23 november

Over 23 november

Heiligen van de dag, naamgeving, etymologie, relikwieën, hun werken en plaats, verering, wonderen, sterven, hoe ze afgebeeld worden,

Uit www.calledtocommunion.com

23 november, St. Clemens: Latijn clemens: ‘zachtmoedig, toegevend, genadig, goedertieren of mild.’

Clemens is de naam van 14 pausen en 3 schismatieke pausen.

Clemens I, Heilige en Clemens Romanus. Naam van een aantal pausen. Hij heeft geregeerd van ca. 88 a 97 (92 tot 101) Hij geldt in de overlevering als tweede (derde) opvolger van Petrus als bisschop van Rome. Hij wordt wel eens vereenzelvigd met Clemens, de medearbeider van Paulus die genoemd is in de brief aan de Filippenzen 4:3. Hij zou nog door Paulus zijn gewijd. Wel was hij de schrijver van een brief aan de Corinthiërs over het wezen van de hiërarchie en gehoorzaamheid. Tijdens Clemens I werden veel aanzienlijke Romeinen tot het christendom bekeerd. Volgens de legende zou hij als martelaar met een anker om de hals in de Zwarte Zee geworpen zijn. Dat zou gebeurd zijn onder de christenvervolgingen onder keizer Trajanus. Hij wordt dan ook afgebeeld met een anker naast zijn voeten of met een koord om zijn hals. Naar een andere legende werd hij in Rome in de Tiber geworpen. Ook wordt hij afgebeeld met een martelaarspalm in de hand of een lam en draak aan zijn voeten waar de draak een verwijzing is naar het heidendom en vernielen van hun beelden. Soms zie je hem met een mijter wat dan een verwisseling is met Willibrordus die als bisschop de naam Clemens aannam.

Schutspatroon van steenhouwers, hij zou voor dorstige steenhouwers een bron hebben laten ontspringen op een plaats die een lam aanwees. Ook van hoedenmakers, schippers en kinderen. Hij wordt aangeroepen tegen kinderziektes, verkoudheden, zweren en stromen op zee.

De bloem van zijn dag is een klaverzuringsoort, Oxalis convexula.

Uit saints.sqpn.com

23 november, H. Columbanis van Luxeuil (Saint Columbanus, Columban, Columbaan, Columbanus van Bobbio, (the Fair Colum): Latijn columba: ‘duifje.’

De heilige Columbanus was van Ierse afkomst en is geboren rond 530-540 in het Ierse district Leinster en gestorven in 615. Van zijn jeugd af aan werd hij goed opgeleid en zag er goed uit wat je ziet in de Ierse naam Colum Ban, wat de fraaie zuil of paal betekent. Vanwege zijn uiterlijk stond hij bloot aan de schaamteloze verleiding van landvrouwen en vocht ook met zijn eigen verleidingen. Tenslotte ging hij naar een religieuze vrouw die hem adviseerde; ձ2 jaar geleden verliet ik deze wereld en sloot mezelf op in een cel. Ben je Samson, David en Solomon vergeten die alle leden onder de liefde van vrouwen? Er is geen veiligheid voor je, jonge man, alleen in vlucht. Hij trok zich daarop terug van de wereld , daar was zijn moeder niet blij mee. Zijn eerste meester was Sinell, abt van Cluaninis in Lough Erne waar hij een commentaar op de psalm componeerde. De Ierse woorden Cluan Innish betekent weide en eiland en zijn gevormd tot Cleenish waar de overblijfsels van een klooster te zien zijn, te Bellenaleck, County Fermanagh, dan te Bangor waar hij jaren leerde. Met zijn 40ste schijnt hij de stem van God gehoord die hebben die hem vraagt de bijbel te preken in vreemde landen. Hij voer uit met 12 metgezellen: St. Attala, Columbanus the Younger, Cummain, Domgal, (Deicolus?), Eogain, Eunan, St. Gallatius van Helvetië, Gurgano, Libran, Lua, Sigisbert en Waldoleno en landde waarschijnlijk aan de Schotse kust, Iona, anderen zeggen naar Cornwall. Ze bleven er een korte tijd en gingen toen naar Frankrijk waar ze waarschijnlijk rond 585 arriveerden. Zijn landing zie je in een schrijn te Carnac, Bretagne. Daar begon hun missie. Waar ze gingen werden de mensen geraakt door hun bescheidenheid, geduld en nederigheid dat Frankrijk in die tijd nodig had. Ze kwamen al gauw aan het hof van Gontram, koning van Bourgondië. Zijn faam was hem vooruit gegaan zodat de koning vroeg om te blijven. Hij koos een half geruïneerd Romeins fort te Annegray bij de Bergen van Vogezen. Hier leefden ze allersimpelst, voedden zich met boskruiden, bessen en bast van jonge bomen. Zijn faam bracht vele mensen naar het klooster en velen, edelen en gewone mensen, vroegen om toegelaten te worden. Zieke mensen werden genezen door hun gebed. Maar Columbanus hield van eenzaamheid en trok vaak naar een grot die tien km verder lag met een boodschapper tussen hem en zijn medewerkers. Na enkele jaren moest hij vanwege de toeloop een ander klooster bouwen. Hij kreeg van Gontram het Gallo/Romeinse kasteel ‘Luxovium’ (Luxeuil, departement Haute Saone). Dat was niet genoeg, een derde moest er komen die opgericht werd te Fontaines. Er wordt gezegd dat hij in die tijd in staat was een constante dienst te houden, laus perennis, waar elk koor door een ander opgevolgd werd, dag en nacht. Hij schreef er de regels voor die later voor de regels van de H. Benedictus wijken moest. De synode van Gaul in de eerste helft van de zesde eeuw gaven de bisschoppen absolute autoriteit over die gemeenschappen, dat was tegen het gebruik van de Keltische kloosters. In 602 verzamelden de bisschoppen zich om over hem te oordelen, hij verscheen niet, maar schreef een brief waarin hij over vrijheid sprak, liefdadigheid en eerbied. Naar de instelling van het Pasen zei hij; Ik ben niet de auteur van deze scheiding, ik kwam als vreemdeling vanwege Christus. Een ding vraag ik jullie, heilige vaders, laat met rust in de bossen bij de beenderen van 17 van mijn broeders die nu dood zijn. De Frankische bisschoppen stonden erop dat hij fout was en hij legde de kwestie in brieven voor aan paus Gregorius I. Die bereikten hem nooit, door Satan’ s tussenkomst. Ook de derde brief werd niet beantwoord, waarschijnlijk vanwege de dood van de paus in 604. Een brief aan paus Bonifatius waarin hij weer de traditie van zijn ouders besprak, maar toen hij antwoord kreeg was hij al verbannen. Verder waren er problemen met de koningen en opvolgers, vooral door koningin Brunehault (Brunehild) omdat hij koning Thedorik zijn concubinaat had verweten, waarop hij gevangen gezet werd te Besançon en wist te ontkomen waarop hij naar Nevers ging. Te Tours bezocht hij de tombe van St. Martinus, dan naar Soissons, Metz en wilde naar het gebied van de Suevi en Alemannen en kwam bij het meer van Zürich waar het werk niet succesvol was. Naar Bregenz waar hij een kapel vond die opgedragen was aan St. Aurelia waar de mensen bronzen afbeeldingen van hun goden geplaatst hadden. Hij commandeerde St. Gall, die de taal kende, om te preken en velen werden bekeerd. De beelden werden vernietigd en Columbanus zegende de kleine kerk en plaatste de relikwieën van St. Aurelia onder het altaar. Een klooster werd opgericht en hij zou een wonder verricht hebben te Bregenz. De stadsmensen hadden een groot vat met bier in het centrum geplaatst wat een offer was aan hun God Wodan (Illi aiunt se Deo suo Vodano nomine) die ze identificeerden met de Romeinse Mercurius. Boos ademde hij op het vat die met een hevige knal uit elkaar spatte zodat het bier verspild werd. Na een jaar besloot hij over de Alpen te trekken en kwam te Milaan aan in 612 en kreeg een vriendelijk welkom van koning Agilulf van Lombardije en koningin Theodelinda en stierf daar op 16 november 615 in het door hem gestichte klooster Bobbio, (provincie Piacenza).

Hij is ook een van de eerste Iers/Latijnse schrijvers, het kloosterleven, (Regula monachorum), wat dichtwerk en brieven. Tot zijn belangrijkste wonderen behoren: (1) bezorgen van voedsel aan een zieke monnik en het genezen van de vrouw van zijn weldoener; (2) ontsnappen toen hij door wolven omgeven was; (3) gehoorzaamheid van een beer die uit een grot vertrok op zijn verzoek; (4) produceren van een bron naast zijn grot; (5) verzadiging van de graanschuur van Luxeuil toen die leeg was; (6) vermenigvuldiging van brood en bier voor zijn gemeenschap; (7) genezing van zieke monniken die van hun bed opstonden op zijn vraag om te oogsten; (8) gaf zicht aan een blinde te Orleans; (9) vernietiging door zijn adem van een vat bier die gemaakt was voor een heidens feest; (10) temmen van een beer die de ploeg trok. Hij deelde met andere heiligen de liefde voor de natuur. Als hij in de bossen wandelde kwamen de vogels op zijn schouder en de eekhoorns uit de bomen en nestelden in de vouwen van zijn mantel.

Zijn abdij te Bobbio werd een citadel van geloof en leren. Luxeuil werd de bakermat van heiligen, vanuit zijn muren droegen mannen zijn regel uit met het evangelie naar Frankrijk, Duitsland, Zwitserland en Italië die meer dan honderd kloosters stichtten. Zijn lichaam ligt in de kerk van Bobbio en vele wonderen zouden daar gebeurd zijn door zijn bemiddeling.

Hij wordt met een baard afgebeeld met een zwarte monnikspij, hij houdt in zijn hand een boek met Ierse schooltas en staat tussen wolven of wilde dieren of vogels die hem gehoorzamen. Soms als temmen van een beer omdat hij zich geregeld in een berenhol terugtrok. Vaak is een stralende zon te zien op zijn borst of boven zijn hoofd omdat zijn moeder bij de bevalling droomde dat haar zoon de hele wereld zou verlichten. Hij wordt aangeroepen bij geestesziekten omdat hij mensen genas die bezeten waren.

23 november, H. Felicitas: Latijn felix: ’vruchtbaar of gelukkig,’ geluk brengend Felicitas was de Romeinse godin van de vruchtbaarheid, het geluk. In Romeinse tijd was felix vaak de naam van slaven en overige vrijgelatenen, daarna reeds vroeg bij de Christenen. In het N.T. Felix, stadhouder te Caesarea, Handelingen 23:24.

Felicitas was een Romeinse martelares die gestorven is in 150. Volgens de legende moeder van 7 martelaars die op 10 juli vereerd worden. Felicitas en de zeven broeders waren de beschermheiligen van het klooster Germania in Thesinge.

Uit www.vilters-vanhemel.be

23 / 27 november, H. Trudo (Theodardus, Tron, Trond, Trudon): Germaans, vgl. Duits traut: ‘geliefd,’ oud-Hoogduits trut of drut: ‘kracht.’

Trudo is geboren rond 630 in de omgeving van Luik, Zerkingen, uit een adellijke Frankische familie, zoon van de zalige Adela en Wicbold, een grootgrondbezitter. Hij studeerde te Metz waar hij in 655 tot priester werd gewijd. Was monnik bij de H. Remaclus en werd priester gewijd door de H. Clodulphus. Daarna werkte hij als prediker in zijn geboortestreek waar hij ca. 660 ook een klooster, Benedictijnenabdij, op de grond van zijn vader stichtte dat later naar hem St. Trond of Sint Trudo is genoemd. De plaatsnaam Sint Truiden herinnert aan hem, die zou ontstaan zijn op zijn graf. Hij richtte ook een abdij te Brugge op. Hij overleed rond 695.

Hij wordt afgebeeld in het zwarte Benedictijner habijt met in de hand een kerk of klooster en aan zijn voeten soms een duivel of draak die hij vertrapt als symbool van het heidendom. Soms ontspringt een bron onder zijn staf want hij doopte zoveel mogelijk met levend water. Volgens de legende liet hij een waterbron ontspringen en liet een vrouw, die hem als kind had verwaarloosd, blind en daarna weer ziende worden. Patroonheilige van fruithandelaars.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/