T leven van Sint Trudo

Over T leven van Sint Trudo

Patroonheilige van Sint-Truiden, 1460-1480, geboren in een adellijk geslacht wat evenwel niet aan hem besteed was en zag in een visioen wat God met hem wilde en kwam na vele omzwervingen via Frankrijk naar Vlaanderen en bekeerde vele mensen. Uit; http://www.heiligen.net/heiligen/11/23/11-23-0695-trudo.php Opgeschreven en omgezet door Nico Koomen.

254 |1ra| [Dat xvj capittel]

Ende seker die [dese twee] heileghen hadde [sien v]ergaderen hi had[de moghen] wanen dat pau[lus ende an]thonius weder [ghecomen] waren die inder |1rb| woestinen van egypten laghen. dusdanen strijt was tusschen dese twee heileghen Jn hen was alle godlijcheit ende mynne Trudo woude den busscop ere doen als synen meester Die busscop erde oec die heilicheit des ionghen mans want hem dochte dat sijn leuen hoghere was. mer doch soe heuet in desen verwonnen dat meesterscap Ende sinte remacle began eerst te spreken ende seide. here Jhesus ghi moet sijn ghebenedijt ende gheert nv ende tot alre tijt die altoes vertroest die v mynnen ende in haer herte draghen die ons met uwer ghenaden vergadert hebt in desen daghe Glorie lof ende werdicheit moet v sijn cristus die in desen eertschen vate hebt verborghen uwen scat tot dier tijt dat ghine selue wilt openbaren Die dach sal noch comen dat hi sal moeten wt gaen om te ghesterken die kerstenheit ende si sal sere by hem ghehoecht ende ghe\werdicht |1va| sijn

Noch sprac die heileghe busscop remaclus met eens propheten monde ghebenedijt moet ghy sijn van gode mijn lieue brueder want by uwer voersienicheit es der werelt ghenade ghegheuen ende den enghelen blijscap Jn doechden seldi toe nemen ende in wijsheit leeren Ende inder ewangelien lieue brueder mijn seldi onsen here wesen een ghetrouwe knecht ende bode hem te bereyden een volmaect volc dat hem dienen ende louen sal want dien scat dien god in v besloten heuet daer seldi groete vruecht mede doen

[Dat 16de kapittel]

En zeker deze twee heiligen had zien vergaderen hij had mogen menen dat Paulus en Antonius weer gekomen waren die in de woestijnen van Egypte lagen. Dusdanige strijd was tussen deze twee heiligen. In hen was alle goddelijkheid en minne. Trudo wou de bisschop eer doen als zijn meester. De bisschop eerde ook de heiligheid van de jonge man want hij dacht dat zijn leven hoger was, maar toch zo heeft in deze overwonnen dat meesterschap. En Sint Remaclus begon eerst te spreken en zei; Heer Jezus gij moet zijn gebenedijd en geëerd nu en tot alle tijd die altijd vertroost die u minnen en in hun hart dragen die ons met uw genaden verzameld hebt in deze dagen, Glorie lof en waardigheid moet u zijn Christus die in dit aardse vat hebt verborgen uw schat tot die tijd dat gij het zelf wil openbaren. De dag zal nog komen dat hij zal moeten uitgaan om te versterken de christelijkheid en die zal zeer bij hem vergenoegd en gewaardeerd zijn.

Nog sprak de heilige bisschop Remaclus met een profeten mond; gezegend moet gij zijn van God mijn lieve broeder want bij uw voorzienigheid is de wereld genade gegeven en de engelen blijdschap. In deugden zal ge toenemen en in wijsheid leren. En in het evangelie, lieve broeder mijn, zal ge onze Heer wezen een trouwe knecht en bode hem te bereiden een volmaakt volk dat hem dienen en loven zal want die schat die God in u besloten heeft daar zal ge grote vreugde mee doen.

Dat xvijde capittel

NA dat die heileghe remaclus gode aldus gheloeft hadde Ende oec gheynt hadde sijn prophesie vanden [manne go]ds trudo ende hem ghebenedijt hadde Doen seide hi tot sinen nuwen gast. lieue sone langhe heb ic di begheert ende hebbe di herde wert |1vb| in mijnre herten e[nde ic kie]se v tot mynen l[ieuen sone] van nv voert [ende lie]ue kint nv hoer[t wat die] dinghen sijn die [mijnre] cleynheit vertoe[nt waren] God gaf mi te [verstaen] wat ic met v do[en moet] ende waer dat ic [v senden] soude Dinghel [gods sei]de in vysione d[at gi te] my comen sout [ende doen] nae mynen rad[e ende hi] heuet mi gheop[enbaert] dat ic v sal le[ren ende v] wijsen waer g[i gaen] selt Soe hoert [lieue sone] waer god wilt [dat ghi] gaet ghi selt g[aen ter] 255 stat van metz [die ene] vanden moederen [is in gal]lien Daer woe[nt dat] salighe licht go[ndulfus] die busscop dien [onse he]re heuet wtuer[coeren lie]ue sone hi es al[er eren] wert want god [heuet hem] uercoren enen ghe[trouwe] herde sijnre scap[en Te hem] seldi gaen ende sel[di in] synen handen ghe[uen al] dat erue dat ghi [hebt in] haspegouwe ende [...] |2ra| [...] marteleer sinte [steuen] Op dat ghy daer [mede] moecht beiaghen dat hoghe rijc van hier bouen ende den loen die god den salighen gheuen sal die haer erue om hem ouer gheuen dat hen van haren ouders ghelaten Oec en seldi niet vergheten mijn lieue sone die gheloefte die ghi gode dedet doen ghi in v cleyne kerke saet dat ghi in v proper goet een niewe kerke maken sout ende goedense in allen saken

Hier nae badet ghi onsen here dat hi v woude gheuen die gracie letteren te leren god heuet v altoes vercoren ende v begherte sal v geschien Ende god sal in v planten wijsheit ende verstantenisse soe dat ghi in der heilegher kerken selt op gaen van grade te grade tot dat ghi doerdenne vanden heileghen priesterscappe ontfaen hebt ende selt sijn |2rb| [...] [hei]ligher leeringhen seldi sijn ons heren apostel hier in dit lant van heysbein ghi sijt dat salighe terwen coren daer ons here af seit eest dat in derde niet wel en versterft soe blyuet allene mer steruet soe brenghet vele vruechten Dus sydi lieue sone wtghesocht ende doot van alle datter werelt aen gaet daerom seldy den volc gods goet exempel gheuen met uwer leringhen ende werken ende lerense metter scrijftueren op dat ghy hoeren moeghet inden lesten daghe Eya goet knecht ende getrouwe compt in die vroude dijns heren ghetrouwe knecht dit heuet v bereet gheweest van beghinne der werelt op dat ghy aldus vol staet Ghi weet wel seide sinte remakelus of dit die forme van uwen leuen es die my onse here |2va| [...] ghelijc mynen lieuen kinde dat ghi volstaet totten eynde toe Ende volcht hem die v vercoren heuet langhe te voren v ziele reine te houden die niet cleyn en es voer gode ende uwen lichaem houdet in suuerheit Ende die duecht van uwen leuen hout ernstelijke alsoe men een stat bewaert dien haer messelgier seit die viande sijn voer die poerte Met desen ende des ghelijken syns meesters leringhen verblijde die heileghe ionghelinc ende dachte nacht ende dach hoe hi gode mochte gheuen van sinen leuen een suete vrocht

Dat 17de kapittel

Nadat de heilige Remaclus God aldus geloofd had en ook geëindigd had zijn profetie van de man Gods Trudo en hem gebenedijd had. Toen zei hij tot zijn nieuwe gast; lieve zoon, lang heb ik u begeerd en heb u erg waard in mijn hart en ik kies u tot mijn lieve zoon van nu voort en, lieve kind, nu hoor wat die dingen zijn die mijn kleinheid vertoond waren. God gaf me te verstaan wat ik met u doen moet en waar dat ik u zenden zou. De engel Gods zei in visioen dat ge tot mij komen zou en doen naar mijn raad en hij heeft mij geopenbaard dat ik u zal leren en u wijzen waar ge gaan zal. Zo hoor, lieve zoon, waar God wil dat gij gaat; gij zal gaan naar de stad Metz die een van de moeders is in Gallië. Daar woont dat zalige licht Gondulfus de bisschop die onze Heer heeft uitgekozen, lieve zoon, hij is alle eer waart want God heeft hem uitverkoren en vertrouwt hem erg zijn schapen. Tot hem zal ge gaan en zal ge in zijn handen geven alle erfgoed dat gij hebt in Haspengouw en [...] [...] martelaar Sint Steven. Zodat gij daarmede mag bejagen dat hoge rijk van hierboven en dat loon die God de zaligen geven zal die hun erfgoed om hem overgeven dat hen van hun ouders nagelaten is. Ook zal ge niet vergeten, mijn lieve zoon, de gelofte die gij God deed toen gij in uw kleine kerk zat dat gij van uw propere goed een nieuwe kerk maken zou en vergoeden die in alle zaken.

Hierna bad ge onze Heer dat hij u wou geven de gratie letters te leren, God heeft u altijd uitverkoren en uw begeerte zal u geschieden. En God zal in u planten wijsheid en verstand zodat gij in de heilige kerk zal opgaan van graad tot graad totdat gij de orde van het heilige priesterschap ontvangen hebt en zal zijn [...] heilige leringen zal ge zijn onze Heers apostel hier in dit land van Heysbein. Gij bent die zalige tarwekorrel daar onze Heer van zegt; is het dat in het in de aarde niet goed versterft zo blijft het alleen, maar sterft het zo brengt het vele vruchten. Dus ben je, lieve zoon, uitgezocht en dood van alles dat de wereld aangaat, daarom zal je het volk Gods een goed voorbeeld geven met uw leringen en werken en leren ze met de schrift zodat gij horen mag in de laatste dag, Eya, goede knecht en trouwe komt in de vreugde van uw heers trouwe knecht, dit is u bereid geweest van het begin der wereld zodat gij aldus vol staat. Ge weet wel, zei Sint Remaclus, of dit de vorm van uw leven is die mij onze Heer [...] gelijk mijn lieve kind dat gij volstaat tot het einde toe. En volg hem die u uitverkoren heeft lang tevoren uw ziel rein te houden die niet klein is voor God en uw lichaam houdt in zuiverheid. En de deugd van uw leven behoudt die ernstig alzo men een stad bewaart waarvan haar boodschapper zegt dat de vijanden voor de poort zijn. Met deze en dergelijke van zijn meesters leringen verblijdde de heilige jongeling zich en dacht nacht en dag hoe hij God mocht geven van zijn leven een zoete vrucht.

Dat xviij capittel

DJe heileghe ionghelinck was zere vertroest om dat hi dus suetelijc 256 hadde ghesproken met de |2vb| [...] ende woude [weder keren] Sijn goede [meest]er sinte rema[cle wee]nde daer omme herde zere Ende waert niet doer dat vysioen dat hem god hadde beuolen ende vertoent si en hadden niet ghescheiden een cleyne wijle Tes wonder hoe sy ghescheiden mochten doch het moeste sijn al waest swaer Die busscop ghinc met hem met alle sinen ghesynne al hadde hi oec eens conincs soen gheweest hi en hadde hem gheen scoenre wtgheley moeghen doen. dat was oec recht Want hoe mocht hi edelre ghesijn dan dat hi was gods ons heren sone Jn woerden ghedachten ende werken

Doen dus die bisscop sinte remacle met alle sijnre meyseneyden met hem ghinc doen was daer een die dese ere begonste te ver[...] |3ra| [...] heuet ons heden op bracht mijn here die busscop met desen man daer luttel goets aen leecht Een onbeset man es hi ende een maet persoen hi es neder ende maet daer om en soude mijn here die bisscop dus zere hem niet nederen tot desen want sijn gheselscap es dunne ende sijn cleeder sijn als een slauine. Wat heuet mijn here hier in dat hi met hem gaet. hi soude met rechte sien met wien hi ghinghe dat soude sijn met werdeghen personen ende laten desen cokijn gaen Want ware dese man alsoe edel ende alsoe rijke als men ons seit soe soude hi met rechte gaen met eenre famielien edelre liede ghecleet met cierlijken ghewade en es niegherincs toe goet dat mijn here doet

Hier in bynnen schiet die heileghe busscop van |3rb| [...] Doen keerde die [busscop] remaclus weder die inden gheeste verstaen hadde van godlijker openbaringhen die woerde die sijn kinder hadden gheseit in felheit

Met swaren woerden sprac hi hen toe ende seide wee v allen die daer berespt hebt den edelen knecht ons heren hoe dorstien alsoe berespen v lasteren en es anders niet dan sijn lof. ghy sijt die ghene die groete swaer bordene vint die vol sijn van alre vuylheit ende laet waerheit ende bescheidenheit achter Scoenheit cleeder ende gheslechte laet den ghenen hebben die hem daer in verblijden als sise hebben. ende die en bedrueuen als sise niet en hebben mer onse deel es cristus. Want die glorie des conincs kinderen es al van bynnen Ende hoe mochte die knecht ons heren meerder ere hebben dan die enghelen ons he\[ren] |3va| [...] prin [cen] deser werelt nochtan dienen si hem als knechten Welc mach oec meerder gheslechte sijn dan daer hem god toe vercoren heuet van beghinne der werelt. wat clederen machmen oec draghen die beter sijn dan die gods man draghet. dat es ontfermherticheit dier hi altoes pleghet aen wien hi oetmoedicheit siet

Ghy vraecht om sijn rijcheit die heb ic v nv gheseit Want hi neemt willighe aermoede voer alle weelde Dusdanighe staen my te eren ende te mynnen te hanteren om te helsen met begherten als die ghene die gode rade gaen in allen werken Ende al waer hemelrijc besloten soe dat die ghenade gods niet en openbaerde. si soudent ontsluten met enen woerde soe dat sijn ghenade myldelijc 257 soude dauwen Ghy sijt zere te lasteren ende te bewenen met ontfermelijken oghen |3vb| [...] dese ghifte ghegheuen daer ghi dus zere af verquaet dat v god vergheuen moet Ende en betert ghy v mesdaet niet met reuerencien soe sal god sijns knechts onrecht op v wreken Met desen woerden bracht sinte remakelus die kinder weder tot hare salicheit ende verwandelde haer herten met groeten rouwe ende keerde weder totten heileghen man ende baden ghenade van hem. die hi hen vriendelijc gaf

Dat18de kapittel

De heilige jongeling was zeer vertroost omdat hij dus zoet had gesproken met de [...] en wilde weder keren. Zijn goede meester Sint Remacle weende daarom erg zeer. En was het niet door dat visioen dat God hem had bevolen en vertoond ze waren niet gescheiden een kleine tijd. Het is een wonder hoe zij scheiden mochten, toch het moest zijn al was het zwaar. De bisschop ging met hem met heel zijn gezin en al had hij ook een koningszoon geweest hij had hem geen schonere uitgeleide mogen doen. Dat was ook terecht. Want hoe mocht hij edeler zijn dan dat hij was God, onze Heers zoon in woorden, gedachten en werken.

Toen dus die bisschop Sint Remaclus met al zijn manschappen met hem ging toen was er daar een die deze eer begon te ver[...] [...] heeft ons heden opgebracht mijn heer de bisschop met deze man daar luttel goeds aan ligt. Een onbezet man is hij en een matig persoon, hij is nederig en matig, daarom zou mijn heer de bisschop dusdanig zeer zich niet verlagen tot deze want zijn gezelschap is dun en zijn klederen zijn als een slavin. Wat heeft mijn heer hierin dat hij met hem gaat, hij zou met recht zien met wie hij ging en dat zou zijn met waardige personen en laat deze kok gaan. Want was deze man alzo edel en alzo rijk zoals men ons zegt zo zou hij met recht gaan met een familie van edele lieden en gekleed met sierlijke gewaden en het is nergens toe goed dat mijn heer doet.

Hierbinnen scheidde de heilige bisschop van [...] Toen keerde bisschop Remaclus weer die in de geest verstaan had van goddelijke openbaringen de woorden die zijn kinderen hadden gezegd in felheid.

Met zware woorden sprak hij hen toe en zei; wee u allen die daar berispt hebt de edele knecht van onze heer, hoe durf je die alzo te berispen uw laster is niets anders dan zijn lof. Gij bent diegene die grote zware boorden vindt die vol zijn van alle vuilheid en laat waarheid en bescheidenheid achter. Schoonheid, klederen en geslacht laat diegenen hebben die zich daarin verblijden als zij ze hebben en die bedroeven als zij ze niet hebben, maar ons deel is Christus. Want de glorie van de koningskinderen is geheel van binnen. En hoe mocht die knecht van onze Heer meer eer hebben dan de engelen van onze Heer [...] prins van deze wereld, nochtans dienen ze hem als knechten. Wie mag ook van meer geslacht zijn dan daar hem God toe gekozen heeft van begin der wereld. Welke klederen mag men ook dragen die beter zijn dan die de Gods man draagt, dat is ontferming die hij altijd plag aan wie hij ootmoedig ziet.

Gij vraagt om zijn rijkheid, die heb ik u nu gezegd. Want hij neemt gewillig armoede voor alle weelde. Dusdanige staan me te eren en te minnen te hanteren om te omhelzen met begeerten zoals diegene die God raadt te gaan in alle werken. En al was het hemelrijk gesloten zodat de genade Gods niet openbaarde, ze zouden het openen met een woord zodat zijn genade mild zou dauwen. Gij bent zeer te lasteren en te bewenen met ontfermende ogen [...] deze gift gegeven daar gij dus zeer van kwaad wordt dat God u vergeven moet. En verbetert gij uw misdaad niet met reverenties zo zal God zijn knecht onrecht op u wreken. Met deze woorden bracht Sint Remaclus de kinderen weer tot hun zaligheid en veranderde hun harten met grote rouw en keerde weer tot de heilige man en bad hem genade van hem die hij hem vriendelijk gaf.

Dat xixste capittel

DOen die heileghe edele ionghelinck trudo comen was in sijn lant en woude hi niet langhere daer merren Mer sonder beiden woude hi die vaert bestaen die hem van gode beuolen was Op dat hi ghelijken mochte den heileghen patriarcha abraham dien god beual te gaen wt synen lande ende wt synen vrienden int lant dat hy |4ra| [...] onbekent ende die liede en kendens niet al waest nochtan dat hi doer hen henen leet doer die poerte

Dus es trudo met groeter begherlicheit comen in sinte steuens kerke. die groeter tempeesten es ontstaen

Dat 19de kapittel

Toen de heilige edele jongeling Trudo gekomen was in zijn land wou hij niet langer daar blijven. Maar zonder wachten wou hij die vaart bestaan die hem van God bevolen was. Opdat hij lijken mocht op de heilige patriarch Abraham die God beval te gaan uit zijn land en uit zijn vrienden in het land dat hij [...] onbekend en de lieden kenden hem niet al was het nochtans dat hij door hen heen reed door de poort.

Dus is Trudo met grote begeerlijkheid gekomen in Sint Stevens kerk, de grote tempeest is ontstaan.

Dat xxste capittel

JN dien tijden dat honorius keiser was in occidenten Ende teodorius in orienten quamen die wandelen met groeter menichten ende met groeten ghewelt. die doen noch heden waren ende wouden alle die kerstenheit verderuen Sy quamen ouer den rijn ende destruweerden ende riemen ende allen die steden die si vonden Doer gallien voeren si ende quamen totter moselen ende voert totter stat van mets doen beleiden sise ende wonnense ende verderfdense |4rb| [...] voer gheborchten ende die tornen ende die porten. doen waenden sijt al ghewonnen hebben ende voeren vandaer elre wert om dat si metten sweerde alle die kerstenheit souden verslaen Dit was die wrake gods daer god die kerstenheit om verderuen liet Die stat van mets en hadde gheen scade dan dat die mueren ter neder gheworpen waren Doen keerden si weder om die sake daer bi schijnt wel dat die wrake gods was ende niet anders daer dlant dus mede onder ghinck ghelijc dat sinte nichasius voerscreuen hadde dat die wrake gods comen soude om vele sonden des kerstenen volcs Doen was die persecucie groet soe datter veel heileghen met mertelien storuen andere werden verslaghen |4va| [...] plaghen Dit duerde enen langhen tijt. dat die kerke lach in bedwanghe. ende die keyser en conts niet gheweren Doen si daer weder comen waren verderfden sijt al dat si daer vonden 258 ende versloeghen die liede Ende doen si comen waren in der kerken des eersten mertelers sinte steuen die si wouden verbernen Doen saghen sy thant dien hoghen mertelaer staen bouen die kerke bereet te strijden ende te bescermen sijn reliquien. daer om worden sy versaecht ende en dorsten der kerken niet ghenaken ende keerden weder met vresen mer dander verderfden si al

Jn deser kerken es die heileghe trudo met groeter ynnicheit ghegaen want hi begherde met groeter begherten den heileghen mertelaer aen te beden

Doen hi inder kerken comen was |4vb| [...] beneden. hoe oetmoedelijke hi hem daer offerde voer elken autaer. ende met wat ynnicheit ende met wat begherten ende ghebeden des waren orkonden die stenen die hi met tranen nettede die hi stortte sonder op houden

Eerstwerf knielde hi voer ons heren cruce ende aenbadet met groeter ynnicheit Daer nae ghinc hi voer dander autaren met soe groeter mynnen ende vrouden. dat hem dochte dat hi te iherusalem was daer sinte steuen sine passie doechde. hem dochte dat hi ghinc daer die mertelaer disputeerde ende die ioden confondeerde ende daer menne steynde Hi verwonderde des mertelaers ghestadicheit. hi sach hoe die mertelaer sijn oghen op hief ende sach den hemel open ende ihesum staende ter rechter hant gods des vaders Om dese dinghen en cons[...]

Dat 20ste kapittel

In die tijden dat Honorius keizer was in het oosten en Teodorius in de Oriënt kwam die wandelde met grote menigte en met groot geweld die toen nog heiden waren en wilden het hele christenrijk bederven. Ze kwamen over de Rijn en vernielden en vernielden alle steden die ze vonden. Door Gallië voeren ze en kwamen tot de Moezel en voort tot de stad van Metz en toen beleden zij die en overwonnen en vererfden ze| [...] voor burchten en de torens en de poorten, toen waanden zij het geheel gewonnen te hebben en voeren vandaar elders waart omdat ze met het zwaard de hele christenheid zouden verslaan. Dit was de wraak Gods daar God de christenheid om verderven liet. De stad Metz had geen schade dan dat de muren neergeworpen waren. Toen keerden ze weerom, de zaak daarbij schijnt wel dat het de wraak Gods was en niets anders daar het land dus mede onderging gelijk dat Sint Nichasius voorschreven had dat de wraak Gods komen zou om de vele zonden van het christenvolk. Toen was die achtervolging groot zodat er veel heilige met martelingen stierven en andere werden verslagen [...] plagen. Dit duurde een lange tijd dat de kerk lag in bedwang en de keizer kon het niet verweren. Toen ze daar weer gekomen waren bedorven ze alles dat ze daar vonden en versloegen de lieden. En toen ze gekomen waren in de kerk van de eerste martelaar, Sint Steven, die ze wilden verbranden. Toen zagen ze gelijk die hoge martelaar staan boven de kerk bereid om te strijden en te beschermen zijn relikwieën, daarom worden ze bang en dorsten de kerken niet te genaken en keerden weer met vrees, maar het andere bedierven ze geheel.

In deze kerk is de heilige Trudo met grote innigheid gegaan want hij begeerde met grote begeerten de heilige martelaar te aanbidden.

Toen hij in de kerk gekomen was [...] beneden, hoe ootmoedig hij zich daar opofferde voor elk altaar en met welke innigheid en met welke begeerten en gebeden dat waren verkondigen de stenen die hij met tranen natte die hij stortte zonder ophouden.

Eerste maal knielde hij voor ons Heer zijn Kruis en aanbad het met grote innigheid. Daarna ging hij voor de andere altaren met zo’n grote minnen en vreugde zodat hij dacht dat hij te Jeruzalem was daar Sint Steven zijn lijden gedoogde. Hij dacht dat hij ging daar de martelaar disputeerde en de Joden confronteerde en daar men hem stenigde. Hij verwonderde de martelaars standvastigheid. Hij zag hoe de martelaar zijn ogen ophief en zag de hemel open en Jezus staan ter rechterhand van God de Vader. Om deze dingen kon [...]

Dat xxiijste capittel

|5ra| [...] die g[...] in iherusalem hi [sach d]at kint dat meer b[eg]herde wijsheit dan rijcheit Ende seide lieue kint die wijsheit gods moet v veruullen v begherte. ende gheue v herte ende sinne ende moet v verlenen volmaecte conste Om te berechten die kerke ons heren. ende ghesterken in alre doecht Nae desen woerden gaf hien voer die heren vander kerken enen heileghen man om te leren. ende beual dat menne vander kerken goede voedde dier hi soe myldelijc sijn erue ghegheuen hadde Die busscop vermaende daghelijc synen meester met weenenden oghen met hoe groeter oetmoedicheit hi met rechte te leren ware ende te dienen ende te eren segghende hoe groet waendi dat hi es Dese hoghe man comt tot my die van hoghen |5rb| [...] in wijsheiden nochtan comt hi tot my om letteren te leren Sijn leuen es alle doecht want aen sijn leuen vint elc die wilt ghenoech te leren sijn leuen es alte mael groeter meester lere Sijn woerde die wy hoeren ende sijn wijsheit es meerder dan die letteren Ende sijn verstantenis ende sinen sin ende die werken die hi doet duncken my meerder dan die boeken oft lessen Mer tsaet dat in hem gheworpen es moet erst versteruen ende dan bren\ghet 259 vrocht der leringhen sijn vroecht sal groet sijn. want bi hem selen noch vele menschen ghesterct worden Dus bleef die heileghe trudo onder sinen heileghen meester dien hi beuolen was dat den ionghenman noyt en |5va| [...] hielt datmen hem leerde want wat hem sijn meester leerde daer leide hi ernstelijc sijn herte toe ende vraechde als hem yet ghebrack

Doen dese heileghe man dus van daghe te daghe op clam in wijsheit der leringhen soe bleef hy nochtan soe cleyne in hem seluen dat hi hem onder dede den ghenen dien hi in consten verre bouen was Om die grote lere en woude hi hem niet verheffen Mer hi keerde sinen sin ende sijn herte alte male te gode wert dien hi begherde

Dat 22ste kapittel

[...] die g[...] in Jeruzalem hij zag dat kind dat meer begeerde wijsheid dan rijkheid. En zei; lief kind, de wijsheid Gods moet vervullen uw begeerte en geven uw hart en zin en moet u verlenen volmaakte kunst. Om te berechten de kerk van onze Heer en versterken in alle deugd. Na deze woorden begaf hij zich voor de heren van de kerk een heilige man om te leren en beval dat men hem van de kerk goed voedde die hij zo mild zijn erfgoed gegeven had. De bisschop vermaande dagelijks zijn meester met wenende ogen met hoe grote ootmoedigheid hij met recht te leren was en te dienen en ter eren te zeggen hoe groot waande hij dat hij is. Deze hoge man komt tot mij die van hoge [...] in wijsheden, nochtans komt hij tot mij om letters te leren. Zijn leven is alle deugd want aan zijn leven vindt elk die wil genoeg te leren, zijn leven is al te maal grote meester leer. Zijn woorden die wij horen en zijn wijsheid is meer dan de letters. En zijn verstand en zijn zin en de werken die hij doet lijken mij meer dan die boeken of lessen. Maar het zaad dat in hem geworpen is moet eerst versterven en dan brengt de leringen vrucht, zijn vreugde zal groot zijn want bij hem zullen nog vele mensen versterkt worden. Dus bleef die heilige Trudo onder zijn heilige meester die hij bevolen was dat de jongeman nooit [...] hield dat men hem leerde, want wat hem zijn meester leerde daar legde hij ernstig zijn hart toe en vroeg als hem iets ontbrak.

Toen deze heilige man aldus van dag tot dag opklom in wijsheid der leringen zo bleef hij nochtans zo klein in zichzelf dat hij hem onder deed diegene die hij in kunsten ver te boven was. Om die grote leer wilde hij zich niet verheffen. Maar hij keerde zijn zin en zijn hart helemaal tot God waart die hij begeerde.

dat xxiiijste capittel

DJe duuel die altoes sinen nijt sayt daer hi mach ende den mensche sere haet ende hem belettet van goeden werken heuet nv weder sijn hoeft op ghehauen ende heuet weder ghespreyt sijn fenijn om |5vb| [...] Daer [...] gherne af soude trec[ken] Ende heuet verwect sijn [volc] om te bestrijden den ridder cristi Mer die sterke gods ridder street teghen hem vromelijc ende verdroech oetmoedelijc alle die dinghen die hem teghen quamen van sduuels weghen

Mer die duuel die niet ghedoeghen en mochte dat hi dien ionghelinc sach clemmen van doechden tot doechden woude hem teghen hem keeren Ende peysde al ware hi eens verwonnen die den strijt eerst began hi soude den anderen aen brenghen Ende wort hi verwonnen soe sal hi den derden aen brenghen ende dat soude hi soe langhe herden dat hi en in vermoytheit oft verdriet mochte brenghen Ende gaen toe van daghe te daghe dat hijs niet en sal connen ghelyden hi en salne yet op antwerden soe groet verdriet |6ra| [...] alsoe die [...] [o]re stopt met [haren s]terte om dat s[i niet] hoeren en wilt den luyt van muysiken. aldus waest met desen des duuels fenijn Wat hem sijn ghesellen seiden ende ander goede liede hy bleef in sijnre quaetheit ende versprac den heileghen man met fellen woerden altoes Ende met verwoetheit liep hi hem op dats die busscop niet en wiste. Ende antwoerde met spotte als dese sinen souter can soe moet ic den tansweer hebben ende niet eer des onne my god God hoeret ende waert verbolghen al ghehinghede hi hem sijnre quaetheit

Doent iaer om comen was die heileghe gheest die in allen dinghen den sin verliecht daer hi woenachtich es hadde den ionghelinc soe groete gracie ghegheuen dat hi |6rb| [...] me\ren 260

Die drossate die sere beneet dat die heileghe trudo daer wt ende in ghinc ende en hadde ghenen rouwe van sinen sonden doen sende hem god den tansweer daer hi om badt op dat hi met dier pinen worde ghecasteyt ende sijn mesdaet bekende ende quaem dien te ghenaden dien hi soe menighe blameringhe ghedaen hadde Die pine wies van daghe te daghe dat luyt sijnre stemmen was eyselijc Ende met sinen handen stiet hi af dat vleesch van sinen kynnebacken met groeter droefheit soe dat den ghenen diet saghen dochte dat hi soude vemaren ende wt sinen sinne comen ende het scheen bat dat hi den duuel bynnen |6va| [...] ne noch sijn verdriet en mynderde niet tot dat hi sijn mesdaet ende quaetheit wel ontgouden hadde ende die duuel sijn ziel wten lichaem nam

Nv hoert dese pine ende dit bispel ghi die gods goetheit niet en can verwecken tot penitencien oec hoe langhe dat hi v spaert die dach der wraken sal op v comen als ghijs niet en weet

Hoert ghi drossaten ende merct dit aen En wilt niet sijn heren vanden goede. mer hoeders ende knechten te doen dat v beuolen es. dienen niet af trecken. ende leert houerdicheit decken met oetmoedicheit

Hoert quade tonghen ende ghefenijnt die altoes die goede quelt leert spreken v ghebede Dese hadde tijt der penetencien mer hi en begherder niet dat quaet dat |6vb| [...] erst bleef hi [doot]

Van deser victorien en verhief hem trudo niet mer bleef euen oetmoedich als een kint van welken myrakel die busscop ende alle die stat groet wonder hadde Mer die ghetrouwe kempe ons heren toende crancheit voer sijn cracht ende voer die ere oetmodicheit

Dat 23ste kapittel

De duivel die altijd zijn nijd zaait daar hij mag en de mens zeer haat en hem belet van goede werken heeft nu weer zijn hoofd opgestoken en heeft weer verspreid zijn venijn om [...] Daar [...] graag af zou trekken. En heeft verwekt zijn volk om te bestrijden de ridder Christus. Maar die sterke Gods ridder streed tegen hem dapper en verdroeg ootmoedig alle dingen die hem tegen kwamen van duivels wegen.

Maar de duivel die niet gedogen mag dat hij die jongeling zag klimmen van deugden tot deugden wou zich tegen hem keren. En peinsde al was hij eens overwonnen die de strijd eerst begon hij zou de anderen aanbrengen. En wordt hij overwonnen zo zal hij de derde aanbrengen en dat zou hij zo lang volharden zodat hij hem in vermoeidheid of verdriet mocht brengen. En gaat toe van dag tot dag zodat hij het niet zal kunnen lijden, hij zal er niet iets op antwoorden zo’n groot verdriet [...] alzo die [...] oren verstopt met zijn staart omdat zij niet horen willen het geluid van muziek. Aldus was het met deze dit duivels venijn. Wat hem zijn gezellen zeiden en andere goede lieden, hij bleef in zijn kwaadheid en sprak de heilige man met felle woorden altijd aan. En met verwoedheid liep hij op hem dat de bisschop niet wist. En antwoordde met spot; zoals deze is zo zo moet ik tandpijn hebben en niet eerder gunt me God. God hoorde het en was verbolgen al gedoogde hij hem zijn kwaadheid.

Toen het jaar omgekomen was dat de heilige Geest die in alle dingen de zin verlicht daar hij woont had de jongeling zo’n grote gratie gegeven dat hij [...] meer.

De drost die zeer benijdde dat de heilige Trudo daar uit en inging had geen berouw van zijn zonden, toen zond hem God de tandpijn daar hij om bad zodat hij met die pijnen wordt gekastijd en zijn misdaad bekende en kwam tot de genade die hij zo menige blaam gedaan had. De pijn groeide van dag tot dag zodat het geluid van zijn stem ijselijk was. En met zijn handen stiet hij af dat vlees van zijn kinnebak met grote droefheid zodat diegenen die het zagen dachten dat hij zou schreeuwen en uit zijn zin zou komen en het scheen beter dat hij de duivel binnen [...] ne nog zijn verdriet verminderde niet totdat hij zijn misdaad en kwaadheid wel vergolden had en de duivel zijn ziel uit het lichaam nam.

Nu hoor deze pijn en dit voorspel gij die Gods goedheid niet kan verwekken tot penitentie en ook hoe lang dat hij u spaart de dag der wraak zal op u komen als gij het niet weet.

Hoort gij drosten en merk dit aan. En wil niet zijn heren van het goed, maar hoeders en knechten en te doen dat u bevolen is, dienen en niet af te halen en leer hovaardigheid te bedekken met ootmoedigheid.

Hoor kwade tongen en venijnige die altijd de goede kwelt, leer spreken uw gebeden. Deze had tijd van penitentie, maar hij begeerde niet dat kwaad zodat [...] eerst bleef hij dood.

Van deze victorie verhief Trudo zich niet, maar bleef even ootmoedig als een kind van welk mirakel de bisschop en de hele stad grote verwondering had. Maar de trouwe kamper van onze Heer toonde zwakheid voor zijn kracht en voor de eer ootmoedigheid.

Dat xxvste capittel

DEse heileghe trudo die nv wel was ghefondeert Jn die sciencie gramatika ghinc voert ten anderen sciencien weert dier hi saen meester waert want hi hadde goeden sin. Wanneer die aerten hem yet vermoyden als si dicke vele clercken pleecht diere te langhe in studeren Dan moeten si hen met bedwanghe verwandelen ende vermaken of haer natuere sout bequelen Dan ghinc |7ra| [...] ten oeffende ende lassen met alsulker mynnen dat hi daer niewe cracht af ontfinck

Oec soe veruerrede hi hem van gheselscap der liede soe hi meest mochte ende vloe in die woestijne op dat hi badt mochte contempleren. ende sijn boeken ouer studeren Met disputacien en woude hi hem niet moyen op datmen daer mede niet en soude weten die grote conste die in hem was. Mer als hi quam ter heilegher scrijftueren soe studeerde hise blydelijc om te beleuen soe dat scheen dat hi niet en achde mer hat versmaedde die gheleertheit Soe gheheelijc hadde hi hem ghegeuen ter clergien dat hi begherde clerc te sine ende met hem te lesen ende te singhen ende 261 onsen here |7rb| [...] kerken des eersten martelaer sinte steuen ontfinc hy crune van sinte gondolf den bisscop Doen nam hi aen die wapenen des heileghen gheest ende wart daer gods ridder hi nam aen dat sweert gods om te wedersta[en den] helschen pharaon ende sijn heer die teghen gode ghewapent waren dien hi dicke wederstont. aldus trat dese heileghe man met graden op in die heileghe oerden soe langhe tot dat tvolc ghemeynlijc riep datmenne priester maken soude Doen die heileghe man hoerde datmenne priester maken soude herdachte hi dat die wyse man seyt Die rechtuerdighe |7va| [...] sijnre mesdaet Dies wart hi een luttelken veruaert want hem dochte dat hi dier eren onwerdich was Mer doch liet hi hem gheraden ende settede die mynne voer die vreese ende ontfinc die heileghe oerden die hi soe tamelijc ende soe [oet]moedelijc hielt dat niemant hem ghelijc en was Die priesterscap en hanteerde hi niet om dat hi daer ere af hebben soude. mer om dat hi met alre oetmoedicheit gode woude aenbeden ende eren Niemants goet en begherde hi mer hi begherde met gode ghemeyne te sine. hi en begherde niet dan die werken gods noch hi en leefde hem seluen alleen niet mer allen menschen was hi ghemeyne

Op desen dach dat die heileghe man priester |7vb| [...] gherect een coerde die doer die werelt strecte ende in allen die heileghe stede om haren lieuen sone te eren ende te verhoeghen want si bi hem soude werden ghehoecht Jn deser brulocht auont eten soe gaf dat heileghe lam sijn edele ghiften ende leidse in des priesters herte

Die tafelen leide hi daer in van goeder ende gheestelijker mynnen die hi tot gode draghen soude ende te sinen euen kersten waer hi saghe sijn ghebreckelijcheit Oec gaf hi hem die roede om die mesdadeghe te corrigeren ende elc van desen tween te doen met bescheidenheit Dit heuet die goede soen wel |8ra| verstaen ende heuet myldelijke ghedeilt alle den ghenen diese begherden Ende al deilde hise myldelijc den anderen nochtan bleuen si gheheelijc in sijnen herten

Wie mochte werdelijc ghenoech vertellen met hoe groter suuerheit van herten ende van lichaem hi den werdeghen lichaem ons heren handelde Mi waer swaer te vertellen sijn vasten ende sijn waken ende sijn almoesen die hi dede doer die ere gods Ende hoe reine dat hi sinen lichaem hielt van alre saken dien besmetten mochten Ende hoe zere hi hem seluen versmaedde om god Mer dit was dmynste dat hi dede ende ghedaen heuet van sijnre kintscheit Ghebenedijt moet ghi sijn here almechtighe vader die altoes in uwen knechten wonderen |8rb| doet by uwer ghenaden die niemant en mach [...]

Dat 25ste kapittel

Deze heilige Trudo die nu wel was gefundeerd in de wetenschap grammatica ging voort tot andere wetenschap waart die hij samen meester werd want hij had goede zin. Wanneer de kunsten hem iets vermoeiden zoals zo vaak veel klerken plag die er te lang in studeren dan moeten ze zich met dwang veranderen en vermaken of hun natuur zou gaan kwelen. Dan ging [...] te oefenen en deed dat met al zulke minnen dat hij daar nieuwe kracht van ontving.

Ook zo vermeed hij zich van gezelschap der lieden en zo hij meest mocht en vlood in de woestijn zodat hij beter mocht overdenken zijn boeken over studeren. Met disputen wilde hij zich niet vermoeien zodat men daarmede niet zou weten de grote kunst die in hem was. Maar als hij kwam tot de heilige schrifturen zo bestudeerde hij ze blijde om te beleven zodat het scheen dat hij niets achtte, maar dat hij had versmaad de geleerdheid. Zo geheel had hij zich begeven ter klerken zodat hij begeerde een klerk te zijn en met hen te lezen en te zingen en onze Heer| [...] kerk van de eerste martelaar Sint Steven ontving hij de kroon van Sint Gondulfius, de bisschop. Toen nam hij aan de wapens van de Heilige Geest en werd daar Gods ridder, hij nam aan dat zwaard Gods om te weerstaan de helse farao en zijn leger die tegen God gewapend waren die hij vaak weerstond. Aldus trad deze heilige man met graden op in de heilige orden zo lang tot dat het volk algemeen riep dat men hem priester maken zou. Toen die heilige man hoorde dat men hem priester maken zou herdacht hij wat de wijze man zegt. De rechtvaardige [...] zijn misdaad. Dus werd hij een luttel bang want hij dacht dat hij die eer onwaardig was. Maar toch liet hij hem aanraden en zette de minne voor de vrees en ontving de heilige orde die hij zo betamelijk en zo ootmoedig hielt dat niemand hem gelijk was. Dat priesterschap hanteerde hij niet omdat hij daar eer van hebben zou, maar omdat hij met alle ootmoedigheid God wou aanbidden en eren. Niemands goed begeerde hij, maar hij begeerde met God algemeen te zijn en hij begeerde niets dan de werken Gods, nog hij leefde voor zichzelf niet alleen maar voor alle mensen was hij algemeen.

