4 juni
Over 4 juni
Heiligen van de dag, naamgeving, etymologie, relikwieën, hun werken en plaats, verering, wonderen, sterven, hoe ze afgebeeld worden,
Uit kavlaanderen.blogspot.com
4 juni, H. Franciscus Caracciolo; ‘de Fransman.’
Franciscus is geboren als Ascanius in Villa Santa Maria in de Abruzzen in 1563 uit het adellijke geslacht Caracciolo. Tijdens een zware ziekte in zijn jeugd besloot hij zijn leven in dienst te stellen van God en de naasten als hij genas. Daarom gaf hij zijn bezittingen weg en trok hij naar Napels en na zijn priesterwijding wijdde hij zich geheel aan het gebed en aan de zielzorg. Ter dood veroordeelden konden altijd op zijn steun rekenen. Hij sloot zich aan bij Johannes Augustinus Adorno en zijn broer Fabricius Caracciolo en stichtte de orde van de Mindere Reguliere Geestelijken, Clerici regulares minores, de Barnabieten. Naast de drie gebruikelijke geloften van armoede, gehoorzaamheid en zuiverheid, moesten zij beloven niet naar kerkelijke waardigheden te streven en als doel de hulpverlening aan gevangenen en ter dood veroordeelden. Na de dood van Adorno bestuurde Franciscus deze orde en verbreidde haar over Italië en Spanje. Hij muntte uit door diepe nederigheid en grote godsvrucht tot het H. Sacrament zodat hij bijna hele nachten in aanbidding doorbracht. Hij stelde vast dat deze vrome praktijk altijd het waarmerk van zijn orde moest blijven. Hij overleed 44 jaar oud op 4 juni 1608 te Agnone in de Abruzzen aan een slopende koorts. Zijn lichaam werd na zijn dood overgebracht naar de kerk van zijn orde in Napels. Hij werd heilig verklaard in 1807.
Hij wordt afgebeeld in priester kleding met monstrans als devotie tot het H. Sacrament en een regelboek. Ook zie je hem wel als pelgrim omdat hij verschillende pelgrimsreizen naar Spanje maakte om de nieuwe orde ingang te laten vinden.
4 juni, H. Optatus van Milevis: Latijn, ‘de gewenste.’
Optatus Afer (de Afrikaan) was bisschop van Milieve, Milevis, in Numidi (nu Algerije). Hij was een bekeerde heiden en werkte onder de vervolgingen van Diocletianus en Julianus. Er is weinig van hem bekend want zijn schriften vertellen weinig van hem zelf. Hij verdedigde de eenheid van de kerk tegen de aanvallen van de Donatisten. Hij schreef zes werken tegen hem die verhaald worden door St. Augustinus en Fulgentius van Ruspe en stierf rond 387.
Uit commons.wikimedia.org
4 juni, H. Udalricus (Ulrik, Ulrich, Vuldaricus, Wldaricus, Waldarichus em Ulricus): Germaans, odel, ol of ul: ‘bodem of erfgrond,’ rik: ‘machtig,’ dus ongeveer, machtig door zijn erfgrond.
Hij is geboren te Regensburg waarschijnlijk in 1015, zijn vader heette Bernolf of Bernulf. Later kwam hij aan het hof van keizer Hendrik III de zwarte. In het midden van de 11de eeuw komt hij voor als diaken bij de wijding van bisschop Nilo te Freising. Met een hongersnood verpande hij al zijn goederen om brood voor de armen te kopen. Daarna maakte hij een reis naar het H. Land waar hij in de Jordaan baadde en bijna vermoord werd, verliet met zijn vriend Geraldus de wereld, verdeelde zijn vermogen onder de armen en trad na een kort oponthoud in Rome in de orde van de H. Benedictus te Cluny. Weinig stonden in deugden boven hem en overtrof zelf zijn meester, de Heilige abt Hugo. Hij was zo streng voor zichzelf dat hij om zuiver te blijven zich met gloeiend ijzer verbrandde. Omdat hij zichzelf volledig in de hand had droeg de abt het biechtvaderambt op bij de kloostervrouwen van Marcignac in Autun. Hier verloor hij vanwege verkeerd gebruikte geneesmiddelen tegen hoofdpijn een oog. Rond 1075 kwam hij als prior naar Payerne in Lausanne waar hij veel strijd had met bisschop Burchard van Oltingen waardoor hij weer terugging naar Cluny. Hij kreeg toestemming om een eigen plaats op te richten dat hij vond in het Zwarte Woud en er cellen bouwde die de naam van Prioratus de Sella of Cella Villmari of Cella H. Apostels Petrus en Paulus. Daar was streng gebed, waakzaamheid over jezelf, strenge vasten en stilte die hij zelfs op zijn reizen alleen verbrak als het nodig was. Zijn liefde voor de armen kende geen grenzen en eenmaal trok hij zelf zijn kleed uit en de andere keer zijn sokken die hij aan de armen gaf waardoor er veel scholieren waren die bij hem wilden leren. Ook hier had hij problemen, er zou een net ingetreden levend in zijn klooster begraven zijn, die begravene bevond zich echter in het klooster Hirschau zodat de vervolging achterbleef. Hij had de kracht om wonderen te verrichten, zieken te genezen. Ook als schrijver was hij werkzaam waardoor hij moeite kreeg met zien omdat hij al een oog kwijt was. Hij stierf waarschijnlijk op 10 juli 1093 en drie jaar later werd zijn lichaam in de kerk bijgezet en keude paus Benedictus XIV zijn verering goed.
