20 november

Over 20 november

Heiligen van de dag, naamgeving, etymologie, relikwieën, hun werken en plaats, verering, wonderen, sterven, hoe ze afgebeeld worden,

Uit en.wikipedia.org

20 november, H. Felix van Valois: Latijn felix: ‘vruchtbaar of gelukkig,’ geluk brengend. Felicitas was de Romeinse godin van de vruchtbaarheid, het geluk. In Romeinse tijd was felix vaak de naam van slaven en overige vrijgelatenen, daarna reeds vroeg bij de Christenen. In het N.T. Felix, stadhouder te Caesarea, Handelingen 23:24.

Met de H. Johannis van Matha is hij de stichter van de Trinitariers. Felix familienaam suggereert dat hij uit het koninklijke geslacht van Valois zou stammen. Volgens sommigen betekent het slechts, dat hij uit de Franse provincie Valois afkomstig was. Geboren in 1127. Al vroeg deed hij afstand van al wat hij bezat en trok zich terug in de bossen van Meaux om te bidden en te mediteren. Daar ontmoette hij Johannes van Matha, die hem voorstelde een nieuwe kloosterorde te stichten ter bevrijding van gevangenen uit de klauwen van de Saracenen. Getween togen ze naar Rome met een aanbevelingsbrief van de bisschop van Parijs. Na enkele besloten vergaderingen van kardinalen en prelaten en innig gebed van de paus, keurde hij hun stichtingsplannen goed onder de naam ‘orde van de Heilige Drievuldigheid voor de Verlossing van Gevangenen,’ kortweg de Triniteitsorde. Na terugkeer in Frankrijk richtten ze het nieuwe ordeklooster op in Cerfroi, met een iets ruimere opdracht. Felix en de zijnen werkten in ziekenhuizen, gevangenissen en begeleidden de kruistochten tegen de Saracenen, gekleed in een wit habijt met een rood-blauw kruis en daar overheen een zwarte mantel. Binnen veertig jaar bezat de orde zeshonderd kloosters in alle werelddelen. Johannes van Matha keerde terug naar Rome om ook daar een klooster te bouwen. Felix bleef in Frankrijk om de belangen van zijn congregatie te behartigen en vestigde een afdeling van de Trinitarirs in Parijs. Overleden in 1212.

Hij wordt afgebeeld met het habijt van zijn orde, naast hem staat en hert, soms met een kruis in het gewei, omdat het hoofdklooster gebouwd zou zijn op de plaats waar een hert verscheen. In zijn hand houdt hij gebroken kettingen omdat hij slaven bevrijdde.

Uit www.lookandlearn.com

20 november, H. Edmund Rich, (Saint Edmund of Eadmund van Canterbury, Saint Edmund van Abingdon): Angelsaksisch ead-mund (=IJslands Audmundr) od of ead: ‘erfgoed,’ mund: ‘beschermer,’ dus ongeveer, beschermer van het erfgoed. Naam van twee Engelse koningen uit de 10de en 11de eeuw.

St. Edmund Rich, ca. 1175-1240, is geboren te Abingdon te Berkshire, nu Oxfordshire. Rich was een bijnaam die soms aan zijn rijke handelsvader werd gegeven. Mogelijk leerde hij op de kloosterschool te Abingdon, verder in Oxford en Parijs en werd rond 1200 leraar en verdeelde zijn tijd tussen Oxford en Parijs en introduceerde de studie van Aristoteles. Hij is de eerst bekende Master of Arts te Oxford en de plaats waar hij leefde en studeerde werd een middeleeuwse academische hal met zijn naam, St. Edmunds Hall. Door de invloed van zijn moeder had hij van jongs af aan zelf opoffering en soberheid, een kluizenaarsleven en door zijn hele levend droeg hij zakkleding op zijn huid die door zijn lichaam gedrongen werd met metalen platen zodat het niet verwonderde dat hij naar theologie over ging, dat tussen 1205 en 1210, kreeg een doctoraat in goddelijkheid en werd gauw beroemd vooral als buitengewone prediker en gaf zijn stoel te Oxford op. Tussen 1219 en 1222 werd hij vicaris van Calne in Wiltshire en schatbewaarder van de Salisbury kathedraal wat hij elf jaar volhield en ging ondertussen ook door met preken. Op verzoek van paus Innocentius preekte hij in 1227 voor een zesde kruistochten door een groot deel van Engeland. Hij werd de 13de aartsbisschop van Canterbury in 1233, strijder voor kerkelijke discipline en recht. Voor zijn aanstelling kwam hij in politieke leven met diegene die onafhankelijkheid van Rome wilden, vermeld in de Great Charter, en uitsluiting van vreemden in burgerlijke en kerkelijke zaken. Een week voor zijn wijding maande hij koning Hendrik III te Westminster, op 2 februari, in de naam van zijn medebisschoppen om aandacht te schenken aan het voorbeeld van zijn vader, koning John. Een week na zijn aanstelling verscheen hij weer voor de koning met baronnen en bisschoppen en deze keer dreigde hij met excommunicatie als hij zijn raadgevers niet wilde ontslaan, vooral Peter des Roches, bisschop van Winchester. Die bedreiging was voldoende. De favorieten werden ontslagen en Hubert de Burg (die hij gevangen gezet had) werd vrij gelaten en in zijn functie hersteld. Al gauw werd hij naar Wales gezonden om vrede te maken met Llywelyn the Great. Om hem wat kleiner te maken vroeg Hendrik aan de paus om kardinaal Otto als legaat naar Engeland te sturen. Door vele disputen met bisschoppen en monniken, de breuk met de koning en de excommunicatie van Simon de Montfort en zijn bruid had hij al een moeilijke positie. Als kampioen van de nationale kerk tegen de claims van Rome vond hij zichzelf nu tegen de paus. In december van 1237 ging hij naar Rome en hoopte op steun voor zijn reformatie. Na zijn nutteloze missie kwam hij terug in Engeland in augustus 1238 en zag zich tot nul gedegradeerd. Als hij monniken excommuniceerde, haalden ze Rome aan en schonken er verder geen aandacht aan. Hij vond dat hij gefaald had en gaf uiteindelijk toe aan de paus en begin 1240 hoopte hij zijn zaak tegen de monniken te winnen en betaalde de agenten van de paus een vijfde van zijn inkomsten die gebruikt werden voor de oorlog van de paus tegen keizer Frederick II. Andere Engelse prelaten volgden dit voorbeeld. Dan kwam de vraag dat er 300 Engelse predikanten vergezeld zouden worden door evenveel Romeinse. Deze aanval op de rechten van de nationale kerk was meer dan hij kon verdragen. In de zomer van 1240 was zijn geest gebroken en trok hij zich terug op de abdij van Pontigny, wat de wijkplaats van zijn voorgangers was, St. Thomas Becket en Stephen Langton. Een paar maanden later stierf hij op 16 november 1240 te Soissy-Bouy, 100 km ten zuidoosten van Parijs. Binnen een jaar werden er wonderen aan zijn tombe toegeschreven.

Uit ourladystears.blogspot.com

20 november, Edmond de martelaar, (Edmundus van East Anglia, Edmundus van Engeland, Eadmundus)

Geboren rond 841 in East Anglia. Koning van Oost-Angelen vanaf 855 als jongen van vijftien. Rond 870 werd hij in een slag bij Thetford verslagen door de grote heidense Deense legers, gevangen genomen en stierf tenslotte als martelaar omdat hij zijn leven niet wilde redden door zijn geloof op te geven. Overleden op 20 november 869. Hij werd begraven te Kingston.

Volgens Abbo van Fleury en John of Worcester was hij ‘ex antiquorum Saxonum nobili prosapia oriundus,’ wat schijnt te betekenen dat St. Edmund uit het buitenland kwam en dat hij tot de oude Saksers behoorde van het continent. Dat is twijfelachtige traditie, ook is er geen bewijs dat zijn vader, koning Alcmund, ooit bestaan heeft. De vroegste en meest betrouwbare verwijzingen laten hem als afstammeling zien van de voorgaande koningen van Oost-Angelen. In de legende wordt toch steeds gesproken van zijn geboorte te Neurenberg bij de onbekende Alcmund, zijn adoptie door koning Aethelweard van Oost Angelen en zijn aanstelling als zijn opvolger, landing te Hunstanton vanwege zijn claim op het koninkrijk. Anderen stellen dat zijn vader koning thelweard was. Wat zeker is dat hij in 854 stierf en opgevolgd werd door Edmund toen hij pas 14 jaar oud was. Hij zou gekroond zijn door St. Humbert op 25 december 855 te Burna (mogelijk Bures St Mary Suffolk) wat in die tijd functioneerde als koninklijke hoofdstad. De volgende 14 jaar is er weinig van hem bekend, zou een model koning geweest zijn. er wordt ook geschreven dat hij zich een jaar terug trok te Hunstanton en de hele psalm leerde zodat hij die uit het geheugen kon citeren. In het jaar 869 of 870 hadden de Denen overwinterd te York Mercia in East Anglia en zetten hun kwartieren op te Thetford, Edmund daagde ze uit tot gevecht, maar de Denen onder hun leiders Ubbe Ragnarsson en Ivar The Boneless haalden de overwinning en doodden Edmund en bleven in het bezit van het slagveld. Mogelijk hebben ze hem daar gedood in het gevecht of in een latere martelaarstijd, dat is niet bekend. De meer populaire versie maakt hem tot martelaar aan Deense pijlen toen hij zijn katholieke geloof niet op wilde geven of zijn koninkrijk als vazal voor de heidense Denen wilde regeren. Toen Hingwar (Ivar) kwam, stond Edmund in zijn hal met de geest bij de Heer en wierp zijn wapens weg om Christus na te doen die Petrus verbood om met wapens te vechten tegen de Joden. Die kwade mannen bonden hem en beledigden en sloegen hem met knotsen, daarna bonden ze hem aan een boom en martelden hem met lange zwepen en tijdens zijn zuchten sprak hij altijd over zijn trouw aan Christus. Dan worden de heidenen kwaad vanwege zijn geloof omdat hij Christus om hulp aanriep. Ze beschoten hem voor hun plezier met pijlen totdat hij er geheel mee bezet was, als een stekelvarken. Toen Hingwar zag dat de edele koning Christus niet wilde ontkennen maar steeds trouw bleef en Hem steeds aanriep commandeerde hij dat hij onthoofd zou worden en ze deden zo. Dat zou in 870 gebeurd zijn, nu denkt men aan 869. Zijn lichaam werd naar Beadoriceworth gebracht, nu Bury St Edmunds. De schrijn van Edmund werd al gauw een van de meest beroemde en rijkste bedevaartsoorden van Engeland en de heilige werd algemeen. Hij was de patroon van Engeland tot St. George verscheen. Volgens de legende werd hij aan een boom gebonden en doorschoten met pijlen en eindelijk onthoofd. Zijn hoofd werd ergens in een bos gegooid zodat het hele lichaam niet begraven kon worden. Toen zijn lichaam werd gevonden, zonder hoofd, vertelden ooggetuigen dat zijn hoofd in een nabijgelegen bos was. Verschillende dagen werd er in de bramen en bosjes gezocht en riepen,'waar ben je, vriend?'
waarop het hoofd antwoordde; 'hier, hier.' Na een week vonden ze zijn hoofd bij een grijze wolf die het tussen zijn poten hield. De wolf was door God gezonden om het hoofd in het bos te beschermen en die stierf vrijwel van de honger, maar at het hoofd niet al die tijd dat men zocht, wat meer dan tien dagen was. De dorpelingen verkregen het hoofd en gingen terug met de wolf tam aan hun zijde totdat ze de koningshof bereikten en hij naar het bos terugging. Daar werd het koninkrijk hersteld voordat ze een kerk ter ere van hem oprichtten. Legenden vertellen dat na de opheffing van het lichaam er een wonder gebeurde. Al zijn pijlwonden waren genezen en zijn hoofd raakte weer aan zijn lichaam, de enige getuigenis daarvan was nog een dunne rode lijn rond zijn nek. Ondanks dat hij jaren en in kist gesloten was geweest was zijn huid zacht en fris alsof hij de meeste tijd geslapen had.

De laatste heidense Deense koning, Sweyen (de vader van Canute), probeerde het koninkrijk te vernietigen (Bury St Edmunds). Hij won en vroeg alle schatten van de kerk, anders zou hij die vernietigen en alle geestelijken om laten brengen en dit zei hij met honende woorden over de heilige die daar begraven was. Maar hij zat op zijn oorlogspaard en wachtte om de stad aan te vallen en toen zag hij in de hemel St.Edmund naar hem komen, een kroon op zijn hoofd en een lange scherpe lans in zij hand. ‘Help, vrienden,!’riep hij. ‘Edmund is gekomen om me te doden!’ Hij viel om en stierf in stuiptrekkingen. Sven's zoon, koning Canut, werd bekeerd en herbouwde de abdij te Bury St, Edmunds. In 1020 maakte hij daar een pelgrimsreis naar en bood zijn kroon aan als schadevergoeding voor de zonden van zijn voorvaders. Rond het midden van de 19de eeuw stond er een oude boom te Hoxne Park en er werd geloofd dat het die boom was waaraan Edmund gemarteld was. In 1849 viel die oude boom om. Volgens het verhaal werd er in het hart van de boom een pijl gevonden. Stukken van de boom werden bewaard en een stuk ervan werd gebruikt om een deel van het altaar te maken dat aan Edmund was opgedragen.

Hij wordt meestal afgebeeld tijdens zijn marteling, vast gebonden aan een boom en doorzeefd met pijlen, soms met zijn hoofd met een wolf. Schutspatroon van het Britse koningshuis en wordt aangeroepen tegen de pest.

Uit en.wikipedia.org

20 november, H. Bernward van Hildesheim (Bernwardus); een Germaanse naam met ongeveer de betekenis ssterk’ als een beer, bern: ‘heer’ en ward: ‘wachter.’

Bernward was een zoon van de pfalzgraaf Dietrich von Sommerschenburg, geboren rond 960 en bracht zijn jeugd door bij de vader van zijn moeder, graaf Adalbero von Sachsen. Leerde op de domschool van Hildesheim en sinds 977 was hij aan het hof van keizer Otto II. Hij ontving de wijding van Witigis, aartsbisschop van Mainz, en werd vervolgens opvoeder en hofkapelaan van Otto III aan wiens hof hij door zijn bedrevenheid in kunst en wetenschap grote roem verwierf. Op 15 januari 993 werd hij benoemd tot bisschop van Hildesheim en liet niets onbeproefd om de luister van zijn bisdom te vergroten. Hildesheim was toen het machtscentrum van het rijk waar zijn familie haar wortels had en de Saksische keizers uit voortkwamen. Hiertoe kwam de gunst van keizer Otto III en Hendrik II als zijn eigen aanzienlijke bezittingen goed van pas. Hij vergezelde eerstgenoemde vorst op een krijgstocht naar Itali in 1001 en stichtte na zijn terugkeer te Hildesheim het beroemde Michaelisklooster dat in 1019 voltooid was en omringde de stad met muren en torens. Dat vooral tegen aanvallende Noormannen en Slawen. Zijn werkplaats voor metaalgieterij leverde reeds in die dagen veel voortreffelijks. Voor de nieuw gebouwde dom liet hij de grote deur met 16 beelden uit Bijbelse geschiedenis in 1015 gieten. Hij was ook een bevorderaar van de kunst. Zijn twist met het gesticht Gaudersheim eindigde in zijn voordeel en werd zelfs in 1009 onder zijn bevel geplaatst. Op Michaelisdag, 29 september, 1022 wijdde hij de nog niet voltooide Abdijkerk St. Michal en op de dag van St. Martin, 11 november, werd hij monnik in dit klooster waar hij op 20 november 1022 stierf en werd in 1103 door paus Coelestinus III heilig verklaard.

Zijn attributen zijn bisschopsornaat, kerkmodel, (Sint Michal in Hildesheim) hamer, kelk en vooral het Bernwardkruis. In het bisdom Hildesheim dragen veel kerken zijn naam. Hij wordt de kunstenaar onder de heiligen genoemd, zijn brozen deuren van Hildesheim zijn nog steeds te bewonderen. Patroonheilige van goudsmeden.

Zijn bloem is de roze Stapelia rufa, zijn plant de duindoorn, Hippophae.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/