6 december

Over 6 december

Heiligen van de dag, naamgeving, etymologie, relikwieën, hun werken en plaats, verering, wonderen, sterven, hoe ze afgebeeld worden,

Uit www.droomplekken.nl

6 december, H. Nicolaas: (Nicolaas van Bari) Grieks nike: ‘overwinning’, en laos: v’olk,’ dus ongeveer, overwinnaar met (of: van) het volk. De Latijnse vorm is Nicolaus. In Handelingen 6:5 komt deze naam al voor als een van de 7 armenverzorgers die te Jeruzalem gekozen werden. Er zouden wel 18 heiligen van die naam zijn.

Bisschop van Myra in Zuid Oost Azië ca. 350.

Van de heilige is niet heel veel overgeleverd. De informatie die beschikbaar is gedeeltelijk mondeling overgeleverd en in een veel later stadium op schrift gesteld, en komt gedeeltelijk uit de verschillende levensverhalen, Vitae of heiligen levens, waarvan de Vita per Michaelem (de best begrijpelijke) en de Vita per Metaphrasten (de oudste van de twee) de belangrijksten zijn. In de Vita per Michaelem is de meeste informatie over het leven van Nicolaas terug te vinden, zoals de namen van zijn Lycische ouders, die verder nergens zijn aangetroffen. Uit deze bronnen komt de informatie dat er in 280 te Patara, niet ver van Myra, het tegenwoordige Demra, in Klein-Azië de jonge Nicolaas wordt geboren. Volgens de Vita Compilata, een andere vita, uit welgestelde, hoewel niet rijk genoeg om te kunnen rentenieren, maar ook zeer gelovige ouders. Het was al snel duidelijk dat Nicolaas, vernoemd naar zijn oom (waar hij vaak mee verward wordt), bisschop in een naburige gemeente, zijn leven aan de godsdienst zou gaan wijden. Dit vanwege de verbanden met de Bijbelse figuur Samuël. Nicolaas moeder kon net als de moeder van Samuël geen kinderen krijgen, en kreeg uiteindelijk een kind in ruil voor de belofte dat de eerstgeborene in dienst van God zou treden. Net als Samuël was Nicolaas al op vroege leeftijd geliefd bij de bevolking, en begreep hij al snel dat hij een hogere taak te vervullen had (I Samuël 3:20). Samuël was de laatste en belangrijkste der Richteren, die ook koningen zou zalven. Ook hier ligt een overeenkomst, want tijdens Nicolaas leven zou het christendom in het Romeinse Rijk opkomen. Volgens de later heilig verklaarde Simeon de Vertaler (in de Vita per Metaphrases), was Nicolaas een goede leerling, ging hij met regelmaat naar de kerk en was hij waar nodig behulpzaam. Al op een leeftijd van 19 jaar werd de jonge Nicolaas door zijn oom tot priester gewijd, werd hem ook de kloostergeloften afgenomen, en sprak zijn oom (de bisschop) reeds de verwachting uit dat Nicolaas zelf k bisschop zou worden, en een leven van verlichting zou gaan leiden. Door zijn strenge discipline wat betreft het houden van vastendagen, zijn goede wil en zijn gebeden voor iedereen zou hij een voorbeeld zijn geweest voor anderen. Toen zijn oom een reis zou gaan maken naar Jeruzalem werd de jonge Nicolaas benoemd tot diens gevolmachtigde in zijn klooster Nieuw Zion. Volgens de overlevering bestuurde hij het klooster zo goed dat het leek alsof de bisschop zelf aanwezig was. Toen de jonge Nicolaas zelf eens op pelgrimstocht was, zou hij een dode zeeman na een hevige storm weer tot leven hebben gewekt, en kwam hij bekend te staan als genezer. Om deze reden werd hij gezien als beschermheilige van de zeelieden. Daarom wordt hij op schilderijen vaak afgebeeld met een anker. Volgens Simeon de Vertaler heeft de heilige meermalen het huidige Israël bezocht en vatte hij iedere keer het plan op om meerdere weken in het Heilige land te verblijven, maar een ‘engel des Heren beval hem om huiswaarts te keren.’ Dit betekende dan dat zijn parochie in gevaar was en hij zijn bovenmenselijke krachten aldaar moest gebruiken. Eens probeerde bij zo’n gelegenheid een zeeman hem te bedriegen, maar Nicolaas verijdelde dat plan, en sprak streng: Probeer nu nooit meer iemand te bedriegen. Vaar naar huis, en mijn zegen zal jullie vergezellen. Vandaar dat hij bekend staat als vergevingsgezind. Inmiddels was hij voldoende volwassen geworden, en zou hij gewijd worden tot bisschop. Aan de vooravond van zijn inwijding ontving Nicolaas volgens de Vita Compilata een versie van de Bijbel uit de handen van ‘Jezus’ (die toen 325 jaar oud was). In 325, hij was inmiddels midden in de veertig, was Nicolaas aanwezig bij het Concilie van Nicea als bisschop. Daar kwamen de kerkleiders bijeen om over moeilijke kwesties te spreken. De reis ernaartoe duurde ongeveer twee weken, en het Concilie een week of vijf. Een van de prangende kwesties was technisch, maar daarom niet minder belangrijk: Op welke datum dient Pasen gevierd te worden? Maar ook de vraag of Jezus naast de reeds erkende Goddelijkheid ook menselijkheid bezat stond ter discussie. Aan de ene kant stond Arius, een priester uit Alexandrië, en aan de andere kant stond diens eigen superieur, Alexander van Alexandrië Tijdens dit concilie liep Nicolaas, een fervent tegenstander van Arianus, naar hem toe, en gaf hem een klap in het gezicht. Hiervoor werd Nicolaas in de kerker gegooid, maar 's nachts werd hij al uit zijn boeien bevrijd door Maria, kreeg hij van haar zijn bisschoppelijke gewaden terug, en een Bijbel om uit te lezen. Gedurende de rest van het concilie werd er bij grote vraagstukken beslist naar de mening van Nicolaas. Gedurende zijn leven zou Nicolaas vele malen de bevolking tegen demonen hebben beschermd, maar ook na zijn dood zou hij actief zijn gebleven. Zo zou hij voor voldoende eten hebben gezorgd tijdens hongersnoden en schepen hebben behoed voor de ondergang. Rond 340 moet hij zijn gestorven. Hij werd begraven in Myra, waar zijn basiliek nog steeds te bezichtigen is.

Uit www.scientias.nl

Uit oude overlevering blijkt dat St. Nicolaas van ver komt. Natuurlijk kent iedereen het Sint Nicolaasfeest, het is met het Sint Maartensfeest uit een kerkelijk gebruik ontstaan Ook hier spelen al voorchristelijke elementen mee. Het Christelij­ke element is dat Sint Nicolaas zoals hij in de middeleeuwse legende voorkomt en een samenvatting is van 2 Lycische bisschop­pen, Nicolaas van Myra, die waarschijnlijk in de 4de eeuw leefde rond 350 en Nicolaas van Pinora uit Lycië die in 564 stierf. Beiden zijn historische personen, over beiden is verder weinig bekend, des te meer lieten ze over aan de verbeelding. Uit deze beiden is de heiligengestalte gegroeid van wonderdoener die reeds op het einde van de 9de eeuw door de Grieks katholieke kerk in alle gevaren en rampen werd aangeroepen. De verering komt in de 6de eeuw in het Oosten op en in de 9de eeuw is St. Nicolaas een van de belangrijkste heiligen, met Myra en vooral Constantinopel als centra van verering. Hij zou stammen uit Patras. Zijn ouders waren echte christenen en gaven hem een voortreffelijke opvoeding. Hij onderscheidde zich door zijn vroomheid. Zijn oom, een bisschop, wijde hem na een theologische studie tot priester. Na de dood van zijn ouders schonk hij zijn vermogen aan de armen weg en ging naar Myra. Hier was de bisschop gestorven en het volk kon geen opvolger vinden. Dan besloten de oudsten diegene die de volgende morgen als eerste de kerk betrad tot bisschop te wijden. Dat was Nicolaas die nietsvermoedend aangekomen was en God voor de reis wilde bedanken. Na lang twijfelen nam hij het ambt aan.

