27 januari

Over 27 januari

Heiligen van de dag, naamgeving, etymologie, relikwieën, hun werken en plaats, verering, wonderen, sterven, hoe ze afgebeeld worden,

Uit www.goarch.org

27 januari of 13 september, H. Chrysostomus: Grieks chrysos: ‘goud,’ stoma: ‘mond.’

De Heilige Johannes Chrysostomos, die in de 15deeeuwse legenden Johannes Guldenmond genoemd wordt, was een beroemde Griekse kerkvader uit de 4de eeuw.

Hij is geboren rond 354 te Antiochië. Na de dood van zijn vader, de officier Secundus, werd hij door zijn vrome moeder Anthusa voorbeeldig opgevoed. Ze sloeg alle aanbiedingen van mannen af om zich geheel aan haar zoon te wijden, de uitstekende gaven van de jonge man voorspelde een schitterende carrière. Door de beroemde heidense retor Libanius werd hij onderwezen en ontving hij in 369 de doop, trok zich na de dood van zijn moeder, 374, terug bij de bergen in zijn geboorteplaats en onderwierp zich in de buurt van Antiochië aan zware kastijdingen tot een ziekte in 381 hem naar Antiochië terugriep. Hier werd hij tot diaken en in 386 tor presbyter gewijd, ontwikkelde een zeldzaam redenaarstalent. Spraak en gebaar ontwikkelden zich bij hem tot een kunstige eenheid, hoge gedachten vlogen hem toe. Hij vond de harten van zijn toehoorders, ieder voelde zich persoonlijk aangesproken, bemoedigd en getroost. Toch maakte hij het hun niet gemakkelijk, want hij hield hen lauwheid en oppervlakkigheid voor. Omdat achter de daad de liefde stond nam het volk die harde woorden aan. Bekend zijn zijn 21 predicaties die hij in 387 hield toen het volk van Antiochië in een oproer de keizerlijke beelden stuk had geslagen. In 398 verhief keizer Arcadius hem tot bisschop van de hoofdstad, Constantinopel, wel tegen zijn zin. Hij trad met strengheid op tegen de daar heersende trouweloosheid, nijd, jaloersheid, luxe en zedenbederf en maakte zich daardoor de zedeloze keizerin Eudoxia tot vijand. Zijn voorbeeldige levenshouding leidde tot jaloezie, vooral in de hogere klassen. Er kwam een aanklacht wegens lastering van keizerin Eudoxia, het verslonzen van kerkgoederen etc. Dat gebeurde op een keizerlijk landgoed, bij de eik, vandaar dat de synode ‘ad quercum, ‘genoemd werd, in de buurt van Chalcedon. Daar verzamelde de bisschoppen zich onder voorzitterschap van Theophilus van Alexandrië, zijn bitterste tegenstander. Hij werd afgezet en door de keizer verbannen naar Bithynie, maar door eenstemmige verbondenheid van zijn gemeente was hij al gauw weer terug. Volgens een andere legende kreeg de keizerin in de nacht dat hij de stad moest verlaten een voorgevoel toen een aardbeving de hoofdstad heen en weer schudde. De keizerin zag daar een teken Gods in en liet hem terughalen. Het volk bereidde de terugkerende een triomfale ontvang. Zijn tegenstanders hoopten dat hij in de toekomst de misstanden wel niet toestond, maar er niets van zeggen zou. Maar als een echter herder van zijn kudde legde Johannes wederom zijn vinger op open wonden en beklaagde vol heilige ijver de toenemende verdorvenheid. Wederom sloegen de tegenstanders toe. De keizer verbande hem in 404 naar Nikaa, in Armenië en vervolgde zijn aanhangers. Nu begon hij met spraakmakende geschriften te werken en schreef de wereld wat daar allemaal gebeurde. Hij liet niet na er tegen te protesteren en werd voor het hof gevaarlijk. De keizer besloot hem dan naar der Kaukasus in Taurus en tenslotte naar Pythus aan de oostelijke oever van de Zwarte Zee te brengen. Op de reis daarheen stierf hij in een kapel bij Komana, Pontus, op 14 september 407.

Volgens de legende ontving hij een kus van de Madonna waardoor een gouden schijn om zijn mond speelde, die voordien voor spreken ongeschikt was, daarna werd hij een beroemd prediker. De naam gouden mond ontstond pas na zijn dood. Het volk noemde hem Johannes de aalmoezengever. De Griekse kerk viert hem op 13 november. Hij is de schutheilige van Constantinopel.

Hij wordt afgebeeld als Griekse bisschop met een bijenkorf omdat zijn taal ‘zoet als honing,’ (zie ook daarvoor H. Ambrosius) was of met een duif van de H. Geest als goddelijke inspiratie die tijden zijn priesterwijding op zijn hoofd ging zitten. Ook wordt hij vaak afgebeeld als Paulus en andere heiligen tijdens het schrijven van zijn boeken verschijnen. Hij wordt vooral bij epilepsie aangeroepen. Hij wordt elk jaar gevierd door de humaniora omdat hij zelf ook een klassieke opleiding in welsprekendheid en wijsbegeerte ontving. Ook schutspatroon van de imkers.

