Panter

Over Panter

Vorm, gebruik, soorten, bestiaria, naam, etymologie, verhalen van de ouden, bijzonderheden,

Naam, etymologie.

Panthera pardus: (Felis panthera, Pardina panther)

Panthera; Latijn van Grieks voor luipaard, plunderaar van alles, dieren, mogelijk uit Sanskriet, van pundarikam; tijger.

Panter, zo heette het ook in 1620, in noord-Hoogduits was het panther (nu Panther) in Angelsaksisch pandher (nu panther) dit stamt van Latijn panthera en dit uit Grieks panther wat komt van oud-Indisch pundarikas; tijger.

Luipaard wordt meestal genomen voor dieren uit Afrika, de naam panter voor Aziatische dieren. Zie luipaard.

Uit Buffon.

Vorm.

De vorm van de panter lijkt enigszins op die van een kat. Zijn kleur is helder bruingeel, met zwarte ringvormige vlekken waarvan sommige kleinere zwarte vlekken in het midden hebben. De benedenste delen van zijn lichaam zijn wit. Zijn haar is kort, glad en glinsterend.

De panter is wild, vlug en bloeddorstig. Hij beklimt de bomen met de vlugheid van een kat en bespringt zijn prooi uit schuilhoeken net als de tijger en andere dieren uit het kattengeslacht.

Is vlot van voet, een dier van de wildernis die op zijn gewurgde prooi slaapt. De bloedige panter wordt gevonden op Hydaspes zijde van de Oosterse Indus waar het zijn tanden koelt nadat hij het bloed geproefd heeft van een geslagen hert. Het steelt geregeld en wordt vaak gevonden in gezelschap van gevaarlijke tijgers, hyena’s en andere verscheurende dieren.

Zijn kracht is verbazend, hij kan de nek van een volwassen koe breken en draagt schapen over een muur van een paar meter. Hij voedt zich alleen met de grote dieren, vee, paarden en zal zelfs een olifant aanvallen. Vaak is het een menseneter. In het Gwalior district heeft er een eens vijftig mensen gedood.

Maar de panter is wel sierlijk, het is een van de mooiste creaturen van het gevlekte soort. In de Oost is een panter taille, de pantersierlijkheid, een stereotiepe uitdrukking om een Oosterse schoonheid te beschrijven.

Bestiaria. (zie luipaard)

Uit Maerlant, ‘Panthera, als schrijft Solijn, is het schoonste dier dat er mag zijn. Gespikkeld als ronde appeltjes en van verf zo fijn, blauw, rood, zwart, geel en wit dat hem zo uitermate schoon zit. Dit dier is niet wreed, alleen de draak heeft leed’. (117) De panter is bevriend met alle beesten, behalve de draak want die haat hij zeer en de draak mijdt hem. Het is een beest die geverfd is met kleine rode vlekken zodat zijn huid vol met ogen lijkt te zitten.

Nederrijns moraalboek, Bestiaria d’Amour, rond 1250; ‘alzo als het is van de dieren als ze de adem van de een dier aanbevelen dat panter heet en volgen het dier na tot de dood vanwege de zoete adem die van hem komt.’

Maerlant, ‘Physiologus die zegt dat het zat te eten pleegt van specerijen der aarde in menigvoud en in zijn hol gaat, dat is zijn manier, en slaapt drie dagen, dan werpt het een bijzonder geluid uit, alle beesten die zijn geluid horen voorwaar volgen hem na en door zijn zoete lucht, maar van zijn hoofd zijn ze bang omdat het zo ijselijk is, van achteren volgen ze hem, de draak alleen is verward en vliedt te hole waart’.


(117) Als hij heeft gegeten, genoeg en vol verbergt hij zich in een hol en slaapt drie dagen lang en komt er daarna uit en huilt. Uit zijn mond komt een zeer goede en aromatische geur die zoet is en vanwege die zoetheid volgen alle beesten hem, alleen de draak is er bang voor. Als die zijn geluid hoort vlucht hij in een grot want hij kan niet tegen de geur, vloekt in zichzelf en wordt er niet goed van en huilt dat zijn geur zo venijnig is. Christus is de ware panter om ons uit de klauwen van de draak te bevrijden. Hij daalt na zijn dood in de grot af om ons uit de macht van de duivelse draak te redden. Op dezelfde manier stond onze Heer Jezus Christus op uit de slaap des doods en trok alle volken tot Hem door Zijn “zoete reuk”. Zoals de psalmist zegt: “De koningsdochter is helemaal heerlijk vanbinnen; haar kleding is van bewerkt goud”; dus de versiering van onze Heiland is gevarieerd door kuisheid, reinheid, zachtmoedigheid, vriendelijkheid, vrede, matigheid en elke voortreffelijkheid. Nogmaals, in de woorden van de wijze man: “Vanwege de geur van uw goede zalven, is uw naam als een uitgegoten zalf, daarom hebben de maagden u lief.” “Teken me, we zullen achter je aan rennen.” “De geur van uw zalven”, zegt hij, “beter dan alle specerijen.” Ook de passage in Hosea (vers 14), die in de Septuaginta luidt: “Ik zal voor Efraïm zijn als een panter en als een leeuw voor het huis van Juda”, wordt het relevant aangehaald. Ten slotte maakt Christus, net als de panter, “de draak, die oude slang, die de duivel is”, lastig.

P. de Beauvais: ‘Zo trekt ook onze Heer, de ware panter, door de heilige menswording de mensheid tot zich die de draak, dat wil zeggen de duivel, in een dodelijke greep hield; zoals David de profeet zei: Opgaande naar de hoge hemel bevrijdde Hij ons uit onze ellende en schonk de mensen gave. Dat de panter gevarieerd voedsel tot zich neemt betekent dat onze Heer de hele mensheid en alle mensen en alle volkeren bevrijdde uit de greep van de duivel toen Hij uit de hemel neerdaalde in Zijn goedheid bij ons bleef en van ons Zijn zonen maakte en in vervulling deed gaan wat bij de profeet eerder had gezegd: ‘Ik ben als een panter’. ‘‘

Aristoteles meldt dat de dieren dol zijn op de geur die hij afgeeft, zodat als hij op jacht gaat zichzelf verbergt en dat andere dieren naderbij komen en naderbij komen en met deze strategie kan hij alle dieren pakken, zelfs snelle dieren als herten. De panter zijn adem was beroemd om zijn zoetheid.

De Physiologus geeft een vrij wel gelijke versie. Of nadat ze ontwaakt is komt een laag, zoet vibrerend geluid uit zijn mond, gelijk met het gezang een heerlijke stroom van zoet geurende adem, heerlijker dan alle bloemen en kruiden of het bloeien van bomen. Dan komen van burchten, van de zetels van koningen en van kastelen, troepen soldaten en de snelle lansdragers en alle dieren om het gezang te horen en de geur te ruiken. Zo is de Heer en zo de hoop op redding die hij geeft. Dat is een edele geur.’ Het is het symbool van Christus, vooral omdat hij ook drie dagen slaapt.

Uit mediavalworlde.blogspot.com

Ben Johson: “You have a tongue steeped in honey, and breath like a panther”.

Zo houdt de panter van geurende planten en specerijen en kan daarom niet tegen uien. Als het huis ingesmeerd wordt met knoflook zullen panters en luipaarden wegrennen. De panter is zoet ruikend. Toch is de panter zelf gevoelig voor geuren en onder een van de middelen die gebruikt werden om hem te temmen was lavendelwater. Daar lijkt het beest van te houden.

Zijn zoete adem werd wel met vlammen vergeleken, zo wordt hij dan ook afgebeeld, vaak nog met adelaarsklauwen.

Een deel van deze traditie komt waarschijnlijk voort uit een mythisch dier die ‘panthera’ genoemd werd waarvan de beenderen van grote glans waren met een exquisiete geur. Een van de drie ‘rariteiten’ die Reintje de Vos van de koningin had gekregen was een kam. ‘Deze kam was gemaakt van de beenderen van een edel dier die Panthera werd genoemd. Die leefde tussen het grote India en het aardse paradijs. Het is zo mooi dat het de lieflijkste kleuren onder de hemel heeft, zijn geur is zo zoet en gezond dat het alle ongezondheid geneest. Het is de geneesmeester van alle dieren die hem volgen en heeft een stevig been, breed en dun, waarin als het gebroken is alle krachten van het dier opgesloten liggen. Het kan nooit gebroken of verteerd worden door een van de elementen, toch is het zo licht dat een veer het omlaag zal drukken en kan een goede polis geven’.

Mulder: De panter is een van de dieren die met Christus vereenzelvigd werden: Christus overwon de duivel (‘de oude slang’; tussen draak en reuzenslang bestond geen duidelijk onderscheid) en rustte drie dagen in het graf, voordat Hij opstond uit de doden. Alle mensen volgden Hem zodra ze Zijn stem hoorden.

De heerlijke geur die hij verspreidt - het woord panter heeft in het Grieks, en misschien ook in het Latijn, behalve de panter ook de civetkat aangeduid, een klein roofdier met een gevlekte vacht. Civet, een grondstof voor parfums en zeep, wordt afgescheiden door de aarsklieren van deze katachtige. Misschien moet hierin de herkomst van de berichten over de verlokkelijke adem worden gezocht.’

Maerlant, ‘Als pantera dat ziet dat men zijn hoofd vliedt steekt het zijn hoofd in de hagen en laat het andere uitsteken omdat het zo schoon is en de andere dieren die bij hem zijn worden door de lucht bedrogen en bij het opzien van de ogen, want het schiet daar in de hoop en neemt zijn prooi zonder loop. De panter is schitterend gekleurd, blauw, geel, rood, zwart en wit, het is een lust voor het oog (117) Alle viervoetige beesten hebben aardigheid in de verschillende kleuren van panters en tijgers, maar zijn bang voor hun afzichtelijke hoofden en daarom verbergen de panters hun hoofden en draaien die beesten de andere kant van hun lichaam toe zodat ze gepakt worden als ze zo gedraaid zijn en dan opgegeten.

Maerlant, ‘Op zijn schouders draagt het mede een vlek daar ter stede die naar de maan is in elke maand altijd groeit en vermindert’. (117) Ze hebben een merk op hun schouder die op de maan lijkt en die groeit en verdwijnt net als de maan, soms laat dit een vol kompas zien, soms hol en gepunt met tippen als horens.

Maerlant; ‘Dit dier draagt maar een worp want zijn jongen die bederven en verscheuren hun moeder van binnen zodat ze nimmermeer mag winnen’. (117) Dit beest werpt maar een keer, de reden daarvan is algemeen bekend want als de welp groter wordt in de baarmoeder haat ze de moeder en verwondt haar huid met zijn klauwen, daarom laat de moeder ze gaan en werpt het jong.

Verschillende Soorten.

De panter wordt gewoonlijk pardal genoemd, dan is er een leopard en een libbard, er zijn zoveel verschillende namen voor een beest.

De panter is de vrouwelijke vorm, de pard (luipaard) is de manlijke vorm. Als de leeuw de pardal bedekt dan wordt de welp luipaard genoemd, maar als de pardal de leeuwin bedekt dan wordt het een panter. Het enigste verschil tussen een luipaard, pardal en leeuw is dat die andere twee geen manen hebben. De grootste noemen ze panters, de tweede pardals, de derde luipaard. (panter en luipaard zijn twee namen voor een en hetzelfde roofdier, de Afrikaanse vertegenwoordiger zou je luipaard kunnen noemen, de Aziatische panter))

In de heraldiek is een panter een mengeling tussen leeuw, adelaar en draak.

De panters van Lycië en Carië zijn zeer lang, maar zwak en niet in staat om ver te lopen, toch is hun huid zo hard dat je er geen ijzer in kan steken.

Er is een beest die Bitis genoemd wordt en op de luipaard lijkt, behalve dat hij geen staart heeft. Als een vrouw dit beest ziet zal het haar onmiddellijk ziek zal maken.

Shakespeare, ‘Titus Andronicus’, i, 1, 493;

‘Een dag zij ’t van verzoening Tamora’.

Titus: En morgen, zo ‘t uwe majesteit behaagt’.

De panter en het hert met mij te jagen”.

‘As You Like It,’ 2,7,120.

‘Heel de wereld is een toneel’.

En mannen, vrouwen, allen, enkel spelers’.

Zij komen op en treden weer af’.

En elk vervult in ’t leven vele rollen’.

In zeven levenstrappen. Eerst het wicht’.

Dat in der voedster armen krijt en spuwt’.

Dan ’t grienend schoolkind, dat met boekentas’.

En held’re morgentronie, als een slak’.

Ongaarne, schoolwaarts kruipt. Dan de verliefde’.

Die in een weevol lied op liefstes ogen’.

Gelijk een blaasbalk zucht. Dan de soldaat’.

Vol dolle vloeken, baardig als een panter’.

Prat op zijn eer, opvliegend, tuk op vechten’.

De zeepbel, roem genaamd, najagend in’.

De mond zelfs van ’t geschut. En dan de rechter’.

Met mooi rond buikje, met kapoen gevoerd’.

Met strenge blik en net geknipte baard’.

Vol fraaie spreuken en gestolen wijsheid’.

En zo speelt die zijn rol. De zesde trap’.

Vervormt tot maag’re Pantalon, op muilen’.

De neus gebrild, de leed’ren tas op zij’.

Zijn jong’lingshozen, trouw bewaard, een wereld’.

Te wijd voor ’t spillig been, zijn zware stem’.

Tot de discant van ’t kind opnieuw verfijnd’.

Piept, fluit nu schril. Het eindtoneel, waarmee’.

Dit stuk vol vreemde wisselingen sluit’.

Is tweede kindsheid, suffen en vergeten’.

Gezicht en tanden, smaak en alles kwijt’.

Aan het begin van zijn tocht door de onderwereld ontmoet Dante drie roofdieren, een panter, een leeuw en een wolvin. De panter is het symbool van de onkuisheid en begeerte des vlezes, de leeuw van hovaardij, de wolvin van gierigheid.

Uit Megenberg.

Vangen.

De panter wordt gevangen met spiegels. Verborgen in zijn leger ligt de panter, dorstend naar bloed en vernietiging. De jager fluit, naar hem vliegt hij op. Hij stopt verbaasd, op een afstand ziet hij een mededinger met gloeiende ogen. (in de spiegel) Een andere panter in zijn terrein, een fors voorkomen die hem tegenstaat, met dodelijk venijn valt hij aan. De jager nu secuur, gooit zijn speer. De panter sterft en met hem sterft zijn schaduw.

Vijanden.

Ofschoon het een echt wreed beest is is hij niet onvriendelijk voor hen die hem helpen of op enige wijze begeleiden. Een panter was eens in een diepe valkuil gevallen. Er werden stokken en stenen op hem gegooid. Sommigen konden dit niet aanzien en gaven het dier wat te drinken en eten. Daardoor kreeg het zijn krachten terug en viel nu op de onverlaten aan. De goeden vreesden hetzelfde lot te delen, maar de panter spaarde hun het leven. De moraal van dit verhaal; ‘als je goed doet wordt dit meestal vergoed’.

Er is een grote haat tussen de hyena en de panter want in het bijzijn van de hyena zal de panter zich niet verzetten. Als een stuk van hyenahuid bij een mens of beest is zal de panter die niet aanraken. Als hun huiden na hun dood opgehangen worden naast die van de hyena vallen de haren van de panterhuid af.

Als iets gezalfd wordt met brood waarin een haan is gekookt heeft een eenvoudige kracht, geen leeuw of panter komt bij mensen die in dat aftreksel gebaad hebben vooral als er knoflook mee gekookt is.

In Armenië zijn er zekere vissen die giftig zijn voor leeuwen, beren, wolven, lynxen en panters, het poeder van die vis doen de bewoners in de zijden van hun schapen en geiten zonder dat ze daar last van hebben, maar als een kwaadaardig dier daarbij komt zal die onmiddellijk sterven van het gif als hij ze eet.

Als hij op panters jaagt moet de jager goed op zijn paard letten, niet alleen vanwege de moed en vlugheid, dingen die gewoon nodig zijn maar ook op hun kleur, het grijze paard is het best tegen de beer, de bruine en roodachtige het best tegen de panter.

De pantergal die in het lichaam is ingenomen door voedsel of drank zorgt ervoor dat die iemand onmiddellijk sterft.

Historie.

Bacchus droeg een prachtig gewaad van pantervellen en tijgerbont. Hij werd gevolgd door wilde uitgelaten vrouwen die wijn bekranste staven droegen, de Thyrsusstaf. Naar oeroud gebruik maakte men de wijn door toevoeging van terpentine langer houdbaar, vandaar stelt de knop van de Thyrsusstaf een dennenappel voor. De vrouwen gingen swingend, zingend en onvermoeibaar door, onderwijl ‘Heil Bacchus’ roepende, iedereen die met de god spotte werd in woede gegrepen. In de tijger en panter zowel als het gevolg van razende vrouwen werd de wildheid aangeduid waarin overmatig genot van wijn ontstaat.

De panter zou dan ook naar wijn smachten.

Vele helden droegen panterhuiden. Het dier behoort tot het gevolg van Bacchus en Aphrodite, maar ook van de tovenares Circe.

In Rome kwamen de panters al in 186 v. Chr. uit Afrika aan. Ze werden gebruikt voor dierengevechten.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/