Kraaien
Over Kraaien
Bonte kraai, vorm, gebruik, soorten, bestiaria, naam, etymologie, verhalen van de ouden, bijzonderheden,
Uit Martinet.
Corvus corone L.
Naam, etymologie.
Corvus is Latijn voor raaf, corone doet denken aan het Griekse korone dat niets met het Latijn voor kroon te maken heeft. Het betekent al bij Homerus het kraaien en slaat op hun geluid. Naar haar is Corneille genoemd, in Frans heet de kraai corneille noire.
Kraai, boskraai, roofkrao, krie, swarte krie. In midden-Nederlands was het craie, in oud-Hoogduits Chraja of Kra (nu Krahe en Rabenkrahe) in oud-Saksisch kraja en oud-Engels crawe (nu crow en carrion crow) Dit woord stamt uit Indo-Germaanse gra omdat het aanhoudende treurende gekras naar nabootsing leidde. Het is een klankwoord, zie kermen.
Mythologie.
Coronis was de dochter van een koning van Phocis. Ze werd door Neptunus achtervolgd en in een kraai veranderd.
Een andere Coronis was de moeder van Aesculapius, (de vader Apollo) die werd door de god uit jaloersheid gedood omdat hij haar van ontrouw verdacht.
Vorm.
Het kleed van de kraai is doffer dan van de roek. Het oog is bruinachtig. De kraai trekt er als echtpaar op uit om te jagen in alle stilte. De roek in kolonies. Soms toch houden ze landdagen en kunnen dan heel gezellig met hun familie bijeen zijn. de kraai is zeven en veertig cm lang.
Het is een lawaai makende vogel, onvriendelijk en kwaadaardig bij de mensen waar ze woont.
Het eet vuil vlees en venijn, maar leeft zeer lang. Met leeftijd worden de veren witter, maar het vlees binnenin, hoe langer ze leven, des te zwarter dit het wordt.
Kraaien hebben een scherpe reuk en azen op insecten, wormen, vogeleieren, vissen, granen en vruchten. In de zomer heeft de kraai last van ziektes en eet dan noten. Hij wacht tot een duif een ei gelegd heeft om die open te breken en op te zuigen. Alles wat eetbaar is lusten ze en wat niet tegen hun geweld is opgewassen vermoorden ze. Zelfs kuikens halen ze bij de moeder weg. Nuttig zijn ze in het verdelgen van muizen en ratten en vele insecten. Aangeschoten wild hebben ze dadelijk in de gaten, nog eerder dan de honden of jagers. Ze slaan de jacht dan ook gade vanuit de lucht buiten geweerschots afstand waar ze nagenoeg alles kunnen overzien met hun scherpe blik. Zij zijn het die de hele kraaienfamilie zwart maakt bij de jagers. Ze zijn zeer intelligent. Men zegt dat ze het buskruit ruiken in het geweer, ruiken doen ze slecht, maar ze ruiken wel dadelijk lont.
Om te weten te komen of er een roofvogel vliegt hoef je maar op de kraaien te letten, vallen ze die andere vogel aan dan is dat een roofvogel.
Corvus cornix, L. de bijnaam cornix duidt op een slimme kraai in het Latijn. Van een handige oplichter zegt men dat hij zelfs de ogen van deze kraai te vlug af is.
Vergilius noemt ze sinistram: ‘de slinke, ook improham; de snode. Men wilde er mensen van een kwaad leven mee voor stellen.
Bonte kraai of grijze kraai, wniterkraai, zeekraai, schierroek, weesjongen, maaskrao.
De eigenlijke kraai wisselt af met zijn naaste familielid, de bonte kraai. Waar de een is ontbreekt de ander. Bont is eigenlijk geen goede benaming. De Friezen zeggen schiere kraaien, skiere krie of buntrok. Schier is grauw, vergelijk. Schiermonnikoog waar eens de schiere (grijze) monniken huisden. Het grauw bepaalt zich tot de kop, de rest is zwart.
De Fransman noemt die weer corneille met de toevoeging mantelee: met een mantel. Het is de Engelse hooded crow, dus met een hoed of kap. Duitse Nebelkrahe naar het vage van de kleuren.
Hij zoekt de stranden af op zoek naar schelpdieren en vandaar de naam zeekraai of buiskraai. Hij verschijnt in oktober en vertrekt weer in april, het is de winterkraai.
Geluid.