Een weldoener, de kwaaddoeners wist hij duchtig te straffen. En op het concilie van Nicea was hij een van de grootste tegenstanders van het Arianisme. Eindelijk stierf hij. In het klooster op de Sionsberg bij Myra werd hij begraven. Monniken bewaakten zijn graf. Ze bewaakten het meer dan 700 jaar. Toen Myra in de handen van de Mohammedanen was gevallen brachten Italiaanse kooplieden (rovers) in 1087 het kostbare gebeente van de Heilige over naar de stad Bari in Apulië en bouwden over zijn graf een prachtige kerk die het middelpunt werd van de R.K.-verering van Sint Nico­laas. Het kwam aan op de 9de mei te Bari die daar nog jaarlijks die dag als feestdag heeft. Bari was als havenstad nog veel belangrijker dan Myra en maakte de weldoener vooral tot redder op zee. Men zegt dat uit het gebeente een vocht vloeit dat geneeskrachtiger is dan het water van Lourdes. De Noormannen die Bari later in bezit hadden brachten zijn verering als patroon van de zeelieden over in N. Europa. Zijn aanroeping deed hun vorst, Willem de Veroveraar, toen een storm hem in het kanaal overviel veilig uit Normandië in Engeland landen. De kustbewoners van N. Europa vonden in Sint Nicolaas de beschermer in zeegevaar die hen tot dusver had ontbroken. Langs de hele Noordzee tot IJsland toe en aan de Oostzee wezen de torens van de talrijke sint Nicolaaskerken aan de schepelingen als het ware de weg. Hier hingen ze na hun redding hun door­weekte kleren op werden na hun dood missen voor hen gelezen. ‘t Vochtig gewaad van de drenkelingen werd aan de wand gehangen als een offer en dank voor hun behoud, een al oud gebruik wat we al bij Horatius zien: Wat mij betreft, de heilige tempelwand legt door een votieftafel getuigenis af, dat ik de natte kleren heb opgehangen ter eren van de machtige god der zee,’ (vestimenta maris deo) Over Frankrijk en Z. Vlaanderen heeft de Sint Nicolaasverering zich naar onze streken verspreid. Als een krans liggen om de oude Zuiderzee de Sint Nicolaaskerken van Stavoren, Kuinre, Oldemarkt, Blankenham, Vollenhoven, Genemuiden, Kampen, Kamp­erveen, Elburg, Doornspijk, Harderwijk, Baarn, Weesp, Muiden, Monnikendam en Edam. Allen stammen stellig uit de 13de eeuw met als oudste die uit Kuinre van de 12de eeuw. Ook aan de rivieren verrezen ze, onder andere te Groningen, Deventer, Zutphen, Utrecht, Dordrecht, Leiden en Delft. Het volk sprak van de klaaskerk en noemde zich hier en daar met voorliefde Sint Niclaasmannen. Al gauw werden gilden van zeevaarders en koop­lieden gevormd die Sint Nicolaas tot patroon kozen. Het koop­mansgilde te Amsterdam bekostigde sinds 1476 een dienst in de oude of Sint-Nicolaaskerk waar het beeld van de Heilige stond in klinkklaar zilver en toen de stad in 1578 de zijde van de Hervormers koos liet ze er munt uit slaan.

In Duitsland werd de verering bevorderd door de Griekse gemalin van keizer Otto II, Theophanu

In the Prioress ‘s Tale vertelt Chaucer’, (1387)

Our blisful Lady, Cristes mooder dere

To worshipe ay, and het forgat it naught

For sely child wol alday soone leere

But ay, whan I renembre on this mateere

Seint Nicholas stant evere in my presence.’

St. Nicolaas was daar toen ook al de patroon van de schooljon­gens. Ook van de zeelieden en vissers is hij patroon, eveneens van Rusland voor zover als hij erkend wordt. Nikita is een Russische vleivorm van deze naam. Hij is patroon van bakkers, bruidslui, notaris, rechters en snijders maar vooral van de kinderen. Hij wordt afgebeeld met een geldbuidel of drie gouden kogels of drie appels, ook een anker, een schip of boek.

Sommige mensen zeggen dat St. Nicolaas nooit bestaan heeft. Er is een lijst van alle bisschoppen die het concilie van Nicea bijwoonden. Zijn naam staat er niet bij. Er is een oud boek waarin alle beroemde kerkvorsten uit zijn dagen worden beschreven. Hij wordt niet genoemd. Wel bestaan er een menigte legenden over hem.

Zo hebben wij te doen met een katholieke heilige. Het feest is dus niet ouder dan de middeleeuwen. Een heilige evenwel die te paard over de daken rijdt vergezeld van een zwarte knecht en zijn gaven in een schouw laat glijden, een voorstelling die we moeilijk als christelijk kunnen zien. De legende van Sint Nicolaas geeft hierover dan ook geen verklaring. Daarom is het wel mogelijk dat we hier hetzelfde verschijnsel hebben wat we elders ook aantreffen, een in kerkelijke vormen geklede hei­dense godheid. Als je naar het prototype van deze gestalte kijkt, die uitsluitend op Germaans gebied voorkomt, dan ligt het voor de hand om voor een op een paard rijdende figuur aan Odin of Wodan te denken.

Die reed door de lucht met zijn achtbenige ros Sleipnir. Zijn trouwe knecht Eckart was bij hem. Een slag met zijn toverroede bracht wasdom en vruchtbaarheid aan. In december maakte Wodan zijn rondgang op de aarde om de ongehoorzame te straffen en de brave te belonen. Als een vermoeid reiziger klopte hij soms aan de deuren der mensen. Een oude man was hij dan, met een lange, grijze baard. Een breedgerande hoed droeg hij, grijs als de wolken. Zijn ruime mantel was blauw gevlekt als de wolkenhemel en met gouden sterren bezaaid. Hij zag er armoedig uit. Wie hem in zijn woning opnam vermoedde niet dat hij een god was. Later pas merkte men het. Wodan overlaadde ze met rijke geschenken. In die maand vierden de mensen de feesten van Wodans komst. De landman had een schoof koren op de akker laten staan voor zijn paard of legde een handvol hooi voor hem neer.

Toch was Odin geen kindervriend die zijn gaven door de schoorsteen liet zakken. Voor zover bekend is niets dat daarop wijst. Maar ontneem je aan Sint Nicolaas juist deze functie, ontdoe hem verder van zijn zwarte begelei­der, zijn rammelende ketting en statige gard dan blijft er niets anders over dan een eenvoudige grijsaard op een paard dat door het luchtruim schrijdt. En daaruit is niet onze Sint Nicolaas te herkennen. Vandaar dat men naar overeenkomstige volksgebruiken zoekt.

Waar komt de voorchristelijke en christelijke feestdag samen? Was er vroeger een speciale dag die met het verquicken, het inpeperen in verband stond?

De oudste sporen van het kinderfeest vinden we in een stads rekening van Dordrecht uit 1360 en 1363. Hieruit blijkt dat de koorknapen op die dag vrij hadden en wat geld kregen om feest te vieren. Een van hen werd dan tot bisschop gekozen, onder de vesper kreeg hij de mijter en de kromstaf in zijn hand. Met deze kinderbisschop trokken de jongens in optocht langs de straten en vroegen aan de voorbijgangers een kleinigheid, het bisschops- of kaarsgeld. Voor de helft kochten ze kaarsen, van de andere helft maakten ze feest. De kaarsen zullen ze bij hun avondommegang hebben gebrand. Uit andere stadsarchieven blijkt dat er door het gehele land in de 15de en 16deeeuw een kinderbisschop werd gekozen. De geestelijke en wereldlijke overheid schonk dan geld, kleren schoenen of lekkers. Als alle kinderommegangen ontaardde ook deze in bedelarij zodat in de 17de eeuw het bedelen met mijter en kromstaf werd verboden.

Zo vinden we ook nog in de rekeningen van de kerkmeesters van de Sint Nicolaaskerk in Utrecht verbanden met de Sint Nico­laas viering die vanaf 1427 aanwezig zijn. Hierin komt van de aanvang af aan geregeld een postje voor van drie of vier paar kinderschoentje met enig geld erin die op 6 december om Gods­wille aan de armen werd geschonken. De kinderschoen, met de daarin verborgen verrassing, is waarschijnlijk te verklaren uit de bekende legende dat Sint-Nicolaas aan drie zusters die door hun vader uit armoede de weg op zouden gestuurd zijn elk ‘s nachts een bruidsschat in de schoenen wierp. Daarom is hij de beschermer van de maagden en daarna gepromoveerd tot huwelijksbemiddelaar.

Een ander verhaal is dat de waardin waar Nicolaas in huis was op het moment van zijn bisschopsverkiezing naar buiten rende toen ze hoorde dat hij tot bisschop was gekozen. Ze had echter thuis een baby in de kuip gedaan die op een vuur stond, Ze vergat het helemaal. Pas toen ze hem gefeliciteerd had kon ze weer normaal denken. Ze schrok en nam St. Nicolaas direct mee naar huis. Daar zag ze het kind spelen in het kokende water en speelde met de waterbellen. Dat had Nicolaas gedaan.

Keizer Constantijn verscheen hem in een droom en openbaarde hem dat drie van zijn veldheren ten onrechte als verraders veroordeeld werden, hij redde daarmee deze mannen het leven.

Er voer een schip naar Myra. Vlak onder de kust van Klein Azië werd het door een geweldige storm overvallen. De zeelieden werkten en zwoegden. Ze riepen alle heiligen aan. Niets hielp. ‘Laten we Sint-Nicolaas aanroepen’, zei er een. Ze deden het. En het hielp. Sint Nicolaas verscheen plots op het schip en stilde de storm. De volgende morgen, toen de dankbare mannen in de kerk van Myra kwamen, stond hij gewoon voor ‘t altaar. Hij is zo de patroon van de zeevaarders.

De heilige bewees na zijn dood ook de zeevarende hulp. Willem de Veroveraar werd door hem van verdrinking gered. Een ander Engels schip dat in Spaanse zee in gevaar verkeerde dankt aan Nicolaas zijn gelukkige thuiskomst. In die tijd verscheen de H. Anselmus van Canterbury bij de vertwijfelde bemanning en zie’, Vrees niet, ik, de heilige Edmond en de H. Nicolaas zijn jullie schutheren die het schip bewaken en we zullen jullie redden als jullie en jullie kapitein de zonden berouwt die jullie gedaan hebben.’ De mannen namen dit aan wat gezegd was en bereikten gelukkig de oever. Hij bleef beschutter van zeelui en schippers. Op vele bruggen en oevers vind je zijn standbeeld. Op de gevaarlijkste plaats in de Donau in Strudengau bouwde men ter zijner eren een kerk. Een bijzonder mooi standbeeld zie je aan de voet van het prachtige Turms van het Stift Durnstein. Een rode lamp aan de voeten van de grote bisschop groet hier de Donauvaarder die van Passau komt de gevaarlijke Donaupas van St. Nikola overwonnen heeft en geeft iedereen moed die op zijn reis naar Duitsland deze gevaarlijke pas voorbij gaat.

