8 juli

Over 8 juli

Heiligen van de dag, naamgeving, etymologie, relikwieën, hun werken en plaats, verering, wonderen, sterven, hoe ze afgebeeld worden,

Uit en.wikipedia.org

8 juli, H. Elisabeth van Portugal (Spaans en Portugees Isabel, ook Isabel van Aragon): Hebreeuws uit Elisjeba: ‘God heeft gezworen, God is mijn eed, God is degene bij wie ik zweer.’ Sommige namen staan onder invloed van Germaanse namen als bert.

Elisabeth is geboren in 1271 te Zaragoza, werd vernoemd naar Elisabeth van 19 november, haar oudtante. Ze was een dochter van de koning Peter III van Aragon en Constance van Sicilië. Ze huwde op 24 juni 1282 met koning Dionysius I van Portugal. Terwijl Isabel vanaf haar jeugd zeer devoot was, stond haar man bekend als gewelddadig, ontrouw en een man met weinig principes. Ze was een voorbeeld van een christelijke koningin en echtgenote. Een vredestichtster tussen vorsten. Isabel trachtte tijdens haar regering het bestaan van de armen en de zieken te verbeteren en richtte daar toe gratis scholen, weeshuizen, en ziekenhuizen op. Daarnaast liet zij kloosters bouwen. Ondanks zijn ruwe karakter kon de koning toch bewondering opbrengen voor het werk van Isabel en werden haar projecten uit de staatskas gefinancierd.de koning overleed in 1325. Als weduwe leefde ze in het Clarissenklooster te Santarem ( Coimbra) dat ze zelf gesticht had en waar ze begraven werd na haar dood te Estremoz in 1336. Na haar toetreding tot de kloosterorde moest zij zich nogmaals met de politiek van het land bemoeien toen haar zoon, Alfons IV, in conflict kwam met Alfons XI van Castilië. Ze reisde naar het slagveld in Castilië om te bemiddelen. Na de terugreis werd zij ziek en ze overleed op 4 juli 1336 in het klooster van Santarm. Ze werd in 1625 heilig verklaard door pais Urbanus VIII.

Ze was buiten de weet van haar lichtvaardige en jaloerse man zeer mild tegen de armen. Op zekere tijd had de heilige koningin in haar rok een zekere som geld gebonden om aan de armen te geven. Ze kwam haar man tegen die haar vroeg wat ze droeg. Ze antwoordde dat het rozen waren, hoewel het buiten de tijd van rozen was. De koning keek ernaar en zag dat het rozen waren. Daarom schildert men de koningin met dit mirakel af. Een vrijwel gelijk verhaal als van Elisabeth van Hongarije.

Uit historygeekblog.blogspot.com

8 juli, H. Grimbald (Grimwald): Germaans grim, net als in ons ‘grimmig, verbitterd, boos,’ of verwantschap met Oudnoors grima: ‘masker, helm,’ bald: ‘stoutmoedig.’

Ca 820-903 is Grimbald geboren in Vlaanderen. Hij werd monnik te St. Omaars, maar door koning Alfred ca. 893 naar Engeland geroepen om hem te helpen bij de hervorming van het kloosterwezen, weigerde het ambt van Canterbury want hij bleef liever monnik. Werd abt van New West Minster te Winchester op aanraden van koning Edward de oudere. Zijn naam wordt, wel ten onrechte, in verband gebracht met de legendarische vroegste geschiedenis van de universiteit van Oxford, zou wel veel voor het onderwijs in Engeland gedaan hebben.

Uit www.laywhispers.com

8 juli, H. Killanus van Wrzburg, (Kilian, Killena) : Keltisch, met onzekere betekenis, het wordt wel verklaard als ԫerkmanծ

Volgens de legende was hij afkomstig uit een aanzienlijke Iers-Schotse familie, is geboren rond 640 te Mullagh, County Cavan, Ierland. Bij zijn bisschopswijding zou hij de naam Killena (=ecclesiasticus: Զan de kerk, kerkmanթ gekregen hebben. Hij kwam in 686 met zijn begeleiders Kolonat en Totnan (Colonatus en Totnatus) naar Wrzburg. Hertog Gozbert liet zich met zijn volk door hem dopen. Op bevel van Killanus scheidde hij van Gailana, die eigenlijk zijn schoonzuster was, de weduwe van zijn broer, wat een toen als bloedschande gold. Zij liet hem en zijn metgezellen toen doden rond 689 te Wrzburg. De lijken werden in de paardenstal van de hertogburcht, waar nu de Neumonsterkirche staat, verstopt. Daar werden ze in 752 gevonden en als relikwien verheven. Met zijn legende is ook het zogenaamde Kiliaans evangelie verbonden die men in zijn graf vond. Het gebeente van de drie heiligen worden in een relikwienkist in die kerk bewaard, zijn schedel zit in een schrijn van bergkristal die op de Kiliaanoctaaf, 8 juli en 15 dagen duurt, openlijk tentoongesteld wordt en zijn er volksfeesten. Hij wordt als bisschop met het zwaard afgebeeld waarmee hij later gedood werd, vaak draagt hij ook de bisschopstaf. Hij geldt als de apostel der Franken en als eerste bisschop van Wurzburg. Patroonheilige van kuipers en lakenwevers en wordt aangeroepen tegen jicht, reuma en oogkwalen.

