15 augustus

Over 15 augustus

Heiligen van de dag, naamgeving, etymologie, relikwieën, hun werken en plaats, verering, wonderen, sterven, hoe ze afgebeeld worden,

Uit www.marypages.com

15 augustus, Maria-Hemelvaart. Maria, Hebreeuws Mirjam, zuster van Mozes een Aaron, Num. 26:59. Er zijn wel een 60 verklaringen voor de naam. De meest gebruikte is: ‘bitterheid.’ Een van de oorzaken van de onzekerheid is de schrijfwijze, zonder klinkers. De Septuagint maakte er Mariam van, de gebruikelijke Griekse vorm. In de middeleeuwen werd deze naam vaak geassocieerd met Latijn mare: ‘de zee,’ vandaar stella maris, ‘sterre der zee,’ en dergelijke bijnamen. Onze Lieve Vrouwe, de Heilige Maagd en Moedermaagd en is als de Madonna van de R.K. kunst het ideaal van ernstige jonkvrouwelijke schoonheid en van vrome moederliefde.

Volgens de oorspronkelijke kerkelijke overlevering was ze wettig gehuwd met de timmerman Jozef en was Jezus beider zoon. Doch reeds in het eerste en derde evangelie vindt men die overlevering in een wondergeschiedenis herschapen. Volgens de aldaar opgenomen berichten was zij een maagd die met Jozef verloofd was, doch een engel verkondigde haar dat zij door de kracht van God een zoon ter wereld zou brengen, de verwachte redder van het Joodse volk. Ootmoedig onderwierp ze zich aan het welbehagen van de Allerhoogste. Haar verloofde echter die haar toestand opmerkte wilde haar verlaten, doch een engel verscheen hem in een droom waardoor hij er van afzag. Toen is zij vervolgens met Jozef gehuwd en bezocht met hem een door keizer Augustus uitgeschreven volkstelling Bethlehem waar Jezus in een herderstal werd geboren. Ten dage van de reiniging bezocht zij met hem de tempel te Jeruzalem en vluchtte, in een droom gewaarschuwd, met haar kind naar Egypte om zich aan de aanslagen van Herodes te onttrekken en keerde na diens dood naar Nazareth terug. Omtrent haar karakter en haar werkzaamheid als opvoedster van Jezus wordt in de bijbel weinig medegedeeld, het schijnt dat ze weinig ingenomen was met de optreden van Jezus, evenmin als zijn overige bloedverwanten. Volgens het vierde evangelie bevond ze zich op de bruiloft te Kana, alsmede aan de voet van het kruis waar de stervende Jezus haar aanbeval aan de zorg van Johannes.

Latere sagen vermelden dat zij 11 jaren in het huis van die discipel gewoond heeft en op 59jarige ouderdom ten hemel is gevaren. De sage voegt er bij dat alle apostelen op de wolken des hemels naar Jeruzalem werden gedragen om getuige te zijn van haar heengaan. Het feest heette vroeger ook Slaap of Rust van Maria (Latijn Dormitio, Pausatio)

Reeds tegen het einde van de 4de eeuw ontstond onder de christenen strijd over de hulde die aan Maria moest worden toegekend. De Christenvrouwen in Thracië en Scythië veranderden aldaar de Cybele dienst in een Mariadienst en huldigden haar met gebeden, optochten en offeranden. Intussen bleef het onder de rechtzinnige kerkleraars zelfs nog in de 4de eeuw gewoonte om van de gebreken van Maria te gewagen. Weldra echter stelden enige godgeleerden de mening dat Maria steeds in maagdelijke staat gebleven is als geloofsleer vast zodat de aanhangers van een Arabische partij die Maria als echtgenoot van Jozef en op grond van uitspraken in de Bijbel als moeder van meer kinderen beschouwden de naam ontvingen van Tegenstanders van Maria. Daar werden mensen om veroordeeld. De verering van Maria nam vooral toe in de 5de eeuw toen de Kerk haar Moeder Gods noemde. Later werd daar het gevoelen toegevoegd van haar wonderbare verlossing. De rechtzinnige plaatsten haar nu aan het hoofd van de heiligen. Het eerste voorbeeld van een aanroeping van Maria vind je in een lofrede op de martelaar Cyprianus. Weldra was het de gewoonte om in gebeden haar voortdurende maagdelijkheid te vermelden en kerken aan haar te wijden, terwijl men hier er in de 4de eeuw nog geen spoor van ontdekt, hoewel er toen ook al talloze kerken waren gewijd aan apostelen en martelaren. Nadat men Maria zo hoog verheven had beschouwde men haar bij alle gelegenheden als voorspraak bij God en werd ze schutspatrones en vierde men ter hare eren verscheidene feesten.