Op deze dag dat die heilige man priester [...] gerekt een koord die door de wereld strekt en in alle heilige steden om hun lieve zoon te eren en te verhogen want die bij hem zou worden verhoogd. In deze bruiloft avondeten zo gaf dat heilige lam zijn edele giften en legde die in het priesters hart.

De tafels legde hij daarin van goede en geestelijke minnen die hij tot God dragen zou en tot zijn even christenen waar hij zag zijn gebrekkigheid. Ook gaf hij hem de roede om de misdagers te corrigeren en elk van deze twee te doen met bescheidenheid. Dit heeft die goede zoon wel verstaan en heeft het mild gedeeld al diegenen die ze begeerden. En al deelde hij ze mild de anderen, nochtans bleven ze geheel in zijn hart.

Wie mag waardig genoeg vertellen met hoe grote zuiverheid van hart en van lichaam hij het waardige lichaam van onze Heer behandelde. Me is het zwaar om te vertellen zijn vasten en zijn waken en zijn aalmoezen die hij deed door de eer van God. En hoe rein dat hij zijn lichaam hield van alle zaken die besmetten mochten. En hoe zeer hij zichzelf versmaadde om God. Maar dit was het minste dat hij deed en gedaan heeft vanaf zijn kindsheid. Gebenedijd moet gij zijn, Heer, almachtige Vader die altijd in uw knechten wonderen doet bij uw genade die niemand mag [...]

Dat xxviste capittel

DOen dese heileghe sant trudo [langhe] ghewoent hadde in [dat l]ant ende hi van daghen ouder waert soe woude hi niet langher ontdra\ghen 262 den wasdom dien hi beiaecht hadde sinen lande daer hi wt gheboren was hi en woude sinen lieden ghenadelijc wt ghieten daer om woude hi weder keren te sinen lande wert

Die [heil]eghe busscop [gondulf] die sijn voester kint sach aldus wassen ende een groet leeraer der ewangelien sijn Ende dat hem oec wel betaemde die scape ons heren te regeren ende te leren met woerden ende met exempelen seide tot hem met groeter begherten dese woerde lieue sone verstaet mi want god in die gheplant heuet |8va| sijn gracie ende di verliecht metten gauen des heileghen gheests ende oec ghesterct sijt in leringhen. soe moechdi wel lieue sone vanden ambachte dat ghy ontfanghen hebt dats die ere vander priesterscape beghinnen te berichten die kinder ende die scape ons heren met woerden ende met leringhen ende voer hem den strijt te bestaen Tis tijt dat wy beide gaen werken in ons heren wijngaert op dat wy inden ionxsten daghe te gader moeten gheloent sijn die te gader die pine ghehadt hebben Ende dat ons die here vanden wijngaerde als sinen vrienden moet gheuen den penninc daer wy hem ghetrouwelijc om ghedient hebben want god berespte den knecht die den penninck niet en gaf met ouerwynninghen daer om moechdi merken dat |8vb| ghi van gode sere berespt sout sijn die soe vele gracien ontfanghen hebt Niet alleen om uwen wil mer om dat ghise allen menschen sout mede deilen ende met wasdom voer hem brenghen lieue sone hebt wijsheit ende tijt ende en scaemt v niet hueder te sijn ouer gods vaetkens die ic v hier beuelen sal voer gods enghelen Jc beueelse dijnre hoeden als minen gheestelijken soen Want soen soe wie ghi wten weghe der gherechticheit siet dolen daer suldi arbeit toe doen dat ghi en weder leit Want alsoe menich vaetkens als ghi ten io[nxten dag]he sien sult d [...]ich [...] heuet geweest daer seldi v af verblyden Daer om lieue sone ontfaet die macht die v nv beuolen es vander heilegher kerken van mets sijt |9ra| haer apostel ende haer dienstman i[n dla]nt van haspegouwe daer g[hi] nv toe trecken wilt. want weet dat daer no[ch hed]en opten dach liede [sijn] te menigher stat die d[ie afgo]den aenbeden ende daer es ghebrec kerstelijker [ler]en Die prouincie die v beuolen es vander heilegher kerken van mets visenteert vriendelijc soe [da]t kersten gheloue mach bloyen allen heidenen te vernoye daer nv scandelijc woent dat ongheloue Ende leert des duuels dieren volghen den iocke ons heren ende doet hen smaken der sueticheit die god in die ghestort heuet want si en connen niet dan dat gode vremt e[s lee]rt hen aen v kennen die suete melodie vander heilegher ewangelien die elc goet mensche behoert te weten v seluen soe vermaen ic oec dat ghi altoes ende in elcke stede die wet gods |9rb| hebt in uwer herten ende in uwen monde ende dat ghi [met] uwen werken niet en [...] van dat ghy mett[en woerden] leert want of [...] ien ons heren [...] ontfanghen [werden] dat wi enghelen gheheten 263 werden soe moeten wy onse const wel hoeden want die const salmen tot allen t[ijde] sueken in des p[...]t Ende die lie[...]se [on]tfanghen [...]ds salse hen [...] a[l]dus bider hu[lpe gods g]hesalicht wesen W[ant de]n ghenen die sympel s[y]n sal denghel ons heren de[n] wech der salicheit leren [Ende o]p dat ghi mijn lieue [sone] een ghetrouwe dienst [man] moecht sijn ende die [n]uwe scape die nv in d[ra]nghe sijn verre verscheid[en] van gods coyen ende liggh[e]n in sduuels stricke te g[o]de moecht brenghen soe s[eldi e]en nuwe kerke stichten d[ie ghy] selue berechten |9va| selt ende chieren met goeden Op dat die lammere gods alle doechden aen v moeghen leren ende ve[rh]oecht moghen werden [mett]en rijke gods met hennen leyder diese met eren tot groeten lone heeft ghebracht lieue soen nv en laet [v her]te niet beswaren dat [wy tot] deser tijt nv scheyden dat weet voer [...] gheen stat [...] en mach scheid[en] [...] herte blyuet [...] der Daer [...] es dmyne [...] sone es daer es [...] oec ende sal altoes sijn dat weet ic wel o[p] dat ons onse vader van he[melr]ick vergadert in s[ine g]lorie Dese ende deser [ge]lijke woerde sprac d[i]e heileghe busscop gondulfus tot [sinen lieuen soen] trudo [...] en soude [Noch een suet vr]iendelijc woert sp[rac die] meester die sijn discipel [g]herne |9vb| hoerde ende anderweruen heeft hien [ghe]benedijt Daer nae onder custen si hen met heeten tranen ende scheiden van malcanderen met groeter mynnen ende droefheit

Dat 26ste kapittel

Toen deze heilige Sint Trudo lang gewoond had in dat land en hij van dagen ouder werd zo wou hij niet langer ontlopen de wasdom die hij bejaagd had zijn land daar hij uit geboren was, hij wou zijn lieden genadig verlaten en daarom wou hij weer keren tot zijn land waart.

De heilige bisschop Gondulf die zijn voedsterkind zag aldus groeien en een groot leraar van het evangelie te zijn. En dat hem ook wel betaamde de schapen van onze Heer te regeren en te leren met woorden en met voorbeelden zei tot hem met grote begeerten deze woorden; lieve zoon, versta me want God in u geplant heeft zijn gratie en u verlicht met uw gaven van de Heilige Geest en ook versterkt hij in uw leringen, zo mag ge wel, lieve zoon, van het ambacht dat gij ontvangen hebt, dat is de eer van het priesterschap, beginnen te berichten de kinderen en de schapen van onze Heer met woorden en met leringen en voor hem de strijd te bestaan. Het is tijd dat wij beide gaan werken in onze Heers wijngaard zodat wij op de jongste dag tezamen moeten beloond zijn die tezamen die pijn gehad hebben. En dat ons de Heer van de wijngaarden als zijn vrienden moet geven de penning daar wij hem getrouw om gediend hebben want God berispt de knecht die de penning niet gaf met overwinningen, daarom mag ge merken dat gij van God zeer berispt zou zijn die zoveel gratiën ontvangen hebt. Niet alleen om uw wil, maar omdat gij ze alle mensen zou mededelen en met wasdom voor hem brengen, lieve zoon, heb wijsheid en tijd en schaam u niet hoeder te zijn over Gods vaatjes die ik u hier aanbevelen zal voor Gods engelen. Ik beveel u mijn hoede als mijn geestelijke zoon. Want zoon zo wie gij uit de weg der gerechtigheid ziet dolen daar zal ge arbeid toe doen zodat ge hem weer terugbrengt. Want alzo menige vaatjes zoals gij ten jongste dag zien zal d [...]ik [...] heb geweest daar zal ge u van verblijden. Daarom, lieve zoon, ontvang de macht die u nu bevolen is van de heilige kerk van Metz, ge bent zijn apostel en zijn dienstman in het land van Haspengouw daar ge nu toe vertrekken wil, want weet dat daar nog heden te dag lieden zijn in menige stad die de afgoden aanbidden en daar is gebrek aan christelijke leer. De provincie die u bevolen is van de heilige kerk van Metz visiteert vriendelijk zodat het christelijke geloof mag bloeien alle heidenen te vermoeien daar nu schandelijk woont dat ongeloof. En leer de duivels dieren volgen het juk van onze Heer en laat hen smaken de zoetheid die God in u gestort heeft want ze kunnen niets dan dat God vreemd is, leer het van u kennen die zoete melodie van het heilige evangelie die elke goede mens behoort te weten, u zelf zo vermaan ik ook dat ge altijd en in elke plaats de wet Gods hebt in uw hart en in uw mond en dat gij met uw werken niet en [...] van dat gij met de woorden leert want of [...] die onze Heer [...] ontvangen worden dat we engelen geheten worden zo moeten we onze kunst wel behoeden want die kunst zal men te alle tijden zoeken in de p[...]t. En die lieden [...]ze ontvangen [...]ds zal ze hen [...] aldus bij de hulp van God zalig wezen. Want diegenen die eenvoudig zijn zal de engel van onze Heer de weg der zaligheid leren. En zodat gij, mijn lieve zoon, een trouwe dienstman mag zijn en de nieuwe schapen die nu in gedrang zijn en ver verscheiden van Gods kooien en liggen in de duivels strikken tot God mag brengen zo zal ge een nieuwe kerk stichten die gij zelf oprichten zal en sieren met goed. Opdat de lammeren Gods alle deugden aan u mogen leren en vergenoegd mogen worden met het rijk Gods met hun leider die ze met eren tot groot loon heeft gebracht, lieve zoon, nu laat u hier niet bezwaren dat we te deze tijd nu scheiden dat weet voor [...] geen stad [...] mag scheiden [...] ehart blijft [...] der. Daar [...] is de minne [...] zoon is daar is [...] ook en zal altijd zijn dat weet ik wel zodat ons onze vader van hemelrijk verzameld in zijn glorie. Deze en dergelijke woorden sprak de heilige bisschop Gondulfus tot zijn lieve zoon Trudo [...] en zou. Nog een zoet vriendelijk woord sprak die meester die zijn discipel graag hoorde en een andere maal heeft hij hem gebenedijd. Daarna kusten ze hen met hete tranen en scheiden van elkaar met grote minnen en droefheid.

Dat xxvij capittel

DOen dese heileghe man die vol was van duuen sympelheiden ghinck wter stat van mets doen volchde hem alle dat volc manne ende wiue groet ende cleine die groeten rouwe hadden om sijn enen gaen Ende seiden met wenenden oghen. hoe selen wi nv moeghen deruen v suete teghenwoerdicheit die ons nv beroeft wort Salich es dat lant dat met onser scaden rijck wort ende ghetroest wort met o[nsen] zere Ons ver\lies 264 es haer ghewin wat helpt ons dat ghy ons gheleent waert als ghy ons dus haestelijc laet Ons si doch nv gheorlouet dat wi v volghen moe\ghen |10ra| die soe vele goets hebt ghedaen onsen lande ende onser stat van onsen goeden werden wi ontfermelijc beroeuet ende een ander volc saelt ghewynnen Wy sijn verstoten wi sijn wter hoeden ghedaen dat selen weten die felle roeuers die tot ons bereet hebben alle onsalicheyt Doen ontfermde den mylden priester dese claghen ende sijn herte waert gheruert met rouwen Nochtan en woude hi niet van sinen weghe keren noch laten die ghehoersamheit die hem die heileghe busscop beual al ontfermde hem des volcs Doch hi gaf hen die beste gaue die hi hadde dat waren troestelijke woerde die si sere begherden daer nae gaf hi hen die bened[ix]ie ende be[u]als[e] te gode Mer d[ie rou]we sympelheiden |10rb| als een duue Noyt en was hi in archeiden ghesien mer altoes euen saechte ende in enen ghedachte te gode wert Noyt en was hi te droeue noch te blyde mer altoes in enen wille want sijn herte ruste in gode

Daer nae guam hi tot tongheren die wilen die meeste stat was int lant van gallien mer doen die wandalen daer doer leden destruweerden sise ende woestense soe zere dat si nemmermeer en mach comen te soe groeter eren als si te voren was

Doen die heileghe trudo te tongheren comen was quam hi tot sinte remacle den heileghen busscop dien herde wel ontfinc ende elc was des anders blyde Doen ver[telde] hi de[n heiligh]en busscop hoe hi [...] g[hese]lle Jn [...] |10va| ende in cueren om met hem te berichten die scape ons heren die hem beuolen waren Om dat hi in sinen ouden daghen sijn borden soude helpen draghen die hem nv een deel te swaer waert want hi hadde sijn iaren ouerbracht met pynen Dus heuet hien ghenomen tot enen gheselle die kerke te regeren die onder sijn regement waren. alsoe onse here wileneer aaron sette moysenne te helpen als voer pharaon te spreken ende in elcker steden daer noet was

Doen dese heileghe trudo een stuck met hem hadde gheweest ende elc den anderen onderdanich scheen [te wese]n soe datmen niet [...] als |10vb| marta die altoes haer suster diende die haer gherne in siende hielt Dus heuet die heileghe remacle ghedaen want cort hier na begaf hi dese werelt ende oec sijn busdom ende trat met groeter begherten in een religioen inden cloester van staueloe daer hi een heilich leuen in leyde Daer nae soe wart saen verheuen in sijn stat Sinte theodaert een heilich man. ende daer na wan hi den hemel met groeter eren ende wart cristus preciose mertelaer.265

Dat 27ste kapittel

Toen deze heilige man, die vol was van duiven eenvoudigheid, ging uit de stad Metz toen volgde hem al dat volk, mannen en wijven, groot en klein die grote rouw hadden om zijn heengaan. En zeiden met wenende ogen; hoe zullen we nu mogen derven uw zoete tegenwoordigheid die ons nu beroofd wordt. Zalig is dat land dat met onze schade rijk wordt en getroost wordt met onze zeer. Ons verlies is hun gewin, wat helpt het ons dat gij ons geleend was als gij ons dus haastig verlaat. Ons is toch nu veroorloofd dat we u volgen mogen die zoveel goeds heeft gedaan ons land en onze stad, van ons goed worden we ontfermelijk beroofd en een ander volk zal het winnen. Wij zijn verstoten, wij zijn uit de hoede gedaan en dat zullen weten die felle rovers die tot ons bereid hebben alle onzaligheid. Toen ontfermde de milde priester dit klagen en zijn hart werd geroerd met rouw. Nochtans wou hij niet van zijn weg keren, nog laten de gehoorzaamheid die hem de heilige bisschop beval, al ontfermde het hem dat volk. Toch hij gaf hen die beste gave die hij had en dat waren troostende woorden die ze zeer begeerden, daarna gaf hij hen de zegen en beval ze aan God. Maar de rouwe eenvoudigheden zoals een duif. Nooit werd hij in Archeiden gezien, maar altijd even zacht en in een gedachte tot God waart. Nooit was hij droevig nog blijde, maar altijd in een wil want zijn harte ruste in God.

Daarna kwam hij te Tongheren die weleer de grootste stad was in het land van Gallië, maar toen die Wandalen daardoor reden vernielden zij het en verwoesten het zo zeer zodat ze nimmermeer mag komen tot zo grote eer zoals ze tevoren was.

Toen die heilige Trudo te Tongheren gekomen was kwam hij tot Sint Remacle, de heilige bisschop die hem erg goed ontving en elk was van de andere blijde. Toen vertelde hij de heilige bisschop hoe hij [...] gezel. In [...] en in kuren om met hem te berichten de schapen van onze Heer die hem bevolen waren. Omdat hij in zijn oude dagen zijn boorden zou helpen dragen die hem nu een deel te zwaar waren want hij had zijn jaren doorgebracht met pijn. Dus heeft hij die genomen tot een gezel de kerk te regeren die onder zijn regiment waren. Alzo onze Heer wijlen eerder Aaron zette Mozes te helpen als voor farao te spreken en in elke stad daar het nodig was.

Toen deze heilige Trudo een stuk met hem was geweest en elk de andere onderdanig scheen te wezen zodat men niet [...] als Marta die altijd haar zuster diende die haar graag in bijzijn hield. Aldus heeft de heilige Remacle gedaan want kort hierna begaf hij deze wereld en ook zijn bisdom en trad met grote begeerten in een religie in het klooster van Stavelot daar hij een heilig leven in leidde. Daarna zo werd samen verheven in zijn stad Sint Theodaert, een heilig man. En daarna won hij de hemel met grote eer en werd Christus kostbare martelaar.

Dat xxviij capittel

DOen die heileghe zielen dus gescheiden waren metten lichaem di doch nye ghescheyden en waren metter sielen woude [die] heileghe priester [weder keren te] sinen lande wert [ende] soude lyde[n d]oer een [ghe]huchte [D]oen die liede vernamen [dat] die [heileghe] man dae[r wed]er k[eerd]e [...] |11ra| O werdeghe ere bouen alle ghetal wiems heileghe leuen die hemelen selue orconde gheuen ende dien die hemelsche claerheit openbaerde al eest dat wi arme sonderen in deser eertscher ellenden v niet werdelike en moeghen louen noch nae gheuolghen Nochtan gheue ende onne ons god met uwer hulpen dat wijt werdelijke vertrecken moeghen ende verwonderen tot uwer eren Ende dat wi daer bi ghesterct moeghen werden ende alle diet hoeren selen

Des [smor]ghens [...] dese ghebueren die schernen dat si die |11rb| stat beligghen [...] |11va| [...] Vele mira\kelen |11vb| dede dese heileghe man soe waer hi quam Ja soe vele dat si ontellic sijn

Dat 28ste kapittel

Toen die heilige zielen dus gescheiden waren met het lichaam die toch niet gescheiden waren met de ziel wilde de heilige priester weer keren tot zijn land waart en zou gaan door een gehucht Toen de lieden vernamen dat de heilige man daar weer keerde [...]. O waardige eer boven alle getal wiens heilige leven de hemelen zelf verkondiging geven en die de hemelse klaarheid openbaarde al is het dat wij arme zondaren in deze aardse ellende u niet waardig mogen loven, nog navolgen. Nochtans geeft en gunt ons God met uw hulp dat wij waardig vertrekken mogen en verwonderen tot uw eer. En dat we daarbij gesterkt mogen worden en alle die het horen zullen.

‘s Morgens [...] deze buren die schermen dat ze de stad belegeren [...] [...]. Vele mirakels deed deze heilige man zo waar hij kwam. Ja, zoveel dat ze ontelbaar zijn.

Dat xxixste capittel

NV hoert dat heileghe leuen van sinte trudo die sijn lant ghelaten hadde ende was ghegaen te mets totten busscop gondolf dien priester maecte ende leerde hem die heileghe wet daer hi die lieden mede v[erli]chten soude die in s[inen la]nde waren die hen noch die somighe hielden aen die afgoden ende gods gheboden niet en kenden Ende doen hi dit wel geleert hadde biden orloue vanden goeden man gondulfus daer hi bi gewandelt hadde ende dien priester ghe[weest had]de te synen [...] [e]nde quam hi te [...] stat daer was [sinte rem]akel busscop dien te[en]en gheselle vercoes i[n] orber der heilegher ker\ken |12ra| ende waren daer een stucke tijts te gader Daer nae namen si orlof ende die heileghe busscop remaclus waert daer monic inden cloester van staueloe Ende nae hem wart busscop die heileghe Sinte theodaert die sint doer gode waert een heilich ende preciose martelaer Ende die heilege sinte trudo es ghescheyden van tongheren ende toech te lande wert Opten wech daer hi leet bekeerde hi menighen mensche daer hi hem zere af verblijde hi quam tot enen ghehuchte daer god sijn heilicheit vertoende bi groeten lichte dat men 266 op hem sach schijnen daer hi slie[p] dat tvolc van wonder ghinc [Ende sin]t maecten si daer [een ca]pelle diemen trudo[nica]s hiet ende doen hi van daer ghinc es hi te haspegouwe gheghaen ghelijc als voer ghescreuen es Nv hoert ende merct hoe hi daer ontfaen was

Dat 29ste kapittel

Nu hoor dat heilige leven van Sint Trudo die zijn land verlaten had en was gegaan te Metz tot de bisschop Gondolf die hem priester maakte en leerde hem de heilige wet daar hij de lieden mee verlichten zou die in zijn land waren waarvan nog sommige zich hielden aan de afgoden en Gods geboden niet kenden. En toen hij dit goed geleerd had bij het verlof van de goede man Gondulfus daar hij bij gewandeld had en die priester geweest was tot zijn [...] einde kwam hij te [...] plaatse daar was Sint Remakel bisschop die hem tot gezel koos ten dienste van de heilige kerk en waren daar een stuk tijd tezamen. Daarna namen ze verlof en de heilige bisschop Remaclus werd daar monnik in het klooster van Stavelot. En na hem werd bisschop de heilige Sint Theodaert die sinds door God werd een heilige en kostbare martelaar. En die heilige Sint Trudo is gescheiden van Tongeren en toog te land waart. Op de weg daar hij reed bekeerde hij menige mensen waarvan hij zich zeer verblijde, hij kwam tot een gehucht daar God zijn heiligheid vertoonde bij een groot licht dat men op hem zag schijnen daar hij sliep zodat het volk van wonderen ging. En sinds maakten ze daar een kapel die men Trudonicas noemde en toen hij vandaar ging is hij te Haspengouw gegaan gelijk zoals voor geschreven is. Nu hoor en merk hoe hij daar ontvangen werd.

|12rb| Dat xxxste capittel

DOen dander dach was toe comen ende hi orlof ghenomen hadde aen synen wert soe rees op een salich dach den lantscap al ghemeyne Doen die liede vernamen dat hi weder comen was int lant dien si met soe groeter begherten hadden begheert soe liepen si hem teghen met groeter vrouden Erme ende rijck groet ende cleyne als sulken man betaemde allet huys liep hem teghen wiue boden ende kinder Niemant en was in dien daghe die hem niet teghen en ghinc die oude die daer ghinghen met crucken ende die sieken waren oec in [wan]delinghen want die wille dede hen lopen want alle begherden sine te siene ende benedixie van hem te hebben ende sijn woerde te hoeren Met desen gheleyde brachten syne te serkinghen dies deilde |12va| hi hen myldelijke van dat hi gheleert hadde want somighe reynichde hi met casteyen van haren sonden ende eneghe troeste hi vriendelijc ende sterkese int gheloue Ende doent hem tijt dochte doen benedide hyse ende lietse gaen Sijn hoghe maghe ende sijn edel liede quamen doen ende ontfinghenten met groeter blijscapen ende bleuen met hem Ende die heileghe liede die int lant waren namen sere toe van sijnre leringhen want die heileghe gheest ruste in hem ghelijc dat hi inden apostelen dede ende bestichde alle sijn leringhe By hem soe waert ghesayt dat gheloue der ewangelyen ende vele liede lieten die afgode ende quamen totten lichte der waerheit dat si niet ghedaen en souden hebben van |12vb| by sijnre salegher leeringhen

|Dat 30ste kapittel

Toen de volgende dag was gekomen en hij verlof had genomen aan zijn waard zo rees op een zalige dag het landschap algemeen op. Toen de lieden vernamen dat hij weer gekomen was in het land die ze met zo’n grote begeerten hadden begeerd zo liepen ze hem tegen met grote vreugde. Armen en rijken, groot en klein, zoals zo’n man betaamde, het hele huis liep hem tegen, wijven, boden en kinderen. Niemand was er in die dagen die hem niet tegemoet ging, de ouden die daar gingen met krukken en de zieken waren ook in wandelingen want de wil deed hen lopen, want allen begeerden ze hem te zien en zegening van hem te hebben en zijn woorden te horen. Met deze geleide brachten ze hem ter Serkinghe, dus deelde hij hen mild van dat hij geleerd had want sommige reinigde hij met kastijden van hun zonden en enige troostte hij vriendelijk en versterkte ze in het geloof. En toen het hem tijd dacht toen gebenedijde hij ze en liet ze gaan. Zijn hoge verwanten en zijn edellieden kwamen toen en ontvingen hem met grote blijdschap en bleven met hem. En de heilige lieden die in het land waren namen zeer toe van zijn leringen want de Heilige Geest ruste in hem gelijk dat hij in de apostels deed en bevestigde al zijn leringen Bij hem zo werd gezaaid dat geloof van het evangelie en veel lieden verlieten de afgoden en kwamen tot het licht der waarheid dat ze niet gedaan zouden hebben dan bij zijn zalige leringen.

[Dat xxxjste capittel]

DOen dus by hem tgheloue began te wassen dies hi hem zere verblijde Doen peynsde hi dat hi een cloester stichten soude daer hi des duuels moeghentheit mede verdryuen soude ende tgheloue sterken Tgheloue prijsde hi voer tghescutte ende die bedinghe voer tsweert om den duuel te weder staen ende badt gode ernstelijc dat hi hem helpen woude tot sinen loue ende eren Dese heileghe trudo herdachte dat hi te voeren in sijnre ioecht beloeft hadde een kerke te maken ende daer om woude hi aerbeyden. want hi wiste wel dat sorghelijc es die gheloefde te breken want die prophete seit belouet ende betaelt Dat her\dachte |13ra| die heileghe man in gode sette hi sine betrouwen daer alle goet wt coemt

Met eenre lymen mat hi die fondementen van eenre kerken ende sette alle sijn ernst daer toe hoe hise volmaken mochte ende badt gode met groeter begherten dat hi hem by staen woude Ende god die sijnre begherten niet en woude ghebreken mer ghesterken halp hem gon\stelijke 267 werken tot dat die kerke alte male op ghemaect was Ende sinte theodaerdus waert ghebeden van Sinte trudo ende hi wyede die heileghe stat in Sinte quintijns [ere] des heileghen m[artelaers e]nde Sinte rem[igius d]es eertsch[en busscops e]nde hi sett[ede] [...] [heylech]domme wart [...] hoechlijc ende [...] Jn dit gods[huy]s dat trudo |13rb| dus heuet doen [bouwen] ende wyen ende g[...] |13va| [...] |13vb| daghen af ghenomen hadden gheweest Mer nv begonstet hem te behaghen want hem dunct dat hi te wiue heuet die beste die scoenste ende die eersamste diemen vinden mach want si hem niet en begheuet Ende god myntse om haer doecht want hi seit selue hoe scoen bestu mijn vriendynne hoe scoen bestu dijn oghen sijn alsder duuen ende gheen smette en is in di. dijn lippen sijn een drupende honichrote honich ende melc es onder dijn tonghe Om dese bruyt heuet truydo huwelijc achter ghelaten ende heuetse wtuercoren De bruyt es die [heile]leghe k[erke] [...] |14ra| niets niet en ghebrack Ende voer sijn groete familie die hem nae volghen soude soe bekende hi dieghene die te hem quamen om sijn leeringhe te ontfanghen

Ende sijn kinder hiet hi te wesen die hi doepte metter hant ende hem haer kerstenheit gaf Ende hier in soe heuet hi alle dat hem sijn vader beloefde Dese heileghe vader trudo hadde noede dat sijn doecht quaem int openbaer mer hi begherde dat sijn heilicheit verborghen bleue ende datse nie mant en kende want hi mynde meer versmaedenisse dan ere of weelde Nochtan soe heeften die groete goedertierenheit ons heren int licht ghebracht ende daer mede menighe siele gheleit totten ewighen loen der hemels

Dat31ste kapittel]

Toen dus bij hen het geloof begon te groeien dus hij zich zeer verblijde. Toen peinsde hij dat hij een klooster stichten zou daar hij de duivelse mogendheid mee verdrijven zou en het geloof versterken. Het geloof prees hij voor het geschut en het bidden voor het zwaard om de duivel te weerstaan en bad God ernstig dat hij hem helpen wou tot zijn lof en eer. Deze heilige Trudo herdacht dat hij tevoren in zijn jeugd beloofd had een kerk te maken en daarom wou hij arbeiden want hij wist wel dat het zorgelijk is die belofte te breken want de profetie zegt; beloof en betaal. Dat herdacht die heilige man en in God zette hij zijn vertrouwen daar alle goeds uit komt.

Met een lijn mat hij de fundamenten van een kerk en zette al zijn ernst daartoe hoe hij het volmaken mocht en bad God met grote begeerten dat hij hem bij staan zou. En God die zijn begeerten niet wou ontbreken, maar versterken hielp hem gunstig werken totdat die kerk helemaal opgemaakt was. En Sint Theodaerdus werd gebeden van Sint Trudo en hij wijdde die heilige plaats ter ere van Sint Quintijns, de heilige martelaar, en Sint Remigius, de aardse bisschop, en hij zette [...] heiligdom werd [...] hooglijk en [...]. In dit godshuis dat Trudo aldus heeft laten bouwen en wijden en g[...] |13va| [...] |13vb| dagen van genomen hadden geweest. Maar nu begon het hem te behagen want hij dacht dat hij tot wijf heeft de beste, de schoonste en de eerzaamste die men vinden mag want ze hem niet opgeeft. En God mint ze om haar deugd want hij zegt zelf; hoe schoon bent u mijn vriendin en hoe schoon bent u, uw ogen zijn als de duiven en geen smet is in u, uw lippen zijn een druipende honingraat, honing en melk is onder uw tong. Om deze bruid heeft Trudo het huwelijk nagelaten en heeft haar uitverkoren. De bruid is de heilige kerk [...], niets ontbrak. En voor zijn grote familie die hem na volgen zou zo bekende hij diegene die tot hem kwamen om zijn lering te ontvangen.

En zijn kinderen zei hij te wezen die hij doopte met de hand en hem hun christelijkheid gaf. En hierin zo heeft hij alles dat hem zijn vader beloofde. Deze heilige vader van Trudo had nodig dat zijn deugd kwam in het openbaar, maar hij begeerde dat zijn heiligheid verborgen bleef en dat niemand het kende want hij beminde meer versmaad dan eer of weelde. Nochtans zo heeft die grote goedertierenheid van onze Heer het in het licht gebracht en daarmee menige ziel geleid tot het eeuwige loon van de hemel.

|14rb| [Dat xxxijste capittel]

EEns gheuielt doen die heileghe trudo dus sat in sijn stat daer hi leefde in groeter heilicheit Dat hem ghebeden wart dat hi ghewerdeghen woude te vysenteren die prochyen die om hem waren Ende om hare ynnegher beden wille wart hi ghedwonghen ende beloefde dat hi comen soude. ende hi nam met hem vele clercken die met hem gaen souden Ende om dat die wech swaer was ende trudo cranc ende teeder soe baden si hem als haren vader dat hi rede om sijn lede te verlichten Cuyme mochtmen hem verbidden dat hi op een merie sat. mer dit ghemack dede hem weten die menscheit die in hem versleten was met menigherleye py\nen |14va| ende aerbeyden daer hi sinen lichaem 268 mede pijnde want dit en dede hi niet van enegherande behaghelheit

Dus beghonste dese heileghe man den wech ende die clercken volchden hem ende vele ander liede soe dat sijn meyseniede groet was Ende om datter vele liede waren soe waren daer oec vele herten sulcke volchden hem om hem te leren Mer sulke volchden hem om ander saken want in sijn gheselscap quam een dief ende menghede hem metten anderen waer hi quam in elcker steden in die herberghen om dat hi sijnre daet te bat toe comen soude want sijn herte was elre wert dan die woerde gods te hoeren Die heileghe priester gods was ernstich te doen daer hi om comen was ende leerde dat volc ernstelijc go\de |14vb| mynnen met alre herten op dat si daer mede sijn gracie mochten verdienen ende hemelrijc besitten

Nv gheuielt dat hi te eenre steden quam daer hi messe dede Ende sijn gheselscap volchde hem inder kerken om den dienst gods te hoeren ende sijn saleghe leringhe ende sy en mercten niet op die merie die die heileghe man achter liet Doen quam die dief daer die merie stont ghebonden ende stalse dieflijc ende esser mede vandanne gheuaren. hier in bynnen soe eynde die heileghe man sijn messe ende sijn sermoen Ende doen die liede wt quamen vernamen si dat die merie ghestolen was nochtan en was daer niemant diet den heileghen man segghen dorste al waren sijs tornich Mer daer |15ra| was een die zere deerde dat verlies vanden peerde hi was gram ende seit sinen here met groeter claghen Die goede man die van kinde herde wel verdraghen conste hi antwoerde suetelijc. Lieue vrient het es vele meer te claghen dat hi soe dat quaetste kiest daer hi sijn siel mede verliest verdoemt Tpeert daer ghi om droeuet en deert my niet mer sijn sonden wil ic beweenen ende beclaghen en es in ons heren hant niet menschen ende alrehande queck Niet langhe hier nae soe wart die ghene die die merie ghestolen hadde beseten metten duuel ende wart soe zere ghequelt dat hi wel nae byden dode was Die pine was soe ouer swaer dat hi riep die scade die hi sinte trudo ghedaen hadde souden doeden Ende riep met luder stemmen dat hi ghewarichlijc ware een knecht ons |15rb| heren dien dus Jamerlijc quelde om soe cleynen saken

Jc en mochte niet vertellen hoe dese onsaleghe gheliet. het scheen dat hi sijn lede ende sinen lichaem eten soude Sijn vader ende moeder waren zeer bedrueft ende bondenne met yser want hi wout al verslynden dat by hem was ende riep altoes dat hy dese pine ghedoechde om die sonde die hi sinte trudo ghedaen hadde Sijn magheden wisten bat doen dan si hem leyden tot desen heileghen sant Doen waert die vyant zere verswart want hi quam noede tot desen heileghen sant ende dede dien ellendeghen mensche soe ouer groete pine want hi hadden gherne ghedoet eer si totten heileghen man quamen soe noede sach hien aen Mer die catijf was soe vaste ghebonden dat hi hem en moch\te |15va| rueren Daer om en mochten sijs niet ontgaen die besetene ende dien besat. si en moesten beide comen totten heileghen man Doen si dus voer den priester gods 269 quamen baden die liede voer hem sinte trudo die altoes ghewoen was ontfermherticheit te doen ontfermde dies catijfs die daer ghebonden lach ende ghinc tot hem Die ander vloen alle want si en dorsten hen niet ghenaken alsoe mesliet hi hem Mer die heileghe man streec met sinen bloeten handen sijn hoeft sijn aenschijn ende alle sijn lede hi en ontsach den fellen viant niet. mer hi nam dien armen man die soe swaren arbeit doechde ende toechen in sijn heimelijcheit ende viel neder in sinen ghebede ende badt onsen here voer dien catijf Doen gheboot hi den vyant dat hi ruym\de |15vb| ende ontbant den mensche ende leidden ghesont met hem ter kerken doen bleef hi daer ende beterde sijn leuen ende was altoes onderdanich desen heileghen man die hem ghenesen hadde

Dit was die eerste myrakel die sinte trudo dede sint dat hi van sijnre pelgremagien weder quam te serkinghen hier om soe wart alle die ghebuerte beruert om hem te sien ende quamen tot hem met groeter scaren hoeghe edele liede vergaten haer moeghentheit ende heerscapie ende quamen tot desen werdeghen priester om van hem te leren

Een rijc ende eersam man ende sterc int gheloue mercte die heilicheit van desen man gods ende bat hem dat hi tot sinen huyse comen woude ende sijn woeninghe versien ende sijn huys ende sijn fami\lie |16ra| benedien Die heileghe man voldede sijn begherte ende quam met hem ende toende daer een scoen mirakel als hier nae bescreuen es

Dat 32ste kapittel]

Eens gebeurde het toen die heilige Trudo dus zat in zijn plaats daar hij leefde in grote heiligheid dat hem gebeden werd dat hij zich verwaardigen zou te visiteren de parochies die om hem waren. En om hun innige bede werd hij gedwongen en beloofde dat hij komen zou en hij nam met hem veel klerken die met hem gaan zouden. En omdat die weg zwaar was en Trudo zwak en teder zo baden ze hem als hun vader dat hij reed om zijn leden te verlichten. Nauwelijks mocht men hem bidden dat hij op een merrie zat, maar dit gemak liet hem weten de mensheid die in hem versleten was met menige pijnen en arbeid daar hij zijn lichaam mee pijnigde want dit deed hij niet van enige behaaglijkheid.

Aldus begon deze heilige man de weg en de klerken volgden hem en veel andere lieden zodat zijn manschappen groot was. En omdat er veel lieden waren zo waren daar ook veel harten en sommigen volgden hem om van hem te leren. Maar sommigen volgden hem om andere zaken want in zijn gezelschap kwam een dief en mengde zich met de anderen waar hij kwam in elke plaats in de herbergen omdat hij zijn daad beter toekomen zou want zijn hart was elders waart dan om het woord Gods te horen. De heilige priester van Gods was ernstig te doen waar hij om gekomen was en leerde dat volk ernstig God minnen met het hele hart opdat ze daarmede zijn gratie mochten verdienen en het hemelrijk bezitten.

Nu gebeurde het dat hij te ene plaats kwam daar hij de mis deed. En zijn gezelschap volgde hem in de kerk om de dienst Gods te horen en zijn zalige lering en ze letten niet op de merrie die de heilige man achter liet. Toen kwam die dief daar de merrie stond gebonden en stal die diefachtig en is er mee vandaan gevaren. Hierbinnen zo eindigde de heilige man zijn mis en zijn sermoen. En toen de lieden er uit kwamen vernamen ze dat de merrie gestolen was, nochtans was daar niemand die het de heilige man zeggen durfde, al waren zij toornig. Maar daar was er een die het zeer deerde dat verlies van het paard en hij was gram en zei het zijn heer met grote klagen. De goede man die de konde erg goed verdragen kon antwoordde zoet; Lieve vriend, het is veel meer te beklagen dat hij zo dat kwaadste kiest daar hij zijn ziel mee verliest en verdoemt. Het paard daar gij om bedroefd bent deert me niet, maar zijn zonden wil ik bewenen en beklagen en is in onze Heers hand, niet van mensen en allerhande gekwaak. Niet lang hierna zo werd diegene die de merrie gestolen had bezeten met de duivel en werd zo zeer gekweld dat hij wel bijna dood was. De pijn was zo over zwaar dat hij riep dat hij de schade die hij Sint Trudo gedaan had zou vergoeden. En riep met luide stem dat hij waarachtig was een knecht van onze Heer die hij dus jammerlijk kwelde om zo’n kleine zaak.

Ik mag niet vertellen hoe het deze onzalige verging, het scheen dat hij zijn leden en zijn lichaam eten zou. Zijn vader en moeder waren zeer bedroefd en bonden hem met ijzer want hij wou alles verslinden dat bij hem was en riep altijd dat hij deze pijn gedoogde om de zonde die hij Sint Trudo gedaan had. Zijn verwanten wisten niets beter te doen zodat ze hem leiden tot deze heilige Sint. Toen werd de vijand zeer verzwaard want hij kwam node tot deze heilige Sint en deed die ellendige mens zo’n over grote pijn want hij had hem graag gedood eer ze tot de heilige man kwamen zo node zag hij hem aan. Maar die katijf was zo vast gebonden dat hij hem niet mocht verroeren. Daarom kon hen niet ontgaan die bezetene en die bezeten moesten beide komen tot de heilige man. Toen ze dus voor de priester Gods kwamen baden die lieden voor hem Sint Trudo die altijd gewoon was ontferming te doen en ontfermde deze katijf die daar gebonden lag en ging tot hem. De andere vloden alle want ze dorsten hem niet te genaken alzo misdroeg hij zich. Maar de heilige man streek met zijn blote handen zijn hoofd, zijn aanschijn en al zijn leden en hij ontzag de felle vijand niet, maar hij nam die arme man die zo’n zware arbeid gedoogde en toog in zijn heimelijkheid en viel neer in zijn gebeden en bad onze Heer voor die katijf. Toen gebood hij de vijand dat hij ruimde en ontbond de mens en leidde hem gezond met hem ter kerk, toen bleef hij daar en verbeterde zijn leven en was altijd onderdanig deze heilige man die hem genezen had.

Dit was het eerste mirakel die Sint Trudo deed sinds dat hij van zijn pelgrimage weer kwam te Serkinghen, hierom zo werd de gehele buurt beroerd om hem te zien en kwamen tot hem met grote scharen, hoge edele lieden vergaten hun mogendheid en heerschappij en kwamen tot deze waardige priester om van hem te leren.

Een rijk en eerzaam man en sterk in het geloof merkte de heiligheid van deze man Gods en bad hem dat hij tot zijn huis komen wou en zijn woning zien en zijn huis en zijn familie gebenedijde. De heilige man voldeed aan zijn begeerte en kwam met hem en toonde daar een schoon mirakel zoals hierna beschreven is.

[Dat xxxiijste capittel]

EEn edel rijck wel gheboren man rijck van goede goet in die werelt ende oec in gode ende die met alre vlyticheit hielt die gheboden gods Ende sijn wijf die oec herde godvruchtich was laghen den heileghen sant ons heren trudo aen met vele beden ende oec met boden dat hi ghewerdeghen wilde te comen tot synen huyse op dat sijn huys gheheilicht mochte werden Sinte trudo mijnde desen man sere om sijn doecht ende oec was hi sijn maech ende was hem altoes bereet in elc stede van wat hi woude als een knecht sinen here Ende doen trudo sach dat hi der liede niet af |16rb| sijn en mochte soe orlofde hijt ende seide hem den dach dat hi comen soude doen volchden hem sijn discipelen nae Die wert sijns verbeide met groeter blijscap bereyde sijn herberghe alsoe sulken man betaemde ende alsoe edelen gast als daer quam cost ende teringhe dede hi scoen bereiden Mer also sijn gast heilegher was soe hi des myn behoefde want hi begheerde vele meer der sielen spyse dan des lichaems weeldicheit Die mere brac wt dat die heileghe man daer quam die allent tvolc daer dede comen Daer quaems soe vele dat cuyme ghestaen conde Jn poerten in hof ende straten Dese sale ende woeninghe was herde scoen en waere dat si waters ghebreck hadden dies hadden sy |16va| groet ghebrec want lant was groet ende vele quecs mer als si water hebben souden soe moesten sijt herde verre halen Doen die edele werdeghe priester daer comen was dat hi hen leerde den wil ons heren ende sijn ghebode Ende sterkese zere met 270 leeringhen want si hoerden sijn woerden alle met groeter begherten

Dus saten si totter vespertijt tot dat die boden moesten gaen sien nae die beesten ende die noetdorste te versien alsoe die boden pleghen. aen dit huys stont enen scoenen bogaert daer woude die heileghe man in gaen Die goede weert ende die werdynne stonden op ende ghinghen hem in den [boemgaerde op d]at hi hem woude verl[och]ten Doen mercte alom hem die heileghe oude ende sach dat dat een schoen stat was ende seide |16vb| tot sinen wert dit dunct my een lieflijke schoen stat En ware dat te deser stat gheen noet en ware van water soe wart een scoen stat Doen antwoerde die wert dat es waer here wy hebben groet ghebreck van watere mer wy en weten wat hier om doen Dit ontfermde den goedertieren vader sinte trudo ende stac een roede in die eerde ende seide O lieue vader doer uwe goetheit verhoert mijn bedinghe ende verblijt dit virgier dat herde dorre ende droeghe es om dat het hier op dit hoghe staet Ontpluct die aderen uwer doecht op dat verblijt werden die hier woenen. lieue vader nv [verhoert m]y E[en] wonder god die noit en begaf den ghenen die hem met herten baden verhoerde sinen lieuen knecht den saleghen trudo want doen hi sijn |17ra| [...] waert een groet [...] tvolc dranc datt[er] bi [was] met vrouden ende [...] smorghens nam hi [orlof] aen sinen wert end[e aen] hen allen die b[i hem waren ende] keerde wede[r te sinen cloes]ter wert Mer die wert en woude niet dat dese mirakel vergheten worde want outheit doet vergheten dat men niet in scrijften en laet Ende hi vergaderde sijn meyseniede ende ghebueren ende droeghen ouer een ende stichten een capelle inder eren van Sinte trudo daermenne noch heden opden dach eert met groeter werdicheit Ende daer god onse here menich scoen mirakel dede |17rb| [...] quamen si [werden ge]sont

D[aerna hie]ten s[ijt] amburria Mer die twee .r. [w]orden g[h]ewis selt [in] een. [l. daer] om s[oe wart ghe[hei]ten amb[ul]lia vander wert diere [da]t verleet

[Dat 33ste kapittel]

Een edele rijke wel geboren man, rijk van goede goed in de wereld en ook in God en die met alle vlijt hield de geboden Gods. En zijn wijf die ook erg godvruchtig was belaagden de heilige Sint onze heer Trudo met vele beden en ook met boden dat hij zich verwaardigde en wilde komen tot hun huis opdat hun huis geheiligd mocht worden. Sint Trudo minde deze man zeer om zijn deugd en ook was hij zijn verwant was hem altijd bereid in elke plaats van wat hij wou zoals een knecht zijn heer. En toen Trudo zag dat hij van de lieden niet af zijn mocht zo veroorloofde hij het en zei hen de dag dat hij komen zou en toen volgden hem zijn discipels na. Die waard hem opwachtte met grote blijdschap en bereide zijn herberg alzo zo’n man betaamt en alzo edele gast zoals daar kwam, kost en vertering liet hij schoon bereiden. Maar alzo zijn gast heiliger was zo hij dus minder behoefde want hij begeerde veel meer de zielen spijs dan de lichamelijke weelderigheid. Die mare brak uit dat de heilige man daar kwam die al het volk daar liet komen. Daar kwamen er zoveel dat ze nauwelijks staan konden in poorten, in hof en straten. Deze zaal en woning was erg schoon tenzij dat ze watergebrek hadden, dus hadden ze groot gebrek want het land was groot en veel vee meer dan ze water hebben zouden en zo moesten zij het erg ver halen. Toen de edele waardige priester daar gekomen was dat hij hen leerde de wil van onze Heer en zijn geboden. En versterkte ze zeer met leringen want ze hoorden zijn woorden alle met grote begeerten.

Dus zaten ze tot de vespertijd totdat de boden moesten gaan zien naar de beesten en de nooddruft te voorzien alzo de boden plegen. Aan dit huis stond een schone boomgaard en daar wilde de heilige man in gaan. De goede waard en de waardin stonden op en gingen met hem in de boomgaard omdat hij zich wou vertreden. Toen merkte alom hem de heilige oude en zag dat dit een schone plaats was en zei tot zijn waard; dit lijkt me een lieflijke schone plaats. Tenzij dat er te deze plaats geen nood was van water zo was het een schone plaats. Toen antwoordde de waard; dat is waar heer, wij hebben groot gebrek van water, maar we weten niet wat hier om te doen. Dit ontfermde de goedertieren vader Sint Trudo en stak een roede in de aarde en zei; O lieve vader, door uw goedheid verhoor mijn bidden en verblijd deze stad dat erg dor en droog is omdat het hier op deze hoogte staat. Open de aderen van uw deugd zodat verblijd worden die hier wonen, lieve vader, nu verhoor me. Een wonder van God die nooit opgaf diegenen die hem met hart baden en verhoorde zijn lieve knecht de zalige Trudo want toen hij zijn [...] waard een groot [...] het volk dronk dat er bij was met vreugde en [...] ‘s morgens nam hij verlof aan zijn waard en aan hen allen die bij hem waren en keerde weer tot zijn klooster waart. Maar de waard wilde niet dat dit mirakel vergeten wordt want oudheid laat vergeten dat men niet in schriften laat. En hij vergaderde zijn manschappen en buren en kwamen overeen en stichten een kapel in de eer van Sint Trudo daar men het nog heden op de dag eert met grote waardigheid. En daar God onze Heer menig schoon mirakel deed. [...] kwamen ze en werden gezond.

Daarna hielde zij het amburria. Maar de twee r’s worden gewisseld in een l en daarom zo werd het geheten ambullia van de waard die het dat verleent.

[Dat xxxiiijste capittel]

EE[n] myra[k]el van sommeghen wil ic noch vertellen die die heileghe trudo dede daer hi te eenre andere stede gast was want waer hi quam daer dede god groete scoene myrakelen doer hem daer hi en zere bi verhief Sinen arbeit om die leeringhe daer hi dat volc mede leerde was groet

My verwondert hoe hijt ghedraghen mochte sijn pine was bouen menschelijc vermoeghen |17va| [...]

Een [goet] m[an] die go[n]demont h[iet] [...]n b[at den] heileghen p[r]iester trudo [dat 271 hi] h[em] e[r]e dede ende hi tot s[ijn]re herberghen comen woude ende sinen sone doepen Die heileghe vader hoerde sijn bede ende quam tot sinen huyse daer hi werdelijke ontfanghen waert Ende doepte kindeken ende die familie versach hi van salegher leeringhen ende verclaerde hen die gheboden gods Ende daer nae woude hi ten cloesterwert keeren Doen seide sijn wert vader ic en weet niet hoe ic mijn gheloefte sal moghen voldoen want ic beloefde v enen weder die my nv onghereet es |17vb| [...] [g]heuaen en can want hi [e]s soe [wr]eet ende soe w[ilt] dat h[em niem]ant g[he]u[aen] en [...] daer nae saelt g[...] ghi sult den weder taem sien ende sijn wreetheit wort hem ghenomen om dat hi comen sal inden dienste der knechten gods alsoe ghi begheert

Doen nam hi orlof ende ghinc thuus wert Ende eer hi inden cloester comen was soe was die weder alsoe taem dat hi elcken diende dien hi inden weghe vant ende en was niet meer schu ende bleef also altoes |18ra| Niemant en derf wanen dat gode yet onmoeghelijc es want die almechteghe coninc vermach alle dinc inden menschen ende inden beesten Want het es al in sijnre moeghentheit dat in deser werelt es hi doet nae sinen wille in elke vre die naeture verwandelen Guele ende alle onghemake hoe daen si sijn verdriuet hi doer sijn vriende

Dat 34ste kapittel]

Een mirakel van sommigen wil ik nog vertellen die de heilige Trudo deed daar hij te andere stede gast was want waar hij kwam daar deed God grote schone mirakels door hem daar hij zeer bij verhief zijn arbeid om de lering daar hij dat volk mede leerde en dat was groot.

Me verwondert het hoe hij het verdragen mocht zijn pijn die boven menselijk vermogen was. [...] Een goede man die Gondemont heet [...]n bad de heilige priester Trudo dat hij hem eer deed en hij tot zijn herberg komen wou en zijn zoon dopen. De heilige vader hoorde zijn bede en kwam tot zijn huis daar hij waardig ontvangen werd. En doopte het kindeken en de familie voorzag hij van zalige leringen en verklaarde hen de geboden God. En daarna wou hij te klooster waart keren. Toen zei zijn waard; vader, ik weet niet hoe ik mijn belofte zal mogen voldoen want ik beloofde u een ram die me nu ongereed is [...] vangen kan want hij is zo wreed en zo wild dat niemand hem vangt voor u en [...] daarna zal het g[...] ge zal de ram tam zien en zijn wreedheid wordt hem genomen omdat hij komen zal in de dienst van de knechten Gods alzo ge begeert.

Toen nam hij verlof en ging thuis waart. En eer hij in het klooster gekomen was zo was die ram alzo tam dat hij iedereen diende die hij in de weg vond en was niet meer schuw en bleef alzo altijd. Niemand durfde te menen dat God iets onmogelijk is want de almachtige koning vermag alle ding in de mensen en in de beesten. Want het is alles in zijn mogendheid dat in deze wereld is en hij laat naar zijn wil in elk uur de natuur veranderen, gevoel en alle ongemak hoedanig ze zijn verdrijft hij door zijn vrienden.

[Dat xxxvste capittel]

Al waest dat dese heileghe trudo sijn lede hadde wt ghemerghelt van daghelijker pynen soe waren sijn heileghe lede van crancheiden al[s van] enen pastele te broke [I]c en can niet gheweten wat hi op hemseluen wreken woude dat hi hem seluen sulc onghemac dede want het scheen dat hi sochte ende begherde altoes nieuwe pine om hem seluen te [tor]men[te]n Ende als hem [die] broedere baden dat |18rb| hi sijns selfs ontfermde ende sijn pine een luttel verlichte antwoerde hi lieue kinder ghy sijt my swaerre troesters die mijns niet en ontfermt Merct wat die apostel seet dat men vernoye op vernoye legghen sal ende hope op hope want ic segghe v inder waerheit wie niet en vol steet totten eynde het sal hem berouwen inden wtersten daghe daer om selen wi volstaen ende wt doen die ene pine metter andere soe moeghen wy inden ionxsten daghe verblijden Dese ghewoente hadde die heileghe oude dat hi die kerken der heileghen gherne ende vele versochte Ende al waest dat hem zere vermoyden sijn tedere leden ende vercrancten nochtan en dochte hem die moytheit vanden weghe niet dan eenrehande ruste ende dien wech te gaen niet dan |18va| vroude wt brande der mynnen Mer dese pine decte hi nochtan met sulker listicheit dat hi snachs om ghinc die kerke der heileghen als die andere sliepen 272 wie ruste hadde hi en hadde gheen Een dorp stont daer bi op drie half mylen nae van serkinghe dat velmen heit Dese stat mynde hi zere want daer was in sinte mertijns eere een capelle ghesticht Op dander syde alsoe na staet cepperen een dorpken daer een bede huys staet Jn der eren der maghet Sinte genofeuen dese wiste die heileghe man wel Ende als die dach eynde ende die auont aen quam soe liep hi ter eenre kerken ende smorghens keerde hi weder ende des anders nachts ghinc hi ter andere dat niemant bi hem en was want alle die ander sliepen ende en wisten daer af niet [Soe] |18vb| heerde hi nachtelijc des eens nachts hier des anders daer Jc en weet niet hoe dese oude man dit ghedraghen mochte mer alsoe ic sie soe en es cristus bordene niet swaer als dan dese heileghe oude ter kerken quam daer hi begherde te sine ende hi sijn psalmen ghelesen hadde ende meer gheaerbeyt hadde dan sijn arme lichaem ghedraghen mochte soe keerde hi weder eer die dach opghinc op datmen niet weten en soude die pyne die hi doechde ende dat hi daer mede mochte ve[rgh]euen worden ende hi en [w]oude niemant sijn herte te kennen gheuen dan gode alleen dien niet verborghen en es O ghestadicheit der knechten cristi O cracht die god in dese arme broesche menscheit dat hem groet aerbeyt niet en verswaert seker waer dat onse lieue here |19ra| Jhesus cristus seet Mijn ioc es suet ende mijn borden es licht wie es die mochte wanen dat een man soe out van daghen ende soe doerpijnt mochte ghedraghen al sulcke pine want dieghene die daghelijken weeldeliken gheuoet worden en souden die pine ende den arbeit niet moghen ghedraghen dien dese oude daghelijke ghedoechde in coude ende in hitten Twee of .iij. daghe vaste hi in die weke altoes die erde was alle nachte sijn bedde als hi sliep dat selden was want hi omghinc m[et] groeter ynnicheit die [sa]ken alsoe hi altoes plach ende dede totten eynde toe dat hijs hem niet en liet ontgaen Ende heuet alsoe in allen sinen daghen ghedraghen dat suete ioc cristi dat hi tot in sijn eynde volstont |19rb| ende street als een goet ridder Ende al waest dat die kerke nv in peyse sat ende datse nv egheen tyran aen en street als te voren was doen die heileghe martelaer ghedoot worden om die mynne ende trouwe cristi ende des ghelouen Ende die heileghe confessoren nv leefden in peyse reyne ende onbesmet ende quamen ten rijke als witte lelien ghelijc dese heileghe trudo dede hi brachte te hemelscher salen die witte lelyen Ende oec met swaren tormenten die hi hem seluen dede die rode rosen der merteleren die voer gode scoene bloyen wie vanden martelaren street ye vromelijkere dan des[e] wie doechde meer pinen dan hi hem seluen dede want seker waer enich tyran comen die die kerke hadde [wil]len bestrijden hi sou[de] |19va| vromelijc wederstaen hebben als een goet kempe totter wtstortinghen sijns bloets Ende al waest dat die kerke in peyse sat nochtan begheerde hi van herten mertelaer te werden hoe mochte hem dan der mertelaer loen gheweyghert sijn want hi begherdet zere al en was gheen tieran dien metten sweerde versloech Hier omme soe heuet hi inden hemel\schen 273 houe met groeten rechte ontfaen dobbel loen van roesen ende van lelyen want hise beide verdiende

[Dat 35ste kapittel]

Al was het dat deze heilige Trudo zijn leden had uitgemergeld van dagelijkse pijnen zo waren zijn heilige leden van zwakten als van een pastei te breken. Ik kan niet weten wat hij op zichzelf wreken wou dat hij zichzelf zulk ongemak deed want het scheen dat hij zocht en begeerde altijd nieuwe pijn om zichzelf te pijnigen. En als hem de broeders baden dat hij zichzelf ontfermde en zijn pijn een luttel verlichte antwoordde hij; lieve kinderen, ge bent me zware vertroosters die me niet ontfermt. Merk wat de apostel zegt dat men moeite op moeite leggen zal en hoop op hoop want ik zeg u in de waarheid wie niet vol staat tot het einde het zal hem berouwen in de uiterste dag, daarom zullen we volstaan en uit doen de ene pijn met de andere en zo mogen we op de jongste dag verblijden. Deze gewoonte had de heilige oude dat hij de kerken der heiligen graag en veel bezocht. En al was het dat het hem zeer vermoeide zijn tedere leden en verzwakte, nochtans dacht hem die vermoeidheid van de weg niet dan een soort rust en die weg te gaan niets dan vreugde uit brand van de minnen. Maar deze pijn bedekte hij nochtans met zulke listigheid dat hij ‘s nachts ging om de kerk der heiligen als de andere sliepen wie rust hadden en hij had geen. Een dorp stond daarbij op drie half mijlen na van Serkinghe dat Velmen heet. Deze plaats beminde hij zeer want daar was in Sint Mertijns eer een kapel gesticht. Aan de andere zijde alzo na staat Cepperen, een dorpje daar een bedehuis staat ter eren van de maagd Sint Genofeuen, deze wist die heilige man wel. En als de dag eindigde en de avond aankwam zo liep hij tot een kerk en ‘s morgens keerde hij weer en de andere nacht ging hij naar de andere dat niemand bij hem was want alle andere sliepen en wisten daarvan niets. Zo keerde hij ‘s nachts de ene nacht hier en de andere daar. Ik weet niet hoe deze oude man dit verdragen mocht, maar alzo ik zie zo is Christus boord niet zwaar zoals dan deze heilige oude ter kerk kwam daar hij begeerde te zijn en hij zijn psalmen gelezen had en meer gearbeid had dan zijn arme lichaam verdragen mocht zo keerde hij weer eer de dag opging zodat men het niet weten zou de pijn die hij gedoogde en dat hij daarmede mocht vergeven worden en hij wou niemand zijn hart te kennen geven dan God alleen die niets verborgen is. O gestadigheid der knechten Christus, O kracht die God in deze arme brosse mens dat hem grote arbeid niet verzwaart. Zeker is het dan onze lieve Heer Jezus Christus zegt; mijn juk is zoet en mijn boord is licht, wie is het die mocht wanen dat een man zo oud van dagen en zo doorpijnt mocht verdragen al zulke pijn want diegene die dagelijkse wereldlijk gevoed worden zouden die pijn en de arbeid niet mogen verdragen die deze oude dagelijks gedoogde in koude en in hitte. Twee of 3 dagen vaste hij in de week altijd, de aarde was alle nacht zijn bed als hij sliep, dat zelden was, want hij omging met grote innigheid de zaken alzo hij altijd plag en deed tot het einde toe dat hij zich niet liet ontgaan. En heeft alzo in al zijn dagen gedragen dat zoete juk Christus dat hij tot in zijn einde volstond en streed als een goede ridder. En al was het dat de kerk nu in vrede zat en dat ze nu geen tiran aanstreed zoals tevoren was toen de heilige martelaars gedood werden om de minne en trouw van Christus en het geloof. En de heilige belijders nu leefden in vrede rein en onbesmet en kwamen tot het rijk als witte lelies gelijk deze heilige Trudo deed, hij bracht de hemelse zalen die witte lelies. En ook met zware kwellingen die hij zichzelf deed, de rode rozen der martelaars die voor God schoon bloeien wie van de martelaren streed er dapperder dan deze, wie gedoogde meer pijnen dan hij zichzelf deed, want zeker was er enige tiran gekomen die de kerk had willen bestrijden, hij zou die dapper weerstaan hebben als een goede kamper tot de uitstortingen van zijn bloed. En al was het dat de kerk in vrede zat, nochtans begeerde hij van harte martelaar te worden, hoe mocht hem dan het martelaarloon geweigerd zijn want hij begeerde het zeer al was er geen tiran die hem met het zwaard versloeg. Hierom zo heeft hij in de hemelse hof met groot recht ontvangen dubbel loon van rozen en van lelies, want hij ze beide verdiende.

