20 augustus
Over 20 augustus
Heiligen van de dag, naamgeving, etymologie, relikwieën, hun werken en plaats, verering, wonderen, sterven, hoe ze afgebeeld worden,
Uit supertradmum-etheldredasplace.blogspot.com
20 augustus, H. Bernardus van Clervaux: Germaans bern: ‘beer,’ hard: ‘sterk of moedig,’ dus ongeveer, sterk of moedig als een beer, berenaard.
Op een heuvel in de Bourgondische omgeving steken drie torens van de burcht Fontenay in de lucht. Hier leefde Teszelin en zijn mooie jonge vrouw Aleth. Die was eens bestemd geweest om in een klooster te treden, maar nam toch het verzoek van de blonde ridder aan. Is het dan ook niet te begrijpen, ondanks liefdes geluk, dat de onrust van haar ziel gebleven is? Drukte haar niet de gedachte woordbreukig te zijn geweest en het nonnenkleed tegen de bruidssluier geruild te hebben? Aleth verwachtte haar derde kind, daar had ze een droom. Ze zag in haar lichaam een kleine witte hond die onophoudelijk blafte. Een vrome monnik troostte haar: ‘Je hoeft je geen zorgen te maken, weet je, je zal een kind baren die als een trouwe hond het huis des Heren zal bewaken zal tegen de vijanden van het geloof. Hij wordt een grote prediker en zal met zijn woorden vele zielenwonden helen.’
Het kind was een zoon die geboren werd in 1090. Hij ontving bij de doop de naam Bernhard en Aleth hield met grote liefde van hem. Mogelijk zou hij haar ‘woordbreuk’ verzoeten. Bij de stiftheren van Chatillon ontving hij een uitstekende opvoeding. Daar trof hem op zesjarige leeftijd de dood van zijn moeder. Het werd hem steeds helderder dat hij niet voor het ridderleven, maar meer voor het kloosterleven bestemd was. Vader en broer praatten op hem in dat hij toch naar het buitenland zou gaan om de hogeschool in Duitsland te bezoeken en zijn hart te beproeven of het sterk genoeg was om de wereld vaarwel te zeggen want Bernhard had heet bloed. Er werd vermeld dat hij op een zekere dag tot aan de hals in ijskoud water stond om de gloed te koelen die een vrouw in hem wakker gemaakt had. Onderweg naar Duitsland ging hij naar een wegkapel en bad zijn moeder aan dat ze hem de waarheid over zijn toekomst zou geven. Toen hij de kapel verliet draaide hij zijn paard om en keerde terug naar huis. Hij wist zijn vader en broer te overtuigen dat het klooster hem geroepen had. Ja, hij begeesterde zo zeer zijn broeder en vrienden dat hij aan het hoofd van een 30 tal makkers in 1113 naar de abt van het strenge klooster Citeaux trok. Door het streng in acht nemen van de regel van de H. Benedictus verwierf hij zozeer de algemene achting dat hij in 1115 tot abt van Clervaux werd benoemd. Zijn deugdzaam gedrag wekte algemeen bewondering en weldra zag hij zich als wonderdadig geloofsheld, als mystiek ijveraar, als indrukwekkend prediker, gestreng zedenleraar en schrander scheidsrechter een uitgebreid gebied voor zijn werkzaamheden geopend. Hij wordt genoemd de 'honing vloeiende leraar,' ‘doctor mellifluvus.’ De Cistercinzer orde bereikte door zijn bemoeiingen een hoge trap van bloei. Bernhard steeg hoog op. Uit de schuchtere monnik werd de raadgever van de paus, de prelaat van de vorsten en het orakel der kerk geboren. In een tweespalt tussen de aartsbisschop van Sens en koning Lodewijk VI troffen zijn berispingen zowel de koning als de paus. Hij zorgde op de rijks vergaderingen te Estampes in 1131 dat Frankrijk Innocentius II als paus erkende en verzette zich tegen de eisen van keizer Lotharius. Met laatstgenoemde paus begaf hij zich in 1133 naar Rome en wist door zijn persoonlijke invloed de weerspannige steden Milaan en Genua voor de opperste kerkvorst te winnen, terwijl hij de bisschoppelijke waardigheid, die men hem wilde opdragen, van de hand wees. Ook later was hij een krachtige steun voor de paus. Eindelijk bereikte hij het toppunt zijner macht toen Eugenius II de pauselijke zetel beklom en genoodzaakt was naar Frankrijk te vluchten en bij hem hulp zocht. Zijn pogingen om de verdrevene in zijn waardigheid te herstellen was echter bij de Romeinen tevergeefs. Daarentegen gelukte het hem door de kracht van zijn taal de volkeren en vorsten van Europa tot een nieuwe kruistocht te bewegen. Door een gloeiende toespraak in de Dom te Spiers overtuigde hij de Duitse koning Koenraad III om daaraan deel te nemen. Het behoort tot zijn menslievende daden dat hij de dweepzieke ijver tegen de Israëlieten wist te beteugelen en bloedige vervolgingen tegen de als ketters beschouwde Henricianen te Toulouse liet staken. Hij ondervond veel smart van 't mislukken van de kruistocht, een onheil dat hij aan de onwaardigheid van de kruisvaarders toeschreef. Minder edel was zijn gedrag jegens bisschop Gilbert van Poitiers wiens wijsgerige godsdienstleer hij liet veroordelen, hij slaagde er evenmin in om zijn orthodoxe geloofsleer aan de kerk op te dringen. Hij was een innige vereerder van Maria die hem in de koude cel van Clervaux verschenen zou zijn. Hij overleed de 20ste augustus 1153 en werd in 1174 heilig gesproken.
Hij is de apostel der kruistochten, de wonderdoener, de vredestichter tussen koningen en volken en de raadgever van de pausen. Hij liet 350 preken na, meer dan 500 brieven en een aantal verhandelingen.
Hij wordt afgebeeld als Cisterciënzer monnik en is hun beschermheer, hij houdt een kruis in de handen en knielt voor de gekruisigde Christus. Ook Maria verschijningen dienden de schilders als ontwerp. Een bijenkorf duidt zijn bijnaam aan, de witte hond die zijn moeder zag en hij werd al tijdens zijn leven Gods waakhond genoemd. Soms ligt er een mijter naast hem naar zijn weigering van het bisschopsambt, verder een duivel in kettingen, de overwinning of verleiding, een wiel, hij liet de duivel eens een wiel repareren. Ook wel met een stralende schijf met Mariamonogram, de lactatio Bernardi waarbij Maria hem sterkt met moedermelk of Christus die zijn handen losmaakt van het kruis en die naar hem uitstrekt. Bijenhouders en was verzamelaars bidden om zijn hulp, hij was toch de honingzoete leraar hij werd ook tegen bezetenheid, demonie en dierenplagen aangeroepen.
In de kerk te Venray is een 16deeeuws houten beeld van hem. Hij noemde zichzelf een leerling der eiken omdat hij in zijn jeugd in een eikenwoud leefde. De eik van Bernardus te Robermont is de naam van een rotshoogte die noordwaarts de kerk van de vermaarde ruinen van de abdij van Villiers-la-Ville beheerst. Op deze heuvel Robermont plantte St. Bernardus, toen hij deze abdij in 1147 verliet, zijn staf in de grond. De staf kreeg wortels en werd een prachtige eik. Daar werd een kapel opgericht. Naar een volksoverlevering werd deze eik door de bliksem van 28 febr. 1697 vernield. Op hetzelfde moment stierf aan een geraaktheid de abt Moniot.
Het dal waar Bernardus het beroemde klooster van Clervaux stichtte heette het dal van alsem, omdat dit kruid daar in grote menigte groeide of omdat daar vroeger een spelonk van moordenaars en straatschenders was.