In de 6de eeuw ontstond het feest der reiniging van Maria als Maria Lichtmis op 2 januari.

Dat van Maria Boodschap op 25 maart.

Van het bezoek bij Elisabeth, 2 juli Maria visitatie: bezoek, bestaat sinds de 13de eeuw.

Het feest van Maria’s geboorte op 8 september.

Maria ‘s Hemelvaart op 15 augustus. Die laatste twee ontstonden in de 8ste eeuw. Sinds de 11de eeuw wijdde men aan Maria de zaterdag waarbij in kloosters een dienst werd gehouden met lofzangen om haar te huldigen. Die plechtigheid werd door paus Urbanus II in 1095 voorgeschreven. Toen en de 12de eeuw kwam de Mariaverering op een hoogtepunt. Monniken en nonnenorden noemden zich naar haar, de kerkleraars spanden alle krachten in om haar te verheerlijken. Aan haar, de koningin des Hemels werden “Vigiliën, gewijd en het ‘Ave Maria’ kwam algemeen in gebruik.

Maria ‘s Onbevlekte Ontvangenis op de 8ste december is door Pius IX in 1854, na het horen van een aantal bisschoppen, plechtig afgekondigd als een dogma van de R.K. Kerk. Daar is wel wat strijd over geweest.

Ook andere feesten die op Maria betrekking hebben zoals het verlovingsfeest, het feest der zeven vreugden van Maria en dergelijke zijn voor en na ingesteld. Voorts behoort het tot het rechtzinnige geloof der R.K. kerk dat de Mariabeelden een wonderdadige kracht bezitten, vooral die te Loreto en Czentochau in Polen.

Het rozenkransfeest op de 1ste zondag van oktober bestaat sinds 1573.

Maria van de berg Karmel op 16 juli bestaat sinds 1587.

Naam van Maria op de zondag na 8 september is er sinds 1683.

Offering van Maria of Praesentatio Mariae op 21 november is er sinds de 14de eeuw. Ter herdenking aan Maria ‘s toewijding aan God door de belofte uit maagdelijkheid, welk feit wordt afgeleid uit Lucas 1:34.

Zeven ween of smarten van Maria, namelijk het lijden van Maria veroorzaakt door het lijden en de dood van Jezus. Oudtijds ook Compassio of Transfixio Mariae geheten, (lijden, doorboren van Maria) wat gevierd wordt op vrijdag na Passiezondag sinds de 14de eeuw en de 3de zondag van september sinds 1814.

Maria ter Sneeuw.

Het is haar sterfdag en daardoor haar triomfdag. Wij vieren haar kroning in de hemel. Het is de dag waarop Maria met ziel en lichaam ten hemel werd opgenomen. De kerk ziet in dit feit een volkomen vereniging van Maria met God. Maria is door de christenen vaak genomen als een aardmoeder. Die ontbreekt in de Bijbel.

Deze dag wordt in Limburg wel Maria kruidwisch of O.L.V. kruidwijn (wijn =wijding) genoemd. Door de kinderen worden bloemruikers naar de kerk gebracht om daar gewijd te worden.

Bij de oude Germanen droeg de godin Hertha of Irtha een valeriaanstengel, zij was de godin van de bloeiende aarde. Freya (vrijen, haar broer is Freyer, de vrijer) is het zinnebeeld van de hartstocht en bedwelmende liefdesgenietingen. Zij had een wagen die getrokken werd door katten, haar geliefkoosde huisdieren, de verzinnelijking van koesterende liefde en wellust of de verpersoonlijking van vruchtbaarheid. De mooiste planten en bloemen in het noorden heetten Frey­aճ haar of ogendauw, terwijl de vlinder Freya’s hen heette. Het was een gebruik om bij plechtige gelegenheden op Freya ‘s gezondheid te drinken met die van andere goden.

Zij werd op hartjesdag, (Hertha ‘s dag), vereerd. Deze feestdag was op 15 augustus. Door de kerstening werd deze dag de dag van Maria ‘s Hemelvaart. Het is een tijd van oogstfeesten. Vroeger werden op deze heuglijke dag vele vreugdevuren ontstoken, omgangen gemaakt, gedronken en natuurlijk veel gegeten en gedanst. In Amsterdam was er in de Dapperbuurt en Kinkerbuurt vanouds het hartjesfeest met vuren op staat. Toen het christendom in het noorden werd gebracht ging deze dronk over op de Maagd of op St. Gertruida. Freya werd net als andere heidense godheden tot demon of een heks verklaard en verbannen naar de bergtoppen van Noorwegen, Zweden of Duitsland waar men de Brocken aanwijst als haar speciale verblijf. Dit werd tevens de algemene verzamelplaats van de duivelsstoet in de Walpurgisnacht. Omdat de kat aan haar gewijd was heeft die ook duivelse eigen­schappen gekregen, tot op heden aan toe worden heksen met zwarte katten afgebeeld.

