Egel
Over Egel
Erinaceus, vorm, gebruik, soorten, bestiaria, naam, etymologie, verhalen van de ouden, bijzonderheden,
Erinaceus europaeus: (uit Europa)
Naam, etymologie.
Egel heette in midden-Nederlands eg(h)el, in oud-Saksisch, oud-Engels en oud-Hoogduits was igil (nu Igel) dat met het Griekse ekhinos van Indo-Germaans egh afstamt wat steken betekent. Erinaceus; Eris; egel, aceus; stekelig.
In het Engels komt ook het woord urchin voor, dit stamt van Frans en dat van Latijn voor de egel, ericius. In het Vlaams ‘heerts’.
Zijn lichaam lijkt op een speenvarken. Ook komt de naam stekelvarken voor, in Overijssel is het scherperhaas, echel en eggel, in Friesland stiekelbaarch en igel, in Groningen swienigel en in Drenthe egelkaar. Op sommige plaatsen onderscheidt men twee soorten, de ‘hondsegel’, zou een stompere snuit hebben en een donkerder kleur en is kleiner dan de ‘zwijnegel’.
De Engelse hedge-hog, hedge is een soort boom die als haag gebruikt werd, hog: varken. In Frans heet het herisson.
Uit Buffon.
Vorm.
De geprikkelde egel heeft zestienduizend donkerbruine, geelwit gestreepte stekels. Het wordt een twintig tot dertig cm lang met een gewicht van ca. een kg. Egels hebben kleine lichamen en vele naalden die meer plaats innemen dan het lichaam.
Het verbergt zich in de winter onder de boombladen en mos of schuilt in holle bomen en kan lang slapen zonder te eten. Om zich een zachte bedekking in zijn huis te verzorgen rolt hij zich met de rug over het mos en loof, dat op zijn stekels blijft hangen wat hij meevoert en uitschudt op bestemde plaats.
Naar het volksgeloof steelt een egel melk van de koeien. Mogelijk zoekt ze wormen en insecten en als ze bij een koe gekomen is die een lekkende tepel heeft zal ze dit opdrinken. Ook heeft men ze aan een kunstmatige tepel gezet waar bleek dat ze die goed en doelmatig leegzogen. Algemeen is dan ook als er een egel gesignaleerd is dat er een bakje met melk voor het dier buiten gezet wordt.
Bestiaria.
Shakespeare.
‘Midsummer’s Night’s Dream”. ii, 2, 9;
“You spotted snakes with double tongue’. ‘Boze slangen, schuifelt niet’.
‘Thorny hedge-hogs be not seen’. ‘Weg, gij egels, scherp van pin!”
In ‘Tempest’ I, 2, 326, komt het woord ‘urchins’, voor. Het is een woord wat als kabouter en als egel vertaald kan worden. Als een van de dieren die ’s nachts tevoorschijn komen en met duivelse machten in verband staan wordt het tot de egels gerekend. Het is eenzelfde ongeluksdier als de pad, tor en vleermuis. Zie je er een, doodt het dan onmiddellijk anders zal het ongeluk je raken.
Uit Maerlant, ‘Cyrogrillus is een dier die verborgen groeit en dat Mozes in de wet verbood en al is het zwak en klein, nochtans is het kwaad algemeen en vreselijk voor alle dieren, zo fel is het van manieren’.
(773) De Cyrogrillus is een klein dier dat de Heilige Schrift verboden heeft om te eten en heet egel. Maar Papias zegt dat het groter is dan een egel. Het diertje is van kleine en zwakke vorm. Het heeft een merkwaardige eigenschap dat hoewel het zwak is toch aanvallend en nijdig is tegenover andere levende wezens op de aarde en doodt ze. Toch geloven enigen dat de cyrogrillus een egel is, maar dat klopt niet, het is groter. Het is wel de klipdas.
Uit Maerlant, ‘Erinacius dat is een dier en men waant de waarheid hier dat het Cyrogillus mede heet dat genoemd is en hiervoor staat. Een egel heet het in Dietse taal en in Vlaanderen een heerts, dat weet ik wel. Naar een zwijntje is het gedaan en is geheel met dorens bevangen, alleen niet aan de buik. Beseft het vrees, groot of klein, het windt zich op als een bal en dekt zich geheel in met zijn wapens en dan is het om te zien en te pakken kwaad, doch doet men er toe deze raad, als men het in warm water doet is het te zien en te pakken goed.
(773) Er is geen dier die minder leed kan verdragen dan de egel. Daarom heeft de Schepper ook gezorgd dat een zo onnozel dier geen leed kan overkomen. Vreesachtig en slim, maar log zijnde is het met scherpe witte pinnen, met bruin gemengeld, gewapend. Op zijn buik is hij als een varken geschapen. Als hij vervolgd wordt haalt het de kop en de poten in die met de buik en de staart alleen met een witharig bekleedsel bedekt zijn en maakt zich door het inhalen van die delen bolrond. Het zet zijn stekels waarmee de rug bezet is zodanig op dat men hem niet kan aanraken zonder zich te bezeren. Hij blijft zo in die gedaante liggen dat je hem voor dood zou houden. Wanneer hij van een steilte naar beneden moet gaan rolt hij zich op zodat dit wat handiger gebeurt. De egel is een beest beladen met stekels, hard en scherp en hij sluit zichzelf erin op. Zijn lichaam is verdwenen in zijn stekels en het is moeilijker om hem aan te raken, maar dat is te verhelpen door hem in warm water te doen, water er over te gieten of tabaksrook tegen aan te blazen.
Het eten is vooral om die naalden te laten groeien. Dit om dat het dier van naturen weinig hitte heeft.
Maerlant, ‘Ambrosius laat ons verstaan dat het van natuur intelligent is. Het maak zich een hol met twee uitgangen en voorziet van tevoren al lang welke kant de wind zal gaan, gaat het noord, hij stopt dat gat dicht dat in het noorden staat en als de wind uit zuiden gaat stopt hij het zuiden en opent het noorden, dit zijn Sint Ambrosius woorden’.
Egels weten en kennen het komen van de Noord- of Zuidenwind. Want hij maakt een hol in de grond als hij aanvoelt dat er zulke winden komen. Bij hevige wind verstopt hij de uitgang aan de windzijde. Zo was er iemand in Constantinopel die een egel had en zo wist en waarschuwde welke wind er zou komen en van welke kant, geen van zijn buren wist waar hij die kennis vandaan had. Aristoteles zegt dat als de wind draait van noord naar zuid en van zuid naar noord de egels de ingang van hun holen veranderen. Plinius meldt dat ze het weer kunnen voorspellen, van noord naar zuid, door het verschuilen in hun holen. Anderen dat ze hun holen voorzien van twee ventilatiegaten en als de noordenwind blaast ze het gat aan de noordkant dicht maken, bij de andere wind de zuidkant. Na zijn winterslaap komt hij op 2 februari even uit zijn holletje om te zien wat voor weer het wordt. Als hij niet naar zijn nest teruggaat wordt het zacht weer en lente, kruipt hij erin terug dan blijft het nog zes weken koud.
Maerlant; ‘Zijn vlees is droog en ontbindt het lijf, dat is voor de maag comfortabel, het laat wel urine maken. Nuttig is het haar zak waarvan gezegd wordt dat het melaats is dat in de Punt Elefantaisis genoemd worden. Dat geheel is en moet vet zijn. Gevild is het gevormd als een zwijn’. Zijn vlees is te eten. Vroeger werd zijn vlees door zigeuners gegeten, ze braadden hem door het lichaam met leem te omgeven op het open vuur. Egel eten was in Spanje tijdens de vasten gebruikelijk. Het vlees is gezond voor de maag en heeft de eigenschap dat het de maag opdroogt en opent. Het drijft het plaswater uit en helpt diegenen die lijden aan elefantiasis.(een ziekte als lepra die huidziekte geeft)
Maerlant; ‘Dit dier en anders nimmer heeft beneden twee gaten waarbij de vogels eieren leggen, dat is waar, liggen zijn ballen, die liggen daar.
De egel heeft twee openingen waaruit hij mest afscheidt. Ze hebben testikels op de plaats waar zich bij vogels de nieren bevinden. Er is een soort egel met een witte huid en witte stekels die vele eieren legt. De egel broedt vijf eieren uit, sommige eieren zijn groot, anderen klein, sommigen zijn beter om te eten en te verteren dan anderen.
Nederrijns moraalboek, Bestiaria d’ Amour, rond 1250; ‘Maar ze zijn voor me allemaal even gelijk net zoals de egel die zich geheel rond maakt als hij in zijn dorens wil zijn zodat men het niet aanraken kan van geen zijde hij ze steekt. En hij mag zich leggen op welke zijde hij wil als hij zich wentelt in de appels’.
Maerlant; ‘Isidorus zegt het klimt snel in de herfst op de wijngaard en velt de druiven neder en verzamelt ze weer en wentelt erop en draagt het zo, zijn jongen zijn dan blij’.
P. de Beauvais: ‘Jij, christen van God, hoed je voor de egel, het is de duivel die vol stekels zit en vol valstrikken, want de zucht naar en het genot van wereldse zaken zitten in zijn stekels, pas op dat hij je niet tot prooi maakt voor de wilde dieren en dat je ziel niet leeg en dor is zoals de wijnstok die achterblijft zonder druiven en dat je straks niet zal roepen: ‘Ik heb mijn wijngaard slecht bewaakt’.
Volgens Aristoteles paren egels staande - ‘Het hardnekkige misverstand spruit waarschijnlijk voort uit het door natuurvorsers waargenomen voorspel. Daarbij staat het vrouwtje op haar achterpoten. Het mannetje nadert haar, ook rechtop, met uitdagend opgerichte penis, en als ze vlak bij elkaar zijn bepist hij het wijfje.’ (G. Brands, Een bever als knecht. Amsterdam 1973, p. 16.)
Een nuttig gebruik maakt de egels van zijn pinnen.
Het is een beest die zich zelf levensmiddelen verschaft. Want hij klimt in een appel- of druivenboom en schudt appels en druiven naar beneden. Als ze gevallen zijn draait hij zich erin rond en steekt en prikt erin zodat hij op die manier voedsel naar zijn kroost brengt. Buiten dat hij appels op zijn rug draagt steekt hij er een in zijn mond. Als hij volgeladen is met druiven of appels en er een verliest gooit hij de rest van zijn rug en gaat opnieuw terug om weer een volle vracht op te halen. Dit naar Plinius, “egels verzamelen vruchten voor de winter, ze rollen vruchten op door op hun rug te gaan liggen en die ze op hun stekels hebben gevangen brengen ze naar holle bomen’. De Physiologus spreekt alleen over druiven en zegt dat ze die ze die naar beneden halen en zich er overheen rollen. Isidorus volgt deze versie; ‘Zo treedt ook het lid van de gemeente op de waarachtige wijnstok toe.’
Maerlant; ‘Egelvlees tot poeder gebrand en met gelijke delen pek gemengd laat in littekens haar groeien, dit zegt Plinius voor waar’. Het vlees helpt tegen haaruitval omdat de stekels op stevig haar wijzen. As van een verbrande egel dat met gesmolten pek en hars vermengd is, is nuttig en wordt gebruikt om het haar uit hoofd, of andere plaatsen, te laten groeien.
Maerlant; ‘Aristoteles zegt al blode als de een tegen de ander geniet dat ze zich staande voegen. Natuur mag elk genoegen die elke creatuur geeft waar het zijn genoegen bij heeft’.
(773) Ze paren staande, de Schepper geeft ieder schepsel wat het nodig heeft voor een tevreden leven. Aristoteles zegt dat de egel zijn wijfje staande beslaapt zodat de stekels op de rug van het wijfje hem niet zullen steken. Toch zegt iedereen dat het wijfje op haar rug gaat liggen, wat ik eerder geloof, dit is handiger.
Verdedigen.
Het insectenetende zoogdier met spitse snuit is door zijn geduchte bewapening het symbool van groot weerstandsvermogen.
Het serpent zoekt de egel op zijn hol en valt aan om de egel te doden. Maar de egel rolt zichzelf op als een bal en waar de serpent bijt krijgt hij pijn, er zijn overal stekels, hoe meer ze aanvalt hoe meer pijn ze krijgt. De egel rolt zich tenslotte op het serpent en doorboort zijn huid en vlees, ja, vele keren prikt hij zodat het vlees van de beenderen gestoken wordt, waarbij het serpent levend gescalpeerd wordt. Zijn tegenstander wordt zo gedood en zijn vlees draagt de egel op zijn speren alsof het een banier is die overwonnen is op de tegenstander in het veld.
Er is een verhaal over de haat tussen de haas en de egel want er werd een haas gezien die de stekels van een egel plukte en haar kaal achterliet zonder enige bescherming. Grote roofvogels en uilen storen zich niet aan zijn bewapening, ze hakken met hun scherpe snavels door zijn verdediging heen. De vos dwingt hem te ontrollen door hem op de rug te leggen en met zijn stinkende urine te besproeien, hij zou hem ook in het water rollen zodat hij dan moet zwemmen en te pakken is.
De wolf is ook bang en vliegt weg als hij een egel ziet.
Gebruik.
De oude Romeinen gebruikten de stekels om wollen doeken te kaarden, het was zelfs een belangrijk handelsartikel. Met de huid worden borstels voor kledingstukken gemaakt en ook op een staak bij de deur gezet om honden te verdrijven.
In de vorige eeuw maakten veehouders gebruik van het egelvel als ze een kalf het zuigen ontwennen wilden. Zij binden namelijk het zuiglustige kalf een stukje egelvel op de neus en laten het dan aan de moeder over om de zuigeling van zich af te weren.
De egel werd wel in huis gehouden om kakkerlakken en muizen te vangen. Hij wordt evenwel zeer lastig door zijn gestommel en geknor in de nacht, ook door zijn onaangename reuk.
Vondel, Vermaeckelijcke Inleydinghe LX;
Wolf en Echel;
‘De hongerige Wolf die een Egel juist moest ontmoeten
En wist niet hoe hij zijn honger aan haar mocht boeten
Vermits zij wrevelig haar borstels stak overeind
Zo sprak de Wolf tot haar: O nicht, wel bekend
Zijt voor mij onbevreesd, noch staat niet tegen mij in slagoorden
’t Is onder al ’t gedierte, gelooft mij bij mijn woorden
Bestand, ja, enkel vrede en eendracht over al
Zo dat gij niet bezorgt hoert te zijn voor een misval
Gij spreekt, zei de egel, recht, ik weet dat alle beesten
In een vast verbond staan in velden en foreesten
Doch voor de moordenaars, die lichtelijk in een haag
Gedoken mij bespieden, ik deze wapens draag
En ben niet van zins die op reis af te leggen
Wie mij onverhoeds de oorlog mocht aanzeggen
Wijs is hij die zichzelf beschermt en wel bewaard
De vijand niet gelooft die zich als een vriend openbaart
Hij ligt maar op de loer en zou u graag betrapen
Als hij u vond ontbloot van alle wapen’.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/