De H. Bernard preekte de kruistocht in de streken langs de Rijn. Op zekere dag zat hij in een donker bosdal achter Hattenheim op een bemoste steen en dacht na over zijn grote roeping. Zie, daar kwam een ever uit het bos op hem toe en tekende met zijn snuit de omtrek van een klooster op de grond van het dal. Bernard heeft dit klooster op dezelfde plaats gesticht en de naam Eberbach herinnert nog alle dagen aan dit wonder.
De benedictendistel, Cnicus benedictus is zijn plant. (Carbenia benedicta) Benedictus stamt van het Latijnse bene: goed, en dicere: zeggen, de plant zegt dat hij goed is vanwege de geneeskracht, de plant is dus gezegend. De zegenrijke werking op het zenuwgestel. Vandaar benediktenkruid, Engelse blessed thistle, Duitse Benedictenwurz of Heilsdistel, Franse chardon benit, Italiaans cardo beneditto en cardo santo.
Uit www.s9.com
20 augustus of 15 juni, St. Bernard van Menthon (Bernard of Montjoux, Bernardus van Aosta)
Hij is geboren in 923, (996) waarschijnlijk in Chateau de Menthon bij Annecy als zoon van de baron van Menthon en is overleden te Novara in 1081. Hij was een afstammeling van een rijke, nobele familie en ontving een goede opleiding. Hij weigerde een huwelijk die zijn vader voorstelde en besloot zich te wijden aan de kerk zodat hij daags voor het huwelijk naar Italië vertrok en naar de Benedictijner orde ging. Hij werd priester en vanwege zijn kennis als gauw aartsdeken van Aosta in 996. Hij zag dat de oude heidense wegen nog steeds door de mensen in de Alpen bewandeld werden zodat hij besloot hen te bekeren. Daar preekte hij 24 jaar en ook in Lombardije en bewerkte vele wonderen in populaire verhalen wordt gezegd dat hij bij zijn vlucht van Chataeu de Menthon zich voor het raam zette en door engelen opgepakt werd die hem zachtjes naar beneden brachten, 12m lager. In werkelijkheid gebruikte hij een ketting van aan elkaar geknoopte beddenlakens. Hij zou op de puinhopen van een voorgaande kerk een klooster gesticht hebben en is in 1008 als abt van dat klooster overleden. Heilig verklaard in 1115. Dit is het klooster met de honden. De Grote en Kleine Sint Bernardpas zijn naar hem genoemd, ook de honden.
Het bekende hospitium op de St. Bernardspas werd gesticht door Bernard van Menthon.
Hij wordt afgebeeld als koorheer of als monnik met hond of draak aan de ketting, een abtstaf die vaak in de muil van de draak steekt, pikhouweel en een toren met 1 raam waarin hij een tijd zat opgesloten. De draak zouden de lawine’ s zijn die hij zou hebben bedwongen of het afgodendom dat hij overwon waarom er ook vaak een vernield afgodsbeeld ligt die hij eigenhandig vernielde.
Door Pius XI uitgeroepen tot schutspatroon van alpinisten, daarom wordt hij ook vereerd door bergbewoners, redders, wandelaars en skiërs.
Het vaderland van de Bernardshond is het klooster St. Bernard dat 2472m boven de zeespiegel is gelegen in de sombere bergpas waar de winter wel 8 a 9 maanden duurt. Daar vallen alleen in de zomer grote sneeuwvlokken, in de winter echter droge, kleine, broze ijskristallen die zo fijn zijn dat de wind ze door alle naden en kieren van ramen en deuren kan blazen. Vooral in de nabijheid van dit klooster jaagt de wind dit ijspoeder tot losse sneeuwwanden van 10-12m op die de paden en afgronden bedekken en bij de geringste schok in de diepte storten.
De reis is daar alleen in de zomer met volkomen helder weer zonder gevaar. De rest van het jaar en vooral met storm en in de winter is er aan een tocht veel gevaar verbonden. Ieder jaar eist de berg een aantal slachtoffers. De ene valt in een spleet, de ander wordt onder sneeuwval bedolven, een derde wordt zo door nevel omhuld dat hij van ‘t pad af raakt en in de wildernis van honger en vermoeidheid bezwijkt, een vierde wordt bevangen door slaap waaruit hij niet weer ontwaakt. Zonder de opofferende werkzaamheid van de monniken zou de bergpas maar een paar weken per jaar begaanbaar zijn. Sinds de achtste eeuw wijdden ze zich aan de edele taak van de verzorging en redding van reizigers. Kosteloos vinden die in het klooster een onderkomen. De stevige, stenen gebouwen waarin het haardvuur nooit uitgaat kunnen in geval van nood een paar honderd mensen herbergen. De eigenaardigste werkzaamheid is echter steeds de veiligheidsdienst waarbij de wereldberoemde honden aan meehelpen. Iedere dag gaan twee knechten van het klooster over de gevaarlijke plaatsen van de pas. De een gaat van de laagstgelegen herdershut naar het hospitium omhoog, de andere in tegengestelde richting. Bij onweer of sneeuwval wordt hun aantal verdrievoudigd, verscheidene geestelijken voegen zich dan bij de zoekers die door honden vergezeld worden en met schoppen, draagbaren en verversingen voorzien zijn. Ieder verdacht spoor wordt zorgvuldig gevolgd, voortdurend klinken signalen, op de honden wordt nauwkeurig gelet. Die zijn zeer goed gedresseerd op het volgen van een menselijk spoor en zwerven soms dagen achtereen door alle afgronden en wegen van het gebergte. Als ze een door koude verstijfd mens vinden lopen ze langs de kortste weg terug, blaffen luid en leiden de steeds gereedstaande monniken naar de ongelukkige. Als ze een lawine ontmoeten onderzoeken ze of er niet een spoor van een mens is en als hun neus de zekerheid geeft beginnen ze te graven waarbij hun forse klauwen en grote lichaamskracht goed van pas komen. Gewoonlijk dragen ze aan de hals een korfje met versterkende levensmiddelen of een flesje wijn, op de rug dikwijls een wollen deken. Het aantal mensen die zo door de honden gered zijn is zeer groot. In de geschiedenisboeken van het klooster wordt er nauwkeurig aantekening van bijgehouden. De beroemdste hond was Barry, een onvermoeid werkzaam dier dat aan meer dan 40 mensen het leven redde.
20 augustus, St. Filibert (Philibert): Germaans fili: ‘veel,’ bert: ‘stralend, glanzend of schitterend,’ dus, zeer stralend. Vooral in het huis Savoie kwam de naam veel voor.
Filibert is rond 608 geboren te Auze in Gascogne en overleed in 685 te Noirmoutier. Hij was de zoon van een bisschop met een koninklijke hofbeambte uit een Romeinse familie. Hij groeide op aan het hof van koning Dagobert I te Parijs en werd monnik, vervolgens abt te Rebais. Wegens ongeregeldheden in het klooster legde hij dat ambt neer en bezocht andere kloosters die naar de regels van St. Columbian geordend waren. Hij stichtte in 655 de abdij Jumieges op door koning Chlodwig geschonken land, dan het nonnenklooster te Pavilly wat door de bisschop van Rouaan, Audeoenus, gevorderd werd. Na een onenigheid met Ebroin werd hij verbannen. in die tijd stichtte hij in 677 het klooster Noirmoutier op het eiland Heriou aan de Atlantische kust. Na de dood van Ebroin keerde hij naar Jumiges terug en verzoende zich met Audoenus. Rond 684 stichtte hij het klooster Montivillers westelijk van Pavilly en het klooster St. Benot in Quincay, bij Poitiers. Zijn verering verspreidde zich na zijn dood in 685 tamelijk snel, vooral toen de monniken zijn relikwien rond 819 naar Das (Saint-Philbert-de-Grand-Lieu) brachten vanwege de Noormannen, dan naar Cunault en verder naar Poitou, dan in Auvergne en tenslotte naar het klooster Saint-Valrien in Tournus, dat later naar Saint-Philibert genoemd werd. Vele kerken hebben hem als schutspatroon. Is de apostel en patroon van de Vendee.
De lambertnoot, Corylus maxima, heet in het Engels filbert. Dit naar de Normandische naam, noix de filbert, de noot van (St.) Philibert, abb van Jumieges in Normandi, omdat de noten verschijnen en klaar zijn op zijn feestdag, eind augustus. Shakespeare vermeldt die vorm als ҆ilbert. De bloedrode kern van de lambertnoot of bloednoot zou eraan herinneren dat de hazelaarstruik de zweetdoek van de heilige Veronica met de beeltenis van Christus voor de mensen aan de kruisweg verborgen had. Toen Veronica het gezicht van Jezus afgedroogd had en met de kostbare doek wilde vluchten werd ze door de Joden achtervolgd. Die konden niet dulden dat het afbeeldsel van Christus in de toekomst bewaard zou blijven. De maagd liep in een hof, wierp de doek in een hazelaarstruik en vluchtte verder. De hazelaar liet al zijn bladeren vallen en bedekte zo de relikwie. Daarom zijn de hazelnoten, als ze rijp zijn, bloedrood.
20 augustus, H. Leontius en Carpophorus: Latijn leo, Grieks leoon: ‘leeuw.’ Carpophorus; Grieks voor de vruchtdragende. Naam van verscheidene heiligen. Volgens de legende artsen die onder Diocletianus gekruisigd, gestenigd en onthoofd zijn te Aquileia in Noord-Italië rond 304.
Een legende uit de 14de eeuw verhaalt van Leontius en Carpophorus dat ze artsen geweest waren die in de rijd van de vervolgingen van Diocletianus in Aquilia de marteldood voor Christus stierven, hun relikwieën zouden daarna naar Vicenza gebracht zijn waar ze zeer vereerd worden. Een gedeelte kwam in 969 onder bisschop Theoderich I naar Metz.
Uit pixelportafolio.com
20 augustus, H. Maximus (in Frans Mexme, Mesme): Latijn maximus: Ԥe grootsteՠen uitbreiding van die naam. Het werd een eretitel voor succesvolle legeraanvoerders, bijvoorbeeld. Quintus Fabius Maximus. In verschillende vormen heiligennaam.
Maximus was abt te Chinon en volgens Gregorius van Tours leerling van St. Martinus van Tours en eerst kluizenaar. Later werd hij priester en stichter van het klooster Chinon bij Tours. Overleden ca. 470.
Uit www.oodegr.com
20 augustus, H. Oswin.
Hij is geboren in Gilling, Yorkshire, als zoon van koning Oswald en prins van Deira in het koninkrijk Northumbria. Voor zijn opvoeding werd hij toevertrouwd aan Sint Aidan van Northumbria. In 642 volgde hij zijn vader op als koning van Northumbria en zette de kerstening van zijn land stevig door. Negen jaar later werd hij op last van zijn oom Oswy, een broer van zijn vader, rond 651 te Gilling om het leven gebracht, zodat Oswy zelf de troon kon bestijgen. Sindsdien wordt Oswin als martelaar vereerd. Op de plaats waar Oswin om het leven werd gebracht, verrees een klooster. Het geld hiervoor was door Oswy zelf ter beschikking gesteld, naar verluidt op aandringen van zijn gemalin, Eanfled om zo enigszins genoegdoening te geven voor zijn aandeel in de moord op Oswin.
Hij wordt afgebeeld in koninklijke gewaden. In de hand houdt hij de lans waarmee hij werd omgebracht.
Uit art.ivkin.net
20 augustus, Samuël.
Oudtestamentische figuur, profeet en laatste van de rechters. De twee Bijbelboeken waarin over hem wordt verteld zijn naar hem genoemd: 1 en 2 Samuël.
Zijn moeder, Hanna, en haar man, Elkana, konden geen kinderen krijgen. Daarop ging Hanna naar het heiligdom van de Heer, waar de oude profeet Eli op dat moment de priesterdienst vervulde. Zij smeekte de Heer om een kind en beloofde dat het aan Hem zou worden toegewijd. Toen Eli echter de oude vrouw zo heftig haar lippen zag bewegen zonder geluid voort te brengen, meende hij dat ze dronken was en gebood haar weg te gaan. Maar zij legde hem haar verdriet voor. Na een jaar is toen inderdaad Samuël geboren (zie 1 Samuël 01). Dat was in Rama uit de stam Efraim. Toen het kind drie jaar was geworden en van de moederborst af was, heeft Hanna hem naar het heiligdom gebracht, zoals zij beloofd had. Hij werd nazireeër, een aan God gewijde waarvoor speciale gedragsregels golden zoals geen wijn drinken of knippen van haar. Het jongetje werd knecht en leerling van Eli. Beroemd is het verhaal, hoe God voor het eerst het woord tot hem richt: De jonge Samuël deed dienst in het heiligdom van de Heer onder het toeziend oog van Eli. In die dagen was een woord van de Heer een zeldzaamheid en een visioen kwam niet vaak voor. Op zekere dag had Eli zich te slapen gelegd op zijn gewone plaats; zijn ogen begonnen zwak te worden en hij kon niet meer zien. De lamp van God was nog niet gedoofd en Samuël lag te slapen in het heiligdom van de Heer, waar de ark van God stond.
Toen riep de Heer: ‘Samuël!’
Samuël antwoordde: ‘Hier ben ik.’
Hij liep haastig naar Eli en zei: ‘Hier ben ik. U hebt mij immers geroepen?’
Maar Eli antwoordde: ‘ik heb niet geroepen; ga maar weer slapen.’
En hij ging weer terug en legde zich te slapen. Toen riep de Heer opnieuw: ’Samuël!’
Samuël stond op, ging naar Eli en zei: ‘Hier ben ik. U hebt mij immers geroepen?’
Eli antwoordde: ‘Ik heb niet geroepen, mijn jongen; ga maar weer slapen.’
Samuël kende de Heer nog niet; een woord van de Heer was hem nog nooit geopenbaard. En voor de derde keer riep de Heer Samuël. Samuël stond op, ging naar Eli en zei: ‘Hier ben ik. U hebt mij immers geroepen?’
Toen besefte Eli dat het de Heer was die de jongen riep. En hij zei tegen Samuël: ‘Ga maar weer slapen. En mocht Hij je roepen, dan moet je zeggen:’ 'Spreek, Heer, uw dienaar luistert.’
Samuël ging dus weer op zijn gewone plaats slapen. Toen kwam de Heer bij hem staan en riep evenals de vorige keren: Samuël! Samuël!’
En Samuël antwoordde: ‘spreek, uw dienaar luistert.’
Eenmaal groot geworden werd Samuël rechter of richter. Dat waren gezagsdragers die leiding gaven aan een stam van Israël. Maar Samuël is vooral bekend geworden als opvolger van de profeet Eli. Hij behoort tot de zogeheten vroege profeten.
In zijn tijd ging het volk over op de monarchie, het koningschap. De eerste koning heette Saul en werd door Samuel gewijd. Toen Saul bij God in ongenade was gevallen, wees hij de jonge David als zijn opvolger aan. Hij stierf in Rama rond 1000 v. Chr.
Hij wordt meestal met andere profeten afgebeeld met in de hand een mes en offerlam.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/