Kroetwusj, kruidbos, kroetwosj of kroetwesj zijn dialectische namen voor een gewijd bos kruiden die onder andere tegen onweer beschermt. Die kruiden werden op 15 augustus, Maria Hemelvaart, verzameld, gedroogd en in bundeltjes gebonden om in de kerk gezegend te worden. Aanvankelijk legde men de planten, waaraan bepaalde geneeskracht verbonden was, los of in bundels op het altaar, in de 17de eeuw plaatste men de kruiden in bundels naast het altaar en later hield men de kruidenbundel zelf vast om die te laten wijden. In een bundel uit de 14de eeuw vond men onder andere het genadekruid, ijzerhard, ook wel kerkkruud genoemd, hertshooi ook wel wonderkruid en jaag de duivel geheten. Meestal zijn het 9 kruiden, alant, donderkruid, valeriaan, bijvoet, citroenkruid, lieve vrouwe bedstro, bitterzoet, alsem en wormkruid. De kruidwis werd op verschillende plaatsen met verschillende planten samengesteld en op verschillende dagen gewijd. Bij het wijden wordt met Psalm 64 aangevangen, deze Psalm is een dankzegging gebed voor de oogst. Vroeger werd in de R. K. kerk aangevangen met de Latijnse tekst: ‘Benedictio herbarum in festo Assumptionis Beatae Mariae Virginis.’ Na de tekst volgt de zegen van de priester die vervolgt: Mogen zij mens en dier beschermen tegen ziekten, besmettelijke ziekten, tegen duivelse bezweringen, beten van slangen en andere giftige dieren, tegen duivelse voorspiegelingen, tegen bedrog en misleiding overal waar deze vruchten of kruiden worden neergelegd of heen gebracht. etc. Nadat de bos gezegend is, wordt hij opgehangen in stal of huis. Bij onweer sprenkelt men wat wijwater over een deel van de bos. Dit wordt dan in het vuur geworpen onder het prevelen van het in de volkskunde zo belangrijke Sint Jansevangelie of van een rozenkrans. Wanneer het vochtige deel van de kroetwusj op het vuur ligt, zal het gaan roken. Deze rook nu vormt de beschermende laag tussen het huis en de duivelse weersgesteldheden. Fuchs schreef in 1543: ‘in unser frawen himmelfart, da tregt alle welt obs, buschel allerley kreuter, in de kirchen zu weihen. Mit disen kreutern geschickt seer vil zauberei.’

15 augustus, H. Napoleon: van Neapolis: ‘Napels, ‘nieuwe stad,’ dus afkomstig uit Napels. Of uit Grieks Napoleoon, nape: ‘(woud) dal’ en leon: ’leeuw’.

Napoleon was martelaar te Alexandrië tijdens Diocletianus 304. Het was ook de geboortedag van Napoleon Bonaparte. Na de slag van Austerlitz bepaalde hij per decreet van 7december 1805 dat zoons van vaders die onder zijn naam gesneuveld waren de voornaam Napoleon aan hun naam mochten toevoegen.

Frankrijk eerste nationale feestdag werd ingesteld na vrome overdenkingen na de eendracht. In 1804 werd Neopolis, (=uit Napels) (waarschijnlijk vals) Romeinse martelaar gecanoniseerd als Saint-Napoleon en augustus 15, Maria ‘s Hemelvaart, zou de dag zijn waarop de heilige van de oorlogen vereerd zou worden. Omdat 15 augustus de geboortedag van de nieuwe heerser was werd het feest van Saint-Napoleon gecreëerd’ om het image van Napoleon Bonaparte te laten zien als een heerser die een trouwe aanhanger van het christelijke geloof wasӬ wat verminderde na Waterloo. In februari 1852 vernieuwde Louis Napoleon Bonaparte het als een staatsgelegenheid en gaf bevel om alle geesten in een sentiment van nationale glorie te brengen.

Uit www.catholictradition.org

15 augustus; Tarcisius van Rome.

