13 december
Over 13 december
Heiligen van de dag, naamgeving, etymologie, relikwieën, hun werken en plaats, verering, wonderen, sterven, hoe ze afgebeeld worden,
13 december, St. Lucia van Syracuse (Luciana): Latijn lux: ‘licht,’ lucere: ‘lichten.’ Het was reeds een Romeinse voornaam en wel een verkorting van prima luce natus: ‘de bij de zonsopgang geborene,’ vergelijk de naam van de godin Lucina: ‘die aan het licht brengt,’ de godin van de geboorte. In Handelingen 13:1 komt ook een Lucius voor, Lucius van Cyrene, een der profeten en leraars te Antiochië.
Lucia is geboren rond 286. Volgens een legendarische passio was ze martelares te Syracuse rond 304, dus waarschijnlijk tijdens Diocletianus. Men verhaalt, dat zij aan het huwelijk verzaakte. Dat omdat de H. Agatha haar moeder genas waardoor ze haar verloving verbrak waarop de jongeman haar aanbracht als een christelijke vrouw. Voor de rechter getuigde zij: ‘Die kuis en vroom leven op deze wereld zijn de tempels van de H. Geest.’ Ze werd eerst in een bordeel geplaatst, maar ze werd zo zwaar dat 20 ossen haar niet konden verplaatsen. Dan zou ze verbrand worden, maar het vuur deerde haar niet. Tenslotte wordt ze met een dolksteek in de hals gedood.
Al in de middeleeuwen werd ze zeer vereerd en in verband met haar naam werd ze patrones van oogziekten en opticiens. Men stelt haar voor met twee ogen op de hand of schotel, hiervandaan komt de legende dat ze zich de ogen zou hebben uitgerukt om zich aan de listen van een door haar schoonheid betoverde jongeling te onttrekken. (zie op de voorgaande dag de lichtbrengster Odilia) Het schaaltje wordt op sommige plaatsen door een engel gedragen. De dolk steekt hier door haar hals of door haar hand. Ook komt ze voor met martelaarskroon, een lamp, dat vanwege haar naam, os, brandstapel, ketel of zwaard. Ze wordt afgebeeld met omgord kleed met wijde mouwen. Ze gold hier als beschermster tegen de rode loop, een gevaarlijke vorm van dysenterie, ook tegen nekpijn. De abdij Kloosterrade was samen met de stad Ravenstein het centrum van haar cultus en bedevaartsoord voor Santa Lucia.
In oude tijden bracht men vooral in Duitsland haar feest in verband met betrekking tot de zonnewende en de vruchtbaarheid. In Zweden delen de meisjes die Lucia heten op die dag goede gaven uit. Het vermoedelijk stoffelijk overschot van Sint Lucia ligt in de San Geremia-kerk in Venetië opgebaard in een glazen kist. De beenderen lagen in de Byzantijnse Tijd in Constantinopel, na de inname van die stad tijdens de vierde kruistocht in 1204 door Venetiaanse troepen werden ze, samen met vele andere relieken, naar Venetië gebracht. Paus Johannes Paulus I liet het lichaam, dat zich in opmerkelijk goede staat bevindt, bedekken met een zilveren masker.
Ze is de enige heilige die vereerd wordt door de Lutheraanse Zweden, Denen en Noren in vieringen die veel voorchristelijke elementen van een midwinterlichtfeest hebben behouden. St. Lucia, wiens feest gevierd wordt op 13 december, dus in het jul-tijd, wordt vereenzelvigd met Perchta, van oud-Hoogduits beraht: de glanzende. Lucia ‘s naam staat in verband met lux of licht, ook zij wordt vereerd als patrones van de huiselijke arbeid op de avond voor haar naamdag laten de meisjes het spinnenwiel rusten, deden ze het niet dan zou het vlas de volgende morgen vuil en verward zijn. Perchta is oorspronkelijk de godin van de schemerglans, dat wil zeggen van de morgen- en avondschemering en is daarom van tweeslachtige aard, namelijk zowel godin van vruchtbaarheid en leven als duisternis en dood. Als godin van de morgenrood of dageraad staat ook de huiselijke arbeid onder hoede van deze Holda-Perchta.
In Tirol geeft St. Lucia presentjes aan meisjes en St. Nicolaas aan jongens. Het feest van St. Lucia wordt de 15de december gevierd en op die avond is het voor niemand nodig lang op te blijven want wie die nacht werkt vindt al zijn werk ongedaan gemaakt in de morgen. Het feest wordt groots gevierd (de heilige verliest haar gezicht, de zomer, de warme zomer komt tot een eind, de maan verschijnt en wordt koningin van de nacht, de beschermer van licht zoals St. Lucia) Bezweringen worden gemaakt tegen nachtmerries, duivels en heksen. Een kruis wordt in het bed geplaatst zodat er geen heks in kan komen. In die nacht en voor diegene die het kunnen zien zal er na elf uur op de daken van de huizen langzaam een licht verschijnen die verschillende vormen aanneemt, voorspellingen van goed en kwaad worden hieruit genomen die Luzieschein genoemd wordt.
Ook in het heldenepos van de Finnen, de Kalevala, is er zo’n vrouwenfiguur. Daar wordt onder andere van het meisje op de Pohja hoeve gezegd dat zij een verbond had gesloten met de zon, dat beiden ‘s morgens tegelijk opstaan, maar 't vlugge deerntje altijd de eerste was en als de zon dan opsteeg had ze al 6 schapen geschoren, de wol tot garen gesponnen en er een kleed van geweven. Elders heet het: de jonge dochter van Pohja hoeve, wijd beroemd om haar schoonheid, ze zat boven op de regenboog, gekleed in stralende gewaden en weefde een gulden kleed met een schietspoel van goud en een weefraam van zilver.' Als beschermster van de huiselijke arbeid verlaat ook Holda haar onderaardse paleizen en verschijnt met vlas en spinnenwiel op aarde. Holda als Perchta zijn de spinsters bij uitnemendheid. Perchta gaat tegen Driekoningen rond om inspectie te houden over de spinnenwielen en de vlijtige en ordelijke spinsters te belonen. Bij de meisjes die hun taak niet af hebben komt Perchta en snijdt hen de buik open en stopt die vol met vodden, even als vrouw Holda die op de avond voor kerstmis rondgaat om te zien of er gehoorzaamd wordt aan haar gebod om die avond het vlas van het spinnenwiel te nemen omdat die in de tijd van de 2 nachten stil moet staan. Dit verbod gaat samen met een ander, namelijk in die tijd geen huwelijk te sluiten omdat de godin van de groeikracht in deze tijd waarin ze zelf rust niet wil dat anderen nieuw leven verwekken.
Door haar straffend optreden is Perchta, eens de glanzende en vriendelijke geworden tot de schrik der kinderen die gedurende de ‘2 nachten ‘hen vrees aanjagen, ommegang houdt, ongehoorzame kinderen de buik opensnijdt en er kiezelstenen in legt. Ze zwerft rond om overtredingen te straffen, een spookgestalte die omringd is door ongedoopte gestorven kinderen met loshangend haar. In sommige streken heeft ze een vermomde figuur bij zich die de Habergais genoemd wordt, de uil die de sterfgevallen aankondigt. Dit wijst op een samenhang met de Wodansjacht of Wilde Heir die rond kerstmis plaats vindt waarvan we ook trekken terugvinden in het Sinterklaasfeest. Het Perchten lopen is een soort gemaskerde optocht die tussen Kerstmis en Driekoningen plaats vindt. Jonge mannen, in dierenhuiden gehuld, het gezicht zwart en onherkenbaar, blazend op horens, zwaaiend met fakkels, trekken in dolle vaart rond, bedelen en doen zich in gastvrije woningen te goed aan wat aangeboden wordt. Zodra Perchta, de heks zelf, verscheen ging de stoet uiteen want ieder die ze te pakken kon krijgen wachtte de dood. De wilde heir zien we in de wilde wolken tegen december verschijnen en afsteken tegen de koude, heldere lucht. Deze jagende vormen boezemden de mensen vrees in. Met wat goede wil zijn ze in allerhande vormen voor te stellen.
Het is de dag dat de oude Germanen aannamen dat de winter begon. Op Texel viert men op 12 dec. de oude sinterklaas. Dit is dus het eigenlijk het oude Sint Luciafeest zoals het in Zweden nog gevierd wordt als lichtfeest. Men wikkelt zich in stro, met veren, schelpen en heide, een vruchtbaarheidsrite, de nagebootste vegetatiegeest zorgt voor rijke oogst.
Ze heeft tal van de attributen van de Holda-Perchta overgenomen. Hier en daar wordt nog geloofd dat in de St. Lucia nacht ieder mens in gevaar is, vooral als het die avond stormt. Na het avondgebed gaat het hele gezin een ommegang houden door kamers en stallen en spreekt: ‘bescherm ons voor toverij, heilige Lucie, tot ik morgen vroeg opsta.’ Dit doet men met wierook en als alles uitgerookt is legt men zich ten ruste maar verzuimt niet voor het in bed te stappen met de linkervoet een kruis in de lucht te maken zodat de heksen het bed niet zullen naderen.
Grimm bracht verband tussen de namen perchta en peratha en gaf beiden de betekenis glanzend. In het begin van de middeleeuwen werden de nachten van 25 december en 6 januari de lichtende nachten genoemd of paratanaht.
Daarom gebruiken de Tsjechen op Lucia- en ook op meiavond twijgen van de Prunus cerasus om alle toverij te verdrijven. Ze noemen dit hout ‘hout van S. Lucia’. In de 16de eeuw vond het gewas in Frankrijk een snelle verbreiding vanwege het zeer geurende hout en bast, een cumarinegeur. Vooral was dit voornamelijk in de Vogezen en later in Lotharingen. Uit de bast werden specerijen vervaardigd, uit het hout, dat geschikt was voor fijn meubelwerk, lekker ruikende pijpen en ook snuiftabaksdozen. Dit gebeurde in de nabijheid van het dorp Michal waar een minnenbroedersklooster van de H. Lucia was. De Arabische naam verdween en werd vervangen door die van een der meest geerde heiligen van de Roomse kerk. De naam Luciakers, St. Luciahout, Frans bois de Ste Lucie werd door heel Europa geldig, het werd de Duitse St. Lucienholz, Engelse St. Lucie cherry, Mahaleb cherry tree.
Afgesneden hout van appel- of kersentakken die men vandaag op water zet bloeien met Kerst.
Luciaans wondkruid is Arnica.
Als Sinte Lucie komt, lengen de dagen een vlooiensprong, dus bijna onmerkbaar.
Lucia maakt de langste nacht, half juni maakt de langste dag.
Sinte Lucije laat de dagen dijen. =Langer worden, dit was voor de Gregoriaanse tijdrekening die ingevoerd werd in 1582 en het feest 10 dagen eerder ingevoerd werd. Dit tijdstip werd nog lang op het platteland gebruikt.
Uit vitaesanctorum.wordpress.com
13 december H. Edburga van Minster-in-Thanet: Germaans uit Angelsaksisch ead, oud-Hoogduits od: ‘erfgoed of bezit,’ en burg: ‘bescherming,’ dus ongeveer, beschermster van het erfgoed.
Angelsaksische heilige (Eadburga, Bugga) uit de 8de eeuw, waarschijnlijk afkomstig van een Kentse koningsfamilie dochter van koning Centwine en Engyth van Wessex. Ze was bevriend en leerling van St. Mildred en correspondeerde met St. Bonifatius. Werd een Benedictijner non op de abdij van Minster in Thanet, en volgde St. Mildred op als tweede abdis van het klooster St. Peter and Paul op het eiland Thanet. (Kent) Ze bouwde er een nieuwe kerk.
Uit de.wikipedia.org
13 december, H. Jodocus van Ponthieu (Joost, Iodocus; Jodoc; Jodokus;; Josse; Jost; Jouven; Judganoc; Judgeonoc; Judoc; Judocus, Frans Josse): Bretons judacos: ‘ervaren in de strijd.’ De naam leunde tegen het Griekse iodocos aan: ‘bijlen bevattend.’
Jodocus was de zoon van een Bretonse koning Juthael van Amorica, geboren rond 591. Hij volgde een pelgrimsreis te Rome rond 636 en trad toen af als koning en werd kluizenaar te Brahic rond 644. Hij kwam terecht bij graaf Haymon van Ponthieu waar hij hofkapelaan werd en stichtte in 665 te Runiacum een klooster waaruit later een Benedictijnenorde uit voortkwam, St. Josse sur Mer, die tot de Franse revolutie bestond. Hij stierf in 668 te Saint-Josse-sur-Mer een natuurlijke dood.
Patroon tegen koorts, vuur, stormen, tegen scheepswrakken, bootsmensen en zeelui in het algemeen. Hij wordt afgebeeld als priester met bonnet met een pelgrimsstaf in zijn hand, Sint Jacobsschelp en een kroon of scepter aan zijn voeten als verwijzing naar de troonsafstand of een schip. Soms zie je hem met een rozenkrans en een bron als verwijzing naar dat hij eens zijn stok in de grond stak en er onmiddellijk water opwelde. Hij is schutspatroon van pelgrims en binden omdat hij een blind meisje genas, scheepslui en bakkers omdat toen hij eens al zijn brood aan een bedelaar had gegeven er vier onbemande schepen verschenen met voedsel. Ook wordt hij afgebeeld et Gods hand omdat God de kelk gezegd zou hebben toen Jodocus de mis opdroeg. Hij wordt aangeroepen tegen koorts, pest, brand, onweer en goede oogst.
Zijn relikwieën werden op 13 december te Winchester verheven. In de 10de eeuw brachten vluchtelingen uit Bretagne naar Engeland sommige relikwieën mee, stukjes van zijn haar en nagels die na zijn dood maar bleven groeien en kwamen in een schrijn te Winchester cathedral. De naam Jodocus, vaak onder de naam Joss, was zeer populair in de Middeleeuwen te Engeland, ook in the Wife of Bath in Chaucer ‘s Canterbury Tales.
In de 9de eeuw verspreidde zijn verering over heel Duitsland vanuit de kloosters Prum en St. Maximin. St. Jost in de Eifel werd een bekend pelgrimsoord. Te Nederhemert werd in 1417 een kapel gewijd aan St. George en St. Jodocus, vgl. ook de plaatsnaam Sint Joosland in Zeeland.
De uitdrukking Ԋoost mag het weten is ontstaan onder invloed van een op Java vereerde Chinese heilige wiens naam in het algemeen meer de betekenis van ‘duivel, verkreeg.
Bij Labiau, in O. Pruisen, stond naast een water de eik van de H. Judocus. Hij had een holle stam en ieder voorbijvarende visser wierp er een penning in ten einde aldus op zijn vaart alle onheil te voorkomen.
13 of 19 februari, december, H. Susanna: Hebreeuws sjoesjanah: ‘lelie of bloem,’ vgl. de naam van de burcht Susa(n), enkele malen vermeld in het O.T. Nehemia 1:1, Ester 1:2, Daniel 8:2 de residentie van de Perzische koningen, de stad der leliën? In Lucas 8:3 de naam van de vrouw die Christus met haar bezittingen dient.
Oudtestamentische vrouw. De geschiedenis van Susanna, een toevoeging aan het boek Danil, waarin verteld wordt dat Susanna, een schone en godvrezende Jodin in Babylon en echtgenoot van Joachim. In zijn tuin kwamen Joden tezamen om hun zaken te regelen en twee oudsten die tot rechters waren aangesteld handelden er juridische kwesties af. Beide mannen bespiedden haar tijdens het baden en werden verliefd op haar en eisten dat ze hen te wille zou zijn. anders zouden ze verklaren dat ze haar met een jongeman hadden betrapt. Susanna weigerde en door de valse getuigenis werd ze ter dood veroordeeld. Wanneer het vonnis uitgevoerd zal worden redt Daniël haar door de valsheid van de aanklacht te bewijzen, hij ondervroeg ze apart en een vertelde dat het onder een terebint boom was en de ander onder een eik waarop ze veroordeeld werden en ter dood gebracht, vgl. Handels oratorium Susanna.
De kuise Susanna kwam ook wel eens op een uithangbord te staan, wel aan de tapperij en wel niet in de vrouwenafdeling, daar zou dit bord niet hebben gestaan:
‘Hier in Suzanna, die twee boeven fel bestreden
Om te bespieden haar ontblote kuise leden
Doch door haar vroomheid werden deze guiten gevat
Maar 't vrouwvolk leeft niet meer als het toen heeft gedaan.’
Een geliefd onderwerp voor de oude meesters, ze wordt in alle stadia van ontkleding voorgesteld terwijl ze een bad neemt en op de achtergrond zie je de twee boeven, soms zie je een appel als symbool van verleiding. Vaak zie je Susanna verbonden aan een ander verhaal van kuisheid en het beschuldigen van onkuisheid, Jozef en de vrouw van Potifar.
Een Aramees martelares (Susanik) stierf in 483 / 484.
Uit www.heiligen.net
13 december, H. Autbertus van Cambrai – Arras of Kamerijk- Atrecht. (Aubertus, Ansbertus)
Hij is geboren rond 600 en was verwant aan koning Dagobert I en werd monnik in Luxeuil. Onder zijn bewind werd begonnen met de bouw van de abdij van Sint-Vaast. Aubert werd in 663 zevende bisschop van Atrecht en Kamerijk. Hij stichtte verschillende kloosters in Vlaanderen en Henegouwen. Volgens de legende bakte hijzelf brood voor de hongerige bevolking. Is overleden te Kamerijk rond 669.
Hij is de patroon van de bakkers en wordt afgebeeld met een ovenschep in zijn hand, naast hem staat een ezel beladen met manden brood. Dit dier zou zelf de broden die Autberus bakte naar de stad en ontving zelf het geld daarvoor dat voor de armen was bestemd. Ook wordt hij als bisschop afgebeeld met ovenschep.
Hun heester is de Thuja of Boom des Levens, zie 24 december.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/