Patroon van de koophandel werd hij ook. Er was grote hongersnood in Myra. Een paar graanschepen van Alexandrië die met tarwe waren geladen ankerden in Myra. Was de redding gekomen? Helaas, de schepen hadden bestemming Rome. Het koren was voor de keizer. St. Nicolaas ging eens met de schippers praten. Hij wist uit ieder schip een flinke hoeveelheid los te krijgen. Maar toen de schepen in Rome werden gelost bleken ze niet minder te hebben dan in Alexandrië ingeladen was. Nicolaas gaf zijn gemeente het koren en stilde twee jaar lang de honger van de armen. Toen de nood over was, was er nog zo veel graan over dat dit als zaadkoren voor de nieuwe oogst gebruikt kon worden.

Maar hoe is Sint Nicolaas zelf de brenger van geschenken geworden? Dit komt doordat de heilige ook de patroon van de kloosterscholen werd. Sint Nicolaas beloonde de vlijtige en brave, bestrafte de onoppassende. Zijn feestdag bood de gewenste gelegenheid tot een kleine dramatische voorstelling die bij de middeleeuwers zo geliefd was. Dan zal een der leraren of kloosterlingen zich als Sint Nicolaas hebben ver­kleed en deelde lekkers uit aan de vlijtige en tuchtigde de luiaards met zijn roede, het onmisbare instrument bij de opvoe­ding. Zo treedt Sint Nicolaas op omstreeks 1200 op een school te Normandië, een uitstralingspunt van een gebruik dat zich vanaf de 13de eeuw tot de 15de over heel Noordwest- en Midden Europa verspreidde. Zo zien we Sint Nicolaas tot voor kort. Met luid kettinggerammel werd zijn komst aangekondigd, een indrukwekkend voorkomen, zijn ondervragen hoe het met het kind gaat, geschenken uitdelen, de kleine angstig wachten laten op zijn oordeel en dan iets ontvangt. Dit alles is een kleine dramatische vertoning. (Het strijken der roede werd eerst als liefdesovertuiging gebruikt en later is het meer tot slaan geworden omdat men de zin ervan niet meer begreep) Nog meer uitbeelding kreeg Sint Nicolaas door het optreden van Zwarte Piet.

In Duitsland is er geen zwarte piet maar een duivels uitziend mannetje dat Ruprecht heet. Deze Ruprecht symboliseert net zoals bij ons de roede het bestraffende element van Nikolaus. Zwarte Piet, Pieterman of Pietje Pek zijn de volksnamen van de duivel. Hij heeft niets met de zwarte bevolking van Afrika van doen. Die waren armoedig gekleed zonder gouden oorringen of dergelijke. Vaak ook niet helemaal zwart. In christelijk perspectief is Zwarte Piet gewoon de bedwongen duivel, plaatsvervanger van de overwonnen Wodan, of diens helper Norwi, de zwarte vader van de nachts, die ook een roe droeg (als vruchtbaarheidssymbool). Sint Nicolaas als het goede en Zwarte Piet als het kwade zoals wit tegen zwart, nacht tegen dag, voorjaar tegen winter, ochtend tegen avond etc. Daarom komt zwarte Piet uit de haard, de hel, en de witte heilige uit de hemel. Zwarte Piet straft met de roede of je gaat de zak in. Nu wil men zwarte Piet vergelijken met de vroegere slaven waar hij behalve de kleur niets mee van doen heeft. De slaven waren arm en zeker niet opgemaakt en ze straften zeker niet, dat is een belediging voor die goedaardige donkere mensen.

Het zou ook kunnen dat als vaste metgezel van Sint Nicolaas de wat onhandige Sint Petrus is of in de volksmond Pieter en dan afgekort tot Piet. Vergelijk Sint Pieter in Grouw.

Het vriendelijkste verhaal is wellicht dat Nicolaas op een slavenmarkt in Myra eens een Ethiopisch jongetje met de naam Piter (afgeleid van Petrus) aantrof. Sint kocht de jongen vrij en uit dankbaarheid bleef hij de Sint nabij. De hele middeleeuwen door was de in ketenen geboeide duivel een geliefde voorstelling, het goede naast het kwade. Zo ontstond het volksgeloof dat de machtige Sint Nicolaas jaarlijks op zijn feestdag de duivel in ketenen sloeg en geboeid met zich meevoerde. Dan moest de zwarte duivel, zwart van het roet van de hel, hem dienen, geschenken langs de wanden van de (toen nog grote) schoorsteen laten glijden. De schoor­steen die de geestenwereld met die van de stervelingen verbond. Dan dreigde hij stoute kinderen met de roede en de kwade kinde­ren nam hij (naar Spanje) mee zodat die hem in de hel konden dienen.

Onder de schoorsteen wordt de schoen gezet die gevuld wordt met voor het paard van St. Nicolaas. Vergelijkt men hiermede het oogstgebruik om enige halmen op het veld te laten staan zoals het veelal uitdrukkelijk heet ‘voor Wode en zijn paard’, duidt dit op een hooioffer. Dit werd reeds in de Edda Sleipnirs berdr, ‘Sleipnis spijs’ genoemd. Tijdens het Germaanse zonnewendefeest vroegen jonge meisjes aan Wodan een afbeelding van hun nog onbekende toekomstige geliefde; tegenwoordig zijn dat de speculaaspoppen. Het gooien van cadeaus in schoorstenen zou afstammen van Germaanse offerplaatsen (vuurplaatsen). En ook Zwarte Piet stamt hiervan af:.

Tenslotte is aan de duivel nog een gans aantal boze geesten toegevoegd. Dit kan zijn gebeurd onder invloed van het geloof aan de wilde heir, de wilde jacht of de wilde winden die in die tijd om het huis jagen. In de wolken die bij het spookachtig gedruis van de najaarsstormen langs de hemel jagen zag men de nachtelijke heer van de wilde jagers met hun huilende honden. Dit waren vervloekte zielen. Hun aanvoerder was Wodan of Wode, ‘de woedende,’ een andere naam van de duivel, hier in dienst van Sint Nicolaas als bestraffer van het kwaad. Men ziet hem aankomen in de Noordelijke winden als zware donkere wolkenfor­maties zich opstapelen tot allerhande vreemde en indrukwekken­de vormen als ze door de strakke koude winde voortgejaagd worden. Een verbeelding die voor de bijgelovige, aan allerlei ziekten en dood onderhevige middeleeuwer als voorbeeld was van waarin hij dagelijks verkeerde. De onverklaarbare natuurvor­men, het woeste weerspiegelde zich dagelijks in zijn leven. In die woeste drom ging de heiligengestalte verloren, ja, Sint Nicolaas zelf werd tot een duivel gestalte, zijn naam werd op de duivel overgedragen. In Duitsland heet de duivel Niklo en Nickel (!!) in Engeland Nick en Old Nick in Vlaanderen werd hij tot Klaai den duivele. Of is hier de oude afgod Wodan (zie kerstverhaal) door de oude christenen als duivels afgebeeld, de eerste vorm van de overgang tot christelijke heilige? Van deze luidruchtige Sint Nicolaasommegangen zijn in Europa nog talrijke overblijfselen bewaard gebleven over een gebied dat zich uitstrekt van Brittannië in het noordwesten tot aan de zuidelijke uitlopers der Alpen. Friesland, dat in onze streken het langst aan het christendom weerstand heeft geboden en waarschijnlijk hierdoor zoveel heidense gebruiken, onder andere bij begrafenissen, heeft bewaard vertoont van deze ommegang nog talrijke sporen. In de Friese dorpen Bergum, Garijp en Oudega komt het Sinte Klazejeijen (jeijgen =jagen) in zoverre met onze verering overheen dat Sint Nicolaas en Zwarte Piet er samen rondtrekken. Het verschilt hiervan doordat er wel 25 van deze paren rondlopen, niet alleen op de avond van 5 december maar de in de gehele daaraan voorafgaande week. Als de schemer valt trekken ze rond en vragen aan de deuren of ze binnen mogen komen. Binnengelaten strooit Kaije, dat is Klaas, peper­noten en krijgt daarvoor een kleine beloning. Hij draagt een wit hemd of laken en een witte broek en heeft een masker voor. Pieter is geheel in het zwart en draagt een zwart masker en sleept aan zijn been een rammelende ketting of blinkende schel en draagt een zak en roede. In de 19de eeuw kende men nog talrijke optochten van gemaskerde jongelieden uitgedost als duivels. Op Texel vierde de gezamenlijke dorpsjeugd de 5de december de Oude Sunderklaas door verkleed en gemaskerd te zingen door de dorpen te trekken. De ouders doen hetzelfde op 12 december en maken in hun carnavalskostuums in alle huizen hun opwachting. Op Terschelling maakte men kostuums van alles wat het eiland aan bruikbare materialen opleverde, heide, duinhelmstro, schelpen en kippenveren. Op Ameland maakten ze in alle geheimzinnigheid hun sinterklaaspak gereed. Ze oefenen in toeteren op eeuwenoude buffelhorens. Op de avond van de 5de december sluipen tegen de schemering de mannen naar buiten gehuld in lakens en gewapend met buffelhorens en knuppels. Dit zijn de baanvegers die onder vervaarlijk hoorngeloei meisjes en vrouwen en jongens onder de 18 het huis injagen. Zijn de straten leeg dan gaan ze zich verkleden in het pak, bij voor­keur als vrouw, witte lappen met gaten voor neus ogen en mond. Spreken doen ze hoofdzakelijk via de horens die met bloemen zijn versierd of papieren knipsels. Zo verschijnen tegen zeven uur de eerste Sinterklazen op straat waar alle vaders en moeders met hun kinderen lopen, het feest speelt zich hoofdza­kelijk op straat af. Maar ook zijn er enkele huizen die de Sinterklazen binnen laten, daar brandt als teken een licht in de gang, terwijl de andere huizen donker blijven. Hier mogen ook de meisjes, als ze de straat vrij zien, even binnenlopen om de mannen van alle kanten te bekijken, maar zij moeten dan ook voor hen dansen als ze met hun stok voor de meisjes op de grond slaan, de onwillige worden met de knuppel gevoelig op de tenen getikt. In de herbergen dansen de mannen samen, een kenmerk van zeer oude feestviering.

