28 april

Over 28 april

Heiligen van de dag, naamgeving, etymologie, relikwieën, hun werken en plaats, verering, wonderen, sterven, hoe ze afgebeeld worden,

Uit www.agnesker.org

28 april, 19 oktober, H. Paulus van het Kruis (Paolo della Croce) ; Latijn paullus: ‘klein of gering.’

Paulus, Paolo Francesco Danei, is geboren te Ovada op 3 januari 1694. Na een tijd bij zijn vader in de handel te hebben gewerkt werd hij soldaat en toen besloot Paolo zijn leven in dienst van Christus te stellen. Het besef van Jezus martelgang en wrede kruisdood hadden hem zo zwaar aangegrepen dat hij kluizenaar werd om dieper tot de zin ervan door te dringen. Als spoedig kwam hij tot het inzicht dat bezinning op het Lijden van Christus leidt tot compassie met de mensen die in ellendige omstandigheden verkeren. Hij deed afstand van al zijn bezittingen en begon een leven van ascese, boete en naastenliefde. In zijn spiritualiteit vertoont hij de invloed van Johannes Tauler en Franciscus van Sales. Naar eigen zeggen zou Paolo een verschijning hebben gehad van de Heilige Maagd Maria. Gekleed in een zwart habijt zou zij hem hebben opgedragen een gemeenschap te stichten die permanent rouwt om de dood van haar Kind. Paolo verbleef toen in het stadje Castallazzo in het bisdom Alessandria. Hij vertelde de plaatselijke bisschop, Arborio di Gattinara, wat hij had ervaren. Die geloofde hem en bekleedde hem op 22 november 1720 met het zwarte habijt dat Maria hem had opgedragen te dragen uit rouw om haar zoon. Vanaf dat moment droeg hij de naam Paolo della Croce (Paulus van het Kruis). Aangemoedigd door bisschop Arborio trok Paolo zich in de maanden november en december 1720 terug in een torenkamertje van de kerk van Castallazzo voor een veertigdaagse retraite. Daar schreef hij een leefregel voor zijn toekomstige communiteit: de door hem gestichte Congregatie van het Lijden van Jezus Christus, beter bekend onder de naam Passionisten. Deze leefregel vormde de basis van zijn kloosterregel, die in 1741 door paus Benedictus XIV zou worden goedgekeurd. Ook schreef hij in Castallazzo zijn geestelijke ervaringen op in een soort dagboek, dat onder de klassieke teksten van de mystiek wordt gerekend. In 1771 stichtte Paolo de vrouwelijke tak van de congregatie: de Passionistinnen. Hij werd in 1727 priester die samen met zijn broer Giovanni Batista als missionaris werkte onder de arme bevolking van Noord en midden Italië. Overleed 18 oktober 1775 te Rome. Zijn lichaam ligt begraven in de Romeinse basiliek St. Giovanni e Paolo, de kerk van het gelijknamige klooster dat door paus Clemens XIV aan hem geschonken was. Paus Pius IX verklaarde hem in 1852 zalig en in 1867 heilig.

Zijn liturgische gedachtenis werd volgens de oude Romeinse kalender gevierd op 28 april; nu staat zijn feest op 19 oktober, daags na zijn sterfdag.

Hij is gekleed in een zwarte soutane, op de borst en schouder bevindt zich een hart met de woorden JESUS XPI PASSIO. Soms met een manshoog kruisbeeld, rozenkrans, lelie en schedel. Ook komt hij wel geknield voor bij de gekruisigde Jezus die een arm losmaakt en hem omarmt.

28 april, H. Prudens, Prudentius: Latijn prudens: ‘vooruitziende of verstandig.’

Prudens was bisschop van Taranzona in Spanje. Hij is overleden te Osma, voor 746. zijn verleden is niet goed bekend.

Uit www.johnsanidopoulos.com

11 september, 28 april, H. Theodora van Alexandrië: Grieks theodorus: ‘geschenk van God.’

Ze zou op 304 geboren te zijn en door haar landvoogd Proculus van Alexandrië veroordeeld zijn tot prostitutie toen ze weigerde aan de afgoden te offeren. Voor haar maagdelijkheid werd geschonden werd ze uit het bordeel bevrijd door een krijgsman Didymus die haar zijn kleren gaf en haar plaats innam Of, in oude boeken staat er over haar op 11 september: te Alexandrië: de heilige Theodora. Door gebrek aan zorg viel zij in zonde. Maar ze had intens berouw over haar daad. Ze kleedde zich in het habijt van de boetelinge, trok zich terug in de eenzaamheid en leidde daar een volkomen onopgemerkt leven van onthouding en lijdzaamheid tot aan haar dood.’

Ze wordt afgebeeld in een wapenuitrusting. Op haar hoofd een helm en in de handen een martelaarspalm en zwaard, dat naar de marteldood. H. Didymus werd na de ontdekking onthoofd. Theodora bood vrijwillig aan om gelijk met hem te sterven. Ze werd ook onthoofd.

Volgens de legende verkleedde zij zich zelfs als man, meldde zich aan bij een klooster en leidde daar een voorbeeldig monniksleven. Ze had er vele beproevingen te doorstaan, werd zelfs vals beschuldigd een kind verwekt te hebben bij een vrouw, waarop ze door de andere monniken uit het klooster zou zijn verjaagd. Na zichzelf en haar kind in leven te hebben gehouden door zich aan te sluiten bij de bedelaars voor de kloosterpoort, werd ze weer in genade aangenomen. Pas na haar dood in 491 kwam de waarheid aan het licht.

Het thema van een vrouw die zich voordoet als een monnik vinden wij ook bij Apollinaria Syncletica, Eugenia, Euphrosina, Marina van Bythini (haar verhaal lijkt sprekend op dat van onze Theodora).

Uit www.stvitalparish.padiocese.ca

28 april, H. Vital van Ravenna, (Vitalis) : Latijn vitalis: ‘tot het leven behorend of levenskracht in zich hebben,’ vgl. vitaal. Vital betekent ook zoveel als vliegend met vleugels. Hij was een van de beesten die Ezechiel zag die vier vleugels had, vleugel van hoop waarmee hij naar de hemel vloog, vleugel van liefde waarmee hij naar God vloog, vleugel van gevaar waarmee hij naar de hel vloog en de vleugel van kennis die naar hemzelf vloog.

Vital was ridder en consul en van Valeria, zijn vrouw, kreeg hij St. Gervasius en St. Prothasius. Hij ging naar Ravenna met Paulin, de rechter van het land, die een genezer vele kwellingen liet ondergaan omdat hij trouw bleef en tenslotte zou hij hem onthoofden zodat hij zo bang werd dat hij God wilde ontkennen. Toen ze St. Vital tegen hem, doe dat niet, je zal anderen helen en jezelf aan eeuwig dood onderwerpen, je komt nu in victorie en anders verlies je de kroon die al voor je klaar ligt. De genezer zag dat in en stierf vrijwillig de marteldood. Hij werd door St. Vital waardig begraven en wilde nooit meer met Paulin samen werken of gaan. Die zei tegen St. Vital je bent gek om je daar zorgen over te maken en je bedriegt me. Laat hem offeren en als hij het niet doet dan duw je zijn hoofd onder water wat ze deden en begroeven hem snel in 57. En de priester van de afgoden die de raad had gegeven werd door de duivel gepakt en huilde zeven dagen achter elkaar en zei; St. Vital je verbrandt nemen, de zevende dag gooide de duivel de priester in de rivier en daar stierf hij beschaamd. Of hij werd op bevel van de stadhouder rechtop in een put begraven waarna er zand en stenen op hem geworpen werden waardoor hij stikte.

Toen zijn vrouw te Milaan kwam en zag dat veel van haar mensen goden aanbaden en met hen hun offers aten zei ze; ԩk ben een christelijke vrouw en het is me niet toegestaan hiervan te eten. Ze hoorden dat en sloegen haar zo lang tot ze half dood was zodat ze halfdood door haar mensen naar Milaan gebracht werd waar ze de derde dag als heilige stierf. Het lichaam van St. Vital ligt nu in Keulen in de kerk van Maria.

Hij wordt afgebeeld las Romeinse of middeleeuwse burger met stenen, soms met zijn twee zoons en zijn vrouw. Wordt aangeroepen tegen hoofdpijn.

Uit catholicfire.blogspot.com

28 april, H. Louis de Montfort. (Louis-Marie Grignion)

Hij werd geboren op 31 januari 1673 in Montfort-sur-Meu, Bretagne, Frankrijk, als zoon van een advocaat. Hij was het oudste kind van Jean-Baptiste Grignion en Jeanne Robert. Hij ging studeren bij de paters Jezuïeten in Rennes. Toen hij 20 jaar oud was, vertrok hij te voet naar Parijs, waar hij de gelofte van volledige armoede aflegde. In Parijs zette hij zijn studies voort aan het Kleinseminarie van St. Sulpice. In juni 1700 werd hij tot priester gewijd. Als rondtrekkend predikant bestreed hij het jansenisme. Dan begint eigenlijk eerst goed een van de meest merkwaardige priesterlevens van de laatste eeuwen, vol van een gloedvolle activiteit voor Maria, omdat Zij het is, die de mensen tot Christus zal brengen. Zijn uitzonderlijk gedrag en zijn overdaad aan ijver en naastenliefde wekken het wantrouwen van zijn superieuren en lastercampagnes brengen hem in allerlei moeilijkheden. Zo ziet men hem op veel plaatsen liever gaan dan komen. Zijn leven is n voortdurende kruisweg van leed, maar ook een glorietocht voor Christus en zijn preken brengen de gelovigen tot groot enthousiasme en tot een grote godsvrucht. Zijn laatste levensjaren brengt hij door in een kluizenaarsgrot bij Vende.

Tijdens de laatste jaren van zijn leven schreef hij in La Rochelle de regels van de twee door hem gestichte religieuze genootschappen, dat van de Dochters van Wijsheid en dat van het Gezelschap van Maria, de ‘Montfortanen.’ Verder een verhandeling over de Ware Godsvrucht tot de Heilige Maagd, n over de Goddelijke Wijsheid en nog enkele andere werken. Op 28 april 1716 stierf Louis-Marie Grignion de Montfort op 43-jarige leeftijd te Saint-Laurent-sur Svre. Hij werd zalig verklaard in 1886 door paus Leo XIII en in 1947 door Pius XII heilig verklaard.

De verhandeling over de Ware Godsvrucht werd - zoals de schrijver daarin zelf voorspeld had - eerst lange tijd na zijn dood gevonden, nl. in 1842. Hij werd voor het eerst in 1876 uitgegeven. In deze verhandeling brengt de Montfort over de positie van de H. Maagd Maria in de eindtijd opmerkelijke dingen naar voren, die in onze dagen van een verrassende actualiteit zijn. In deze verhandeling brengt de Montfort over de positie van de H. Maagd Maria in de eindtijd opmerkelijke dingen naar voren, die in onze dagen van een verrassende actualiteit zijn. Hij schreef het boekje in of kort oor het jaar 1715, d.w.z. op een moment, waarop er nog in het geheel geen sprake was van de - eerst in 1830 begonnen - reeks apocalyptische verschijningen van de H. Maagd Maria.

Johannes Paulus II, toen nog gewoon Karol Wojtyla, ontdekte in augustus 1941 het traktaat: ‘de Ware Devotie tot de Heilige Maagd Maria’ van Louis-Marie Grignion de Montfort. Dit Mariale traktaat en de toewijding waar dit toe opriep, veranderde zijn leven geheel. De toewijding volgens de Montfort bestaat erin alles, zonder voorbehoud, in Maria ‘s handen leggen om zo Jezus beter toe te behoren. De spreuk van Johannes Paulus II Ԕotus Tuusՠ(geheel de uwe) komt uit het werk van de Montfort. Het is geen toeval dat de paus in 1996 het graf van de H. Montfort bezocht.

Hij wordt afgebeeld is een zwarte soutane, kruisbeeld, rozenkrans en een schriftrol, de regel van Montfort.

Uit www.flickr.com

28 april, H. Petrus Chanel, (Pierre Marie Chanel)

Hij is op 12 juli 1803 geboren in de Franse plaats Potire, (bisdom Belley; departement Ain). Zijn parochiepastoor, Abb Trompier, zag wat in hem vanwege zijn uitzonderlijke intelligentie en zijn vrome houding. Zo kwam Pierre-Marie op het seminarie terecht, werd priester gewijd. Zijn eerste benoeming gold de als uiterst lastig bekend staande parochie van Crozet. Binnen drie jaar had hij daar de zaken op orde. In 1831 trad hij toe tot de Congregatie van de Paters Maristen, die was in 1812 net door Jean Colin in Lyon gesticht. Hij hoopte naar verre streken uitgezonden te worden als missionaris, maar in plaats daarvan kreeg hij de opdracht les te gaan geven op het seminarie van Belley. Na vijf jaar werd zijn verlangen vervuld: met een handjevol medebroeders werd hij naar de zuidelijke eilanden in de Stille Oceaan gestuurd om daar het katholiek geloof te planten.

Vanaf 1837 werkte hij als missionaris op het eiland Futuna, behorend tot de Fiji-Eilanden, die nog onder Frans protectoraat stonden. Zij wonnen de sympathie van de plaatselijke bevolking doordat ze enkele zieken wisten te genezen. Hoewel ze zich al spoedig in de inlandse taal konden uitdrukken, hadden hun bemoeienissen aanvankelijk geen enkel zichtbaar resultaat. Maar op de lange duur begonnen de inlanders hem te waarderen en zich voor hem open te stellen; zij noemden hem ‘de man met het bovenste beste hart.’ Toch lieten er zich maar weinig dopen, omdat de tegenstanders hen bedreigden met vervolging. Tenslotte liet de zoon van de hoofdman Niulili zich dopen. Dat ging de oudsten te ver en bevalen de priester het eiland onmiddellijk te verlaten. Hij gaf er geen gehoor aan. Daarop gaf de hoofdman, de vader van de nieuwe dopeling, opdracht hem te vermoorden. Een van zijn aanvallers sloeg hem met een knuppel tegen de grond, waarop de anderen hem over zijn hele lichaam bewerkten met messen en bijlen, 1841. Hij verdedigde zich in het geheel niet. Een jaar na zijn gruwelijke dood bekeerde nagenoeg de hele bevolking van het eiland zich tot het christendom.

Hij wordt afgebeeld als jonge priester in zwarte soutane met een kruisbeeld om de hals en boek in de hand al zittende op de knieën terwijl hij een slag op zijn hoofd krijgt met een bijl. Hij staat te boek als de proto-martyr (eerste martelaar) in Oceanië, werd op 17 november 1889 door paus Leo XIII zalig en op 13 juni 1954 door Pius XII heilig verklaard.

De gele dovenetel, Galeobdolon luteum, de aronskelk, Arum maculatum, look zonder look, Alliaria, de appelbloem, en de knolvormende ranonkel, Ranunculus bulbosus en de kruipende R. repens zijn de bloemen van zijn dag.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/