Gems
Over Gems
Rupricapra, vorm, gebruik, soorten, bestiaria, naam, etymologie, verhalen van de ouden, bijzonderheden
Naam, etymologie.
Latijn rupes; rots; capra; vrouwelijke geit.
Rupricapra rupricapra. (Capella rupicapra)
Gems, dit woord is afgeleid van gamiza dat uit een voor Romaanse alpentaal stamt, vergelijk de Gallo-Latijnse naam camox, 448 na Chr., daaruit stamt het Italiaanse camozza, Franse chamois en Engelse chamois.
In Duits is het Gemse, Gams of Gambs, in midden-Hoogduits was het gam(e)z of gemz. Mogelijk komt dit van een voor-Indo-Germaanse naam, kam: steen, vergelijk steenbok.
Uit Martinet.
Vorm.
De gems lijkt qua vorm, grootte en kleur veel op verschillende soorten geiten. Hij is evenwel meer gedrongen van bouw, met sterkere poten en meer gespierd.
De gems is honderd twintig cm lang met een schofthoogte van tachtig cm en een gewicht van veertig kg.
Zijn zwarte horens hebben de vorm van een scherp omgebogen haak. Het mannetje en het vrouwtje dragen horens.
De huid is geelbruin in de zomer wat donkerder wordt in de winter. Vooral over de rug loopt een donkere streep, witte vlekjes zie je bij de keel en snuit.
In elke kudde heeft een dier de leiding en die geeft met grote opmerkzaamheid acht op alles wat enig gevaar schijnt op te leveren. Wanneer die gems verontrust wordt fluit hij met zoveel geweld dat de rotsen en wouden ervan weergalmen, de eerst scherpe toon wordt op het einde diep en dof. Na een ogenblik stilgehouden te hebben ziet het dier rond en als het bemerkt dat zijn vrees gegrond is fluit het opnieuw met toenemende kracht en slaat dezelfde tijd met zijn voorpoten op de grond, springt van rots tot rots en slaat groot alarm tot dat de gehele kudde zich door een overhaaste vlucht in veiligheid stelt. De hele troep vlucht dan naar de moeilijk toegankelijke hoogten. De gemzen klauteren daarbij langs rotswanden op en neer die voor andere schepsels onbegaanbaar zijn. Men heeft er gezien die sprongen van meer dan vier meter hoogte en andere die van zeven meter lengte deden. Het is de vliegende gems die over de zwarte basaltblokken loopt en in volle vaart een loodrechte wand beklimt naar de heldere sneeuwklompen, hoog boven de wolken. De snelheid, de grootte en de stoutheid van zijn sprongen zijn bewonderenswaardig; inderdaad, ze schijnen eerder te vliegen dan te springen.
Bestiaria.
De gems heeft vonkelende en levendige ogen.
(773) De wilde gems is een zeer intelligent dier en houdt van hoge bergen. Het herkent van verre of mensen jagers of andere mensen zijn. Ze zien ‘s nachts even goed als overdag, vandaar is hun lever goed voor diegenen die ‘s nachts zien moeten en die eigenschap verloren hebben. Aristoteles zegt dat ze op de dag vaak blind worden zo dat ze niet goed zien, maar hun gezichtsvermogen wordt ‘s avonds zeer scherp.
Enigen zeggen dat de gems noch door de oren, noch door de neus lucht inademt. Als de wilde geiten aangeschoten worden eten ze een kruid, polei genaamd, waarmee ze het geschoten sneller uit het lichaam verdrijven. Ze maken de olijfboom onvruchtbaar door eraan te likken.
Bij de bokken draait de lust tot geslachtelijke begeerte hen de ogen in de kop.
De gems heeft twee horens en als hij van een hoogte in de diepte valt zal hij ongedeerd blijven door deze twee harde horens.
Gebruik.
De gems was vroeger net als de steenbok ten offer aan volks medicinaal bijgeloof.
Het bezoar bijgeloof, zie geit, gaf aanleiding tot een onbarmhartige vervolging van deze dieren. De gems die geen hoogte vrees, vast in zijn schoenen staat, gemakkelijk springt en loopt, zelfs op barre rotsgronden was een beest die bepaalde krachten in zich had.
