27 juli
Over 27 juli
Heiligen van de dag, naamgeving, etymologie, relikwieën, hun werken en plaats, verering, wonderen, sterven, hoe ze afgebeeld worden,
Uit en.wikipedia.org
27 juli, H. Pantaleon: Grieks ‘in alle opzichten een leeuw’, vgl. het woord pantalon, uit Italiaans pantalone, een toneelfiguur die de Venetiaan voorstelde en is afgeleid van San Pantal(o)one, de beschermheilige van Venetië.
Volgens de legende was Pantaleon afkomstig uit Nicodemia (nu Ismid in Turkije). Zijn vader was heiden en zijn moeder een strenggelovig christen. Reeds als jongeman had hij in zeer veel zaken, die met de kunst van genezen te maken hadden, interesse. Hij studeerde geheel op eigen wijze. En kon na enkele jaren als arts werkzaam zijn. Al snel was hij bekend in de omstreken om zijn geweldige heelkunde. Zelfs de heidense keizer Maximilianus raakte onder de indruk van zijn werkzaamheden en benoemde hem tot zijn persoonlijke lijfarts. Pantaleon leefde in goede verstandhouding met de keizer en zijn vrouw. In vertrouwen vertelde hij aan de vrouw van de keizer dat hij christen was en als zodanig ook door zijn moeder was groot gebracht. Dit kwam ook de jaloerse tribuun Galerius, die meermalen door de keizerin was afgewezen, te horen en ging met dit verhaal naar de keizer. Het verhaal gaat dat Maximilianus daarop zou zijn afgetreden en zijn opvolger Galerius liet Pantaleon in de kerkers werpen en folteren. Toen hij standvastig bleef in de belijdenis van het christelijk geloof liet de keizer hem de handen op het hoofd nagelen en daarop onthoofden. Of werd hij eerst op een rad gebonden dat uit elkaar sprong, dan voor de wilde dieren geworpen die hem niets deden, daarna werd hij met een molensteen te water geworpen, de golven spoelden hem terug. De beul bond hem vast aan een dorre olijfboom (palmboom) en sloeg hem tot bloedens toe. Op de plaats waar het bloed tegen de stam spatte begon de olijvenboom uit te lopen en te bloeien waarna de beul zijn handen boven zijn hoofd vast spijkerde. De beul sloeg met zijn zwaard op de hals van de martelaar, het zwaard werd zo zacht als was! Hij bidt om vergeving voor de beul! Dan klinkt een stem uit de hemel: ‘Panteleemon’ (= alles-ontfermer) wordt hij genoemd, en is aan te roepen in alle nood waarvoor geen andere noodhelpers zijn. Pantaleon echter bad God om te mogen sterven en մ gebeurde, hij werd onthoofd. Toen hij tenslotte onthoofd werd vloeide er melk uit de wonde, net zoals bij de H. Catharina van Alexandrië. Wegens zijn overgang tot het christendom werd hij ca. 305 gedood.
Hij is een van de 14 noodhelpers, helper in nood, gekleed in lange tunica, op zijn hoofd soms een doek en in de hand houdt hij medische instrumenten. Patroon der artsen, vroedvrouwen, naar de melk, tuberculose, hoofdpijn, veeziekten, sprinkhanenplaag, eenzaamheid. Hij genas als arts een blind meisje en toen gingen de ogen van zijn heidense vader ook open en hij bekeerde zich tot het christendom. Reeds in het jaar 550 werd er in Constantinopel door keizer Justinianus een kerk ter eren van deze bijzondere heilige bouwen. Sinds 972 worden zijn relieken in de Pantaleon kerk in Keulen bewaard.
Uit www.flovoland.to
27 juli, het feest der Heilige Zevenslapers. In de legenda Aurea of de ‘ ‘Gulden Legende,’ dat te boek gesteld is door de aartsbisschop van Genua, J. de Voragine, eind 13de eeuw komt het verhaal van de zeven slapers van Efeze voor.
In de tijd dat Decius het christendom trachtte uit te roeien en hij hen voor de keus stelde om aan de heidense goden te offeren of te sterven leefden er te Efeze zeven jonge mannen, Maximianus, Martimianus, Malchus, Dionysus, Johannes, Constantinus en Serapion (ook wel Maximilianus, Jamblicus, Martinianus, Dionysius, Johannes, Exacustodianus en Antoninus of anderen) die weigerden aan de afgoden te offeren. Ze zochten een schuilplaats in een grot waarin ze levend ingemetseld werden. Na aldaar 377 jaar opgesloten zijn geweest werden ze ontdekt door werklieden uit Efeze bij het uithouwen van stenen. Uit hun langdurige slaap waren ze ontwaakt, maar ze wisten niet beter of ze waren de vorige avond ingesluimerd en zonden een van hen naar de stad om brood te kopen. Malchus verbazing laat zich niet beschrijven als hij op de stadspoorten het kruisteken ziet staan en hij de mensen hoort spreken over Christus wiens naam gisteren nog niemand durfde noemen. Bij de bakker wekte het neergelegde geldstuk argwaan, immers het is niet meer gangbaar onder Theodosius regering, (Decius regeerde van 249-251 en Theodosius van 379-395, dus geen 377 jaren) Allengs werd alles duidelijk. Straks zal de keizer zelf in de grot in aanbidding neerknielen voor de mannen wier gelaat blinkende was als de zon. Nadat ze Theodosius tegenspraken en hem verzekerden dat God hen opgewekt had om de keizer zijn geloof in de opstanding uit de dood te verzekeren legden ze hun hoofden neer en gingen de eeuwige rust in. De keizer liet hun rustplaats met gouden stenen versieren. Ook in de Koran komt dit verhaal voor, hier is het de ingemetselde hond Kratimir die het eerst de houweelslagen van de werklieden verneemt en door zijn geblaf de ‘zeven slapers’ wakker maakt. Tot beloning is daarom de hond onder de tien dieren die toegelaten worden in het paradijs.