Er is, behalve de naam, geen enkele overeenstemming met deze demonische gestalten van het Amelandse/Friese volksgebruik en de minzame bisschop uit Myra. Wel zien deze er volkser uit dan de ingenomen figuren van de T.V. Wat belangrijker is, ze hebben wel degelijk overeenkomst met soortgelijke gebruiken in vormen die de oorspronkelijke betekenis duidelijk doen uitko­men. Dit waren de duivelse begeleider van de wilde jacht die bekend is in Oostenrijk en Beierse Alpengebied als ‘de Perchten.’ Daar zien we ook een optocht van gemaskerde gestalten die met kettinggerammel en zweepgeknal, met bellen en schreeuwen een schrikaanjagend lawaai maken. De dag waarop zij dit lawaai maken is 6 januari, dus aan het einde van de Germaanse joel­tijd. De Perchten hebben stokken en bezems in de hand waarmee ze iedereen die ze tegenkomen slaan, soms wordt de onvoor­zichtige die ze tegenkomen zwart gemaakt of met water natge­spoten. Hier horen we ook dat ze geschenken ontvangen en soms ook uitdelen.

De Perchten komen overeen met het Amelandse volksgebruik zodat ze beiden beschouwd kunnen worden als verschillende vormen van een over Germaans gebied verspreid voorkomend gebruik. Zowel de tijd van het jaar, na de winterzonnewende, als het gebruik de voorbijgangers te slaan (oorspronkelijk strijken) wijzen op een handeling die ten doel heeft de vruchtbaarheid van het nu weer nieuw aangebroken jaar te bevorderen. De bovennatuurlijke wezens die op de joeldag op aarde rondgaan en vruchtbaarheid kunnen schenken zijn eigenlijk de geesten van de afgestorvenen. In het Sint Nicolaas gebruik is zo een veel ouder, waarschijnlijk tot in de heidense tijd teruggrijpend dodenritueel te herkennen dat ten nauwste met het joeltijd verbonden is en dat uitdrukking gaf aan de wens dat het jaar, na het bereiken van zijn diepste weerstand, zich tot een tijdperk van rijke groei en bloei zou ontplooien.

Nu is Sinterklaas een en al goedheid en vriendelijkheid met een helderwitte baard waar geen kind meer bang voor is. Zwarte Piet boezemt door zijn verschijning wel wat angst in, maar hij is nu toch de trouwe dienaar die cadeautjes mee heeft.

De ketting en de gard zijn de laatste herinnering aan zijn demonische verleden, zwarte piet is een van de schrikgestalten die de heilige is blijven vergezellen. Van de oude magische betekenis is niets meer terug te vinden, deze duistere figuur is nu een beeld van verlichte opvoedkunde geworden die de kinderen in het braaf en goed doen wil versterken. Aan de ouderen geeft hij de gelegenheid om met elkaar grappen uit te halen en zijn dag met geschenken op te vrolijken. Ook in Vlaanderen is de verering niet algemeen: in sommige streken, in de regio van Aalst en in de Westhoek (Ieper en Poperinge) wordt Sint Maarten vereerd op 11 november. De bijbehorende legende wijkt lichtjes af van die van Sinterklaas.

Uit home-3.worldonline.nl

De benodigdheden voor het feest kocht men op de Sint Nicolaasmarkt waar bakkers en kramers hun tenten opsloegen. In Amsterdam was dit zo dicht mogelijk bij de oude of Sint Nicolaaskerk, dus onder de bescherming van de heilige. Als zichtbaar teken hiervan werd zijn beeld in het begin van de 17de eeuw aangebracht op een gevelsteen in de zijmuur van het hoekhuis van Dam en Damrak. Hierop was de bekende legende afgebeeld van Sint Nicolaas die drie kinderen die door een boze slager gedood en in stukken gehakt werden uit de tobbe tot leven terugroept. Na afbraak van dit huis, de Bisschop geheten, is de gevelsteen bij de herbouw van 1934 opnieuw aangebracht boven de ingang van het bijkantoor van de Inkasso bank, Dam 2a.

Op zulke markten kocht met zoete waren,’ Sinter Claescoeck, amandelbroot, honinctaert en massepeyn.’ Eenmaal heb ik zo’n markt bezocht. Dit was in het dorpshuis die afgeladen was met heerlijke zoete etenswaren waar ik als klein jongetje verheerlijkt naar stond te kijken. Speelgoed was er vrijwel niet, wel snoep met fluitjes en dergelijke. Doordat de markten wel eens lang duurden kwamen er plakkaten wegens de daaruit voortspruiten ‘disordren, confusien en ongeregeldheden. Evenmin slaagde de overheid met de verbodsbepalingen erin die zij, op aansporing van de Calvinistische predikanten tegen het Sint Nicolaasgebak als ‘Pauselyke superstitie’ uitvaardigde. Want, zoals het toen heette ‘dat gebruik van de Pausgezinde kinderen was veel te genoeglyk om daarvan geen navolgers te blijven, ‘zodat de bakkers rustig zijn doorgegaan met het bakken van poppen die naar de bisschop of speculator speculaas genoemd werden.

God kwam door een bos, samen de H. Nicolaas. Ze zagen dat er rook opsteeg vanuit een bepaalde plaats. St. Nicolaas er heen, die zag dat de duivel bezig was om brandewijn te stoken uit eikels. St. Nicolaas vond dat wonderbaarlijk en vroeg zich af of dit werkelijk naar brandewijn zou smaken. Het was voor de duivel dan ook geen moeite om hem over te halen wat te proeven. St. Nicolaas had zo een beker leeg en wilde weer vertrekken. ‘Ho, zei de duivel, Ԫe hebt me nog niet betaald.’ Dat was vervelend. Een heilige heeft nooit geen geld op zak. ‘Het spijt me,’ zei hij, ‘ik heb geen geld bij me, maar ik zal het laten brengen. ‘Okay,’ zei de duivel, ‘wanneer zal dat zijn?’. ‘Als de zilverden zonder naalden staat.’ De duivel vond dat goed en St. Nicolaas keerde terug naar God. Die vroeg hem waar hij zo lang gebleven was en hij vertelde hem alles eerlijk. God maakte dat de zilverspar in de zomer en winter zijn naalden houdt. Wel bleef St. Nicolaas de schuldenaar van de duivel.

Een soort peer heet Sancti Nicolai pyra.

Het was de Noorse God Njerd of Njord die de handel en zeevaart van de volkeren regelde, de zee en de wind naar welbehagen beheerste en de macht had over het vuur die hij bezweren kon. Omdat hij boven­dien rijk en machtig was, zeer mild in het geven van goud en goederen aan zijn aanhangers werd hij door schippers en vissers ijverig en dringend aanbeden om gunst en zegen over hun bezigheden. De Edda schenkt hem de titel van ‘rechtschapen koning der mensen,’ ook noemt men hem de ‘geest, die op de wateren zweeft.’ De blanke zwaan had de eer de vogel van deze godheid te zijn. Ook in de verhalen van de gebeurtenissen die bij Cleef en Nijmegen voorvielen, komt deze vogel meermalen voor. Dagelijks waren hun kusten aan de toorn van de zeegoden bloot­gesteld en dagelijks behoefden zij als een zeevarend volk hun gunst en bescherming.

Ook wordt het Sint Nicolaas feest dat voorheen aan de zeegoden gewijde dag opvolgde en nog algemeen onder ons gevierd wordt. Zo waarschuwde de Heilige Eligi­us, de apostel der Vlamingen en Friezen, die in het jaar 659 stierf, zijn bekeerlingen tegen de verering van Neptunus. Een menigte heidentempels is tot christenkerken gewijd. Sta­vo ‘s tempel te Stavoren ontving bij deze verandering de naam van St. Nico­laas, de heilige van de zeelieden.

Zijn feestdagbloem is een heide, Erica nidiflora en Malva moschata.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/