Kikkers

Over Kikkers

Kikvors, vorm, gebruik, soorten, bestiaria, naam, etymologie, verhalen van de ouden, bijzonderheden,

Naam, etymologie.

Rana is afgeleid van racsna wat de kwaker of bruller betekent, vergelijk het Latijnse raccare: brullen als een tijger en is verbonden met oud-Hoogduits ruohhon: brullen.

Kikker, een Fries - Hollands woord, het dier is naar zijn kwakende geluid genoemd. Een ouder woord is vors, vandaar kikvors, in midden-Hoogduits Vosch (nu Frosch). Dit woord komt van Germaans fruska wat uit een voor-Germaans woord stamt wat huppen of springen betekent.

Groene kikvors, waterkikker of kwaker, in Zeeland heet het puje, in Friesland froask.

Het Engelse frog betekent een Fransman naar het populaire geloof dat de Fransen voornamelijk van kikkers leefden.

De bruine kikker is bekend als Rana temporaria.

Uit A. Haller.

De achterste bouten zijn een goede spijs wat men al bij Plinius kan opmerken, vandaar zijn dure naam, Pelophylax esculentus Grieks pelos; modder, phulax; schildwacht. (Rana esculenta, (eetbaar). De exotische kikkerbilletjes zullen de beroemde banketten van Lucullus wel gesierd hebben. Mogelijk zijn de kikkerbilletjes al in de oertijd in vochtige streken gegeten.

De Duitse naam Krote komt driemaal voor in de Lutherbijbel, in midden-Hoogduits was het Krete, Krot(t)e, Krot of Krott. (ook als goedmoedig schelden van meisjes)

Het Griekse batrachion betekent kikker, batrachos is de groeiplaats.

Anura; a; niet en ura; staart.

Salientia; van Latijn saltere; springen.

Batrachus is de Griekse naam voor een kikker.

Geboorte.

De groene kikker ontwaakt in april uit de winterslaap die hij in de modder van sloten en vijvers heeft gehouden.

Gedurende deze slaap heeft hij door middel van de huid de in het water opgeloste zuurstof opgenomen.

In mei beginnen de mannetjes met hun bekende muziek waarbij hun grote keelblazen tevoorschijn treden.

De wijfjes leggen dan de talloze schaalloze eieren, wiens vliezig omhulsel in het water sterk opzwelt tot een geleiachtige massa en die tot klompen verenigd op de bodem zinken. De uit deze eieren tevoorschijn komende larven bezitten geen ledematen, maar een grote, zijdelings samengedrukte staart die door een zwemvlies omzoomd is waarmee zij zwemmen. Na enige tijd ontstaan de achterpoten en later de voorpoten, terwijl de staart langzamerhand verdwijnt. Even grote wijziging ondergaat de manier waarop zij ademhalen. De larven bezitten aanvankelijk uitwendige kieuwen die spoedig verdwijnen maar dan hebben zich inwendig kieuwen gevormd die door een spleet aan weerszijde achter de kop met het water in contact staan. Eindelijk krijgen zij longen en naarmate die zich ontwikkelen verdwijnen de kieuwen.

De groene kikker is wat groter dan de bruine, acht cm., hij is groenachtig en tegen de winter wat bruinachtig. De bruine heeft een donkere vlek achter het oog.

Het mannetje heeft een keelzak die hij uitzet bij het zingen, het is een soort klankbord. De groene zie je meer in het water dan de bruine. Daar zitten ze te wachten tot het eten voorbijgaat en springen dan op en pakken het in de vlucht mee waarna het met de handen in de bek gestopt wordt.

Uit www.biolib.cz

Tussen de kikker en de pad wordt de vorspad gesteld, Bombina. Latijn bombus; een lage toon. Daartoe behoort ook een zeer kleine pad die in het water leeft maar ook aan land komt. Dat dier is met geelrode en blauw bespikkelde onderdelen de vuurpad, Bombina variegata,: bont (Bombina igneus, (vuur) die in Duits Unke heet, Engels yellow bellied toad.

Bestiaria.

“Eye of newt and toe of frog’. ‘Meerkatoog en roerdomplong’.

Wool of bat and tongue of dog’. Vleermuiswol en addertong”. Shakespeare’s Macbeth, iv, 1, 14.

Opgemerkt wordt dat de kikker in Macbeth verschijnt met andere dieren die een venijnig ingrediënt zullen maken in de heksenketel.

Uit Maerlant, ‘Rana, dat is de kikvors of de puud, met de wormen telt men het uit. Soms zijn ze rood en soms groen. De rode zijn van kwaadste doen, zijn krabben schijnt van zulke streken alsof hij altijd denkt om te spreken. Hij is bang voor al dat hij ziet, beide springt hij in de vliet. In augustus zegt men, dat verstaat, dat zijn mond niet opengaat, niet om eten en niet om te zingen, niet om zelfs drank te ontvangen’. De kikker roept graag en maakt veel lawaai in het moeras waar hij gebroed is. Als ze kwaken lijkt het wel of ze proberen te praten. In augustus doen ze hun bek niet open, niet om te eten, niet om te kwaken en zelfs niet om te drinken.

Maerlant; ‘En als ze genieten in hun spel schieten aardig veel zaad’. Bij het paren lozen ze veel zaad.

Maerlant; ‘Men waant en lekenvolk dat het zegt dat die een kikkertong neemt en legt slapende mensen onder het hoofd zodat hij koud is of verdoofd en uitbrengt dat verborgen is, oudewijvenpraatjes die wanen dit’. Dat een vrouw verklaart wat ze gedaan heeft: Neem een levende waterkikker en neem zijn tong eruit, doe de kikker terug in het water en strijk de tong over het gebied waar een vrouwenhart is als ze slaapt, als ze ondervraagd wordt zal ze de waarheid vertellen.

Ranis rubetis uit Gessner.

Maerlant; ‘Plinius zegt, die het weet, dat een kikker Rubeta heet die in vochtige aarde ligt en van hem medicijn geeft. Kiramidarium die zegt dat men het tot poeder te verbranden pleegt en werpt men het in een bad, dat is waar, de mensen het haar laten afbranden. Twee horens heeft het, als men bevroedt, waar men vele kwaads mee doet. En de auteurs schrijven tegenstrijdig dat een beentje van zijn rechterzijde men in een vat werpt dat welt dat gelijk zijn hitte valt.

Er bestaan enige middelen om iemands liefde te verkrijgen. Doe een loofvors in een nieuwe pot en bindt die op St. Georgdag, 23 april, dicht met papier, waarin kleine gaatjes gestoken zijn en zet dit voor zonsopgang in een mierennest. Precies een jaar daarna haal je de pot eruit en neem de botjes op die de mieren overgelaten hebben. Wil je een preuts meisje tot je trekken dan strijk je haar met dit botje naar je toe. Wil je ervan af dan strijk je met het botje van je af. Het kan ook met een kikker. Zorg er alleen voor dat je na het plaatsen snel weg komt. Je hebt kans om doof te worden door het verschrikkelijk geschreeuw.

Uit Gessner.

Maerlant: Tegen venijn dat het doet is het goed zijn poeder te drinken. Een andere kikker ligt onder rietbladeren, die men niet hoort, vroeg of laat, omdat het te alle tijden stom denkt, want als een beest het drinkt groeit zijn buik boven proporties. Echt zit een andere kikker in het loof, die kan wel de regen voorzien, beide hij zingt ertegen en zelden zingt het dan om het nat. Van deze kikker zegt men dat werpt men het een hond in de mond dat hij blijft terstond geheel stom. Klein is deze, zonder waan, en groen als het loof gedaan’.