Dit staat niet alleen. Plinius verhaalt van Epimenides de Kretenser die vermoeid in een spelonk jaren later wakker werd. Hij ontmoette zijn broer die hij eerst als jongen zag en die nu een grijsaard was geworden. John Mandeville verhaalt dat de apostel Johannes bij zijn leven een graf liet maken en zich er in legde waar hij nu slaapt tot de dag des oordeels. Zo ook Frederik Barbarossa met zijn zes ridders in de grot van Kyffhauser. Eens in de zeven jaar verandert hij van houding. Zo ook Karel de Grote in het Oden Wald.
Dit mogelijk naar de woorden in de 90ste psalm ‘duizend jaren zijn in uw oog als de dag van gister wanneer hij voorbij gaat.’ De legende van de Septem dormientes, de heilige van de 27ste juni, kwam door Gregor van Tours in onze richting. Midden-Hoogduits ‘die siben slafaere’ een langslaper dus. Zie 10 juli, De Heilige Zeven Broeders. De grot van de zeven slapers is te bezichtigen in de runes van Efeze. Hun gedenkdag, de Zevenslapersdag of Zevenbroedersdag, was oorspronkelijk 27 juni, maar sinds de invoering van de Gregoriaanse kalender valt de dag op 7 juli.
Uit www.flickr.com
27 juli, H. Flora en Lucilla en 18 metgezellen: Latijn florens: ‘bloeiend, bekoorlijk of in aanzien.’ Resp. Flora, godin der bloemen en de lente. Eind april had men het feest Floralia. Flora was oorspronkelijk het Sabijnse equivalent van Ceres. Ze was meer dan de godin van de bloemen, haar naam bezit de gehele betekenis van de Indo-Germaanse wortel bhle / bhlo: ‘bloeien.’
Flora was een slavin en zou samen met Lucilla gemarteld zijn. Legendarische martelaressen te Rome onder Gallienus rond 258.
27 juli, H. Lucilla: Latijn lux: ‘licht,’ lucere: ‘lichten. Het was reeds een Romeinse voornaam, wel een verkorting van prima luce natus: ‘de bij de zonsopgang geborene,’ vgl. de naam van de godin Lucina: ‘die aan het licht breng,’ de godin van de geboorte.
Lucilla werd volgens de legende te Rome gemarteld tijdens Gallienius rond 258.
27 juli, H. Titus Brandsma: Romeinse voornaam, de verklaring die eraan gegeven werd zien we bij Persius, ‘Xiti sunt columbae agrestes.’ ‘Xiti zijn wilde duiven.’ Onder meer de naam van een Romeins keizer, Titus Flavius Vespasianus, 79-81. Hij verwoestte in 70 Jeruzalem.
Anno Sjoerd Titus Brandsma is geboren in het Ugoklooster bij Bolsward op 23 februari 1881, hij stamde uit een oud katholiek Fries boerenegslacht. Na zijn studie trad hij op 17 september 1898 toe bij het Minderbroederklooster St. Antonius van Padua te Megen (NBr) in bij de karmelieten waar hij de kloosternaam Titus aannam. Hij werd in 1905 tot priester gewijd. Tussen 1906-1909 studeerde hij aan de Pontificia Universita Gregoriana in Rome waar hij promoveerde tot doctor in de wijsbegeerte. Terug in Nederland doceerde Titus Brandsma filosofie, sociologie en kerkgeschiedenis aan het studiehuis (Filosoficum) van de karmelieten in Oss. Hij werd ook hoofdredacteur van een nieuwsblad en stichtte een katholieke HBS en dito leeszaal, alle drie in diezelfde stad. Als lid van het hoofdbestuur van de orde speelde Titus een niet onbelangrijke rol bij de vernieuwingsbeweging onder de karmelieten in Nederland. In zijn hoedanigheid van geestelijk adviseur van de Nederlandsche Rooms-katholieke Journalistenvereniging had hij een groot aandeel in de modernisering van de katholieke dagbladpers in Nederland en in betere arbeidsvoorzieningen voor katholieke journalisten. Zijn voorstellen tot het oprichten van een journalistenopleiding kregen pas na zijn dood gestalte.
In 1923 werd hij hoogleraar in Nijmegen in de Wijsbegeerte en de Geschiedenis van de vroomheid, met name de Nederlandse mystiek., vervulde tal van academische functies en in 1932/33 zelfs rector magnificus. Wilhelmina benoemde hem tot ridder in de orde van de Nederlandse leeuw. Brandsma was zelf mysticus, al hield hij zijn spiritueel leven streng verborgen voor de buitenwacht. Die kende hem als een vrome, behulpzame, opgewekte en integere persoonlijkheid. Als adviseur van de R.K. pers in Nederland werd hij animator van het verzet tegen de Duitse bezetter en op 19 januari 1942 door de Nationaal Socialisten gevangengenomen. Na een dodelijke injectie stierf hij op 25/26 juli in het concentratiekamp van Dachau. In 1985 werd hij in Rome als martelaar zalig verklaard door paus Paulus II.
De bloem van zijn dag is Senecio montanus, een soort kruiskruid uit het bergland van Salzburg en Spiraea ulmaris.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/