Jongeman die afkomstig was uit de Silicische stad Tarsus, die als christen leefde in de stad Rome. Het verhaal vertelt dat hij vanuit de christengemeenschap de heilige communie onder zijn kleren bij zich droeg om deze aan een zieke te brengen. Door zijn ongewoon eerbiedige houding wekte hij de nieuwsgierigheid van zijn kameraden; zij vroegen wat hij daar zo zorgvuldig verborgen hield. Maar hij wilde het niet zeggen. Op wonderbare wijze drong de H. Hostie in zijn borst zodat ze beschermd was tegen zijn belagers. Zijn onverzettelijkheid wekte zoveel woede dat zij hem tenslotte dood stenigden, tweede helft van de derde eeuw.

Zo werd hij de ‘martelaar van de Heilige Eucharistie.’ Hij ligt begraven in de catacomben van Calixtus aan de Via Appia. De heilige paus Damasus I ( 384; feest 11 december) maakte op hem een hymne.

Hij wordt vereerd als patroon van misdienaars en arbeiders en van de eucharistie.
Hij wordt afgebeeld als jongeman met een hostie tegen de borst geklemd; met gepeupel dat hem stenigt en voor dood achterlaat, ook met stralende borstkas waarin de hostie is binnen gedrongen.

Uit nl.wikipedia.org

15 augustus, H. Arnoldus. (Arnoldus van Soissons, van Oudenburg of van Tiegem, Arnulf van Pamel, Arnout, Arnold, Arnoul of Arnulfus)

Geboren in Tiegem, Vlaanderen, rond 1040 en was verwant aan Godelieve van Gistel. Omwille van zij ouders liet hij zich ridder slaan, maar zodra hij zijn kans schoon zag, vervulde hij zijn hartenwens en trok zich terug in de eenzaamheid van het Benedictijnen klooster te Soissons, Noord-Frankrijk. Het was met die rust gedaan toen hij tot abt werd gekozen. Hij vluchtte de bossen in, maar een wolf bracht hem op bijzondere wijze weer keurig thuis terug. Niet lang daarna werd hij zelfs bisschop van Soissons.
Vanwege zijn vredelievende kwaliteiten werd hij een paar keer naar Vlaanderen teruggeroepen om daar twisten bij te leggen tussen ruziënde edelen. Tijdens een van die missies is hij gestorven in 1087. Heilig verklaard in 1121.
Hij is patroon van brouwers, herbergiers en molenaars en wordt afgebeeld als bisschop met biervat aan de voeten of hopranken in de hand omdat hij tijdens een pestperiode mensen aanraadde om bier te drinken in plaats van besmet water waardoor velen aan de dood ontsnapten. Of dat hij met zijn staf in het bier roerde en met die drank de pestlijders genas. Soms zie je hem met de wolf of met een raaf die een vergiftigde vis weg draagt en soms met een harnas onder zijn habijt. Wordt aangeroepen tegen kanker en verloren voorwerpen. Hij is bekend als vredestichter in Vlaanderen.

Uit www.heiligen.net

15 augustus, H. Albericus: Germaans alf: ‘ziet goddelijk,’ rik, ‘heerser,’ dus ongeveer, heersend over bovenaardse wezens. (Alfricus, Alphricus of Alricus)

Albericus was de negende bisschop van Utrecht van 780-784 en raadsman van Karel de Grote. Hij was in het lichaam mismaakt, maar stak uit in allerlei deugden. Is op 15 augustus overleden. Hij is in de Salvators kerk naast zijn broer begraven. Onder Alfricus heeft de graaf Rotgarius een menige goederen die hij bezat aan de Utrechtse kerk geschonken als de landen van Leomerike of Lomrijke, de Veluwe, Huitengoye, de dorpen Twine, Alatinge, Westerhese, Duitinge, Loene, Alatinge, Westerhese, Houten, Brakel, Thuil etc. Verder de lijftocht die hem toekwamen van de dorpen Gruosna, Fumechara, en Hera met Zeist, Liesduine, Hees en Toren in 838.

In een sage wordt van hem verteld dat hij tot dank voor de redding van zijn bisdom op zich nam om een slot voor Karel de Grote te bouwen in enkele weken, een slot dat evenveel eeuwen zou trotseren als de bouw dagen geduurd had. Zo ontstond het Valkhof te Nijmegen. Dat St. Alberik met de bouwkunde bekend was kan verklaard worden uit het feit dat hij met Karel de Grote tegen de Langobarden opgetrokken was. De snelheid van de bouw voert ons in de sfeer der sagen, van de alven en hun koning, in Germaans Alberik. De Franse vorm Oberon zien we bij Shakespeare en Frederik van Eedens ‘kleine Johannes.’

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/