Uit en.wikipedia.org

8 juli, H. Procopius van Scythopolis: Grieks prokope: ‘vooruitgang, vordering.’ Naam van verschillende heiligen.

Procopius, martelaar te Caesarea, begin 4de eeuw. Volgens zijn tijdgenoot Eusebius was hij in Jeruzalem geboren en leidde een streng ascetisch leven, sloeg zichzelf zodat zijn lichaam op een dode leek, zijn ziel kreeg kracht van God zodat zijn lichaam vanzelf herstelde. Hij leefde van water en brood, at soms alleen op de derde dag en hield dat wel een week vol. Het woord van God was zijn enigste studie en van de rest wist hij weinig. Leefde later te Scythopolis waar hij synodes hield, las en werkte in Syrische taal en genas hen die van de duivel bezeten waren. Hij werd naar Caesarea met zijn vrienden gezonden en ze waren nauwelijks de stadspoorten binnen of ze werden naar de gouverneur gebracht, in kettingen geslagen en naar de gevangenis gebracht. Ze moesten aan de heidense goden offeren waartegen hij met luide stem protesteerde, daarna probeerde de rechter hem toch maar de keizers te vereren, luister zei hij, naar deze vers van Homerus, het is niet goed om verschillende meesters te dienen, laat er een heerser en koning zijn, waarna hij veroordeeld werd, zijn hoofd afgehakt als eerste martelaar in Palestina, tijdens Diocletianus, gedood werd op 7 juni 303. In het Oosten werd hij zeer vereerd en verschillende legenden ontstonden om zijn persoon. In latere verhalen wordt hij afgeschilderd als soldaat, kluizenaar, een Pers of prins van Alexandrië, soms alle vier tegelijkertijd. In elke zaak werd zijn bekering vergeleken met St. Paulus. Hij zou ook zijn bewaarders in de gevangenis bekeerd hebben, toen hij naar de rechter geleid werd zou hij hen verbaasd hebben met uitspraken van Plato, Aristoteles, Galenus, Homerus en Socrates. Toen hij de ergste martelingen onderging kwam hij er ongehavend uit. Toen hij zijn moordenaars zag zou hen ter plaatse verstijfd hebben en zou op hetzelfde punt meer dan 6000 barbaarse invallers verslagen hebben door eenvoudig met een wonderlijk werkend kruis te zwaaien. In de meest populaire legende heette hij origineel Neanias en was in Jeruzalem geboren, dan werd hij hertog van Alexandrië door Diocletianus die hem naar de christenen zond. Op de weg van Antiochië kreeg hij een visioen zoals Paulus waarop hij zich christen noemde, werd naar Caesare gezonden waar de gouverneur Oulcion hem martelde en in de gevangenis bracht. Daar kreeg hij een visioen van Christus die hem de naam van Procopius gaf. Oulcion stierf plotseling en werd opgevolgd door Flavianus die met hem lange argumenten voerde, onderbroken met geweldige martelingen en tenslotte gedood. Het verhaal is doorspekt met wonderen zoals het vermelde kruis, zijn moeder Theodosia en 12 andere edele vrouwen die plotseling bekeerd en gemarteld werden. Zelfs Eusebius lijkt sommige dingen door elkaar te gooien. Maar dat hij vereerd werd blijkt uit de schrijn die ter zijner eer in Caesarea en Scythopolis op het eind van de 5de en 6de eeuw gevonden werden.

Uit no.wikipedia.org

8 juli, H. Sunniva von Selje: oud-Engels kungfu, Sun: ‘zon’, gifu: geschenk, gave,’ dus ongeveer, een geschenk van de zon, (oud-noors: sun-gifa).

Sunnivia was een Noorse koningsdochter van Ierse oorsprong,. Volgens de legende vluchtte ze naar Noorwegen voor een wrede minnaar of heidense koning. Ze leed schipbreukeling aan de Noorse kust, op het eiland Selja dat nu Selje heet en zij en haar begeleiders vonden beschutting in een grot. De bewoners vermoedden dat de vreemdelingen schapen wilden stelen en zonden Hkon Ladejarl uit. Sunniva en haar begeleiders baden tot God dat ze niet in de handen van de heidenen zou vallen waarop een steen van de grot viel en de toegang versperde. Ze stierven in die grot, later werd er van wonderen op het eiland gesproken. Toen de christelijke koning Olav I in 996 het hol liet openen vond men haar lichaam intact. Later werd er en Benedictijnerklooster op deze plaats opgericht.

Beschermheilige van Bjrgvin en geheel West Noorwegen, schutspatrones van bergen.

Haar bloem is de Teunisbloem Oenothera binis, het gewone klimkruid, Clematis vitalba alpenheksenkruid, Clematis alpina, de nilwinde, Ipomoea nil.

Uit nl.wikipedia.org

8 of 9 juli, Maria Amandina van Schakkebroek.

Ze is geboren als zevende kind bij een boerengezin te Schakkebroek bij Herk-de-Stad op 28 december 1872 als Maria-Pauline Jeuris. Haar vader was Cornelius Jeuris en haar moeder was Agnes Thijs die stierf op 27 oktober 1879 bij de geboorte van haar negende kind. Op zesjarige leeftijd verloor Pauline haar moeder. Ze werd tot haar veertiende toevertrouwd aan een buurvrouw (Celis-Jans) en verbleef daarna twee jaar bij de familie Van Schoonbeek-Jans. Ze volgde de lagere school bij de zusters Ursulinen in Herk-de-Stad. In 1886 ging ze dienen bij de Zusters van Liefde in Sint-Truiden die haar ook toelieten om verder te studeren. Haar oudste zuster Marie was al toegetreden tot deze congregatie en haar twee jaar oudere zuster Rosalie werkte er ook al twee jaar. Op 2 augustus 1892 ging ze voor een jaar naar Hasselt om het gezin van haar zieke zuster Anna, weduwe met vier kinderen, bij te staan. Als lid van de Derde Orde trad ze als novice op 19 juli 1895 in bij de Zusters Franciscanessen van Maria in de Kongostraat in Antwerpen. Deze jonge Franse congregatie was helemaal op missiewerk gericht en ook zij opteerde dus voor missiewerk - in navolging van haar zuster Rosalie die de kloosternaam Honorine kreeg en zij nam de naam Maria-Amandina aan, in navolging van de Heilige Amandus, apostel van Vlaanderen. In 1896 vertrok zij naar Marseille om er voor verpleegster te studeren. Ze legde haar kloostergeloften af op 6 juni 1898.

Op 12 maart 1899 kon Zuster Amandina samen met Mgr. Fogolla en zes andere zusters vertrekken, met de stoomboot Salazi van de lijn Marseille-Shanghai, naar China. Op 29 maart 1899 ontmoette ze in Colombo in Sri-Lanka haar zuster Honorine, die daar missiezuster was. Op 14 april 1899 kwamen ze aan in Shanghai. Hier nam een deel van de groep zusters afscheid om zich naar hun missiewerk in het gebied van de Blauwe Rivier te begeven. Zuster Amandine voegde zich met de rest van de groep bij Mgr. Fogolla en vervolgens voeren zij naar Tianjin waar ze op 28 april 1899 aankwamen. Hier namen ze de trein tot Peking. Daarna hadden ze een twaalf uur durende treinreis van Peking naar Baoding. Met een karavaan van veertig personen, draagstoelen en ezels gingen ze verder naar Taiyuan, waar ze op 4 mei 1899 aankwamen. Ook daar werden ze feestelijk onthaald. Ze werkte in een weeshuis en richtte er haar dispensarium in. De zusters trokken zich vooral het lot van wezen en achtergelaten kinderen aan. Amandina was er werkzaam als verpleegster en in de farmacie. Eigenhandig doopte zij heel wat kinderen die bij haar werden binnengebracht en vaak al snel overleden. Zelf bleef ze ook niet gespaard, want in de lente van 1900 werd ze zwaar ziek. Net toen men haar al wou opgeven, herstelde ze miraculeus.

In het kader van de Bokseropstand was er een vijandig politiek klimaat ten aanzien van westerlingen en katholieke missionarissen in China. Op 1 juli 1900 wordt een edict uitgevaardigd waarbij de katholieke en protestantse missionarissen in Taiyuan op straffe van dood werden uitgewezen. Alhoewel Mgr. Fogolla en anderen aandrongen hieraan gehoor te geven, wilden de missiezusters toch op hun post blijven. Op 9 juli 1900 werd Amandina na een publiek proces door onthoofding terechtgesteld, samen met 31 andere missionarissen en Chinese bekeerlingen. Vier dagen lang bleven de lijken liggen, waarna ze buiten de stadsmuren begraven werden. De hoofden van de bisschoppen worden in een soort kooi bij de stadspoorten tentoongesteld.

Na de inval van de acht westerse mogendheden in Peking en onder andere het vernielen van het Zomerpaleis capituleerde keizerin Cixi en werd op 7 september 1901 het Boxerprotocol ondertekend. Als gevolg hiervan werden de lijken opgegraven en ondergebracht in een erepaviljoen op de koer van het gerechtshof van Shanxi. Dit werd op 24 maart 1903 officieel ingehuldigd.