Uit nl.wikipedia.org
4 juni, H. Quirinus van Siscia: Quirinus was oorspronkelijk de oorlogsgod van de Sabijnen, de naam wordt wel verklaard als ‘lanszwaaier.’ De inwoners van de Sabijnse stad Cures werden Quirites genoemd. Quirinus werd later een bijnaam voor Romulus en Augustus. Zijn voornaamste heiligdom lag op een van de Romeinse heuvels dat daarom Quirinalis genoemd werd, hier ligt het tegenwoordige Quirinaal. Het was ook de naam van een Romeins stadhouder van Syri in de tijd dat Christus geboren werd, Lucas 2:2.
Quirinus is geboren midden derde eeuw. Hij werd bisschop van Siscia (Sissek in Joegoslavië, Kroatië). Hij vluchtte uit zijn stad om te ontkomen aan de achtervolgingen van Galerius, werd gevangen en terug gebracht. Hij moest aan de afgoden offeren wat hij weigerde en werd daarom blootsvoets geslagen en aan de gouverneur van Pannonia Prima in Sabaria overgedragen (nu Szombathely in Hongarije) en werd vanwege nieuwe weigering in 309 met een molensteen om de hals verdronken in de Raab rivier. Hij zou niet gezonken zijn en bleef de mensen op de oever een tijdlang toespreken over het ware geloof. Toen verzocht hij God om de marteldood en verdween onder water.
Hij wordt afgebeeld als bisschop met martelaarspalm. Zijn attribuut is een molensteen die bij hem staat of aan hem gebonden is of met een drijvende molensteen waarop hij tegen de mensen preekt. Ook een boek en paard komen voor omdat hij achter een paard geketend naar de gouverneur werd gesleept.
Uit www.oodegr.com
4 juni, Petroc van Cornwall, Petrock, Pedrog of Perreux.
Een van Cornwall; meest beroemde heiligen was de zoon van een prins uit Z. Wales. Hij studeerde theologie in Ierland, zette zich te Haylesmouth in Cornwall en stichtte een klooster te Lanwethinoc (dat later Petrocston en nu Padstow genoemd wordt). Na 30 jaar maakte hij een pelgrimsreis naar Rome en Jeruzalem en zou ook de Indische Oceaan bereikt hebben waar hij en tijdje op een eiland als kluizenaar leefde. Bij zijn terugkomst stichtte hij een ander klooster te Little Petherick (Nanceventon) met een molen en kapel en een kluis te Bodmin waar hij St. Goran ontmoette en ging daarna zuidelijker. En bouwde een kluis bij de rivier en een klooster op de heuveltop voor zijn 12 volgelingen waaronder St. Croidan, Medan en Degan. Net als vele andere heiligen had hij een speciale band met wilde dieren. Hij stierf te Treravel in Wales rond 594 en werd begraven te Padstow wat het centrum van zijn cultus werd. Rond 1000 werden zijn kist, staf en bel verplaatst naar Bodmin. Onder de naam Perreuz zijn er 30 kerken aan hem gewijd in Bretagne waar hij mogelijk ook gepreekt heeft, of een van zijn volgelingen.
Zijn zinnebeeldige kruiden zijn de ratelen, Rhinanthus crista galli, de Chinese anjer, Dianthus sinensis, het gevlekte standelkruid, Orchis maculata, de tweebladige Neottia bifolia en het gewone raponsje, Phyteuma spicatum.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/