[Dat xxxvjste capittel]

DOen dese heileghe man trudo langhe hadde ghedu[ert] in desen strijt ende die heileghe enghelen voer gode brachten die victorie des gloriosen strijts dien hi doen ten eynde |19vb| bracht hadde bereyde hem ihesus een edele scoene croene want hien lief hadde ende wert ende hien oec schier halen wilde Dese ouer heileghe man begheerde oec zere te steruen ende met onsen here te wesen Ende doen dese heileghe oude dus sinen tijt ouerbracht hadde Jn coude ende in hitten ende in ontellijken aerbeiden ende waert zere cranc begherde hi den loen tonfaen van sijnre langher pynen want den dach sijns leuens was ten auonde comen Doen viel hy driew[er]uen in sinen ghebede ende [keer]de hem tot gode ende seide [met] groeter begherlijcheiden O here wanneer sal gheschien dat ic v schoene aensichte sal bescouwen ende comen in v rijke dat ic ynnichlijke beghere ende he[bbe alto]es beghert vand[en here] dat ic verstaen mochte ghenade\ghe |20ra| vader nv neemt my van deser werelt oft v tijt dunct want alle mijn begherte es te [steruen] [...] ten ba[dt dese heileghe en]de si[ecke man dat hi] vertroest waert want god seynde hem sinen bode die hem condichde dat hi saen steruen soude doen verblijde hem die heileghe oude ende sijn ghelaet wart verwandelt in groter vrouden Ende hi ontboet sijn iongheren ende seide hen al verblij[d]ende sijn doot ende sijn [wt]uaert Mer ic en mochte niet vertellen hoe droeuich sijn iongheren waren Mer die heileghe man trudo wiste dat hem die ewighe croene ghegheuen sal werden verswaerde synen lichame met pynen bouen ghewoente ende gheen dinc en dochte hem swaer |20rb| om dat hi weet dat hi daer mede gode naerder comen soude Hier nae quam hem een siecheit aen die hi herde gherne ontfinc ende si beswaerden soe zere dat hi moest ligghen [te bedde] Ende alst sch [...] ghe[...] soe en woude hi [nochtan] van niemande troest ontfaen sijnre ghenesinghen Recht oft hi noch niet versaet en ware van pinen Ende seide metten apostel als ic sieck ben soe ben ic stercker dan ic was. want die pinen en vermoyen my niet ende alsoe die passie in my oueruloyt alsoe sal oec die troest in my oueruloyen want in hem sal ic hebben alle mijn begherte Sijn lede begonsten in hem te verdroeghen daert vel mer ouer ghetoghen en was |20va| Sijn peysen ende sijn aderen worden gherect in stijfheiden sijn vlees was alte mael verteert sijn pine scheen hem want hi was te siene als een gheest 274

[Dat 36ste kapittel]

Toen deze heilige man Trudo lang had geduurd in deze strijd en de heilige engelen voor God brachten de victorie van de glorieuze strijd die hij toen ten einde gebracht had bereidde hem Jezus een edele schone kroon want hij hem lief had en waard en hij hem ook schier halen wilde. Deze over heilige man begeerde ook zeer te sterven en met onze Heer te wezen. En toen deze heilige oude dus zijn tijd doorgebracht had in koude en in hitte en in ontelbare arbeid en werd zeer zwak begeerde hij het loon te ontvangen van zijn lange pijnen want de dag van zijn leven was ten avond gekomen. Toen viel hij drie maal in zijn gebeden en keerde hem tot God en zei met grote begeerlijkheid; O Heer, wanneer zal geschieden dat ik uw schone aanzicht zal aanschouwen en komen in uw rijk dat ik innig begeer en heb altijd begeerd van de Heer zodat ik verstaan mag genadige vader, nu neem me van deze wereld als he u tijd lijkt want al mijn begeerte is te sterven [...] ten bad deze heilige en zieke man dat hij vertroost werd want God zond hem zijn bode die hem verkondigde dat hij samen sterven zou, toen verblijde hem de heilige oude en zijn gelaat werd veranderd in grote vreugde. En hij ontbood zijn jongeren en zei hen al verblijdende zijn dood en zijn uitvaart. Maar ik magt niet vertellen hoe droevig zijn jongeren waren. Maar de heilige man Trudo wist dat hem de eeuwige kroon gegeven zal worden en verzwaarde zijn lichaam met pijnen boven gewoonte en geen ding dacht hem zwaar omdat hij wist dat hij daarmede God dichterbij komen zou. Hierna kwam hem een ziekte aan die hij erg graag ontving en die bezwaarde hem zo zeer dat hij moest liggen te bed. En zoals het scheen [...] ge[...] zo wou hij nochtans van niemand troost ontvangen in zijn genezing. Recht of hij nog niet verzadigd was van pijnen. En zei met de apostel; als ik ziek ben dan ben ik sterker dan ik was want de pijnen vermoeien me niet en alzo de passie in mij overvloeit alzo zal ook de troost in mij overvloeien want in hem zal ik hebben al mijn begeerte. Zijn leden begonnen in hem te verdrogen daar het vel meer over getogen was. Zijn pezen en zijn aderen werden gerekt in stijfheid, zijn vlees was helemaal verteerd, zijn pijn scheen hem want hij was te zien als een geest.

[Dat xxxvijste capittel]

DJe vre ende die tijt began te naken dat dese heileghe man breken soude ende tot gode varen sijn iongheren die bi hem stonden baden hem met oueruloedeghen tranen ende seiden heileghe vader en wilt ons niet weesen laten want wy souden zere gheureest sijn ontvoerdi ons dus haesteliken staet ons vaderlijken by alsoe ghy altoes ghedaen hebt Ende al waest dat dese heileghe man soe cranc lach datmen cuyme synen gheest ghewaer werden mochte noch en conste nauwe sijn tonghe gherueren van crancheiden Nochtan troeste hi sijn ionghe\ren |20vb| soe hi best mochte ende seide met eenre steruender tonghen ende leerde hen die werelt te vers[mad]en ende god te m[ynn]en Daer nae dede hi hem met werdicheiden brenghen den heileghen lichaem ons heren ende ontfinken ynnichlijken ende met groeter vrouden sijns herten Ende doen loec hi sijn oghen om dat hi dese werelt niet meer aensien en woude noch dat daer bynnen gheschiet want h[i] sach die enghelen tot sijnre wtuaert comen die verwachtende waren nae sijn preciose heileghe ziele die hi wt gheuen soude om dy te brenghen inder ewygher vrouden Doen hief hi op sijn hande ende sinen lichaem teghen die heileghe scaren die tot hem wten hemel qua\men |21ra| ende teykende hem metten teyken des heileghen cruce ende dy brueders te gode beuelende [...] et in uwe [...] here ende [...] in uwer teghenwoerdichheit ws knechts weghe ende ziel Ende sijn gheest rechte hi op tot gode ende die heileghe ziele ontsliep inden here ende sijn gheest ghinc tot gode dien riep Doen was daer groet ghescrey niet alleen vanden clercken ende gheleerden mer oec vanden leecken lieden van allen kermen ende out ende ionck Jn sijn wtuaert gheschieden sommighe myrakelen soe datmen wanen mochte dat hi noch leefde. Want onse here verliechten soe zere in sinen leuen met myrakelen dat niet alleen die erde mer oec die locht ende die zee vol waren van sinen doechden O heileghe kerke |21rb| van serkinghe [ghi] hebt in uwen ghewe[luen] sinte trudo desen he[ile]ghen vader v lof en[de] ere esser zeer mede verschiert met desen rikelijken scatte. seker salich es die Mer die desen preciosen tresoer besloten heuet alse den lichaem ten lesten met gode sal wesen ende sinen g[h]eeste nae volghen ende dobbel glorie sal ontfaen Negheen scade en mach v gheschien sint da[t] ghy alleen dien beh[oe]t Want dat uwer hoeden ghegheuen es es meerder dan alle der werelt goet want sijn iongheren die hem nae volghen in sinen huyse suellen ewelijc dueren Ende dat huys dat die heileghe trudo stichte en vergaet met gheenre ouderdom Want namaels wart sere ghe\[sterc]t |21va| met sinte eucheri[u]s die busscop van or[li]ens was die kaerle maerteel daer sende in ellenden te staen Doen men screef int iaer ons heren viic ende xxv Daer nae soe wa[e]rt die stede ver\sciert 275 met sinte liberte des grauen soen van mechelen dien Sinte rombout verwecte van der doot die oec in dese saleghe stede in een feertere leecht O saleghe stat van sintruyden dus met gods vrienden sijt vertroe[st danc] gode die v dese gracie heeft ghedaen Ende oec die heileghen die v hen precensie niet onthouden en hebben mer daghelijcs v daer mede verhoeghen Nv bidden wy onsen here alre liefste bruders dat hi ons verlene doer die verdiente sijns edelen confessoers Sinte trudo te scouwen |21vb| ende te haten alle dat ons letten mach om nae te volghen sinen heileghen voetstappen op dat wi met hem g[h]e[c]ri[ghen] moghen die [v]rou[den] des ewighen leue[ns Sinte] trudo sterf op die neghende kalende van d[e]cembre doen die eerste sergius paus was die oec ordineerde datmen driewerf agnus dei segghen soude alsmen die heileghe hostie brake Ende sinte lambrecht sat busscop te triecht een heilich man ende verl[i]echt van gode ende naemaels cristus preciose martelaer Ende dierick [klot]eldis soen droe[ch] die croen in vrancrijck. mer die coninghen die nae hem quamen en hadden mer een naem. want puppijn kaerlomanus soen en lietse niet meer soe machtich sijn hi liet hen die croen mer dlant hielt hi alte male in sijn hant Dese sale\ghe |22ra| sant eynde sijn leuen Jnt iaer ons heren viic ende vi of luttel myn onder den paus sergius ende coninc dirick sat noch int conincrijck ende Sinte lambrecht was weder comen in sijn busdom daer hi wt verdreuen was Doen dese heileghe trudo wt deser werelt scheide [doen] was hi out .lxv. iaer oft daer by

[Dat 37ste kapittel]

Dat uur en de tijd begon te naken dat deze heilige man breken zou en tot God varen, zijn jongeren die bij hem stonden baden hem met overvloedige tranen en zeiden; heilige vader, wil ons niet wees laten want we zouden zeer gevreesd zijn ontga je ons dus haastig, sta ons vaderlijk bij alzo ge altijd gedaan hebt. En al was het dat deze heilige man zo zwak lag dat men nauwelijks zijn geest gewaar worden mocht, nog kon nauwelijks zijn tong roeren van zwakte. Nochtans troostte hij zijn jongeren zo hij het beste mocht en zei met een stervende tong en leerde hen de wereld te versmaden en God te minnen. Daarna liet hijhem met waardigheid brengen het heilige lichaam van onze Heer en ontving die innig en met grote vreugde van zijn hart. En toen sloot hij zijn ogen omdat hij deze wereld niet meer aanzien wou, nog dat daarbinnen geschiedt want hij zag de engelen tot zijn uitvaart komen die verwachtend waren naar zijn kostbare heilige ziel die hij uitgeven zou om die te brengen in de eeuwige vreugde. Toen hief hij op zijn handen en zijn lichaam tegen de heilige scharen die tot hem uit de hemel kwamen en tekende hen met het teken van het heilige kruis en de broeders tot God aanbevelend [...] et in uw [...] Heer en [...] in uw tegenwoordigheid van uw knecht weg en ziel. En zijn geest richtte hij op tot God en de heilige ziel ontsliep in de Heer en zijn geest ging tot God die hem riep. Toen was daar groot geschrei, niet alleen van de klerken en geleerden, maar ook van de leken, lieden van alle kermen en oud en jong. In zijn uitvaart geschieden sommige mirakels zodat men wanen mocht dat hij nog leefde. Want onze Heer verlichtte zo zeer in zijn leven met mirakels dat niet alleen de aarde, maar ook de lucht en de zee vol waren van zijn deugden. O heilige kerk van Serkinghe ge hebt in uw gewelven Sint Trudo, deze heilige vader uw lof en eer is er zeer mede versierd met deze rijkelijke schat, zeker zalig is die. Maar die dezen kostbare schat besloten heeft als het lichaam tenslotte met God zal wezen en zijn geest navolgen en dubbele glorie zal ontvangen. Nee geen schade mag u geschieden Sint dat gij alleen die behoedt. Want dat in uw hoede gegeven is is meer dan alle goeds in de wereld want zijn jongeren die hem navolgen in zijn huis zullen eeuwig duren.

En dat huis dat de heilige Trudo stichtte vergaat met geen ouderdom. Want later werd het zeer gesterkt met Sint Eucherius die bisschop van Orléans was die Karel Martel daar zond om in ellende bij te staan. Toen men schreef in het jaar ons heren 7 honderd en 25. Daarna zo werd die stad versierd met Sint Liberte, de gravenzoon van Mechelen die Sint Rombout opwekte van de dood die ook in deze zalige plaats in een graf ligt. O zalige stad van Sintruyden dus met Gods vrienden bent ge vertroost, dank God die u deze gratie heeft gedaan. En ook de heiligen die u hen presentie niet onthouden hebben maar dagelijks u daarmede verhogen. Nu bidden we onze Heer allerliefste broeders dat hij ons verleent door de verdienste van zijn edele belijder Sint Trudo te aanschouwen en te haten alles dat ons beletten mag om na te volgen zijn heilige voetstappen zodat we met hem krijgen mogen de vreugde des eeuwige leven. Sint Trudo stierf op die negende kalender van december toen de eerste Sergius paus was die ook ordineerde dat men drie maal agnus dei zeggen zou als men de heilige hostie brak. En Sint Lambrecht zat als bisschop te Triecht, een heilig man en verlicht van God en later Christus kostbare martelaar. En Dierick Kloteldis zoon droeg de kroon in Frankrijk, maar de koningen die na hem kwamen hadden maar een naam want Pippijn Karlemagnus zoon liet ze niet meer zo machtig zijn, hij liet hen de kroon, maar het land behield hij helemaal in zijn hand. Deze zalige Sint eindigde zijn leven in het jaar ons heren 700 en 6 of luttel minder onder paus Sergius en koning Dirick zat nog in het koninkrijk en Sint Lambrecht was weer gekomen in zijn bisdom daar hij uit verdreven was toen deze heilige Trudo uit deze wereld scheidde en toen was hij oud 70 jaar of daarbij.

[Dat xxxviijste capittel]

DJt heileghe lijck waert chierlijc bereyt nae den sede ende waert met loue ende sanghe ghedraghen in die kerke [die hi] ghesticht hadde dien [...] |22rb| trouwen dienres doet Dlantscap dat daer ontrijnt gheseten was verre ende by quamen toe lopende met groeter begher[t]en ten wt gheleide van d[e]sen like Negheen man van ordenen die op sijn voete staen mochte en bleef die niet en quam ten wtleyden van [sin]en like Die arme ende zieke weenden met [gr]oeter bitterheit ende claechden dat sy nu weesen waren ende beroeft van haren voeder diese te voeden plach ende [...] |22va| ter schierheit ende werdicheit ende met groten gheween der vrouwen Te dien seluen tide wart daer alsulke groete claerheit ghesien dat niemant twiuelen en mochte die engh[el]sche scaren en [wa]r[en te]ghenwoerdich Want [di]e wyle datmen onle[dich] was hem te be[gr]auen soe en was d[aer [...] licht ende sijn g[...] daer Ende t[e s]inen graue quam [...] goere 276 dat gheen tonghe vertellen en mochte hen allen do [...] also [...] |22vb| roeke die hem daer openbaerde

Met dien sueten roeke soe quam daer een donckerheit als enen dicken neuel die alle die stede omvinc dat niemant den anderen en sach. ende duerde wel een vre lanc metten sueten roeke [so] dat volc sijn veruerenisse neder leide ende tot hem seluen comen was Ende haren rouwe waert verwandelt in blijscapen ende loefden gode. ende die te voren weenden om dat die goedertieren vader van hen gescheiden was [...] |23ra| veruult dat woert des apostels wi sijn cristus goede roeke in elke stat Ende oec dat inder mynnen [b]oeck gheseet es van [de]r heilegher kerken Doen die coninck in sijnre rusten was doen gaf men spesie nardus haren roeke doer alle die camer dat es oetmoedicheit met goeden werken Want naerdus es een cleyn boem die suete ende reyne vruecht draecht als si met anderen specien es ghemenct soe eest die edelste liquore diemen vinden mach dan die menigherande sie[ch]eit gheneest Dus sendt die heileghe kerke gode naerde der oetmoedicheit met anderen goeden werken Daer sinte trudo nv bode af es want hi gaf nv wt sijn suete roeke goere om te verblijden die ghene die te sy\nen |23rb| lyke waren

[Dat 38ste kapittel]

Dit heilige lijk werd sierlijk bereid naar de zede en werd met lof en gezang gedragen in de kerk die hij gesticht had die [...] trouwe dienaars doen. Het landschap dat daar omtrent gezeten was van ver en nabij kwamen toe lopen met grote begeerte ten uitgeleide van dit lijk. Nee, geen man van orde die op zijn voeten staan mocht bleef er niet en kwam ten uitleiden van zijn lijk. De arme en zieke weenden met grote bitterheid en klaagden dat ze nu wezen waren en beroofd van hun voeder die ze te voeden plag en [...] ter sierlijkheid en waardigheid en met groot geween der vrouwen. Te dezelfde tijd was daar al zulke grote klaarheid gezien dat niemand twijfelen mocht dat de engelen scharen waren tegenwoordig. Want de tijd dat men onledig was om hem te begraven zo was daar [...] licht en zijn g[...] daar. En tot zijn graf kwam [...] goere dat geen tong vertellen mocht, ze allen do [...] alzo [...] |22vb| reuk die hem daar openbaarde.

Met die zoete reuk zo kwam daar een donkerheid als een dikke nevel die de hele plaats omving zodat niemand de andere zag en duurde wel een uur lang met de zoete reuk zodat het volk zijn verering neder legde en tot hen zelf gekomen was. En hun rouw werd veranderd in blijdschap en loofden God en die tevoren weenden omdat die goedertieren vader van hen gescheiden was [...] vervult dat woord van de apostel; we zijn Christus goede reuk in elke plaats. En ook dat in het minnen boek gezegd is van de heilige kerk. Toen de koning in zijn rust was toen gaf men specerij nardus, haar reuk door de hele kamer, dat is ootmoedigheid met goede werken. Want nardus is een kleine boom die zoete en reine vrucht draagt als ze met andere specerijen gemengd is zo is het de edelste likeur die men vinden mag dan die vele ziektes geneest. Dus zendt de heilige kerk God nardus van ootmoedigheid met andere goede werken. Daar Sint Trudo nu bode van is want hij gaf nu uit zijn zoete reuk graag om te verblijden diegene die bij zijn lijk waren.

[Dat xxxixste capittel]

TEn graue des heileghen mans dede onse here daghelijke scoen myrakelen daer hi mede bewijsde dat sijn edele kempe met hem regneerde inden hemel in die glorie van sinen rijke op dat alle die kerke daer by vertroest worde Jc en mochte niet vertellen hoe vele myrakelen te sinen graue ghesci[ede]n Doen die xxx daghe toe quam dat sinte trudo beghrauen was. quamen die liede ghemeynlijc om te doen exsequien alsoe men pleecht

Nv was daer een vrouwe die walda hiet die desen heileghen man nae te volghen plach daer si vele doechden aen leerde ende was hem altoes |23va| gonstich ende dienstich Mer sint dat sine verloes soe en mochte si van niemant ghetroest werden want haer dochte dat si alle haren troest verloren hadde Ende doen die xxxste dach comen soude dede si als een ander magdalena die metten anderen marien ten graue specien brachten om ihesum te saluen dien si leuende mynden Dese goede walda mynde desen heileghen man zere in sinen leuen ende nae sijn doot mijnde sien met groeter begherten [Des] smorghens stont si vroech op ende woude te sinen graue gaen ende brachte met haer wieroeck die men op sijn graf bernen soude Mer doen si ter kerken quam sach sy die doere besloten ende en mochte in gaen Doen hief si haer hande te hemel waert ende seide met |23vb| groeter droefheit. ya trudo edel sant doen wy v leuende hadden was ons dese kerke altoes open daer wy nv buten moeten staen. die doot heuet ons ghenomen den scat daer wy af verhoechden Ende nv ben 277 ic hier te vergheefs comen want ic en mach te uwen graue niet comen noch den dienst doen dien ic beghere Nauwe hadde si die woerde gheeynt ende siet daer openbaerde een wonderlijc mirakel want die heileghe trudo hoerde die claghe die met wakenden oghen sliep als die leeuwe ende toende hoe vriend hi was sijnre vriendynnen Want die sloten worden ghebroken ende die hameren worden achterwert ghetoghen ende die doeren ghinghen op recht oft si met eneghe stuereghen winde op gheslaghen hadden gheweest aen die want ende walda |24ra| ghinc in tot sinen graue O hoe lichtelijc mach hi hemelrijc opsluyten den ghenen die hem oetmoedeliken bidden die in eenre vren teghen natuere met enen roepen dede breken die sterke hameren

Groet es sijne moeghentheit voer gode dat seker openbaer es Nv moet hi ons helpen doer sijn doecht dat wy verhoecht werden bi sinen ghebede op dat ons god sinen vrede sende ende die poerten van hemelrijc ons opene ende ons met vrouden daer in ontfae Ende dat wijf dede haer offerande ende sach die scoen mirakele die god dede doer haer ghebede ende loefde gode die in sinen heileghen es te louen ende te benedien

[Dat39ste kapittel]

Te graf van de heilige man deed onze Heer dagelijks schone mirakels daar hij mede bewees dat zijn edele kamper met hem regeerde in de hemel in de glorie van zijn rijk zodat de hele kerk daarbij vertroost wordt. Ik kan niet vertellen hoeveel mirakels bij zijn graf geschiedden. Toen de 30 dagen toekwam dat Sint Trudo begraven was kwamen de lieden algemeen om te doen excursies zoals men plag.