Op 24 november 1946 werd Zuster Amandina met haar medezusters zalig verklaard. Op 1 oktober 2000 werd ze met 120 lotgenoten heilig verklaard. De heiligverklaring van zoveel katholieke missionarissen in China, en dit dan nog op de Chinese Nationale feestdag, veroorzaakte wrevel in China.

Ze wordt afgebeeld in het witte missiehabijt van de orde. In de hand heeft ze een kruisbeeld en martelaarspalm en soms staat er een Chinees weeskind bij haar.

Ze wordt samen met Catharina Dierkx, zuster Marie Adolphine en Hermina Grivot vereerd als de martelaren van China.

Uit www.heiligen.net

8 juli, H. Landrada van Munsterbilzen, Belgie.

Naar een levensbeschrijving van abt Theodoricus van St-Truiden. Zij was enig kind van Frankische ouders. Haar ouders hadden gehoopt dat zij in haar kinderen het verdriet van hun onvruchtbaarheid enigszins zou kunnen goedmaken. Maar zij gaf de voorkeur aan een maagdelijk leven in dienst van God. Volgens haar levensbeschrijver zou ze hun dat al duidelijk gemaakt hebben voor zij tien jaar oud was. In plaats van een leven in ruime vertrekken koos zij een benauwd kamertje waarin zij echter de weidsheid van het paradijs aantrof. Zij leefde van brood en water, ging zeer eenvoudig gekleed en bracht de dag door in gebed en boete. Enige tijd later trok zij zich terug in de eenzaamheid om daar het leven van kluizenares te leiden. Wie daar langs ging hoorde haar altijd psalmen en lofliederen zingen. Zomer of winter, zij droeg hetzelfde kleed en ging blootsvoets. De hemel zond zijn goedkeuring door in een nabij gelegen steen de afdruk van het kruis achter te laten. Voor haar was dat het teken om een daar kerk te bouwen voor Onze Lieve Vrouw. Dus begon ze met haar blote handen struiken weg te halen, het terrein te effenen en stenen aan te dragen. Vervolgens spande ze een draad waarlangs ze een muur begon te metselen. De steen met de kruisafdruk bewaarde ze om als altaarsteen te dienen.

Dat werk op zich was in die tijd een vorm van vernedering, omdat werk alleen maar gedaan werd door slaven, lijfeigenen en onderhorigen; het hoorde bij de laagste maatschappelijke stand. Dat je deel uitmaakte van de hoger geplaatste klassen, bleek juist uit het feit, dat je gevrijwaard bleef van werk. Werk was minderwaardig. Zo zette zij zich tot een activiteit dus, die ver beneden haar stand was. In feite waren de allereerste monniken, de woestijnvaders daar al mee begonnen. Om het gevecht tegen de slaap te kunnen winnen, dwongen zij zich door handenarbeid als matjes en mandjes vlechten) wakker te blijven. Van lieverlee begon het werk naast het gebed beschouwd te worden als een wezenlijk onderdeel van het monniksleven. Zo konden monniken tot uiting brengen, dat ze als het ware lijfeigene waren in dienst van Jezus, die hen was voorgegaan in nederigheid. Toen het kapelletje af was, vroeg zij bisschop Lambertus om het te komen inzegenen. In de jaren daarna kwamen steeds meer meisjes toegestroomd die haar leven wilde delen. Dat is het begin van benedictijner klooster Munsterbilsen (= monasterium, klooster in Bilsen). Christus zou haar zelf de plaats getoond hebben waar ze een kerk moest bouwen en die plaats werd bellua genoemd, monsters of wilde dieren, naar de wilde dieren die er leefden. Ze noemde het klooster Belisia waaruit later de naam Bilsen ontstond. De latere heilige Amalberga kreeg bij Landrada als klein meisje haar vorming.

Volgens een legende liet ze Sint Lambertus waarschuwen dat haar einde naderde: of hij wilde komen. Maar deze was juist afwezig. Toch vertelt het verhaal dat de heilige bisschop zich naar haar toe haastte en de laatste sacramenten toediende. Zo stierf zij, broodmager, languit uitgestrekt op een paar strozakken, omringd door haar geestelijke dochters, in volledige overgave aan haar Heer. Lambertus zou haar hebben bijgezet in klooster Wintershoven.

In 980 werden haar relieken overgebracht naar de, inmiddels voormalige, St-Baafsabdij in Gent.

Ze wordt afgebeeld als kluizenares of herderin en dan met schapen. Naast haar zie je wel eens een berin met welpen. In de hand heeft ze een abdissenstaf en soms een beitel naar de stenen die ze eigenhandig kapte voor de bouw van de kerk.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/