In een gesprek tussen twee kraaien zegt de ene:
‘ick weet ‘ne bra ! weet ‘ne bra !’ (gebraad)
de ander: ‘war denne, wat denn ?’
de eerste: ‘hintern barge, hintern barge’ (achter de berg)
de tweede: ‘is se fett, is se fett?’
antwoord: ‘knakendro (droog als botten)
Of hoor je een ander gesprek:
‘’k Weet ‘n aos ! ‘k weet ‘n aos !’
‘Waor zo ? waor zo ?’
‘Achter op ‘t schaopendiekske!’
‘Achter op ‘t schaopendiekske!’
‘Is ‘t vet, is ‘t vet?’
‘Old kreng, old kreng”.
Bestiaria.
Shakespeare, ‘Midsummer Nights Dream’ ii, 1, 97.
“Crows are fatted with the murrion flock’. ‘De kraaien smullen aan ‘t bezweken vee”.
Shakespeare verwijst naar de ‘many-seasoned crow’ zijn geluid is kenmerkend. Ze zijn ook gezegend met een zeer goed richtingsgevoel en vliegen altijd recht naar hun doel toe, ‘as the crow flies’.
Uit Maerlant, ‘Cornix, als ons toe is gekomen, horen wij de kraai noemen, die zijn van het raven geslacht. Edele vogels haten ze bij dag en bij nacht en bijten ze en trekken alle vogels stuk met kromme bekken, want ze zijn hun vijanden en soms komt hem schande af, want als ze hen te veel vervolgen worden die om zulks verbolgen en volgen hun jongen na en hebben daarom groot gevaar en winnen wat ze zelf bedierven lange tijden en vele malen. En als hij zo op de eieren wacht voedt hij ze dag en nacht. Leert, gij lieden van manieren, jullie kinderen hierbij bestieren, leert, gij mannen uw vrouwen te helpen met goede trouw!’.
Vondel, Roskam aen den Heer Hoofd;
‘Dus klaagt de galge, die lang ledig heeft staan prijken
Die lang geen kraaienoog van ’t grote dievenrijke
Uitpikken zag en fel van raven werd begroet
Die heen en weer om ’t aas vlogen heel benauwd
Of nu een snode Harpij dit averechts wou duiden’.
Vondel, Gezang, op het Latijnsche woordt: Tarhit sua quemque voluptas;
‘Acht elk minder dan zichzelf
Hangt steeds boven aan ’t gewelf
En ’t gewijde heeft uitverkoren
En draait om de kerke toren
Als de kraaien, ’t wuft gespuis
Om de weerhaan, en het kruis
En gaat schuw, gelijk als de uilen
In de gaten hen verschuilen’.
Uit bestiary.ca
Vliegen.
Kraaien besturen en leiden ooievaars en komen naar hen in slagorde, ze vliegen over de ooievaars heen en verdedigen die. Ze vechten tegen andere vogels en hoenders die de ooievaars haten. Ze nemen deel aan de slag tegen andere vogels met eigen levensgevaar. Een bewijs hiervan is dat in die tijd dat de ooievaars het land uit zijn de kraaien niet op die plaatsen gezien worden waar ze normaal wel waren, ook dat ze met zere wonden komen en met het geluid van bloed dat wel bekend is en met andere tekens en aanwijzingen zodat je kan zien dat ze flink gevochten hebben.
Ze zijn sociaal en beminnen het gezelschap. Vandaar heeft men een scepter afgebeeld die door kraaien wordt vastgehouden en ondersteund om de eensgezindheid en eendrachtigheid uit te beelden. Vooral daar waar dit moet wezen tussen de opperste macht beoefenaars en het gewone volk, zonder die geen maatschappij kan bestaan en geen vorst naar eis regeren kan.
Broeden.
Men zegt dat kraaien paren met de snavel, maar dat duiven trekkebekken en daarnaast een paring hebben, zo zal het ook wel met kraaien zijn. Het mannetje wiens veren meer glanzen dan die van het wijfje bemint haar onuitsprekelijk en zou liever van honger sterven dan aan haar broedende minder te geven. Onder de duizend nesten van een bos weet elk de zijne te vinden en kennen ze ook onderscheid in het gepiep van de jongen. De vriendelijkheid van de vogels is bijzonder. Want als de oude vader en moeder hun veren verloren hebben en vrijwel naakt rondgaan dan verbergen de jonge kraaien hen en bedekken ze met hun veren en verzamelen voedsel voor hen. Soms als de vader en moeder oud en verdwaasd zijn, dan ondersteunen de jonge kraaien hen en tillen ze op met hun vleugels zodat ze toch nog kunnen vliegen en helpen ze zodat ze weer herstellen
Ze leggen ijzerkruid in hun nesten om die te zuiveren van motten, wormpjes en schadelijk gedierte. Dat leert dat het huwelijksbed gezuiverd moet worden, twist en onenigheid, jaloersheid, een knagende worm, die onrust en onlust aanwakkert. Hiertoe moet de liefde boven liggen. Want is het liefdeskruid afwezig, dan worden allerlei soorten van motten en wormen knagen worden lichtelijk bespeurt.
De Physiologus zegt dat als de ene kraai sterft de ander geen nieuw huwelijk meer aangaat. Een kraai alleen te zien gaf de gedachte aan tot weduwe of weduwnaar en was dus een kwaad teken. Dit wordt op stichtelijke wijze vergeestelijkt. Nadat de synagoge de Heer had gedood, bezat ze geen echtgenoot meer. Wij willen Christus als echtgenoot in ons hart behouden, opdat de boze als echtbreker geen toegang bij ons vindt.
De kraaien zijn een symbool van eensgezindheid en liefde, naast de toegewenste lang levendheid.
Terwijl het wijfje de eieren uitbroedt wordt ze door het mannetje verzorgd. Ze gooit de eieren niet uit het nest, leert ze vliegen en houdt ze gezelschap en voedt ze nog lange tijd nadat ze vlug zijn geworden en zich reeds uit het nest hebben begeven.
Praten.
De kraai is een vogel die veel gekras, snaps en gekakel heeft waarvan de bek vaak zodanig gaat dat hij diegene verveelt waar hij bij is. Daarom wordt hij snapper en langtong genoemd. Dat men hem ook kan leren verstaanbare woorden bij te brengen toont de ondervinding. Een kraai riep kort voor de dood van Dominitianus: ‘alles zal wel zijn’.
Caussinus heeft de klapachtige kraai als symbool ingevoerd van een ongeleerde snapper die ver van de wijsheid is en zijn tijd doorbrengt met winderige woorden en zot geklap, maar ook onverstandig scheldt, lastert en buldert.
Bijbel.
Men zegt dat deze vogel in het Hebreeuws kik genoemd wordt.
Leeftijd.
De kraai is een vogel die een hoge leeftijd kan bereiken. Ovidius: ‘Die nauwelijks sterven zal, al leeft ze negen eeuwen’. Vergilius: ‘annosa cornix’, ‘de bejaarde kraai’. Theophrastus schijnt het mensdom te beklagen dat de natuur de kraaien zo gunstig heeft bedeeld, doch de mensen maat heeft gesteld.
Voorspellend.
Heidenen vertellen dat ze spioneert en leert en voorspelt over wat zal komen. Maar het is onwettig te geloven dat God zijn geheime zaken aan de kraaien zal mededelen. Onder de vele vereringen menen heidenen dat kraaien regen verkrijgen door huilen en hebzucht.
Een zwerm kraaien die opvliegt uit een bos, betekent zware en harde tijden. Vliegen ze ’s morgens naar de zon, dan wordt het mooi weer, zitten ze in de schemering bij het water dan komt er storm.
Ze is in zekere opzichten een regen- en onweersvogel. Horatius: ‘De vogel die de regen weet te voorspellen’. Ook: ‘Zo mij de hoogbejaarde kraai. Die regen voorspelt, niet zal bedriegen’.
Chaucer.
In ‘The Manciple’s Tale’, het verhaal van de kraai.
Waar van Phebus verteld wordt dat hij een kraai in een kooi bezat die hij al jaren opgevoed had en leerde te spreken zoals een gaai het kan.
‘Sneeuwwit was deze kraai gelijk een zwaan’.
Zij kon, wanneer ze zou vertellen gaan’.
Wie het ook was, nabootsen in zijn taal’.
Daar was ter wereld niet een nachtegaal’.
Die, ware het maar een honderdduizendste deed’.
‘t Kon halen bij haar wonderschoon gekweel’.
Ook had hij een vrouw die hij zeer vereerde, maar toch nooit zeker was van haar trouw.
‘Zij had een ander onder hem aan ’t koord’.
Een kerel met geen naam om van te spreken’.
Een luttel waard bij Phebus vergeleken’.
Die kwam dus toen Phebus afwezig was.
‘Toen Phebus vrouw gestuurd had om haar boel’.
Hebben ze dra hun wufte lust gedaan’.
De witte kraai zag ‘t uit haar kistje aan’.
Maar zei van wat ze deden geen woord’.
Maar nauw was Phebus thuis gekeerd, of voort’.
Zong me de kraai koekoek, koekoek, koekoek’.
Wat zing je daar, zei Phebus tot de roek?’
Je zong vroeger toch steeds een blijde noot.....’
‘k Zag hem uw vrouw beslapen op uw bedde’.
Wat wilt ge meer? De kraai deed ’t verhaal’.
Met klare tekens in krasse taal’.
Van hoe zijn vrouw haar lusten had gevoed’.
Hem tot schande en smaad. Ze wist het goed’.
Zo zei ze, want ze zag ‘t met eigen ogen’.
Toen heeft Phebus aller blik onttogen’.
Het was hem of zijn harte brak van rouw’.
Hij greep zijn pijl en boog, en heeft zijn vrouw’.
Van razernij ontzind, op slag geveld’.
Dat is het slot, meer hoeft er niet verteld’.
In wanhoop om die daad verbrijzeldie’.
Gitaar, harp, luit en salterie’.
En verder brak hij bei zijn boog en pijlen’.
En tot de kraai sprak hij na een wijle’.
O’, valsaard met je schorpioenentong’.
Jij was het die me tot dien ondaad dwong.....’
En tot de kraai sprak hij: Valse bode’.
‘k Zal je doen boeten voor je leugentaal’.
Je zong weleer gelijk een nachtegaal’.
Nu zul, valse dief, je zang verleren’.
En ook verliezen al je witte veren’.
En nimmermeer je levensdagen spreken’.
Zo moet men zich op een verrader wreken’.
Zwart zul je wezen, jij en al je soort’.
En nooit meer wordt je zoete stem gehoord’.
Maar kraaiend vlieg je storm en regen voor’.
Ten teken dat ik door jou mijn vrouw verloor’.
Metenen stoof hij op de kraaie los’.
En plukte heel haar witte vederdos’.
Maakte haar zwart, ontnam haar zang en spraak’.
En slingerde haar buitenshuis, lukraak’.
De duivel toe, aan wie zij zijn bevolen’.
En sinds zijn alle kraaien zwart als kolen’.
Kraaien zijn heksen.
Een boer reed eens met zijn wagen over een landweg voorbij een boom waarop een kraai zat die erbarmelijk begon te schreeuwen toen hij voorbijging. Hij riep de vogel toe: “jij oude heks wees stil, je kan mij niet bang maken’. De kraai begon nog harder te schreeuwen en de boer zag tot zijn ergernis dat zijn ogen scherp op hem en zijn wagen gericht waren. De boer hield zijn wagen stil en riep nog eens. Dat hielp ook niet. De boer werd driftig en stiet enige vloeken tegen de vogel uit. Plotseling gingen de vier wielen van zijn wagen los en rolden de berg af. Hij moest het voertuig laten staan en ging met de wild geworden paarden naar huis. Toen hij zijn wedervaren vertelde antwoordde men; ‘dat verwondert ons niets, dat hebben onze ouders al verteld dat kraaien heksen zijn, ze willen dat je daar blijft’.
De hoogste graad van hekserij is om iemand te laten sterven zonder dat je wat aan hem kan zien of dat hem iets ingegeven is. In Mecklenburg kleedt men bij voorkeur een dode kraai als menselijk lijk aan en legt die in een kistje en geeft de vogel door middel van een soort doopformulier de volledige naam van hem op wiens leven het gemunt is. Dan wordt de borst van de vogel geheel met naalden doorstoken en die begraven op een plaats waar maan noch zon kan komen. Al naar gelang de vogel vergaat sterft de mens wiens, naam het gegeven is, langzaam weg.
Op de Blauwe Hoeve te Pitten, (West-Vlaanderen) woonde een Duitse boer die een toverboekje had. Eens toen hij zijn koffer had vergeten af te sluiten maakte de pachter van de gelegenheid gebruik om in dat boekje te lezen. Het stond vol vreemde woorden waarvan hij niets verstond. Maar weldra zag zijn hof zwart van de kraaien die een hels lawaai maakten. De paarden stonden te stampen, de koeien te loeien en de hond huilde. De boer merkte dat er onheil was en snelde toe. ‘Ongelukkige’, riep hij, ‘je hebt alle duivels van de hel ontboden. Nu staan ze tot je dienst. Maar als je hun geen werk boven hun krachten kunt opleggen, voeren ze je levend naar de hel’. En de zoldertrap oplopend stortte hij door het venster een zak koolzaad over de houtmijt uit. ‘Helse geesten, zoek alle zaadjes’. In een ommezien was die taak volbracht. De kraaien brachten elk zaadje, zo talrijk waren ze. Nu goot de boer een schotel melk in de vijver en de kraaien moesten de melk van het water scheiden en terugbrengen. Dat ging echter hun krachten te boven en vervaarlijk schreeuwend verdwenen ze uit het gezicht.
Onzichtbaar.
Bij de kraaien vinden we ook een onzichtbaar makend middel.
In Oldenburg neemt men uit een kraaiennest een jong en bindt die zowel boven als onderaan de snavel vast met touwtjes zodat de bek wijd openstaat. Die wordt een voet hoog boven het nest opgehangen. De moeder die komt om het jong te voeren, kan dit jammerlijk hangen niet aanzien en vliegt weg en haalt een kogel die onzichtbaar maakt. Die steekt ze in de opengesperde bek en ziet de akeligheid niet meer en is tevreden. Merk je nu onder de boom dat de oude kraai niet meer onrustig is dan weet je dat het jong de kogel in zijn bek heeft. Pak die weg en je kan je zelf er onzichtbaar mee maken door de kogel in je mond te steken.
Dieven.
Onder de kraaien zijn ook stelers.
Vorst Primislav miste zijn zegelring. Een van zijn schildknapen die de schijn tegen had liet hij als dief van de toren werpen. Lange tijd later toen ze in een nabijgelegen bos op jacht waren werd er een eik omgehakt. De boom viel neer en men vond in zijn top een kraaiennest waarin de ring lag. Diep ontroerd ging de vorst onmiddellijk naar de stad terug en liet uit het hout van de eik een beeld van een kraai maken en bevestigde die aan de toren.
De pennen worden tot klavecimbels gebruikt.
Als een kraai de kans heeft om de rest van het vlees te eten waaraan een wolf heeft gezeten zal diezelfde kraai spoedig sterven.
Vondel, Vermaeckelijcke Inleydinghe XXIII;.
Een Kraey en ’t Schaep;
‘Een hongerige Raaf, tot stelen altijd vlugge
Vloog ’t witgewolde Schaap op zijn bonte rugge
Uitplukkende van ’t vlies de wol gelijk verwoed
Doorpikt ’t blanke vel, en zuipt ’t onnozele bloed
Het Lammeken lijdt smart, doet niet dan droevig blaren
Maar kan de vogel noch verschrikken noch vervaren
Dat hij ten slotte spreekt; bloedzuipende tyran
Gij zijt voorwaar op mij een dapper held en man
Op mij, onnozel dier en weerloos heel met allen
Maar, heb eens de moed het hert, de hond eens aan te vallen
De raaf wordt niet bewogen, noch luistert naar die zang
Zuipt ’t jonge lammeren bloed, gaal vlijtig haar gang
De klachten zijn vergeefs, vergeefs zijn al die tranen
Hij lacht in haar verdriet, hij groeit in haar smart
En voedt met haar druk de blijdschap in zijn hart.
Spreekwoorden.
Kind nog kraai hebben. =Geen bloedverwanten hebben, zie haan.
Een bonte kraai maakt nog geen winter. =Je kan geen gevolgtrekking maken uit een enkel geval.
De kraaienmars blazen. =Sterven, naar het droevige klagende geluid dat men in het gekras hoort.
Een moord (een geheim) komt uit, al zouden de kraaien het uitbrengen. Oud volksgeloof, zie Prediker 10:20 ‘Vloek de koning niet... want het gevogelte des hemels zou de stem wegvoeren en het gevleugelde zou het woord te kennen geven’.
Twee kraaien pikken elkaar de ogen niet uit. =Twee schelmen doen elkaar geen kwaad.
De tijden worden slecht, zei de kraai, toen de galg werd afgebroken. =Ieder kijkt de wereld met zijn eigen ogen aan, men beoordeelt de zaak naar men er belang bij heeft.
Hij weet er net zoveel van als de kraai van de zaterdag. =Hij heeft er niet het minste begrip van.
Een vliegende kraai vindt altijd wel wat. = Als men er maar op uittrekt, dan verdien je allicht de kost. Wie thuisblijft en geen moeite doet, heeft ook geen fortuin.
Houden de kraaien school, zorg voor hout en kool. =Het begint dan hard te vriezen.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaen...