezel: ‘ettelijke mijlen van hier liggen drie kastelen, de een wordt door twaalf reuzen en de ander door hetzelfde aantal luipaarden en het derde door een gelijk aantal leeuwen bewaakt. Daar vertoeft de vogel Feniks die elke dag van elf tot twaalf uur zingt en wel zo dat de bewakers van de kastelen erdoor in slaap getoverd worden. Zorg dat je in dat uur de vogel gevangenneemt. Terwijl de prins zijn taak probeerde uit te voeren, zag hij een brood liggen dat niet verminderde, al sneed hij er nog zoveel van. Hij vond ook een fles wijn die vol bleef al dronk hij nog zoveel om zijn dorst te stillen. Eindelijk zag hij een zwaard liggen waarop geschreven stond dat het de bezitter steeds de overwinning op zijn vijanden verzekerde. Hij nam dit alles met zich mee. Toen hij de zingende vogel probeerde te grijpen zag hij een wonderschone prinses die hem haar liefde betuigde. Voor de klokke twaalf sloeg was hij weer bij de ezel die hem naar Marokko bracht waar hij een hongersnood door zijn brood lenigde. In het koninkrijk Morgenland verhielp hij het daar bestaande gebrek aan wijn om eindelijk in Frankrijk de koning van dat land door het toverzwaard de overwinning te bezorgen. Hier ontmoette hij zijn broers die hem wilden doden zodat zij de eer zouden hebben de wondervogel naar hun vader te brengen. Hier zagen ze van af toen Arthus beloofde om nooit meer naar Engeland terug te keren. Zo brachten ze de vogel naar hun vader. Toen bleek het dat de vogel niet ging zingen zodat de gezochte genezing uitbleef. Arthus was inmiddels vermomd naar Engeland gekomen en had zich verhuurd als knecht bij de stalmeester van zijn vader. Ondertussen had de prinses van het kasteel zich op reis begeven om haar geliefde te zoeken. Ze nam haar weg door de landen aan wie hij zijn brood, wijn en zwaard ten dienste had gesteld. Zo ging ze tenslotte met een schare ridders op pad om het geleende in dank naar Engeland te brengen. Zo kwamen ze allen met de prinses in Londen. Zij zond haar twaalf reuzen naar de koning om de prins op te eisen. Die zond eerst Karel en daarna Willem tot haar, beiden werden beschaamd teruggezonden en waren genoodzaakt hun vader te bekennen hoe ze met hun jongste broer gehandeld hadden. De koning loofde nu een grote beloning uit aan hem die Arthus vond en tot hem zou leiden. Toen hij dit hoorde begaf hij zich naar het hof. Nauwelijks was hij daar of de Feniks hief zijn gezang aan en de koning werd van zijn kwaal genezen. Karel en Willem moesten tot straf voor hun daad sterven en Arthus vierde bruiloft met de prinses van Arabië.

Spreekwoorden.

Feniks. Zoals de feniks een wondervogel was, is in figuurlijke zin een feniks een groot man wiens naam en daden telkens met ontzag genoemd worden. Vondel is de feniks van onze dichters.

Uit zijn as herrijzen. = Weer worden opgebouwd na de brand en mooier dan tevoren. Zo bij Vondel “Op doorluchtige zege’ van 1672:

“O Groningen, uit puin en as en stof verrezen’

Vergeet de weldaad niet, die God u heeft bewezen’.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/