Uit dagelijksevangelie.org

27 januari, H. Julianus van Le Mans, (Julian: Latijn Iulius, naam van een Romeins geslacht waartoe Gauis Iulius Caesar behoorde. Mogelijk van Grieks ioulos: ‘de wollige eerste baardharen,’ dus de jeugdige, of van Jovilius: ‘aan Jupiter gewijd.’ In het N.T. de naam van de hoofdman die Paulus naar Rome moet brengen, Handelingen 27. De vrouwelijke vorm Julia als die van een christin in Romeinen 16:15. Verschillende heiligen zijn er van deze naam.

Hij is op het eind van de derde eeuw geboren en was van 301 tot zijn dood in 348 de eerste bisschop van Le Mans.

Het oudste document evenwel dat dit feit vermeldt, de ‘aesta Aldrici,’ stamt pas uit de 9e eeuw. In die tijd geloofde men dat Sint Julianus Jezus nog persoonlijk gekend had: hij zou namelijk dezelfde zijn als Simon de Melaatse bij wie Jezus nog aan tafel gezeten had. Daarna zou hij zich bij Jezus hebben aangesloten; men rekende hem tot de zeventig leerlingen die Jezus volgens Lukas 10; 01 voor zich uitzond om zijn komst voor te bereiden. Later zou hij door de apostel Petrus hoogstpersoonlijk naar Gallië zijn gezonden. Dit alles zegt waarschijnlijk meer over het middeleeuwse geloof dat Julianus boodschap direct bij het evangelie aansloot en in de apostolische traditie stond dan over de historische feiten.

Zo weet een andere traditie te vertellen dat hij een Romein was van adellijke afkomst en dat hij van paus Clemens de opdracht zou hebben gekregen om in het gebied van de Cenomannen in Gallië het evangelie te verkondigen. Hij was in gezelschap van zijn priester Thuribius en zijn diaken Pavatius. Zij zouden hem later achtereenvolgens als bisschop opvolgen op de zetel van Le Mans, dat toen nog ‘Juindinum’ heette, ‘sterke stad.’ Juist op het moment dat de geloofsverkondigers arriveerden had de stad de poorten gesloten omdat ze in oorlog was met naburige versterkingen. De drie sloegen dus buiten de stad hun tenten op en werden voor hun geduld beloond toen de bevolking naar buiten kwam om water te zoeken. Julianus preekte het woord van God en zette zijn woorden kracht bij door zijn staf in de grond te planten. Onmiddellijk ontsprong er een bron, Centonomius geheten, ‘de weldaad van de heilige.’ Deze wordt tot op de dag van vandaag in eren gehouden.

Toen hij ook nog een blinde het gezicht teruggaf, schonk de sterke man van de stad een villa met een groot landgoed eromheen om er een kerk te bouwen. Daar zou de eerste kerk van Le Mans verrijzen, de tegenwoordige St-Julien. Moderne geschiedkundigen zien in deze legenden een poging om privileges of aanspraken uit de 9e eeuw terug te voeren op een eerbiedwaardige en daarmee onaantastbare bron, en ze aldus veilig te stellen. Zij plaatsen Julianus aan het eind van de derde en het begin van de vierde eeuw. Zijn ambtsperiode zou liefst 47 jaar geduurd hebben. Na de zorg voor de stad te hebben overgedragen aan zijn priester Thuribius, stierf hij op een 27e januari.

Rond 836 werd zijn stoffelijk overschot ontdekt en overgebracht naar de kathedraal. Dat is aan dat feit te danken dat de genoemde ‘Aesta Aldrici, die immers eveneens uit de 9e eeuw stamt, over hem vertelt. Tot op de dag van vandaag wordt zijn hoofd er nog bewaard; een groot gedeelte ging naar de abdij St-Julien-du-Pr in Le Mans (= tegenwoordig Notre Dame du Pr), waar het verloren ging tijdens de troebelen met de Calvinisten in de 16e eeuw. In 1243 kwam een deel van zijn relieken in Paderborn terecht. In Frankrijk zijn er vele kerken aan hem toegewijd. Zijn verering strekte zich zelfs uit tot in Engeland. Volgens sommigen gaat dat terug op de Noormannen. Waarschijnlijker is het dat ze te danken is aan koning Hendrik II ( 1189); deze was namelijk afkomstig uit Le Mans en had het doopsel ontvangen in de plaatselijke Sint-Julianuskerk. Hij is patroon van Le Mans; daarnaast van jongleurs en van wijnbouwers.

Hij wordt afgebeeld als bisschop met een bron aan zijn voeten en soms een duivel of vernield afgodsbeeld, hij verdreef het heidendom. Schutspatroon van wijnbouwers en jongleurs omdat die in Parijs een naar hem genoemde kapel bouwden, Saint Julien des Menetriers.

Het ijs breekt op St. Julianus, zo niet dan drukt het vaster aan.

Het kruid dat aan hem toegewijd is de hertstong, Phyllitis scolopendrium, of tongvaren.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/