Een algemeen verspreid geloof was dat de jager het hart van een uitgebroken wild dier opent en het hartenbloed drinkt in het vertrouwen daardoor zijn spieren en geest te stalen en de gevreesde duizeligheid van de berggeesten te overwinnen. Zijn baard zou kracht geven en scherp maken waarom die ook de hoed siert van jongelui en jagers. Zijn klauw wordt als amulet gedragen en behoedt tegen ouderdomszwakte en krachteloosheid.
Het gemzenvet werd in sokken en voetzolen gesmeerd om het wegglijden van de voeten te verhinderen. Het brons vocht van de bok werd tegen echtelijke ontrouw begeerd.
Het bijgeloof dat diegene die een witte gemsbok neerschiet binnen een jaar zal sterven is in de Alpen wijd verspreid. De witte gemzen vinden we in de sagen van de Alpenlanden, zo in de sage van Koning Laurins rozentuin. Een ander volksgeloof beschut de witte gems voor het dodend lood omdat ieder die zulk dier om het leven brengt zijn leven door een val in de afgrond verliezen zal.
Als je de gal van een bok op je wenkbrauwen legt dan verdrijft dit de duisterheid en geeft heldere ogen. Als je de gal van een bok op een plaats legt waar kikkers zijn, dan lopen alle kikkers die daar zijn ernaartoe.
Als je een horen aanbrandt dat het stinkt en houd je dit voor de neus van iemand die de valzucht heeft, dan valt die direct om. Het verdrijft ook de slangen.
Jagen.
De gems wordt door vele dieren achtervolgd. De arend schiet als een bliksemstraal op haar neer en werpt de ouderen in de afgrond. Beren zitten haar na en van de wolf, maar vooral van de mens heeft ze te lijden. Van oudsher werd de jacht op de gems gezien als een vermaak dat de edelen betaamt. Maximiliaan, de grote Duitse keizer, schiep er behagen in om naar hun verblijfplaatsen in de Alpen te klimmen en volgde hen op zulke grote hoogtes dat er naar de overlevering een wonder nodig was om hem weer naar beneden te brengen. De aartsbisschoppen hielden zich met deze jacht bezig en vaardigden wetten uit tot instandhouding en bescherming van het reeds in die tijd zeldzame dier.
Ook vele alpenbewoners oefenen deze jacht met hartstocht uit, ondanks de grote gevaren die ze meebrengt en de inspanning die ze vergt. Dagenlang klautert de jager tussen de rotsen rond eer hij er in slaagt de zeer schuwe, waakzame dieren onder schot te krijgen. Niet zelden ontsnapt het getroffen dier dan nog door de vlucht of stort in een afgrond waar de jager het niet omhoog kan halen. Heeft hij de gems dan werkelijk buit gemaakt dan moet hij het vijfentwintig tot veertig kg zware dier op de nek naar huis brengen over paden die voor een onbeladen bergbestijger al niet zonder levensgevaar gangbaar zijn. De hele winst is maar weinig, maar hij heeft wel naam gemaakt. Vele sterven daaraan, de weinige die overleven dragen de sporen van de ontbering op het gelaat bij zich. Ze hebben een verwilderd en verweerd aanzicht zodat je ze direct ziet te midden van vele andere mensen. Vele bijgelovige boeren geloven dat ze tovenaars zijn, dat ze met een boze geest omgaan en dat die hen over de afgronden heen werpt.
Heraldiek.
Gemsbok of steenbok is kenbaar aan zijn horens die ook als afzonderlijk wapenfiguur voorkomen. Het is een zeer oude figuur met de betekenis van taaie weerstand, behendigheid, snelheid en grote scherpzinnigheid. Zijn kracht schuilt vooral in zijn horens. De familie Steiger voert de steenbok in het wapen met de wapenspreuk: ‘Alta peto’, ‘ik streef naar hoger’. Een symbool van Zwitserse vrijheid en onafhankelijkheid.
Bijbel.
In Deuteronium 14:5, aan het slot der reine dieren komt een zemer voor. (Statenvertaling: gems) Volgens anderen is het een wild schaap. Het woord komt alleen hiervoor en dan nog zonder verdere omschrijvingen. Op grond van bepalingen in vers 6 kan alleen vastgesteld worden dat het een hoefdier is die tot de evenhoevige en herkauwers behoort. De Septuagint vertaalt: ‘Camelopardalis’: dit is een giraf. Die komt echter in die omgeving niet voor. Anderen vertalen het als een dier uit het geslacht der herten of gazellen, als Gesenius, of een berggeit, volgens Koning. Zie verder geit.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaen...