15 januari
Over 15 januari
Heiligen van de dag, naamgeving, etymologie, relikwieën, hun werken en plaats, verering, wonderen, sterven, hoe ze afgebeeld worden,
15 januari, H. Paulus van Thebe, (St. Paulus de heremiet) : Latijn paullus: ‘klein of gering,’ Dit is al een Romeinse familienaam bij het geslacht Aemilia.
Paulus van Thebe was de eerste woestijnbewoner en belijder. Hij is geboren rond 228 in Opper Egypte. Om niet gearresteerd te worden leefde hij 90 jaar als kluizenaar in de woestijn van Thebe volstrekt alleen. Hij overleed in 347 op 113 jarige leeftijd. Een toonbeeld van strenge versterving. Op het eind van zijn leven werd hij opgezocht door H. Antonius waarmee hij vaak afgebeeld wordt.
Kluizenaars zijn mensen die zich afscheiden van het gewoel van het dagelijks leven, die de spot, de bekoring en goddeloosheid van de wereld in eenzame woestijnen en onbewoonde gewesten vermijden, zich in holen en grotten vestigen en zich met wortels en vruchten voeden terwijl ze een streng zedelijk leven, aan God gewijd, leven. Tot voorbeeld stellen ze Christus die 40 dagen in de woestijn leefde, Johannes de Doper en Elias.
Paulus van Thebe wordt als de eerste monnik beschouwd, was zeer geroemd en wekte door zijn voorbeeld duizenden tot navolging en weldra waren de woestijnen van Egypte, Klein Azië, Syrië en Palestina vol met kluizenaars. Door hun grote aantal kwam aan het eigenlijke kluizenaarsleven een einde. Er ontstonden verenigingen waaraan de H. Antonius, 356, in de woestijn van Thebe als eerste vaste orderegels voorschreef. Op deze wijze verrezen de eerste kloosters. Nog steeds werden er gevonden die zich in volkomen eenzaamheid afzonderde en tegen hun lichaam woedde. Zij stelden Simeon de Pilaarheilige, 420, tot voorbeeld. Ze werden door de menigte in het Oosten als heiligen gezien.
Evenals de raven de profeet Elias brood brachten, spijzigden ze ook de heilige kluizenaar Paulus van Thebe. Door een raaf werd hem dagelijks een half brood gebracht. Eens had hij de H. Antonius op bezoek en ditmaal bracht de raaf een heel brood.
Bij een spelonk, op een berg, stond een grote palmboom en liep een klare fontein. Daar leefde Paulus. Hij dronk het water van de bron, kleedde zich met zijn bladeren en at zijn vruchten. De H. Antonius, die later in deze spelonk het lichaam van de gestorven Paulus vond, trok de rok uit, die de heremiet van de palmbladen gemaakt had en ging met die schat naar het klooster terug. En om te laten zien hoe groot hij dit kleed achtte deed hij het aan op de Paas- en Pinksterendag.
Zo komt de leeuw bij de eerste kluizenaar, de H. Paulus de eremiet, om een doorn uit zijn poot te laten trekken en blijft dan verder als huisdier bij hem. Dit verhaal is al bekend bij Aelianus, ca. 200 na Chr. St. Hiëronymus heeft dit verhaal geschreven. Merkwaardigerwijs wordt laatst genoemde op de meeste schilderijen zelf met de leeuw afgebeeld, onder andere bij Durer. Hij wordt afgebeeld met een lange baard vanwege zijn hoge ouderdom en heeft dierenhuiden aan of palmbladen en soms is er een raaf bij en soms twee leeuwen, die zouden zijn graf gegraven hebben waar de H. Antonius hem inlegde. Vanwege zijn kleren is hij de patroonheilige voor matten en mandenvlechters.
Uit en.wikipedia.org
15 januari, H. Macarius de Egyptenaar, de Grote of Egyptenaar: Grieks makarois: ‘glukkig of gelukzalig.’ Een N.T. woord. Macarius leefde ca. 300-390. Hij was kluizenaar in de Egyptische woestijn en vriend van St. Antonius.
In de woestijn van Scetis was St. Macarius de eerste kluizenaar die al gauw vele leerlingen kreeg. Toen Germanus en Cassianus arriveerden waren er vier grote groepen kluizenaars. Het centrum van iedere groep was de kerk waar omheen tot een afstand van 8km en meer de woningen van de monniken lagen waar zij alleen of met twee of drie woonden. Ze gingen allen zaterdags en zondags naar de kerk en dit was meteen de gelegenheid om water en voedsel voor de hele week mee te nemen. Daar waren bakkers, levensmiddelen, wijn kleren en zelfs dokters. Verder spraken ze alleen met elkaar en een enkele bezoeker over het geestelijk leven en dat soms ook in grote vergaderingen zoals Antonius verhaalt in de woestijn van Thebe.
Uit www.omsgsa.org
15 januari of 4 februari, H. Isidorus van Alexandrië (of van Pelusium): Grieks, waarvan het tweede deel ԧeschenkՠbetekent, het eerste deel wordt gewoonlijk in verband gebracht met de Egyptische godin Isis, dit is echter niet zeker. Isis was de Egyptische vruchtbaarheidsgodin, echtgenote van Osiris, haar verering verspreidde zich sterk tijdens de Hellenistische periode.
Isidorus van Pelusium is geboren ca. 360 te Alexandrië. Leerling van Johannes Chrysostomus. Hij was abt in een klooster bij Pelusium in beneden Egypte en bekend door zijn vele brieven, 3000, op godsdienstig en maatschappelijk gebied in een eenvoudige, heldere stijl. Er zijn nog 2012 brieven van hem bekend. Zijn sterfjaar is onbekend, mogelijk rond 440 te Pelusium.
Hij wordt afgebeeld in donker habijt en meestal schrijvend en vaak op een rots in de wildernis.
15 januari, Zalige Arnold Jansen (1837-1909) Germaanse naam met ongeveer de betekenis ‘als een adelaar.’ Uit aran: arend’ en wald: ‘heersn,’ vgl. Arnhem.
Hij werd geboren in het Duitse Goch op 5 november 1837, studeerde in Gaesdonck, Munster en Bonn. In 1861 werd hij tot priester gewijd en was verschillende jaren leraar natuurkunde en catechese aan de middelbare school te Bocholt, in 1867 werd hij directeur van het Apostolaats des gebeds in Duitsland en Oostenrijk. Hij stichtte een wetenschappelijk Anthropos en Cartografisch Instituut van St. Gabriel bij Wenen. Hij wilde graag missiewerk doen en streefde vurig naar de vereniging van de christenen en om zich daar meer aan te kunnen wijden werd hij rector van het Ursulineklooster in Kempen. Dan komt hij in het kloosterdorp Steyl waar hij in 1875 de Congregatie van het Goddelijk Woord (Societas Verbi Divini) opricht. Deze club, om priesters en monniken te werven voor de missie, werd in 1889 gevolgd door een vrouwenafdeling, de Dienstmaagden van de Heilige Geest samen met de later zalig verklaarde Maria Helena Stollenwerk. De congregatie werd in 1901 goedgekeurd. In 1930 waren er al 37 missiehuizen, hier en in het buitenland. Arnold Jansen stierf in Steyl op 5 januari 1909 en werd in 1975 zalig gesproken door paus Paulus VI.
15 januari, Rachel.
Oudtestamentische figuur. Aartsmoeder, Kanaän, rond 1700 voor Christus.
Zij was de tweede dochter van Laban, de broer van Rebecca. Rebecca was gehuwd met aartsvader Isaac. Zij hadden een tweeling: Esau, de eerstgeborene en Jakob. Toen Isaac op zijn oude dag blind geworden was, besloot hij het eerstgeboorterecht aan zijn oudste zoon Esau over te dragen. Maar Rebecca was erop gebrand dat niet haar oudste zoon Esau, doch haar lievelingszoon Jakob het eerstgeboorterecht zou krijgen. Op aanstichten van zijn moeder wist Jakob door middel van een valse list zijn blinde vader het eerstgeboorterecht te ontfutselen. Esau was woedend en zon op wraak. Jakob moest vluchten. Rebecca raadde hem aan zijn heil te zoeken bij haar broer Laban in Haran, de plaats waar zijn opa, Abraham, oorspronkelijk vandaan kwam.
De jongen trad als herder in dienst bij zijn oom en werd verliefd op zijn tweede dochter, Rachel. Oom beloofde hem zijn dochter in ruil voor zeven jaar werk. Maar toen de bruidegom de ochtend na de huwelijksvoltrekking naast zijn vrouw wakker werd, bemerkte hij dat oom Laban hem de gesluierde Lea in handen had gespeeld. Lea was de oudere zus van Rachel; zij loensde en was lelijk. Vader had hem bedrogen omdat zijn oudste dochter anders nooit meer aan de man dreigde te komen... Voor nogmaals zeven jaar werk kon hij zijn geliefde Rachel krijgen. Maar Rachel kreeg geen kinderen, terwijl Lea vruchtbaar bleek en Jakob zonen gaf. Nu kon de telkens achtergestelde en getergde Lea haar gram terughalen en er ontstond een grimmige sfeer van na-ijver tussen de beide vrouwen. Rachel verzocht haar dienster Bilha in haar plaats zonen voor Jakob te baren. Na de geboorte van de kinderen trad zij, Rachel, op als adoptiemoeder. Toen Jakob een rijk man geworden was, wilde hij naar huis terugkeren. De zusters vonden elkaar in een plan om aan hun vader te ontvluchten. Daarbij roofden ze zijn dierbare huisgoden mee. Rachel verborg ze onder haar matras. Natuurlijk vermoedde Laban dat de dader gezocht moest worden onder de familie die van hem weggetrokken was. Hij stuurde zijn mannen achter hen aan, maar toen zij in Rachels tent kwamen zoeken, waarschuwde zij dat ze ongesteld was en niet aangeraakt mocht worden. Ieder die dit toch deed, zou immers voor God en voor de mensen even onrein worden als zij. Nu Jakob uit eigen ervaring wist wat het was om bedrogen te worden stelde hij alles in het werk om zich met zijn broer Esau te verzoenen. Hij ging wonen in het land van herkomst, Israël. Daar kreeg zijn geliefde Rachel eindelijk toch een zoon Jozef. Hij zou het later brengen tot onderkoning van Egypte. In die functie zou hij zijn volk nog eens van de hongerdood weten te redden. Uiteindelijk kreeg Rachel nog een tweede zoon, Jakobs twaalfde en jongste, Benjamin. Zij stierf in het kraambed en werd begraven in de buurt van Bethlehem in Juda, Genesis 27-35. Tot op de dag van vandaag toont men de reizigers en pelgrims in Bethlehem het graf van Rachel: een gebouw met een koepel. Het stamt uit de tijd van de kruisvaarders (11de t/m/ 13de eeuw).
Rachel wordt meestal afgebeeld als herderin, meestal met kruik in de hand naast de waterput. De onaantrekkelijke Lea en de mooie Rachel worden soms gebruikt als zinnebeeld van de synagoge en de kerk.
15 januari, Romedius van Thaur of Tavon.
Hij is een afstammeling van de graven van Thaur bij Innsbruck. Er zijn 6 bronnen met verschillende verhalen, volgens de ene leefde hij in de 5de en volgens de andere in de 11de eeuw. Deze edelman schonk zijn bezit weg aan de bisschopskerk van Triente en Augsburg. Nog is er een Katholieke kerk in Thaur die aan de Augsburger heiligen Ulrich en Afra gewijd is. De slotkerk van Thaur is nog aan hem gewijd. Hij vertrok op pelgrimsreis naar Rome. Op aanraden van de bisschop van Triente trok hij zich terug in de wildernis bij Tavan aan de Nonsberg. Later werd hij kluizenaar in Trentino.
Hij wordt voorgesteld als pelgrim, blootsvoets, een donkerbruin kleed met een gordel waaraan een kalebas hangt. Op het hoofd draagt hij een muts met Sint Jakobsschelp en in de hand een reisstaf. Hij rijdt of leidt een beer omdat volgens de legende een beer zijn paard had gedood. Zie een zelfde verhaal bij H. Corbianus van Freising en Humbertus van Maroilles en Maximinus van Trier. Hij is heilig verklaard in 1907.
Hij wordt aangeroepen bij tandpijn en hoofdpijn, koorts en een veilige reis.
Uit brotherjuniper.wordpress.com
15 januari, H. Maurus van Subiaco, (St. Maurus, Sint Moor of Maurus van Baarle en Mauritius en Gezellen).: Latijn maurus: ‘Mor,’ ‘uit Mauritanië.’ Naam van enige heiligen.
Maurus was de zoon van de Romeinse senator Equititius en werd op jonge leeftijd aan de zorgen van Sint Benedictus van Nursia toevertrouwd. Abt van het klooster Subiaco bij Rome waar hij overleden is eind 6de eeuw.
Maurus wordt de beschermheer van de grote kloosterstichten zoals blijkt uit enkele hoofdstukken van het tweede Boek der Dialogen dat paus Gregorius de Grote in 593 en 594 schreef en waar Maurus op vier plaatsen wordt genoemd. Onder meer in het relaas over een monnik die de rust tot stil gebed niet kende. Onrust dreef hem de kerk uit en terwijl de broeders baden hield hij zich bezig met dingen waarvan monniken zich verre dienen te houden. Benedictus berispte hem ernstig over zijn wangedrag en twee dagen wist de monnik zich te beheersen, maar daarna werd de onrust hem weer te machtig. Toen Benedictus dit vernam trok hij de volgende ochtend met Maurus naar het koorgebed en zag Benedictus na afloop dat een kleine zwarte knaap de monnik bij de zoom van zijn habijt mee naar buiten trok. Benedictus vroeg zacht aan de kloostervader en aan broeder Maurus of zij ook gezien hadden wat er gebeurde. Verbaasd keken zij hem aan en begrepen niet wat hij bedoelde. - Zij zagen niet wat Benedictus zag-, maar na twee dagen van intens gebed zag ook Maurus met wie de monnik meeging.
Een ander voorval verhaalt hoe een Goot aan de abt vroeg kloosterling te mogen worden. De Goot wordt aangenomen en moet de oever van het meer waaraan het klooster ligt zuiveren van onkruid en struikgewas. De Goot gaat zo enthousiast te werk dat de sikkel van de steel schiet en in het meer valt op een diepe plek. Ontdaan loopt de Goot naar Maurus: Wat moet hij doen? Maurus laat het gebeurde aan Benedictus melden, die snel ter plekke is. Benedictus neemt de steel en steekt deze in het water. Al snel komt het ijzer uit de diepte omhoog drijven en schuift als vanzelf weer aan de steel.
Een andere gebeurtenis is de redding van een drenkeling-monnik, H. Placidus, waarbij Maurus over het water loopt en de drenkeling bij zijn haren uit het woelige water trekt. Hij wordt dan ook aangeroepen tegen de verdrinkingsdood.
Een ander voorval verhaalt van de mislukte vergiftigingspoging van Benedictus door de priester Florentius. Benedictus besluit met enige leerlingen te vluchten voor de priester die het op zijn leven heeft gemunt. Ternauwernood is de groep over de heuvels verdwenen of de woning van de priester stort in. De man ligt verpletterd onder het puin. Maurus is er getuige van en loopt Benedictus hard achterna en roept hem juichend toe, maar de grote kloosterstichter breekt uit in geweeklaag, niet over de dood van zijn vijand, maar omdat Maurus zich daarover verheugt. Streng legt hij Maurus zware boetedoening op.
Dit zijn de enig bekende gebeurtenissen uit de jeugd van Maurus. Zonder enige historische zekerheid is het verhaal dat de bisschop van Le Mans in Frankrijk rond het jaar 542 diaken Fladegarius en edelman Harderadus naar Benedictus in zijn grote klooster Monte Cassino stuurt om hem te vragen een paar monniken af te staan voor het stichten van een klooster in zijn bisdom. Benedictus wijst Maurus en vier andere monniken aan. Na een lange en avontuurlijke tocht van midden-Itali naar Frankrijk komen ze in Le Mans aan. Bisschop Bertrand blijkt inmiddels gestorven te zijn en zijn opvolger ontvangt hen koel en verbiedt hen een klooster te stichten in zijn bisdom. De Franse koning echter schenkt aan Maurus het kroondomein in Glanfeuil en vertrouwt hem zijn zoontje toe ter opvoeding. De nieuwe abdij groeit snel en kort na de dood van de stichter ( 584) heet Glanfeuil in de volksmond Saint-Maur-sur-Loire.
In de westerse christenheid werd Maurus de heilige die door het eenvoudige gelovige volk aangeroepen werd bij alledaagse kwalen zoals verkoudheid, hoofdpijn en jicht. Het legde verband tussen Maurus lopen over het water zonder kou te vatten en de daaruit voortkomende macht om degene die verkouden waren op wonderdadige wijze te genezen. Behalve van de verkoudheid en jichtlijders was Maurus ook patroon van de kleermakers, schoenmakers, lantaarnopstekers en kopersmeden. Voor dit laatste vermoedt men de oorsprong in het feit dat het werk der kopersmederij de arbeiders als Moren zo zwart maakt!
Naar hem werd de in 1685 gestichte, beroemde congregatie van de hervormde Benedictijnen genoemd. En nog is hij de patroon van de Franse Benedictijnse congregatie van Solesmes. De relikwieën van Maurus die gedurende negen eeuwen in Frankrijk bewaard en aanbeden waren werden in 1793 vernietigd tijdens de Franse revolutie.
Hij wordt voorgesteld als een als een abt in het zwarte Benedictijner habijt met een kruis of kruisbeeld als verwijzing naar een reliek van het H. Kruis waarmee men de zogenaamde Maurus zegen geeft bij verlammingen, drie lelies, zwaard, duivel en een kruk, als patroon van invaliden, of houdt een hoeveelheid voedsel en drank vast die hem door zijn heilige meester wordt gegeven. Hij is de patroon van koolbranders, kopersmeden en in België van schoenmakers, wordt aangeroepen tegen jicht en andere ziektes. Vaak zie je hem samen met H. Benedictus en H. Placidus.
De bloem van de dag is de immer groene klimop, Hedera helix, de plant wordt zeer oud evenals Paulus die 113 jaren leefde, en ze klimt met voorliefde over oude kerkmuren.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/