Lemming
Over Lemming
Lemmus, vorm, gebruik, bestiaria, naam, etymologie, verhalen van de ouden, bijzonderheden,
Uit en.wikipedia.org
Lemmingen behoren tot de knaagdieren.
Naam, etymologie.
Deense uit Oud Noors læmingi, lemming, oorspronkelijk waarschijnlijk van “blaffen” van Indo-Europese basis klanknabootsend vorm van blaffen, een jammerende klaagzang.
Lemmus lemmus (Lemmus norwegicus) (uit Noorwegen)
Lemming, Norway lemming, is een gedrongen diertje die een lengte bereikt van vijftien cm waarvan er hoogstens twee cm voor het staartstompje komen, 30-112 gram. Ze zien eruit als kleine marmotten of hamsters.
De rijk gevulde, langharige vacht geeft een zeer mooie tekening. Bij de bruingele grondkleur die in de nek met golflijnen voorzien is steken donkere vlekken af, twee gele strepen strekken zich uit van de ogen naar achter op de kop. De staart en poten zijn geel, de onderdelen geelachtig, bijna zandkleurig.
Kleine oogjes, de bovenlip is diep gespleten, het rondachtige oor is klein en geheel in de vacht verborgen.
De vijftenige voeten zijn dicht behaard, ook op de zolen. De klauwen zijn vooral aan de voorste ledematen groot en voor het graven geschikt
Ze houden zich op in de betrekkelijk droge gedeelten van het moeras. Ze bewonen kleine holen onder stenen of in het mos. Zelden merk je uitgelopen paden op die van het ene hol naar het andere leiden. Gangen graven ze alleen in de sneeuw.
Overdag en ‘s nachts zijn ze werkzaam, ook in de winter, ze eten korstmossen onder de sneeuw. Het water mijden ze zoveel mogelijk. Dikwijls zitten ze rustig in hun holen en zijn daar zo goed verborgen dat ze door de mens niet opgemerkt worden. Door het zien van een mens worden ze echter zo opgewonden dat ze zich niet stil kunnen houden. Ze begroeten de bezoeker met een luid geknor of gepiep alsof ze hem het binnendringen willen beletten. Dan worden ze ook kwaadaardig en vallen de laars of stok aan die hen voorgehouden wordt.
Ze zouden per keer een vijf a zes jongen werpen en dat meerdere keren per jaar.
Trek.
Hun voedsel bestaat uit de weinige Alpen planten, grassen, rendier korstmos en katjes van de dwergberk, mogelijk ook wortels. Ze lijken geen voedsel voor de winter te verzamelen. Dat lijkt in sommige jaren toch te kort te zijn. Dan zijn ze gedwongen om naar andere streken te verhuizen. Wanneer nu op een zachte winter een fraaie lente volgt die gevolgd wordt door een droge zomer dan zijn alle voorwaarden vervuld voor een grote vermenigvuldiging, net als dit bij andere woelmuizen gebeurt. De droogte brengt tevens het verdorren of mindere groei van de meest geliefde voerplanten te weeg zodat ze zich genoodzaakt zien op andere plaatsen voedsel te zoeken. Ze trekken dan in massa’s in het wilde weg verder en nemen onderweg hun soortgenoten mee, ze volgen geen bepaalde richting en begeven zich dus ook niet naar landstreken waar wel voldoende voedsel voorhanden is. Eerst nadat honderdduizenden door gebrek aan voedsel, ziekten, vermoeienis en de gevaren van de reis om het leven zijn gekomen trachten de overblijvers terug te keren naar hun oorspronkelijke plaatsen. Ze hebben ook vele vijanden, anders zouden ze net als andere knaagdieren het land overstromen. Het meest zorgt het natte klimaat voor hun instandhouding. In een natte zomer en koude vroeg invallende herfst zonder sneeuw sterven ze al met miljoenen. Dan duurt het weer enkele jaren voordat het weer zover is.
Bestiarium.
Historie.
De lemming is wel het raadselachtigste dier van geheel Scandinavië. Ook nu nog geloven de boeren van de Noorse bergstreken dat dit dier uit de lucht regent en daarom in zo verbazend grote getale voorkomt. Dat het later door zijn eigen vraatzucht de maag bederft en zo om het leven komt. Olaus Magnus, bisschop van Bergen in Noorwegen, verhaalt dat hij in het jaar 1518 in een bos zeer vele hermelijnen zag die het gehele bos met hun stank vervulden. Hun aanwezigheid was het gevolg van de aanwezigheid van kleine, viervoetige dieren, lemar genaamd, die soms bij onverwacht opkomende onweer- en regenbuien van de hemel vielen. Men wist niet of zij van veraf gelegen plaatsen door de wind waren aangevoerd, of in wolken ontstonden.
Andere berichtgevers schreven hem gewoon na. Linnaeus heeft het dier voor ‘t eerst naar de natuur getekend.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaen...