Mol
Over Mol
Talpa, Bijbel, vorm, gebruik, soorten, bestiaria, naam, etymologie, verhalen van de ouden, bijzonderheden,
Naam, etymologie.
Talpa: mogelijk van Latijn voor poten, zolen.
Talpa europaea. (uit Europa)
Mol. In midden-Nederlands was het ook mol, het is de Engelse mole, in midden-Engels was het molle of mulle, in midden-Latijn mulus, vergelijk hierbij het Angelsaksische muha: heuvel of hoop. Daarnaast werd het oud-Hoogduitse Multwurf tot Maulwurf, het laatste deel betekent werpen zodat dit woord eigenlijk aardwerper betekent. In streken van Engeland komt mouldwarp voor, literair de stofwerper. In Gelderland heet het graafmuul, in Friesland mole, in Groningen wule, in Drenthe wient.
Uit Buffon.
Bestiaria.
Vorm.
(117) Een mol is een klein beest die wel wat op een muis lijkt.
Is dertien cm lang met een knotsvormig staartje van drie cm, het vrouwtje is iets kleiner.
Soms vangt men wel eens een witte mol. Meestal zijn ze zwart zodat ze niet telkens in de zwarte aarde smerig worden.
Ze zijn voorzien van korte en scherp genagelde pootjes. Die zijn gevormd als spaden en houwelen om de grond los te hakken en de aarde weg te kunnen schoppen.
Hij heeft een snuit als een zwijn en graaft daarmee in de aarde en gooit op wat hij graaft.
De natuur heeft het van een scherpe snuit voorzien, het voorste gedeelte der knieën heeft dit bijzondere dat het dubbele beentjes heeft die kort zijn welke in het schouderbeen aanstonds worden ingevoegd om des te sterker kunnen graven uit hoofde waarvan de voorste poten en vingers niet naar beneden maar ter zijde staan. Het is merkwaardig dat ze in die smalle gangen even snel voor als achteruit kunnen gaan. Het bijt en eet wortels onder de grond.
Maerlant; ‘Aristoteles die zegt het, alle dieren die genieten plegen, uitgezonderd de mol, ogen te hebben, maar hij wil daarbij getuigen van diegene die het wel kennen zonder waan te zeggen waar zijn ogen zouden staan en dat hij er geschapen ogen vindt al is hij van naturen blind. En hierin mag men mede de edelmoedigheid opmerken van onze schepper die elke creatuur geeft wat het zo met recht heeft, de mol heeft ze niet nodig. Plinius die zei het al blode dat niets zo goed hoort als een mol als hij in zijn duister hol is en dat is een wonder geopenbaard want alle geluid die slaat opwaarts’.
Ze hebben oren die niet buiten het lichaam staan zoals andere dieren, maar die de gedaante van een gaatje vertonen en geplaatst is tussen hals en schouders en met dicht sterk haar bezet is. Mollen hebben geen oren en toch verstaan ze alles wat ze zelf zeggen. Ze zijn scherp van gehoor zodat ze de minste klanken in die onderaardse gewelven kunnen opvangen.
Het haat de zon en zal niet boven de aarde leven. Men zegt dat er bij de Joden vanouds een spreekwoord was, ‘iets voor de mollen en vleermuizen werpen’, dat is dingen weg te werpen, verdonkeren. Hij is verdoemd in altijd blijvende blindheid en donkerte en heeft geen ogen, het is een blinde mol. De Egyptenaren tekenen een mol als ze een blind mens voorstellen. Omdat ze het licht schuwt is het een symbool van onwetendheid, maar ook van valsheid en leugen die het licht der waarheid niet verdragen kan en zich dus tracht gedekt te houden. Wegens de blindheid is het onwetend in goddelijke, tot zaligheid noodzakelijke zaken, tot zo lang hij van de Here verlichting des ogen en verstands ontvangt. Zo lang is hij ziende blind, hij heeft ogen doch ziet niet, een hart, doch merkt niet op. De mol heeft geen ogen omdat men de in zijn pels verstopte ogen voor blind hield, vandaar heet hij Captus oculis. Diegene die de huid er voorzichtig af haalt en goed toekijkt zal daarbinnen de ogen verborgen vinden. Sommigen denken dat de huid zal breken van angst en zorgen in zijn stervensuur. En dan begint hij zijn ogen te openen die levend gesloten waren. Ze hebben een aardig snuitje en zien met oogjes niet veel groter dan een speldenknop. Dus zeer klein omdat er onder de grond weinig te zien is. Diep zijn de ogen in een holletje gezonken met haartjes omringd die ze kunnen uitspreiden om indien nodig wel te kunnen zien. De mol komt vaak uit de aarde als het dorst heeft, maar kan dan niet weer in de aarde terugkomen omdat hij niets ziet.
(De blinde mol, Talpa caeca, die voorkomt in Z. Europa en Azië is werkelijk blind, de ogen liggen onderhuids)
Het ontstaat uit vochtige, smerige en vuile aarde wat enigen beweren.
Vergilius:
‘De veldmuis bouwt haar nesten in d’aarde, en sticht er schuren
Het blinde molshoofd wroet hier holen met den muil’.
Men dacht dat de mol een soort zwarte aardmuizen waren. Hesychius: ‘de mol is een ongeoogde muis die de aarde doorboort’. De aarddoorboorder, de delver, de mijner, ja dat hebben ze geleerd van de elfjes. Ze leggen een voorraad wormen aan die ze de kop afbijten en dan op hopen gooien, soms zie je zo honderden op een hoop.
Shakespeare, Pericles I,1,102: ‘De blinde mol werkt grond’.
Hoog op en meldt, hoe de aarde van de mensen’.
Verdrukking vol is’ t beestje sterft er voor’.
Hamlet, 1,5,150:
Braaf, oude mol, graaft gij zo snel in de aard?’
Een wakker delver’.
Moldwarp zie je in 1 King IV, 3,1,149.
King Richard IV, III,1,149: ‘Sometimes he angers me’. ‘Soms maakt hij me toornig’.
With telling me of the moldwarp and the ant’. Door wat hij mij vertelt van de mol en de mier”. Dit heeft betrekking op een oude Wallische overlevering waar een verdrag gesloten werd tussen Mortimer, Heetspoor en Glendower, volgens het geloof aan een profetie, waar zij drieën koning Hendrik voor de mol hielden die door Gods mond vervloekt was en ze zichzelf hielden voor de draak, de leeuw en de wolf die het rijk zouden verdelen.
Nederrijns moraalboek, Bestiaria d’Amour, rond 1250; ‘En alzo als een dier die mol heet en die niets ziet die heeft de ogen onder het hart. Maar hij hoort zo goed dat niemand tot hem kan komen, hij wordt het gewaar zodat hij niet gewond wordt zodat er bloed uitgaat. Nu verbetert de natuur haar gebrek met horen zodat er geen zaak is dat leeft dat zo goed hoort. Want het is een van de vijf dieren die de andere verhoogt vanwege de vijf zinnen. Want van elke geest zijn er dieren die alle andere verhogen zoals de lintworm, dat is een kleine worm en wit. En die ziet door drie muren of door drie wanden. En deze heeft de natuur goed voorzien. En in de mol in het horen en de vogel die gier heet in het ruiken. Want hij ruikt wel een dood paard over drie dagen ver. In de apen met smaken en in de kikker met tasten. En nog heeft de mol een andere uitzonderlijke natuur bij zich. Want het is een van de vier dieren die van de vier elementen leeft waar de wereld van gemaakt is. En elementen zijn er vier, dat is vuur, lucht, water en aarde. En de mol die leeft nergens anders van dan van de aarde. En de haring niets anders dan van water en de kameleon van de lucht en de salamander van vuur, dat is een witte vogel en voedt zich in het vuur. En van zijn pluimen maakt men die lakens die men schoon maakt in brandend vuur. En deze natuur namelijk heeft de mol. En aan haar zo is wel bezocht de kracht van de stem. En het is een groot wonder dat horen het gebrek van het zien veranderen mag’.
Uit Maerlant; ‘Talpa, dat is in Vlaams de mol, die onder de aarde zijn hol maakt en is een blind beest.
Vondel, Op schilderkunst, tekeningen en marmerbeelden;
‘Het gezicht’, ‘De blinde, die weleer aanschouwde ’t lieve licht
Kan getuigen, wat ze missen het gezicht
Te wroeten als een mol, in duisternisse en dromen
De blinde is half dood. Men leeft door ’t oog volkomen’.
Maerlant; ‘Van de aarde groeit het, naar de jeeste, beide is het dat hij de aarde bemint en leeft van wormen die het hierin vindt. Landlieden laat hij veel vertornen en eet de wortels onder het koren. Soms komt hij er wel uit. Dik is zijn haar, pikzwart zijn vel. Een mol tot poeder verbrandt en met het wit van een ei gemengd en het aanschijn daarmee gewreven heeft melaatsheid vaak verdreven. Zijn bloed, zegt ze, laat groeien haar op een kaal hoofd, dat is waar’. Omdat een mol geen warmte aanneemt heeft de mol de kracht om als je zweterige handen hebt er een tussen je handen laat sterven dat je daar verder geen last meer van zal hebben.
A. Magnus; ‘Talpa een mol is een beest die genoeg bekend is. De krachten van dit beest is wonderbaarlijk zoals het gehoord wordt van filosofen. Als de voet er van gewikkeld wordt in het blad van een laurier en gedaan in de mond van een paard zal hij wegvliegen van angst. En als het in een nest van een vogel gedaan wordt zullen er nooit geen jonge vogels van die eieren komen. En als je mollen wil verdrijven, doe het in een pot en snelle zwavel aangestoken dan zullen alle mollen daar tezamen komen. En het water van dat kooksel maakt een zwart paard wit.’
Mollenbloed gesprenkeld op een kaal hoofd maakt dat de haren terugkomen. Voor het veranderen van haar van paarden van zwart naar wit, neem een mol en kook die in zout water of leem drie dagen achter elkaar en als het water of leem verteerd zal zijn doe er nieuw water of leem bij. Als je dat gedaan hebt was je de betreffende plaats met het water of leem dat nog heet is en terstond zullen de zwarte haren afvallen en in een korte tijd komen er nieuwe witte terug.
Als je een levende mol verbrandt in een lege pot tot kool helpt dit poeder tegen de vallende ziekte. Een mollentand in een zakje gedragen geneest de jicht. De linkervoorpoot van het beest dat in de kleren genaaid of onder de linkerarm gebonden wordt brengt geluk. Een beurs die uit het zachte vel gemaakt wordt wordt nooit leeg, vooral niet als er ook de kop van een hop en een penning in zit. Het roodgele sap van Chelidonium noemt men in Siebenburger trudemelch: tovermelk, het effect op wratten. Zo werd het ook genoemd bij Tiroolse rovers. Als je het kruid in april of september plukt en het om het hart van een mol wikkelt en dat bij je draagt geeft de bovenmenselijke kracht die geen tegenstander kan weerstaan.
Laat je een mol op je hand sterven dan krijg je veel geld. Als je het bloed van een mol in een sterke drank bijmengt vermindert dit de ziektes. Als een soldaat zijn zwaard in het bloed van een mol steekt met het sap van Pimpinella, voordat hij naar een slag gaat, zal zijn zwaard harder bijten en meer kwaad doen.
Sinds aloude tijden heerst het geloof dat het vet, bloed, ingewanden en het vel gezondheid verlenende krachten bezitten. Nog lang geloofde men dat je van de koorts genas als je een mol op je vlakke hand liet sterven. Vele oude vrouwen geloven dat ze de ziekte door het gewoon opleggen van hun hand helen kunnen als ze die hand daarvoor door een stervende mol gehaald hebben.
Om het krijgen van tanden gemakkelijker te maken hing men wel drie levend afgebeten poten van de mol de kinderen om de hals en dan zal de tand het tandvlees doorboren, evenals de mol met zijn voorpoten door de aarde wroet. De poten gelden als amulet tegen hals pijnen, aan een snoer verlichten ze het tanden krijgen bij kleine kinderen. Plinius meldt die zaken al, 543 XXX 7. De poten van de mol genezen een harde zweer en de knobbels onder de huid die je krijgt als je veel molshopen verstoort. ‘Wanneer iemand met de blote rechterhand een mol in het midden vast houdt en die zolang daarin houdt tot hij dood is dan verkrijgt die hand het vermogen om dusdanige kankergezwellen voordat zij opengebroken zijn geheel te laten verdwijnen. Men behoeft dan slechts enige malen over dezelfde te wrijven’. Het dragen van een mollenpootje door een kind dat tanden moet krijgen is nog kortgeleden in gebruik geweest. De analogie tussen de gravende mol en het doorwroeten van het tandvlees door de komende tanden speelt hier een rol. Het pootje wordt dus als amulet gebruikt en is nu tevens een middel tegen stuipen die vaak tegelijk met het doorbreken van de tanden optreden. Toen de betekenis hiervan verloren ging werd het mollenpootje ook gebruikt bij andere kwalen als hoofd-, kiespijn en kinkhoest.
Mollen lopen op vaste tijden door hun gangen. Meestal om de drie a vier uur. Zet je een val of wil je ze levend vangen dan ga je tegen elf uur of drie uur naar een mollengang en wacht rustig tot de mol komt. De gang heb je de avond tevoren al vast getrapt zodat je kan zien of de mol al langs is geweest. Is dit niet het geval, dan wacht je rustig. Het kan soms wel even duren. Beweeg je niet of verzet geen stap, de mol hoort de lichtste trilling. Neem een schep in de hand en steek die snel achter de mol en werp hem dan met grond en al omhoog.
Shakespeare, 1 King Henry IV, iii, 1,14’; 9.
‘Pray you, tread softly, that the blind mole may not’. ‘Ik bid u stil, opdat de blinde mol’.
Hear a foor fall’. ‘Geen voetstap hoor, wij zijn hier bij zijn kluis’.
Caliban in Tempest 4,1,170:
‘Ik bid u, sta stil, opdat de blinde mol’.
Geen voetstap hoor’.
Uit bestiary.ca
Bijbel.
Het viervoetige dier wordt onder de onreine dieren gerekend, Leviticus 11:30, omdat het geen verdelende klauwen heeft of herkauwt. ‘Tinshemeth’ komt in Leviticus 11:29 voor, wat onduidelijk is, het wordt ook wel vermeld onder de naam hagedis. Men vindt de Hebreeuwse naam chapher dat boren, graven of doorboren betekent als een dier die hier geheel zijn werk van maakt. ‘chapharparah’ verschijnt alleen in Jesaja 2:20 ‘voor de ratten en vleermuizen te werpen’ of mollen, hoewel die combinatie onduidelijk is.
Halen we de aarde weg zien we eerst een cirkelvormige gang, g, de bovenste verdieping van het huisje. Hierin zitten 2 a 3 openingen, het begin van kanalen, h, die naar beneden voeren, de slaapkamer, c, die met mos, grasjes en bladeren belegd is, door de pijpen, f, komt de mol in een tweede kringvormige gang, e, hiervan uit strekken zich gangen in alle richtingen uit, d, zit een wezel hem achterna kan hij door een noodgang b, vluchten, een soort geheime tunnel uit zijn slaapkamer, c.
Molshopen.
De aardhopen waaronder ze huisvesten en hun jongen grootbrengen zijn groter dan de andere hopen. Ze bestaan uit een fraai gemaakte boog die ondersteund is tegen instortingen door pilaren die van aarde zijn gemaakt en met kruiden en wortels gemengd en zo vast tezamen geklopt dat het water deze woning niet kan binnendringen. Loopt het water over de weiden dan zijn ze listig genoeg om hun leven op de waterwilgen te redden. Op een boom heeft men er soms wel twintig zien zitten.
Die hopen worden steeds weer geslecht, maar telkens komen er nieuwe. In een oud boek vond een edelman de aanwijzing dat hij die hopen op de 9de maart moest slechten waardoor ze niet meer tevoorschijn zouden komen. Hij deed dat en zag ze niet meer verschijnen. Op dat bericht wilden er meer aan de gang. Maar de 9de viel op een zondag. De arbeiders kon men toch moeilijk op die dag aan het werk zetten. In een weide werd de proef uitgevoerd en ziedaar, de hele zomer geen nieuwe opgewroete aardhopen meer.
Liefde.
Als twee mollen elkaar ontmoetten zijn ze zeer jaloers. Het spreekt vanzelf dat in de strijd die tussen hen ontbrandt geen kwartier wordt gegeven, het eind van zulk gevecht is altijd dat de overwonnene door de overwinnaar wordt opgegeten. Hij laat geen enkele gast toe in zijn onderaardse woning. Een ander leven vangt in de paartijd aan dan verlaten de mannetjes hun holen en zwerven bovengronds rond om andere mollenpaleizen op te zoeken en hier bezoeken af te leggen. Eindelijk vindt een mannetje na veel moeite en strijd een wijfje en tracht dit door goedheid of geweld aan zich te binden. Hij vestigt zich daarna met zijn liefje in zijn eigen of haar hol en legt hierin gangen aan die op gewone jachtgangen lijken maar voor een geheel ander doel bestemd zijn, namelijk om het wijfje erin op te sluiten wanneer zich een medevrijer vertoont. Zodra hij zijn lieve wederhelft op die wijze in veiligheid heeft gebracht, keert hij onmiddellijk naar zijn tegenstander terug. Beiden verwijden nu de gang waar ze elkaar ontmoet hebben tot een strijdperk en vechten op leven en dood. Intussen tracht het opgesloten wijfje haar vrijheid te herkrijgen, graaft nieuwe gangen en verwijdert zich al verder en verder van haar gevangenis. De overwinnaar ijlt haar achterna en brengt haar weer terug. Na velerlei strijd geraken de beide grommige kluizenaars aan elkaar gewend. Ze graven nu gemeenschappelijke gangen om zich te beveiligen en ten behoeve van hun kostwinning. Het wijfje legt een nest aan voor de jongen, in de regel daar waar zoveel mogelijk gangen samenkomen om bij gevaar zo snel mogelijk te kunnen vluchten. Na een draagtijd van ongeveer vier weken werpt het wijfje drie a vijf blinde jongen, niet groter dan een boon.
Sagen.
Het dier is in Sleeswijk-Holstein van adellijke afkomst. Er was eens, lang geleden een edelman die van de slagersrekening het gewicht van de botten aftrok omdat hij die niet, maar vlees wel besteld had. De slager ging er tevergeefs mee naar de rechtbank en zo ging het met alle slachters in de omgeving. Eindelijk verwensten ze hem gezamenlijk tot een dier onder de aarde die alleen vlees zonder botten zal eten en zo werd hij een mol. Die leeft voornamelijk van wormen en insecten, maar ook van haar eigen natuurgenoten en muizen.
Op Rugen was dat anders. Daar was het een trotse prinses die geen genoegen nam met de bruidegom die voor haar was uit gekozen. Ze werd daarom door die verwenst. Ze schrompelde ineen en haar zwarte zijden kleed sloot zich als een diepzwarte fluwelen pels om haar heen. Ze werd een mol.
In het wapen van Schermerhorn vertoont zich een mol, daarom heten alle Schermerhorners mollen.
Voorspeller.
De Romeinen kenden grote voorspellende kracht aan de mol toe, Plinius. Als een man het hart van een mol eet die vers uit de maag is genomen zal hij in staat zijn om waar te zeggen en toekomstige dingen te voorspellen. Uit de richting die hun lopen of ritten maken kan je ook voorspellen. Gaat er een voor, langs of in een huis dan heeft daar een sterfgeval plaats. Maakt een mol een molshoop onder de huisgevel of washuis moet daar spoedig iemand sterven. Op andere plaatsen is het een goed teken als de mol zijn weg naar een huis neemt, al gauw zal er bruiloft gevierd worden.
Keats.
‘Who hath not loitered in a green churchyard’.
And let his spirit, like a demon mole’.
Work through the clayey soil and gravel hard’.
To see skull, coffines bones, and funeral stole.
Pitying each form that hungry Death had marred’.
And filling it once more with human soul’.
Verdrijving.
Een mol die ingesloten is in een aarden pot, wat op het vuur gezet wordt, zal andere mollen roepen met een treurende stem. Als je mollen wil vangen, neem ui, knoflook of prei en doe dit in de opening van hun hol, je zal zien dat ze er snel uitkomen alsof ze verbaasd of verbijsterd zijn.
Het spinnen op Goede Vrijdag is in het algemeen ongeoorloofd, het brengt ongeluk en schade en onder andere vele mollen. Om die te verdrijven worden vlierstokjes om het vlasveld gestoken. Ook de ratelpopulier die op Goede Vrijdag is gesneden heeft een goed effect. Kruisen die gemaakt zijn van de op Pasen gewijde palmen helpen ook. Een sympathische kuur om je van mollen te ontdoen wordt in Mecklenburg toegepast. Een kuis meisje neemt drie zondagen achter elkaar voor zonsopgang van drie molshopen wat aarde en zegt:
“Mullworm, folg mi,
De reiden Jungfer drecht dir
In drudd Nawers Wisch”.
Het gevolg is dat de derde buurman de mollen in zijn weiland krijgt.
Vondel, ‘Den Gulden Winckel der konstlievende Nederlanders, XXXI;’ ‘Den Krijg werd opgekweekt, men ging de zinnen scherpen En met de blinde Mol een aarden wal opwerpen’.
Vondel, ‘De Leeuwendalers’;
‘....Kus mijn wangen
Mijn lippen, mond, en handen, dat ik u strijke en streel
En afwis stof en zweet. Geen molsvel, geen fluweel
Is zachter dan dit vel’.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/