Ze kwaken als het regenen zal en zijn onverdraaglijk in de meitijd. Dit is vooral met de loofvors die ook wel lovertje of boomkikker genoemd wordt, in Duits laubfrosche, =Hyla arborea: (Griekse mythologie, Hylas was een begeleider van Hercules, na zijn verdwijnen en zoeken naar hem bereikte Hercules een heiligdom waar de priester Hyla, Hyla riep, en boom. Laat hij zijn schel gefluit horen dan kan men regen verwachten. Zijn tenen zijn niet van zwemvliezen voorzien. De toppen zijn van onderen vlezig waardoor hij zich aan gladde voorwerpen kan vasthechten. Hij leeft in heggen en struiken, het kleine groene beestje zit wel eens aan de achterkant van het loof. Het hangt wel eens met de achterpoten aan het blad en met de kop naar beneden. Het is een grote springer en vangt met vogelsnelheid de vliegende insecten, vandaar de naam van groene jager in Mecklenburg. Er is donder in aantocht als het beestje meer dan gewoon musiceert. Om deze hoedanigheid wordt het mannetje, die herkenbaar is aan zijn zwarte keel, wel in een vissenkom gedaan. Op de bodem hiervan is een graszode waarop een laddertje wordt aangebracht. Als er mooi weer te verwachten is dan zou hij boven op het laddertje zitten, bij nadering van regen zou hij aanhoudend kwaken en onderaan de ladder zitten. De winterslaap brengt hij onder water door. Gooi deze kikker bij een hond in zijn bek en de hond wordt stom.

Bij ons komt deze kikker wel eens op de hoge streken van Gelderland voor.

Kikkers die regen voorspellen. Uit bestiary.ca

Sommige kikkers zijn waterkikkeren, sommige van moerassen en sommige van poelen. De kikker heeft zijn eigen geluid en maakt dat geluid alleen in het water.

Het zijn schrikachtige diertjes, die bij het minste of geringste in de sloot springen. Zijn ogen schijnen als kaarsen, vooral ‘s nachts. Alle vis voedt en voorziet hun kroost van eten, behalve de kikker. De kikker is een water- en moerasachtig kruipend en slijmig dier met een grote maag die van onder gevlekt is, venijnig en kwaadaardig tegen mensen is en door hen gehaat wordt. Het leeft in water en op land.

Als in Egypte en elders de waterslang op hen jaagt dan nemen ze een rietje of stokje dwars in hun bek zodat ze niet naar binnen worden gezwolgen.

Gebruik.

Het is gevaarlijk voor het leven en gezondheid om kikkers te eten. Diegenen die kikkers eten hebben een kleur als lood.

Ze branden de jonge kikkers en doen het poeder hiervan in een kat wiens ingewanden weggenomen zijn en roosteren dan de kat, hierna zalven ze haar geheel met honing en leggen haar aan de boskant. Door de geur komen alle wolven en vossen die in de buurt aanwezig zijn er aan. Dan liggen de jagers klaar en wachten tot ze ze vernietigen kunnen.

Het vlees van de kikker is goed tegen de beten van de diverse serpenten. Kleine kikkers zijn een antimiddel tegen padden en grote kikkers.

Kikkers zijn overvloedig daar waar slangen zijn.

Als een geneesmiddel tegen waterzucht bind je bij de lijder in de nierstreek twee levende kikkers.

Wanneer men in Tirol een kind een levende kikker onder de tong legt tot de kikker dood is dan kan dat kind gedurende zijn leven iedereen die aan het gezwel onder de tong lijdt genezen. Die ziekte heet Ranula en lijkt op de kop van een kikker. Het gezwel wordt door die persoon weggenomen doordat hij je in de mond blaast. Vandaar de uitdrukking “wenn der frosch die Augen aufthut, thut der Mensch die Augen zu”. In Engeland is de kikvors een geliefd middel om de keelpijn, frog in the throat, over te nemen.

Neem hiervoor een kikker in de mond, met de kop naar voren, tot hij zwart wordt en sterft, de brand van de keel is dan afgebroken en op de kikker over gegaan.

Als je een kikker met de handen dooddrukt krijg je nooit geen zweethanden meer.

Bevroren lichaamsdelen worden genezen door ze te besmeren met olie waarin een levende kikker is gebraden. Verder is er nog het verwerken van kikkers in kikkerzalf tegen zere borsten, open wonden en kanker. ‘Smelt boter en doe daar een levende kikker in en laat die dan zo lang koken tot de kikker tot pulp vergaan is en laat de massa koud worden. Dit werd in 1928 nog in de Zaan gebruikt.

Kikkervet is uitstekend tegen reuma. De kikker die nooit over reuma klaagt en toch altijd in het vocht rondspringt is vanzelf een prima leverancier voor dergelijk vet.

Ontstaan.

Hun winterslaap in de modder was in de Middeleeuwen een mysterie. Daar kwam magie aan te pas als kikkers in het koude seizoen verdwenen om in het voorjaar weer te verschijnen.

Kikkers leggen draadvormige aaneengehechte eieren op de bodem van het water. Een vrouwtje kan een vijfduizend eieren leggen. Als er maar een tiende tot wasdom zou komen zou je al een ware kikkerplaag krijgen wat vergelijkbaar is met die van de Bijbel. Is het een gunstig jaar komt het voor dat ze in grote groepen de straten van een stad binnen trekken, maar dat trekt ook weer kikkereters aan. Met wervelstormen worden ze wel, ook wel kleine visjes, met water en al uit de plas opgezogen en zo verderop weer neergegooid, dat is de kikkerregen. Zo ontstond het geloof dat kikkers vermeerderd werden doordat ze met grote aantallen uit onweerswolken vielen, uit de dauw ontstonden of uit het slijk van de Nijl of iets dergelijks.

Ovidius, vertaling van Vondel:

‘Het zaat van slym in slymig kroos

Baart groene vorschen, in het eerste voeteloos

Dan groeien beenen om te zwemmen, en de leste

Zijn langer dan de voorste, en dienen hun ten beste

Om hoog te huppelen’.

Als men iets dat niet volmaakt gevormd was wilde uitbeelden namen de Egyptenaren een kikker.

Bijbel.

De vermelding van kikkers, ‘tsephardea’ is de oorzaak van de tweede plaag Exodus 8:2. In Psalm 78 en 105 wordt daarnaar verwezen. De kikker was onrein bij de Egyptenaren en hun invasie werd verafschuwd. In Openbaringen 16:13: En ik zag uit de bek van de draak en uit de bek van het beest en uit de mond van de valse profeet drie onreine geesten komen, als kikvorsen….’

Symbolen.

Een kikker heeft Abraham nadat die in het vuur gevallen was met zijn uitgespuugde water verkoeld en bevochtigd. Bij Mozes was de kikkerplaag Israël verlossing zodat ze van de avond tot de ochtend God met hun stem aanprijzen. Mecenas had een standbeeld van een kikker, wat daar de reden van geweest is, is niet bekend.

Op het gerammel en gekwaak van de boeren die door drank beneveld zijn en dusdanig rammelen dat iemand het hoofd rookt vind je bij vorsen dat het gekwaak toegepast en overgebracht wordt als vol scheld- en onbedachte lasterwoorden. Ovidius door Vondel:

‘Nog kunnen ze doorgaans de vuile bek niet snoeren

Zy moeten schaamteloos vuil spreken in de moeren

De heesche keel zwelt aan den hals heel bol en dik

Met opgespalkte bek begraauwen ze elk in ‘t slik’.

Gelijk de kikvorsen hen die niets doen en bezig zijn hinderen en lastigvallen zo geven de goddelozen en lastermonden aan ieder veel moeite en verdriet.

Gelijk de kikvorschen de waterbijen belagen zo beledigen de goddeloze hun soortgelijken niet, maar de goeden. Het is een bulderend gezwets, het winderige gesnap van een deel weetnieten en snorkers, die veel woorden en geen zaken of aangenaamheden hebben en vandaar de oren van de verstandige en gematigde zeer vervelen.

Martialis: ‘Veel beter rammelen de vorsen van Ravenna’.

Mode.

Kikkers zijn zeer modieus. Ze volgen de mode op de voet. Luister maar eens naar hun zang:

“’k Heb eeb rok, rok, rok!

Is te kort, kort, kort!

Zal wel rekken, rekken, rekken!’

Aristofanes vertaalt het aldus; ‘Brekkekkekkek koaks koaks’. Of, ‘workik, workik, worki, worki, brekekekekex, koax, koax’. Als je dit overdag hoort komt er regen.

Zoveel zijn er in Holland dat men ze gedoopt heeft met de naam Hollandse nachtegalen. Stelt men een brandend lampje of een kaars op de boord of kant van het moeras dan zullen zij in het donkere van de avond of nacht onophoudelijk kwaken. Horatius: ‘de boze mug en de vorsch verstoren mijn slaap’.