Nu was daar een vrouw die Walda heet die deze heilige man na te volgen plag daar ze vele deugden van leerde en was hem altijd gunstig en dienstig. Maar sinds dat ze hem verloor zo mocht ze van niemand getroost worden want ze dacht dat ze al haar troost verloren had. En toen dertigste dag komen zou deed ze als een andere Magdalena die met de anderen Maria’s te graf specerijen brachten om Jezus te zalven die ze levend minde. Deze goede Walda minde deze heilige man zeer in zijn leven en na zijn dood minde ze hem met grote begeerten. ‘s Morgens stond ze vroeg op en wou tot zijn graf gaan en bracht met haar wierook die men op zijn graf branden zou. Maar toen ze ter kerk kwam zag zij de deur gesloten en mocht er niet in gaan. Toen hief ze haar handen te hemel waart en zei met grote droefheid; ja Trudo, edele Sint toen we u levend hadden was ons deze kerk altijd open daar we nu buiten moeten staan, de dood heeft ons genomen de schat daar we van verhoogden. En nu ben ik hier tevergeefs gekomen want ik mag tot uw graf niet komen, nog de dienst doen die ik begeer. Nauwelijks had ze die woorden geëindigd en zie daar openbaarde een wonderlijk mirakel want de heilige Trudo hoorde die klacht die met wakende ogen sliep zoals de leeuw en toonde hoe een vriend hij was met zijn vriendin. Want de sloten worden gebroken en die hamers worden naar achteren getogen en de deuren gingen open recht of ze met enige stuurse wind open geslagen waren geweest aan de wand en Walda ging er in tot zijn graf. O hoe lichtelijk mag hij in het hemelrijk openen diegenen die hem ootmoedig bidden die in een uur tegen de natuur met een roep liet breken die sterke hamers.

Groot is zijne vermogendheid voor God dat zeker openbaar is. Nu moet hij ons helpen door zijn deugd zodat wij verhoogd worden bij zijn gebed zodat ons God zijn vrede zendt en de poorten van hemelrijk voor ons opent en ons met vreugde daarin ontvangt. En dat wijf deed haar offerande en zag dat schone mirakel die God deed door haar gebed en loofde God die in zijn heiligen is te loven en te gebenedijde.

[Dat xlste capittel]

DOen die mere van desen heileghen sant al omme liep Jn gallien ende in germanien quamen die liede met groeten [scha]ren ende beualen hen in [die] |24rb| hoede des heileghen mans Onder wies gheselscap oec quam die alre edelste prince puppijn die die meeste was inden lande van vrancrijck ende oec in oestrijck Dese quam oetmoedelijc metten vorsten ende edelen van vrancrijck ten graue des heileghen sants ende viel in knyen ghebede Daer na duaride hi die kerke hoechlijck ende maecte rike dy clerken die daer den dienst gods souden doen Ende offerde den heileghen sant allet recht dat hij ghehouden hadde in een dorp dat heit okensale Ende in camp [...] de hi hem [...] |24va| vrouwe ende gode deuoet hoe groeten mynne si tot [h]em hadde mochtmen merken aen die groete gauen ende aen dat costelijke gout dat si daer of[fe]rde sinte trudo om met hem loen te vercryghen in hemelrijck Si huerde wercliede ende si dede maken enen scoenen altaer in sijnre eren ende verscierden met goude ende met edelen ghesteynten O suete god hoe loefelijc maecti v heileghen soe dat coninghen ende coninghynnen deser werelt hen dienen nae [h]aren leuen O suete [...]

[Dat 40ste kapittel]

Toen die mare van deze heilige Sint alom liep in Gallië en in Germanië kwamen de lieden met grote scharen en bevalen hen in de hoede van de heilige man. Onder wiens gezelschap ook kwam die aller edelste prins Pippijn die de grootste was in het land van Frankrijk en ook in Oostenrijk.Deze kwam ootmoedig met de vorsten en edelen van Frankrijk tot het graf van de heilige Sint en viel op knieën in gebed. Daarna begiftigde hij die kerk hooglijk en maakte rijk de klerken die daar de dienst Gods zouden doen. En offerde de heilige Sint al het recht dat hij gehouden had in een dorp dat heet Okensale. En in kamp [...] de hij hem [...] vrouw en God devoot hoe grote minne ze tot hem hebben mocht men merken aan de grote gaven en aan dat kostbare goud dat ze daar offerde aan Sint Trudo om met hem loon te verkrijgen in hemelrijk. Ze huurde werklieden en ze liet maken een schoon altaar in zijn eer en versierde het met goud en met edele gesteenten. O zoete God, hoe loffelijk maak je uw heiligen zodat koningen en koninginnen van deze wereld hen dienen na hun leven, O zoete [...]

[Dat xljste capittel]

|24vb| desen heileghen sant van maechscapen nae bestont ende plach vele met hem te wandelen want hi was altijt gherne met hem 278 Ende hi beloefde hem dat hy nvmmermeer huwelijc doen en soude mer dat hi ewelijc maghet blyuen soude ende gode dienen van deser gheloeften. soe was sinte trudo een bode voer gode diese van hem ontfinck Mer doen Sinte trudo doot was soe dochte hem dat hi vander gheloeften vri was ende vergat sijnre gheloeften ende begherde huwelijc. ende bereyde tot sijnre brulocht grote spyse ende groet goet als men in groeten feesten moet hebben Ende oec vergaderde hi groeten scat ende scoenheit die hi der bruyt gheuen soude ende en dachte niet wat hi gode gheloeft hadde daer [sinte] trudo bode af was [...] de den wijf ende [ghinc] des auents slapen |25ra| [...] di [...] ende hebt v [...] uen ende v gheloefte ghebroken daer ghi nvmmer meer bate af hebben en sult Te vergheefs naemdi een wijf want nemmermeer en selen kinder van di comen want het souden kinder sijn der onghehoersamheit v [huwe]lijc sal al verloren sijn nochtan seldijt swaerlijc ontghelden soe ghijt alle v leuen toenen sult Ende doen hief hi op sijn hant ende sloech den bruydegom op sijn dye metter roeden die hi in die hant hadde ende seide nv hebt dat om dat uwe gheloefte vergaet ende ghi sult alle v daghe croem |25rb| [...]

[Dat 41ste kapittel]

Deze heilige Sint zijn verwanten nastond en plag veel met hem te wandelen want hij was altijd graag met hem. En hij beloofde hem dat hij nimmermeer huwelijk doen zou, maar dat hij eeuwig maagd blijven zou en God dienen. Van deze belofte zo was Sint Trudo een bode voor God die ze van hem ontving. Maar toen Sint Trudo dood was zo dacht hij dat hij van de belofte vrij was en vergat zijn belofte en begeerde huwelijk en bereide tot zijn bruiloft grote spijzen en groot goed zoals men in groten feesten moet hebben. En ook vergaderde hij grote schat en schoonheid die hij de bruid geven zou en dacht er niet n wat hij God beloofd had daar Sint Trudo bode van was [...] de wijf en ging ‘s avonds slapen [...] di [...] en heb u [...] leven en uw belofte gebroken daar ge nimmermeer baat van hebben zal. Tevergeefs nam ge een wijf want nimmermeer zullen kinderen van je komen want het zouden kinderen zijn van de ongehoorzaamheid, uw huwelijk zal geheel verloren zijn, nochtans zal ge het zwaar ontgelden zo gij het al uw leven tonen zal. En toen hief hij op zijn hand en sloeg de bruidegom op zijn dij met de roeden die hij in de hand had en zei; nu heb je dat omdat uw belofte vergat en ge zal al uw dagen krom [...]

[Dat xlijste capittel]

|25vb| [...] vele volcx [verga]dert was Ende godeuaert die sijn licht zere begherde badt oetmoedelijc onsen here ende den heileghen sinte [tr]udo dat hem sijn licht weder comen moeste. gode daert alle goet wt comt eerde sinen knecht trudo ende gaf den blynden [licht] Doen weende die man van blijscapen nochtan en liet hijs niemande weten Mer doen die messe gheeynt was doen riep hy met luder stemmen lieue here uwen naem moet ewelijc ghebenedijt sijn Doen quamen die liede toe ghelopen om te sien wat |26ra| [...] met groe[ten] vrouden

[Dat 42ste kapittel]

[...] veel volk verzameld was. En Godeuaert die zijn licht zeer begeerde bad ootmoedig onze Heer en de heilige Sint Trudo dat hem zijn licht weer komen moest. God daar alle goeds uit komt eerde zijn knecht Trudo en gaf de blinde licht. Toen weende de man van blijdschap, nochtans liet hij het niemand weten. Maar toen de mis geëindigde was toen riep hij met luide stem; lieve Heer, uw naam moet eeuwig gebenedijd zijn. Toen kwamen de lieden toegelopen om te zien wat [...] met grote vreugde.

[Dat xliijste capittel]

VEle myrakelen sal ic achter laten [d]ie nochtan wel werdich waren datmense screue op [dattet] v te men verdriete Nochtan sal icker yet vertellen in des heilichs [m]ans ere die god doet [in] sijnre goetheit ende datter by bekent sal werden datten god zere lief heuet

Een dief was die niet en ontsach gode te vertornen om een cleyn ghewyn Ende hi wachte enen bequamen tijt ende brac in een huys daer des 279 cloesters queck [in] stont ende nam enen osse [...] waenden hemelijc [...] leiden als hi dede [...] dat kint ontspranc [...] huedde ende stont |26rb| vollic op ende volchde hem byden spore Nv hadde dese quade man enen gheselle die wachten soude oft hem yemant volchde ende hi sach dat kynt dat ernstelijc naeden osse quam Ende doent hem by was greep hijt ende wranc hem die strote ontwee ende groeft in een b[roeck] ende versmoerdet N[v hebben si diefte ende moert ghe]daen die sy cley [...] er si leyden den [osse thuys] wert Des morghens doen die monicken hoerden ende vernamen waren si droeue om den osse ende om tkint ende claechden haer scade Doen beual die goede [m]an lotarius die indien tij[t] dat gods huys beri[chte] Mer ic en weet [niet of] hi abt oft pryor [was] hi beual hen a[llen] aen te roepen [den] heileghen sant [trudo] dese w[ar]t wt [...] |26va| Ende hi beual te vasten ende te waken ende te bidden tot dat god sijn myrakel toende ende si waren in ghebede voer dies heilichs mans autaer Doen god deser sonden eynde maken woude soe sende hi sijn sware plaghe op dien onsaleghen catijf die tkint ghedoet hadde ende den os ghestolen daer hi stont in sinen stal want hi wart m[ette]n duuel beseten [...] ende met pynen dede der doot gaen soe dat hi openbaerlijc lyen moeste die diefte ende die moerdaet die hi ghedaen hadde Ende ware dat hi wel wer [...] ware di [...] groe [...] uen die hi daer [...] moeste niet groe [...] Dit ordel gaf [...] em seluen al [...] tot dat dy du[uel dien ca]tijf dat leuen [nam met] groeter pynen

[Dat 43ste kapittel]

Vele mirakels zal ik achter laten die nochtans wel waardig waren dat men ze beschreef opdat het u te minder verdriet. Nochtans zal ik iets vertellen in de heilige man eer die God doet in zijn goedheid en dat er bij bekend zal worden dat God hem zeer lief heeft.

Een dief was er die niet ontzag God te vertoren om een klein gewin. En hij wachtte een bekwame tijd en brak in een huis daar het kloosters vee in stond en nam een os [...] waanden heimelijk [...] leiden als hij deed [...] dat kind ontsprong [...] hoedde en stond geheel op en volgde hem bij het spoor. Nu had deze kwade man een gezel die wachten zou of hem iemand volgde en hij zag dat kind dat ernstig naar de os kwam. En toen het bij hem was greep hij het en wrong hem de strot stuk en begroef het in een moeras en versmoorde het. Nu hebben ze diefstal en moord gedaan die ze klei [...] er ze legden de os thuiswaart. ‘s Morgens toen de monniken het hoorden en vernamen waren ze droevig om de os en om het kind en beklaagden hun schade. Toen beval de goede man Lotarius die in die tijd dat Gods huis beheerde. Maar ik weet niet of hij abt of prior was. Hij beval hen allen aan te roepen de heilige Sint Trudo, deze werd uit [...]. En hij beval te vasten en te waken en te bidden tot dat God zijn mirakel toonde en ze waren in gebed voor deze heilige man zijn altaar. Toen God aan deze zonden een eind maken wou zo zond hij zijn zware plagen op dat onzalige katijf die het kind gedood had en de os gestolen daar hij stond in zijn stal, want hij werd met de duivel bezeten [...] en met pijnen liet ter dood gaan zodat hij openbaar belijden moest de diefstal en de moord die hij gedaan had. En ware het dat hij wel wer [...] ware de [...] groe [...] ven die hij daar [...] moest niet groe [...]. Dit oordeel gaf [...] hemzelf al [...] totdat de duivel die katijf dat leven nam met grote pijnen.

|26vb| [Dat xliiijste capittel]

DOe [...] sale [...] sijn ghesell[e] [...] ende ter [...] lijcheit [...] hi duchte oec te lyden a[nder] torment als sijn ghe s[elle] gheleden hadde. sijn [moe]der was droeue ende leiden ter ker\ken 280 om van sijnre mesdaet ghenade te bidden hi dede der moeder raet ende ghinc ter kerken Ende doen hi die doeren open vant ende hy woude ingaen soe en m[och]te hi want die wrake gods en woude niet dat die mesdadeghe in quam ende stieten verre vander kerken Ende sinen lichaem wart bernende met ontellijker hitten ende hi en mochte den brant niet ghedraghen ende riep met luder stemmen Moeder ic verberne al ende m[et] synen gheroepe word[en] die liede alle ver [...] |27ra| Ende al waest datmen omtrent hem gheen vier en sach dat hem verbernen mochte Nochtan soe vertoende sijn ghelaet dat hi swaerre pynen doechde Den lieden ontfermde dies catijf ende namenten in haren armen ende woudenten in die kerke draghen mer het was om niet want als hi voer die doere quam wart hi achterwert ghestoten als te voren ende die hitte mynderde Mer sijn lede croempen ende lach ouer een gherompen als een cloet sijn moeder dien ouer doot hielt en wiste hem wat doen dan si als een moeder by hem sat met wenenden oghen ende met droeuer herten die haren soen half doot sach ligghen of meer Doen leide hi met zeregher herten sijn onuermoeghende lede voer die kerke doere te eenre stede daer |27rb| hi [...] een weghe [ende] daer bleef si bi hem .vij. daghe met groeten rouwe ende aenriep Sinte trudo menichfoldelijc dat hise vertroesten woude haers soens sonden vercochte sy herde zere die .vij. daghe als die .vij.de dach quam ende die .vi. daghe waren ouerleden Jn welken die moeder zere ghepijnt hadde ghewee[st] ende die soen zeer ghet[or]ment ende si vele beden hadden ghedaen ende menighen traen gheweent hadden soe beiaechde si ghenade aen gode ende sy brachten inder kerken Ende doen men daer vrese dede stont hi op ende [...] des heileghen mans Sinte trudo Gheloeft moet sijn god onse here ende sijn ghetrouwe knecht Sinte trudo die in ons doer sijn [...] op dat onser sielen niet en moet |27va| deren soe dat wy bi sijnre bedinghen comen moeten inder ewigher glorien dier hi nv ghebruct met gode ghecroent met glorien in vrouden

[Dat 44ste kapittel]

Toen [...] zaal [...] zijn gezel [...] en ter [...] lelijkheid [...] hij duchtte ook te lijden andere kwelling zoals zijn gezel geleden had. Zijn moeder was droevig en leidde hem ter kerk om van zijn misdaad genade te bidden. Hij deed de moeders raad en ging ter kerk. En toen hij de deur open vond en hij wou ingaan zo mocht hij niet want de wraak Gods wou niet dat die misdadiger er in kwam en stiet hem ver van de kerk. En zijn lichaam werd brandend met ontelbare hitte en hij mocht de brand niet verdragen en riep met luide stem; moeder ik verbrand geheel en met zijn geroep worden de lieden alle ver [...]. En al was het dat men omtrent hem geen vuur zag dat hem verbranden mocht, nochtans zo vertoonde zijn gelaat dat hij zware pijnen gedoogde. De lieden ontfermde deze katijf en namen hem in hun armen en wilden hem in de kerk dragen, maar het was om niet want als hij voor de deur kwam werd hij naar achteren gestoten zoals tevoren en de hitte verminderde. Maar zijn leden krompen en lag overeen gekrompen als een kloot. Zijn moeder die hem voor dood hield wist niet wat met hem te doen dan dat ze als een moeder bij hem zat met wenende ogen en met droevig hart die haar zoon half dood zag liggen of meer. Toen legde hij met bezeerd hart zijn onvermogende leden voor de kerkdeur tot een plaats daar hij [...] een weg en daar bleef ze bij hem 7 dagen met grote rouw en aanriep Sint Trudo menigvuldig dat hij haar vertroosten wou. Haar zoon zonden verkocht ze erg duur die 7 dagen en toen de 7de dag kwam en de 6 dagen waren geleden waarin de moeder zeer gepijnigd was geweest en de zoon zeer gekweld en ze veel bidden hadden gedaan en menige traan geweend hadden zo bejaagde ze genade van God en ze bracht hem in de kerk. En toen men daar bevreesd was stond hij op en [...] de heilige man Sint Trudo. Gelooft moet zijn God onze Heer en zijn trouwe knecht Sint Trudo die in ons door zijn [...] op dat onze zielen niet moeten deren zodat we bij zijn bidden komen moeten in de eeuwige glorie die hij nu gebruikt met God gekroond met glorie in vreugde.

Dat xlvste capittel]

EEn corte myrakele wil ic vertellen Een man die [in]den cloester woende [had]de biden cloester een [stal] staen daer hi vele quecs in hadde staen want dat sijn neringhe was Nv gheuielt op enen nacht dat hem een dief wachte ende stal hem sijn ossen ende ghincker heymelic mede henen Die waert waest haest ghewaer ende stont op ende doen hi sijn scade vernam liep hi in die kerke ende aenriep Sinte trudo ende bat hem oft het hem orber dochte dat hi sijn ossen mochte vinden

Nv hoert hier een spelijc dinc dy dief haeste hem te vlyen metten ossen van vresen mer wat |27vb| hi ghinc hi was altoes euen verre des 281 was hi herde gram hi doelde vele hier ende daer mer hi en mochte enen voet niet voerder Ende doen hi sach dat die dach naecte woude hi die ossen laten staen ende hadde selue gherne ontcomen mer hi en conste want wat hi liep ten halp hem niet

Des morghens wart hi met sijnre dieften voer die kerke doere vonden Ende die man hadde weder sijn ossen ende loefde herde zere sinte trudo den heileghen sant

Dat45ste kapittel]

Een kort mirakel wil ik vertellen. Een man die in het klooster woonde had bij het klooster een stal staan daar hij veel vee in had staan want dat zijn nering was. Nu gebeurde het op een nacht dat hem een dief opwachtte en stal hem zijn ossen en ging er heimelijk mede henen. De waard was het gauw gewaar en stond op en toen hij zijn schade vernam liep hij in de kerk en aanriep Sint Trudo en bad hem of het hem oorbaar docht dat hij zijn ossen mocht vinden.

Nu hoor hier een speels ding. De dief haastte zich te vlieden met de ossen van vrees, maar wat hij ging, hij was altijd even ver, dus was hij erg gram en hij doolde veel hier en daar maar hij mocht een voet niet verder. En toen hij zag dat de dag naakte wou hij de ossen laten staan en was zelf graag ontkomen, maar hij kon niet want wat hij liep het hielp hem niet.

‘s Morgens werd hij met zijn diefstal voor de kerkdeur gevonden. En die man had weer zijn ossen en loofde erg zeer Sint Trudo, de heilige Sint.

[Dat xlvjste capittel]

OP desen tijt oft niet langhe daer nae soe was her rodegant die busscop van mets die herde edel was van gheslechte want puppijn die coninc van vranckrijck was sijn ende sijnre heilegher suster sinte landraden oem Dese man was heilich van leuen ende hi stichte een |28ra| cloester wten gronde dat hi heiten dede gorzi Dese man hadde van ghewoenten dat hi iaerlijx desen heileghen sant versochte

Eens voer hi te serkinghen met vele volcx alsoe hi plach om dat hi nae sijn begherte gode vele sielen winnen mochte om dat hi heilich van leuen was Nv gheuielt op enen dach doen hi te serkinghen voer dat een kint dat hem plach te dienen Ende tot sinen [houe] ghehoerde hem niet [en] dede dat hem betaemde Daer om waert gheuanghen Men ghincken binden ende vaen die pine was meerder dan d[ie] mesdaet nochtan en lietmens niet gaen. hi en hadde oec gheen hope dat hem ghenade gheschien soude hi lach sijns selfs gheweldich Doch in desen anxte riep hi [te si]nte |28rb| trudo den heileghen sant Ende staphans worden sijn bande ontbonden ende hi liep tot dies heilichs mans kerke met groeter begherten Mer hem volchden die wrede vorsteren ende woudenen wter kerken weren ende wouden hem be[nemen] synen troest Mer god versaecht anders want een vier quam ende ontstac alle die lampen ende kerssen, die om de outaer ston[d]en doe dat scheen oft noen dachs ware Doen dat die wrede vorsteren saghen worden sy veruaert ende vielen neder opt pauiment noch en consten den kinde niet meer ghedoen Doen sach dat kint dat gods ghenadicheit voer hem vacht ende bat gode voer sijn dreygheren Die busscop wart ghe[ro]epen ende sach dat wonder ende vergaf den kinde sijn mesdaet |28va| ende berespte die ghene die dat ghedaen hadden dat sine inder kerken niet en lieten gaen ende bat den heileghen sant ghenade ende beual hem alte male in sijn bescerminis ende badt oec [tkint] hem ghena[de]

[Dat46ste kapittel]

Op deze tijd of niet lang daarna zo was heer Rodegant bisschop van Metz die erg edel was van geslacht want Pippijn de koning van Frankrijk was zijn en zijn heilige zuster Sint Landraden’s oom. Deze man was heilig van leven en hij stichtte een klooster uit de grond dat hij heten liet Gorzi. Deze man had van gewoonte dat hij jaarlijks deze heilige Sint bezocht.

Eens voer hij te Serkinghen met veel volk alzo hij plag omdat hij naar zijn begeerte voor God veel zielen winnen mocht omdat hij heilig van leven was. Nu gebeurde het op een dag toen hij te Serkinghen voer dat een kind dat hem plag te dienen en tot zijn hof behoorde hem niet deed dat hem betaamde. Daarom werd hij gevangen. Men ging hem binden en vangen en die pijn was meer dan de misdaad, nochtans liet men hem niet gaan. Hij had ook geen hoop dat hem genade geschieden zou, hij lag zichzelf geweldig. Toch in deze angst riep hij tot Sint Trudo de heilige Sint. En gelijk worden zijn banden ontbonden en hij liep tot de heilige man zijn kerk met grote begeerten. Maar hem volgde die wrede vorst en wou hem uit de kerk weren en wou hem benemen zijn troost. Maar God zag het anders want een vuur kwam en ontstak alle lampen en kaarsen die om het altaar stonden zodat het scheen of het noen dag was. Toen dat die wrede vorst zag werd hij bang en viel neer op het plaveisel, nog kon dat kind niets meer doen. Toen zag dat kind dat Gods genadigheid voor hem vocht en bad God voor zijn bedreiger. De bisschop werd geroepen en zag dat wonder en vergaf het kind zijn misdaad en berispte diegene die dat gedaan had dat ze hem in de kerk niet lieten gaan en bad de heilige Sint genade en beval hem helemaal in zijn bescherming en bad ook het kind hem genade.

[Dat xlvijste capittel]

By desen [mirake]len die [god d]ede doer die bede van sinte trudo worden die liede sere verblijt ende in dien tiden beualen si hen [ende] haer goet in sijn bescermenisse. wanneer die liede yet verloren al waren sy gram daer omme haer droefheit keerde in blyscapen want sy ouermyts hem worden vertroest alsmen hier nae merken mach Jn dien tijden 282 dat puppijn kaerls vader coninc sat in vrancrijck soe wart sinte truden kerke heimelijc beroeu[et] |28vb| ende ewech ghedraghen alle haer scatten Die die hoghe edele princen daer gheoffert hadden in dies heilichs mans ere

Nv hoert in wat manieren

Het was een man [die aelbrecht] hiet die gode niet en ontsach ende die een behendich dief was hi vernam herde wel dat die kerke groeten scat hadde ende soudese te hem wert tien Ende hi leechde sinen merc daer op hoe hi sdu[uel]swerck mochte volbrenghen Nv mercte hi hoe daer van allen landen pelgrime quamen om aen te beden [den] heileghen sancte tr[ud]o Dit vernam aelbrecht gods vyant ende het dochte hem wel [hir] sijn gherief [sine] quaetheit te [voldoen] Ende hi dede aen al[le ha]bijt als die |29ra| pelgrymen te diere tijt droeghen ende ghinc met hen oft hi van verren quame om ghenade daer te hebben mer hi hadde anders inden synne Jn die kerke ghinc hi met hen beden voerden outaere des heilichs mans graue [ghe]lijc di[e] ander pelgrymen de[den] Ende doe se met g[oeder] staden haer beuaert ghedaen hadden [qua]men die brudere met hem ende ontfinghense met groeter mynnen ende leidense bynnen [...] |29rb| Mer hi verspiet met ernstegher oghen hoe hi mach cryghen sijn beiaech. dit was alle sijn begherte om dander gaf hi herde luttel Dus saten die pelgremme totten auonde ende hen begonde slapens te lusten ende sy ghinghen op die bedden die daar bereet stonden om een luttelken hen moede lede te rusten Des duuels knecht die daer [l]ach ber[eit] tot sijnre quaetheit hi stont op doen alle die andere sliepen ende ghinc ter trus [...] |29va| bynnen vant Ende droech ewech alle den scat ende die coninclijke gaue haue die den heileghen sant gheoffert was ende ghinc ewech Metten sommeghen heeft hi synen cost ghedaen ende som begroef hijt want hi en wiste wat doen met alle der hauen daer om verberch hijt Doen dochte hem dat hi wel [ghe]uaren hadde om dat hi soe groeten sca[t ghecr]eghen hadde Des morghens doen die bruders op stonden die dat goet [...] |29v b| ende beualent al Sinte trudo dat hi berechte dat onrecht dat hen ghedaen was want si onnoesel waren dier sake ende hebbent hem al beuolen Mer want men met quaetheit den tijt niet langhe henen l[yd]en en mach si en werde openbaer datmen oec [d]icke niet [en w]eet waer oft hoe. aldus soe wart dese diefte openbaer Jn deser manieren

[Dat47ste kapittel]

Bij deze mirakels die God deed door de bede van Sint Trudo worden de lieden zeer verblijd en in die tijden bevalen ze hen en hun goed in zijn bescherming. Wanneer de lieden iets verloren, al waren ze gram daarom, hun droefheid veranderde in blijdschap want ze vanwege hem worden getroost zoals men hierna merken mag. In die tijden dat Pippijn, Karels vader, koning was in Frankrijk zo werd Sint Trudo’s kerk heimelijk beroofd en weg gedragen al zijn schatten die de hoge edele prinsen daar geofferd hadden in de heilige mans eer.

Nu hoor in welke manieren.

Het was een man die Aelbrecht heet die God niet ontzag en die een handige dief was. Hij vernam erg goed dat die kerk grote schat had en dat zou hij tot hem waart brengen.En hij legde zijn merk daarop hoe hij dit duivels werk mocht volbrengen. Nu merkte hij hoe daar van alle landen pelgrims kwamen om aan te bidden de heilige Sint Trudo. Dit vernam Aelbrecht, Gods vijand, en het dacht hem wel hier zijn gerief en zijn kwaadheid te voldoen. En hij deed aan een habijt zoals de pelgrims in die tijd droegen en ging met hen alsof hij van ver kwam om genade daar te hebben. Maar hij had anders in de zin. In de kerk ging hij met hen bidden voor het altaar van de heilige man zijn graf gelijk de andere pelgrims deden. En toen ze met goede stade hun beurt gedaan hadden kwamen de broeders met hem en ontvingen ze met grote minnen en leiden ze binnen [...] Maar hij spiedt met ernstige ogen hoe hij mag krijgen zijn bejaag. Dit was al zijn begeerte en om het ander gaf hij erg weinig. Dus zaten die pelgrims tot de avond en hen begon de slaap te lusten en ze gingen op de bedden die daar bereid stonden om een luttel hun moede leden te rusten. De duivels knecht die daar lag bereid tot zijn kwaadheid stond op toen alle andere sliepen en ging ter trus [...] van binnen vond. En droeg weg de hele schat en de koninklijke gave have die de heilige Sint geofferd was en ging weg. Met sommige heeft hij zijn kost gedaan en sommige begroef hij het want hij wist niet wat te doen met alle have en daarom verborg hij het. Toen dacht hij dat hij goed gevaren had omdat hij zo’n grote schat gekregen had. ‘s Morgens toen de broeders opstonden die dat goed [...] en bevalen het al Sint Trudo dat hij berecht dat onrecht dat hen gedaan was want ze onschuldig waren aan die zaak en hebben het hem alles aanbevolen. Maar, want men met kwaadheid de tijd niet lang lijden mag, ze werd openbaar dat men ook vaak niet weet waar of hoe, aldus zo werd deze diefstal openbaar in deze manieren;

[Dat xlviijste capittel]

HEt gheuiel dat dese aelbrecht enen neue [...] |30ra| hy was die der kerken scat stal ende heeften som in enen com gheghrauen Die ghene antwoerde voerwaer gheselle dat was mesdaen. hier [mede l]ieten sijt beyde varen ende spraken haer ghebede in die heileghe st[at Mer] doen sy haer beden ghedaen hadden ghinghen sy in die herberghe 283 ende rusten daer dien nacht smorghens stonden sy op met mynnen ende souden weder thuys wert gaen mer [ic e]n weet hoe bi den [will]e ons heren een twist wart tusschen hen beyden of waer af dat hi beghin nam Doch des diefs n[eu]e toech een sweert teghen den Jonghelinc. die ionghelinc ontsach hem ende riep ghy heren. helpt my doer gode dat mi dese man niet en scade die wel weet wie die man was die vuw[en scat beroefde] |30rb| want hi seit mi selue ende hi es sijn neue dat seide hy my Die bruederen ende die lieden die dit hoerden vraghen den g[he]nen die den ionghelinc o[n]recht deden [...] den den ghe [...] te doeden ten [war]e dat hi seide [wie] die sculdeghe ware Eerst soe loeghende hijs mer men dede hem soe [g]roete pine dat hi [seid]e dat aelbrecht sijn neue was die dese scade den cloester met sijnre diefelijcheit dede Doen die liede vernamen dat aelbrecht diefte ghedaen hadde soe dede menne doer alle dlant sueken tot datmenne vant ende men brochten totten edelen coninck puppijn Eerst soe loeghende hi zere sijnre mesdaet mer men dede hem soe groe\ten |30va| pine dat hi moeste lyen waer hi den scat dede ende hoe hine stal Ende p[u]ppijn dede ael[bre]cht hanghen om datten dander [...] ghen lach ende gaffen der kerken weder Mer den s[c]at die verborghen lach [d]ien noyt niemant [en sa]ch noch dien s[i] niet en vermoeden weder te ontfaen quamen herden dryuende haer quec opt velt daer die scat begrauen lach dien waert hi vertoent. mer ic en weet niet in wat maniere[n] Doch soe vernamment int cloester ende die bruederen quamen derwert ende namen den scat ende droeghenten weder in die kerke Dus en doruen si hen niet beclaghen van sinte trudo die by |30vb| sinen verdienten haer scade weder ontfinghen Nv merct oft Sinte trudo dus ernstelijc helpt beh[ouden enen] ertschen s[cat hoe] vele meer hy [ons helpen] soude om die sielen te behouden. die niet en ghelijken eneghen goede [oft] goude of tresoeren van ertrijcke

[Dat 48ste kapittel]

Het gebeurde dat deze Aelbrecht een neef [...] hij was het die de kerkschat stal en heeft sommige in een kom begraven. Diegene antwoordde voor waar een gezel dat was misdaan. Hiermede lieten zij het beide varen en spraken hun gebeden in die heilige plaats. Maar toen ze hun bidden gedaan hadden gingen ze in de herberg en rusten daar die nacht. ‘s Morgens stonden ze op met minnen en zouden weer thuis waart gaan, maar ik weet hoe bij de wil van onze Heer een twist werd tussen hen beiden of waarvan dat het begin nam. Doch de diefs neef toog een zwaard tegen de jongeling. De jongeling ontzag zich en riep; gij heren, help me door God dat me deze man niet beschadigt die wel weet wie die man was die uw schat beroofde want hij zei het me zelf en hij is zijn neef dat zei hij mij. De broeders en de lieden die dit hoorden vroegen diegene die de jongeling onrecht deed [...] dan die ge [...] te doden tenzij dat hij zei wie de schuldige waar. Eerst zo beloog hij ze maar men deed hem zo’n grote pijn zodat hij zei dat het Aelbrecht zijn neef was die deze schade het klooster met zijn diefstal deed. Toen de lieden vernamen dat Aelbrecht diefstal gedaan had zo liet men hem door het hele land zoeken totdat men hem vond en men bracht hem tot de edele koning Pippijn. Eerst zo loog hij zeer zijn misdaad, maar men deed hem zo’n grote pijn zodat hij moest belijden waar hij de schat deed en hoe hij het stal. En Pippijn liet Aelbrecht hangen omdat een ander [...] gen lag en gaf het de kerk weer. Maar de schat die verborgen lag die nooit iemand zag nog die ze niet vermoeden weer te ontvangen kwam erg drijvend bij hun vee op het veld daar de schat begraven lag, de waard hij vertoont het. Maar ik weet niet in welke manier. Toch zo vernam men het in het klooster en de broeders kwamen derwaarts en namen de schat en droegen het weer in de kerk. Dus durven ze zich niet te beklagen van Sint Trudo die bij zijn verdiensten hun schade weer ontvingen. Nu merk of Sint Trudo dus ernstig helpt behouden een aardse schat hoeveel meer hij ons helpen zou om de zielen te behouden die niet lijken op enig goed of goud of schatten van aardrijk.

[Dat xlixste capittel]

HEt gheuiel op enen dach Jnder feesten van Sinte trudo diemen iaerlijcs plach te houden in sijn kerke Ende die li[ede] quamen van verre [ende] van by om hem aen [te] roepen sijn ghenade want hise myldelijke verleende den ghenen die met herten op he[m] ri[ep]en Nv wart daer b[rach]t een [wijf dat] alle haer macht verloren hadde van outheit ende vander gichte haren rugghe was crom ende het scheen dat si metter borst wel na ghinc tot by haren knyen soe dat [...]284

[Dat 49ste kapittel]

Het gebeurde op een dag in het feest van Sint Trudo die men jaarlijks plag te houden in zijn kerk. En de lieden kwamen van ver en van nabij om hem aan te roepen zijn genade want hij ze mild verleende aan diegene die met hart op hem riepen. Nu was daar gebracht een wijf dat al haar macht verloren had van oudheid en van de jicht zodat haar rug was krom en het scheen dat ze met de borst wel bijna ging tot bij haar knieën zodat [...]

[Slot van het laatste hoofdstuk]

|31ra| ter lengden die werelt ende die menschelijcheit alsoe heb ic dit sants leuen bescreuen in dit cleyne boexken Ende ghelijc dat die werelt bescreuen wort in eenre corter stat die nochtan bouen onse verstant groet es Des ghelijc heb ic ghedaen die doecht dat leuen ende dwonder dat god doer hem dede want alle dat hy woude ende begherde vermochte hi al in gode Te sintruden hebbense in haer stat dese fonteine daer allen menschen wt comet een conduut der ghesontheit ende vertroestinghen Daer omme staet hen te hueden dat si dat niet roekeloeselijc en houden noch vergheten en werde Op dat hi die der vreemden herde es hon niet en late ende verkiese voer hen die vreemde want dat ware hen scade want die ouerste vader ende mede\cijnre |31rb| heeften der steden tot enen patroen ghegheuen diese van allen mesdaden ghenesen sal die dy crancke menscheit begaet op dat sijt hen leet laten sijn O saleghe stat van sintruden louet gode met hogher ende welludender stemmen die v soe glorioselijc versciert heuet met desen. iij. lichten Sinte trudo van haspegouwe ende van serkinghen Ende sinte eucherius die busscop van orliens Ende sinte libertus van mechelen. Dit sijn drie hoghe lichten

[Slot van het laatste hoofdstuk]

Ter lengte van de wereld en de menselijkheid alzo heb ik dit Sinten leven beschreven in dit kleine boekje. En gelijk dat de wereld beschreven wordt in een korte plaats die nochtans boven ons verstand groot is. Dergelijk heb ik gedaan de deugd van dat leven en het wonder dat God door hem deed want alles dat hij wou en begeerde vermocht hij alles in God. Te Sintruden hebben ze in hun stad deze fontein daar alle mensen uitkomen met een conduite der gezondheid en vertroosting. Daarom staat hen te hoeden dat ze dat niet roekeloos houden nog vergeten worden. Opdat hij die de vreemde herder is hun niet verlaat en verkiest voor hen de vreemde want dat was hun schade want de hoogste vader en dokter heeft de stad tot een patroon gegeven die ze van alle misdaden genezen zal en die de zwakke mensheid begaat zodat zij het hen leed laten zijn. O zalige stad van Sintruden looft God met hoge en welluidende stem die u zo glorieus versierd heeft met deze 3 lichten, Sint Trudo van Haspengouw en van Serkinghen. En Sint Eucherius de bisschop van Orléans. En Sint Libertus van Mechelen. Dit zijn drie hoge lichten.

T Leven van Sint Trudo (proza)

Auteur: Onbekend

Aard: Proza

BRON Brussel, Koninklijke Bibliotheek, IV 174

Datum: 1460-1480

Omvang: 13681 woorden

Opm.: Papieren handschrift, 96 bladen, 2 kolommen per bladzijde en 25 tot 39 regels per kolom. Bij de ontdekking van het handschrift bleken de meeste bladen aan elkaar vastgekleefd te zitten, daar men ze in die toestand gebruikt had tot het maken van een doos; van deze doos is alleen het onderste deel aangetroffen, het deksel werd niet teruggevonden. De meestal zwaar gehavende bladen bevatten fragmenten van 12 verschillende heiligenlevens, t.w. van 1) St. Trudo, 2) St. Rochus, 3) St. Servatius, 4) St. Theodardus, 5) en 6) St. Hubertus (twee versies), 7) St. Maternus, 8) St. Remaclus, 9) St. Lambertus, 10) St. Dimphna, 11) St. Lucia en 12) St. Goedele. Op de bladen komt geen foliëring voor, zodat de volgorde van de verschillende teksten niet uit te maken is; wel blijken de nrs. 1 en 2 op elkaar te volgen, alsook de nrs. 5 en 6, en 11 en 12. De tekst is geen vertaling van de Vita Sancti Trudonis van Donatus of Theodoricus, maar een bewerking in proza van de oudere Middelnederlandse rijmtekst (zie het Leven van Sint Trudo (berijming)).

EDITIE J. Deschamps (ed.): ‘Fragmenten van twee Middelnederlandse levens van Sint-Trudo’. In: Handelingen van de Koninklijke Zuidnederlandse Maatschappij voor taal-, letterkunde en geschiedenis, XVI (1962), 219-284 (254-284).

Status: Diplomatisch

Opm.: De door Deschamps opgeloste afkortingen zijn in de editie cursief weergegeven; deze cursivering werd hier niet overgenomen. De woorden en woordgedeeltes tussen rechte haken zijn reconstructies of aanvullingen van de editeur. De editie biedt niet alles wat van het Leven van Sint Trudo bewaard is, aangezien de al te zwaar beschadigde gedeeltes door Deschamps niet in de editie opgenomen werden. De verwijzingen naar de hoofdstukken in de Vita Sancti Trudonis van Theodoricus van Sint Truiden, door Deschamps onder de hoofdstuktitels geplaatst, werden niet overgenomen.

BRONNEN Van het Leven van Sint Trudo bestaat zowel een rijm- als een prozaversie. Voor de rijmtekst zie men Brussel, Koninklijke Bibliotheek, IV 175 (fragm.); de prozabewerking is te vinden in Brussel, Koninklijke Bibliotheek, IV 174

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/