Sprekende kikkers.

Ook kikkers kunnen spreken, zie het sprookje van de gebr. Grimm. De koningsdochter was helemaal niet verbaasd toen een kikvors haar aanbood de gouden bal die ze in het water had laten vallen er uit te halen. Evenmin waren haar vader en disgenoten later verwonderd toen het dier zijn loon kwam halen.

De kikker bevat de zielen van jong gestorvenen. Daarom maken ze zo’n geluid.

Moraal.

Er is een sage dat de kikkers zo onbesuisd sprongen dat ze om een koning vragen om hen enige orde en regelmaat bij te brengen. De godenbaas laat daarop zijn staf uit de hemel vallen die in het water valt, tussen de kikkers in. Ze zijn op slag stil, geen gekwaak is er meer te horen. Dat duurt even, dan is er toch een die stilletjes kijkt, kwaakt en op de staf springt. Binnen de kortste keren zit elke kikker op de staf. Als dit de koning is, dan doet die niet veel. Er wordt om een nieuwe koning gevraagd. Daar wil de god niet van horen, hij had tenslotte zijn eigen staf gezonden. ‘Als die staf niet goed genoeg is dan verander ik hem wel in een slang’. Nadat de slang een tijdje aanwezig is wordt het wel veel rustiger bij de kikkers. De moraal is: ‘wees tevreden met wat je hebt, het kan nog erger.’

Naar een sage stond er een grote os in de wei. De kikker zag dat en voelde zich minderwaardig. Het blies zich op om groter te zijn. Toch bleef hij nog klein en daar blies het zich weer op en op en op... Totdat hij met een luid knal ontplofte. De moraal van dit verhaal is; ‘hoogmoed komt voor de val’.

Naar een andere sage zagen de kikkers dat twee stieren met elkaar aan het vechten waren. De ene kikker vond het vermakelijk om te zien, de ander vond dat het gevaarlijk werd. ‘Als de ene wint slaat de ander op de vlucht. Die komt dan hier in onze sloot en pas dan op’. De moraal van dit verhaal; ‘als twee groten aan het vechten zijn, dan is de kleine man in gevaar’.

Een andere sage verhaalt dat de zon een feestje gaf en een groot feest aanrichtte voor zijn vrienden en vriendinnen. Hij was namelijk op vrijersvoeten. De kikkers waren bang dat als er meer kinderen of zonnen zouden komen het dan wel heel warm kon worden. Dan zouden ze uitdrogen. De moraal is, ‘hoe meer vorsten hoe moeilijker de onderdanen het krijgen’.

Heraldiek.

Groenewoud is de oudHollandse benaming voor de kikker. Het is mogelijk dat dit wapendier ontleend is aan zijn koudbloedigheid of koelbloedigheid als men de deugd tot uiting wilde brengen. De Texelse familie Kikkert voert dit dier als sprekend wapendier, de familie van Rijckevorsel voert er zelfs drie; rijk aan vorsen.

Vondel, Vermaeckelijcke Inleydinghe CXI;

De Hasen en Vorsschen;

De hazen, eens ontvlucht van de Honden felle macht

Hier hadden, bleek van vrees, haar leger plaats gebracht

Op ’t onvoorzienst begint de noordenwind te ruisen

In ’t midden van ’t geboomte, de blode Hazen kruisen

Het boomrijk eikenbos, en komen aan de kant

Van ‘t drabbige moeras met hopen aangerand

De Vorsen, ongewoon zulke schielijke geruchten

Beginnen ook uit schrik van dit geweld te vluchten

De Hazen kapitein riep stout en onverzaakt

Spitsbroeders, wijk niet meer, na niemand en vracht

Gij ziet, wij zijn een schrik van deze vreselijke dieren

Waarom zouden wijde rappen winden vieren?

’t Gaat zo alle dag, wanneer de blode guil

Zijn mindere de baas is, hij acht hem als een uil

Hij is zo in zijn schik, hij blaast zo uit zijn darmen

Hij kapt drie mannen af met 1 houw zeven armen

Hij wijkt voor niemand niet, wanneer zijn vijand vliet

Dan is het een man in ’t veld, hij vreest noch acht hem niet

Maar als die weer zijn tanden gaat ontbloten

Dan kiest hij ’t Hazenpad, loopt voor een blaag met koten’.

Vondel, Vermaeckelijcke Inleydinghe XXXI’;

De Vorsch, Ratt ende Adelaer;

De groene Vorsen leger bestond zeer fel te woelen

En met de Ratten krijg te voeren om de poelen

Doch, eindelijk afgemat, besloten tot een vre

De Vorsenkoning, noch de oorlog niet vergeten

De Veldenvorst belaagde en noodde hem te eten

Die, peinzende om geen wraak, schreed over de Vorse rug

Op dat hij over ’t meer hem strekken mocht geen brug

Maar midden in de stroom gezwommen en gekropen

De Vors uit oude haat de Veldrat heeft verzopen

’t Welk als de Arend zag, die deze buit heeft beloerd

En Vors en Rat omhoog tot hare roof gevoerd

De moordenaars nimmer meer haar straffe ontvluchten mogen

De straf treedt altijd de boze onder ogen

Zij volgt hem waar hij gaat, gelijk de schaduw ’t lijf

En altijd komt hem voor zijn goddeloos bedrijf

’t Vergoten bloed roept wraak, waar hij is gevloden

Ter tijd de levende is begraven bij de doden’.

Vondel, Vermaeckelijcke Inleydinghe XXXIII ;

Den Osch en de Vorsch;

De Vorsch benijdde dat ’t gehoornde beest afsnoeide

Het lis en ’t groene kruid, dat bij zijn poelen groeide

En zwellende onbedacht, van haat en afgunst dul

Bestond hoe klein en teer te snorken op de Bul

Tot dat hij borst in tweeën, door grootsheid opgeblazen

Besprengende met bloed en vochtigheid de grazen

O, riep ’t viervoetig dier, wat dulle razernij

Bevangt dat u zich zo opstelt tegen mij

Dat gij tederheid en zwakheid gaat vergeten

En durft tegen mij met worstelen te meten

Leergierige leer al hier, dat ieder een voor al

Een grotere sterkte voor zijn zwakheid stellen zal

Dat mindere tegen meerdere, in macht onvergeleken

Zich wacht de hanenkam of pluimen op te steken

Wie zich aan de prikkel stoot, verplet zijn eigen hoofd

Wijs is hij die zichzelf niet al te veel gelooft’.

Vondel, Vermaeckelijcke Inleydinghe XXXXV.

De Vorsschen en haren Koning.

De Vorsen God om een Vorst of Koning baden

De hemel, om zich van haar klachten wat te ontladen

Hen een holle stronk toevoegde als voogd van ’t rijk

Die voor fluweel aantrok een rok van ’t fijnste slijk

De Kikkers, niet tevreden met deze dode Koning

Die noch bescherming bood, noch straffe noch beloning

Weer de Goden aanriepen om een Vorst

Die ziel en leven droeg van binnen in zijn borst

De Bliksemaanvoerder hen de Reiger heeft gezonden

Die de een na de ander jammerlijk heeft verslonden

Gij, die van dartelheid geen weelde dragen mocht

Nimmer je vergenoegt aan een vrome voogd

Ziet toe, en wacht u wel van licht te weren

Noch wilt u zo onbedacht werpen in Lands Heren

Zo de eerste redelijk is, of al wat te strenge viel

Een tweede komt al gauw en neemt uw lijf en ziel’.

Spreekwoorden.

Men kan van een kikker geen veren plukken. =Wie niets heeft kan niets geven.

Hij is er af als de kikker van zijn staart. =Hij is al zijn geld en goed kwijt.

Hij is zo voornaam als een kikker op een kluit. =Hij verbeeldt zich heel wat maar is niets.

‘Zet een kikker op een stoel.

Hij springt weer in de modderpoel’. =Als een onbeschaafde lompe man in een ontwikkeld gezelschap komt dan gaat hij toch het liefst zo gauw mogelijk terug naar zijns gelijken.

Waar kikkers zijn, daar is ook water. =Waar rook is, is vuur.

Als de kikvorsen kwaken zal mooi weer genaken. Ook;

Als de kikvors kwaakt, vast regen maakt.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaen...