10 mei

Over 10 mei

Heiligen van de dag, naamgeving, etymologie, relikwieën, hun werken en plaats, verering, wonderen, sterven, hoe ze afgebeeld worden,

Uit en.wikipedia.org

10 mei, H. Gordianus en Epimachus: Latijn ‘afkomstig uit Gordium’ een stad in Phyrgië waar Alexander de Grote de gordiaanse knoop doorhakte.

Gordonianus was een rechter, maar hij werd zo bewogen door heiligheid en lijden van de heilige priester Januarius dat hij het christendom met zijn huishouding aannam. Daarvoor werd hij aangeklaagd door zijn opvolger of de prefect van de stad, Apronianus, dat hij gemarteld werd en tenslotte onthoofd. Zijn lichaam werd door christenen weggebracht en in een crypte bij de Latijnse weg gelegd naast het lichaam van St. Epimachus. Deze twee heiligen gaven hun naam aan de begraafplaats en worden sindsdien samen vereerd. Martelaars te Rome, waarschijnlijk tijdens Valerianus ca. 258 of Diocletianus ca. 304. Legendarische passio, hun relikwien werden in 774 overgebracht naar de abdij Kempten.

Er worden nog andere martelaars met de naam Epimachus genoemd.

Uit www.christianity.com

10 mei, H. Solange van Berry, (Solangia): Frans solange van Latijn solemnis: ‘plechtig of feestelijk.’

Solange is geboren in Villemont bij Bourges, een Franse schaapherderin die plaatselijk vereerd wordt, alleen in Sainte Solange. Patrones van de provincie Berry waar Cher een deel van is.

Ze is uit een arme, maar religieuze familie geboren en bestemde haar maagdelijkheid al met haar zevende, genas door haar aanwezigheid de zieken en verdreef duivels. De zoon van graaf van Poitiers, Bernard de la Gothie van Bourges, was zeer ingenomen met haar schoonheid en populariteit en benaderde haar toen ze de schapen aan het weidden was, ze weigerde zijn aanzoek. 's Nachts kwam hij en nam haar met geweld, maar ze streed zo geweldig dat ze van het paard viel toen die over een stroom ging. Haar aanrander werd kwaad en onthoofde haar met zijn zwaard. Haar onthoofde hoofd sprak nog drie keer de heilige naam Jezus. Net zoals bij St. Denis en andere heiligen in Gaul pakte ze haar hoofd op in haar handen en wandelde ermee naar de kerk van Saint Martinus in het dorp Saint Martin du Crot (dat nu de naam Sainte Solange draagt) en viel daar dood neer in 875 of 10 mei 880.

Er ontstond direct een verering en vele wonderbaarlijke genezingen werden er door haar bemiddeling bereikt. In 1281 werd ter haar eer een altaar bij de kerk opgericht die haar hoofd als relikwie had en de kerk begon St. Solange te heten. Het veld waar ze begon te bidden heet 'veld van St. Solange' en er is een gebruik dat het relikwie in processie gaat tijdens grote droogte.

Ze wordt afgebeeld als schaapherderin in gebed. Patroon voor regen en droogte, in 1635 begon het te regenen na een lange droogte toen men een processie met haar relikwieën hield, verkrachting slachtoffers en schaapherders.

Uit www.saintprincevladimir.org

10 mei, H. Wladimir I (Wolodymyr, in Oekraïne Володимир І Святославич, Russisch Владимир Святославич): Slavisch, met de oorspronkelijke betekenis ‘door heersen beroemd.’ Vgl. voor het eerste lid de plaats Wladiwostok; ‘beheers het oosten,’ het tweede lid is hetzelfde als mar: ‘beroemd,’ in Germaans.

Wladimir I is geboren rond 960 en was grootvorst van Kiev, 980-1015 en de bastaardzoon van Swaetoslaw I uit het geslacht der Rurikiden. Zijn moeder was Maluscha, de sleutelbewaarster van groothertogin Olga. In 980 brak er een strijd uit tussen zijn halfbroer Oleg en Jaropol I, de legitieme zoon, waarbij Oleg in 977 vermoord werd zodat Wladimir naar zijn oom in Zweden ging en een Vikings huurlingleger (Warger) oprichtte. In 979 of 980keerde hij terug en viel Nowgorod aan, een van de twee machtscentra’s van de Kiewer Rus. Vervolgens ging hij naar Polozk, de Scandinavische vorst aldaar, Rogwolod, versloeg en zijn dochter Rogneda tot huwelijk met hem dwong, zonder strijd viel de stad Kiew in zijn handen en liet daarom Jaropolk voor onderhandelingen binnen en liet hem ombrengen. Waardoor hij de alleenheerschappij van de Kiewer Rus kreeg. Een geweldig probleem was dat de Warger betaald moesten worden, hij stuurde een deel naar Byzantie waar ze de kern van de Wargergarde vormden en andere zette hij in tegen bandieten in zijn rijk. Een rijk dat hij door het onderwerpen van vele naburige volkeren flink uitbreidde, in 981 tegen de Ljachen of Polen om de handelsstad Tschernien binnen zijn grenzen te krijgen. Aan de zuidelijke grens liet hij veel hulpvolkeren vestigen die het rijk beschermden en andere veldtochten en andere volkeren onderwierpen zich aan hem zodat zijn rijk van de Dnjepr tot Ladogasse en Duna strekte. Voor zijn doop beschreef de heiligenlegende hem als een woesteling met zeven hoofdvrouwen en 800 maîtresses. Hij liet overal godenbeelden oprichten en was een ijverige aanhanger van het heidendom. Hij liet uit alle regionen de geleerden sturen en zocht de beste eruit. Tegen de moslimgezant zei hij: voor de Rus is het drinken zijn vreugde, we kunnen er niet zonder. Zijn doop was een diplomatieke zaak, er waren verbindingen met het Byzantische keizershuis. Keizer Basileios II had hulp nodig tegen de Bulgaren, hun gezamenlijk vijand, en hij stuurde een leger van 6000 Russen naar Constantinopel en oefende druk op de keizer uit door het veroveren van Cherson. Deze willigde zijn verlangens in, als hij zich liet dopen zou hij hem voor zijn militaire operaties zijn zuster Anna als vrouw geven. De doop van de vorst werd in Kiew als een groot toneelspel gevierd, na het neerhalen van de heidense afgodsbeelden vond er een massadoop in de Dnjepr plaats. Daarom kreeg hij dan ook de bijnaam de Heilige van de Orthodoxe kerk, de Grote of de Apostolische. Openlijke weerstand schijnt er niet geweest te zijn, hoewel sommigen met geweld bekeerd moesten worden zodat ook het heidendom lang stand hield. De kerk begon toen snel met de bouw van een netwerk van kerken en kloosters en daaruit verbreidde het nieuwe geloof zich verder en zorgde voor de bevestiging van het rijk. Door zijn huwelijk werd hij ook een diplomaat van belang. Hij verdeelde een gedeelte van het rijk onder zijn 12 zonen wat later een verzwakking van zijn rijk betekende. Een slag tegen zijn zoon Jaroslaw werd voorkomen omdat hij op 15 juli 1015 in Berestowo stierf.

Hij was de grondvester van de Russische kerk die zich met Wladimirs grondgebied sterk uitbreidde. In de Russische volkspoëzie wordt hij bezongen zoals Karel de Grote en Arthur in de Westerse epiek als een legendarisch heerser. Hij wordt met zijn helden verheerlijkt in de Mylinen’, epische heldengedichten. Hij overleed op 15 juli 1015.

Door Catharina II is ter zijner eren een Wladimirorde ingesteld in 1782.

Uit home.scarlet.be

10 mei of 2 maart, Job: Hiob bij de protestanten en de Hebreeuwse vorm die door Luther gebruikt is, Job is het bij de R.K (Job is de vorm uit de Septuagint) Hebreeuws Hiob: ‘de vervolgde.’

De hoofdpersoon van de naar hem genoemde oudtestamentische boek die in het onbekend eland Us leefde. Een opmerkelijk schrijven, het behelst geen geschiedenis, maar een leerdicht in samenspraak met een dramatische gang. Dat de mensen lijden als straf voor zijn overtredingen, ook dat God de vrome met rampen bezoekt en dat die daar geen gelegenheid in mag vinden om tegen God te morren of diens wijsheid en rechtvaardigheid te betwijfelen. Om dit alles aanschouwelijk voor te stellen schets de dichter hoe God de vrome Job telkens zwaardere rampen laat ondervinden, verlies van goederen en kinderen, zelfs een afschuwelijke ziekte. Toen eindelijk de vrome man, die steeds standvastig was gebleven in zijn godsvrucht, in klachten uitbarstte proberen zijn 3 vrienden die voorstanders waren van zijn oude vergeldingsgeloof hem te overtuigen dat hij slechts de rechtvaardige straffen voor zijn vroegere zonden ondergaat. Daarentegen handhaaft Job op zegevierende wijze zijn onschuld en hoewel hij aanvankelijk enige twijfel voelde omtrent de rechtvaardigheid van de Allerhoogste, langzamerhand komt hij tot het besef dat Diens raadsbesluiten ondoorgrondelijk zijn. Eindelijk wordt God zelfsprekend ingevoerd om in verheven taal zijn onmetelijke en wereld besturende wijsheid te plaatsen tegenover de beperktheid van de mens, om de dwaasheid van de mens te laten uitkomen die met hem in 't gerecht wil treden. Job erkent de ongerijmdheid van zijn voormalige hoogmoed, doch tevens geeft God een gunstig getuigenis van de betwijfelde onschuld van de brave man en stelt hem weer in het bezit van zijn gezondheid, kinderen en van verdubbelde rijkdom.

Het plan van 't geheel is niet minder groots dan de uitvoering en in de bijzonderheden ervan vind je een schat van dichterlijke schoonheden en treffende uitspraken. Prachtig vooral zijn de schilderingen van Gods macht en wijsheid, net zoals ze zich openbaren in de schepping. Hoofdstuk 32 tot 37 zijn waarschijnlijk later ingevoegd door een andere dichter, die wijkt van de rest af.

Een vroom en oprecht man die ook in zijn lijden en beproevingen in zijn geloof volhardde.

Hij wordt voorgesteld bij een mesthoop en vaak spaarzaam gekleed of naakt, lange baard en overdekt met zweren. Soms likken de honden zijn wonden, soms is hij in het gezelschap van zijn drie vrienden, Elifaz, Bildad en Sofar. Soms zie je hem spaarzaam gekleed en met krukken terwijl op de achtergrond zijn huis afbrandt. Verder zie je hem met de potscherven waarmee hij de korsten van zijn zweren afschrapt of een ratel, hij wordt aangeroepen tegen melaatsheid. Heel zeldzaam zie je hem op een reuzenschildpad, het symbool van sterkte en geduld, zijn drie vrienden en zijn vrouw, die door de duivel wordt gesard, sleept hij achter zich aan. Dat wordt de Triomf van Job genoemd. Hij wordt aangeroepen bij gezwellen en zweren, ook om geduld te behouden in moeilijke tijden.

Dat de berk witte plekken heeft komt door de vrouw van Job. Die was eerst heel arm en werd opeens weer rijk. De vrouw van Job had net melk gehaald en hoorde bij haar thuiskomst het heuglijke nieuws. Van plezier gooide ze de melk tegen een berk waar de melk natuurlijk over heen liep. Zo ontstonden de witte plekken op de stam.

Coix lacryma‑Jobi betekent letterlijk jobstranen, Engelse job’s tears, Frans larmes de Job, in Duits Tranengras genoemd. Naar de glimmende zaden en Job XVI, 16 en 20. ‘mijn gezicht is vol met tranen... Mijn oog vult zich met tranen voor God’ , Als een altijddurend zinnebeeld van Jobs droefheid hangen jaarlijks de grijze en glinsterende zaadkorrels aan deze plant met een trosje neerwaarts gebogen, als tranen. Zo ook de pimpernoten, Staphylea pinnata, heten larmes de St. Job omdat de zaden op tranen gelijken.

Uit walter-covens.skynetblogs.be

10 mei, Pater Damiaan, (Damianus de Veuster)

Hij is geboren op 3 januari 1840 als Jozef De Veuster en als zevende kind in een boerengezin met acht broers en zussen te Ninde (Tremelo) Toen hij 15 jaar oud was ging hij in de graanhandel van zijn vader werken, maar hij wilde eigenlijk priester ‘voor Onze Heer en God Jezus Christus,’ worden. Hij ging naar het college van ‘s-Gravenbrakel en trad vervolgens in bij de Congregatie van de Heilige Harten van Jezus en Maria in Leuven waarbij hij de broedernaam Damiaan koos. Hij werd een broeder Picpussen (Heilige Harten) op 7 oktober 1860, in navolging van zijn broer. Na zijn studies kreeg pater Damiaan toestemming om als missionaris te gaan werken op de Hawaï-eilanden. Hij vervulde daarmee de droom van zijn broer, die zelf niet kon gaan. Hij kwam aan in Honolulu op 19 maart 1864. Hij werd daar op 21 mei 1864 tot priester gewijd en deelde zijn vreugde over de wijding tot instrument van hogepriester Jezus,’ mee aan zijn ouders in het verre Vlaanderen. Hij werkte in verschillende parochies op het eiland van Oahu. In die tijd werden melaatsen van Hawa samengebracht in een kolonie in het noorden van het eiland Moloka. Ze kregen voedsel en andere voorzieningen, maar geen medische hulp. Damiaan vond dat ze tenminste een priester konden gebruiken, en vroeg toestemming aan zijn bisschop om naar Moloka te gaan.

Op 10 mei 1873 kwam hij aan op Moloka waar op dat moment 600 lepralijders verbleven. Damiaan begon met de bouw van een kerk en de aanleg van wegen. Naast zijn werk als priester vervulde hij ook de rol van dokter, en hij maakte zelfs doodskisten en groef graven. Zijn komst was een keerpunt voor de kolonie: wetten werden nageleefd, er kwamen degelijke huizen en een school. Koning David Kalakaua verleende aan Damiaan de titel ‘Knight Commander of the Royal Order of Kalakaua.’ Toen prinses Lydia Liliuokalani de nederzetting bezocht om deze titel te overhandigen, werd ze geraakt door wat ze zag. Zij bracht de wereld op de hoogte van haar ervaringen, en van Damiaans werk. Hierdoor werd zijn naam bekend in de Verenigde Staten en Europa. Protestanten in Amerika brachten grote sommen geld bijeen. De Kerk van Engeland zond voedsel, medicijnen en kledij.

In november 1884 werd bij hemzelf lepra vastgesteld. Met de hulp van vier anderen bleef Damiaan echter verder werken tot veertien dagen voor zijn dood op 15 april 1889. Hij stierf toen hij 49 jaar oud was.

Op 3 mei 1936 bracht het schoolschip Mercator de stoffelijke resten van pater Damiaan over naar Antwerpen in aanwezigheid van koning Leopold III en kardinaal Van Roey. Zijn stoffelijk overschot werd overgebracht naar Leuven en er plechtig bijgezet op 5 mei 1936 in de crypte van de Sint-Antoniuskerk aan het Pater Damiaanplein.

Op 4 juni 1995 werd hij door Paus Johannes Paulus II zalig verklaard tijdens een openluchtviering aan de Basiliek van Koekelberg. Na de plechtigheid werd een relikwie (rechterhand) van Pater Damiaan overgebracht naar Moloka en uiteindelijk op 22 juli 1995 begraven in Kalawao op Moloka. Hij zal zowel de patroonheilige van de melaatsen als van de aidspatiënten worden. De heiligverklaring zal plaatsvinden op 11 oktober 2009 te Rome in aanwezigheid van Kardinaal Godfried Danneels.

Pater Damiaan is in 2005 verkozen tot de Grootste Belg aller tijden, in de verkiezing van De Grootste Belg tijdens de Vlaamse editie die door de VRT werd georganiseerd. In de Waalse versie van deze verkiezing eindigde hij op de derde plaats.

Pater Damiaan heeft een standbeeld in Leuven, Tremelo en is nog steeds de enige niet-Amerikaan met een standbeeld in het Capitool te Washington,

Er werden verschillende films over hem gemaakt: Le plerin de l’anfer (1946) van Henri Schneider en Molokai: The Story of Father Damien (2000), met Derek Jacobi, Kris Kristofferson, Sam Neill, Tom Wilkinson, Peter OՔoole en David Wenham. Deze laatste film is gebaseerd op het boek Damiaan: de definitieve biografie van Hilde Eynikel.

In Simpelveld staat er een klooster dat door volgelingen van pater Damiaan is gesticht, Huize Damiaan. In dit dorp bevindt zich tevens de Pater Damiaan-straat.

In 1999 fusioneerden in Oostende het AZ Sint-Jozef en het AZ H. Hart onder de naam AZ Damiaan Oostende. Men koos voor de figuur van pater Damiaan omwille van zijn belangloze inzet voor de zieke medemens.

Hij is gekleed in het witte habijt van de orde en vaak vergezeld van een melaatse en legt hij zijn hand op diens schouders, in de andere houdt hij een kruisbeeld.

10 mei, Balduines.

Na Folkmarus is Balduines gekomen als zeventiende bisschop van Utrecht. Hij komt uit het geslacht van Hollandse graven, zoon van Siffridus, op zijn Fries Sikko, landvoogd van Kennemerland en broer van Diderik III, graaf van Holland. Nadat hij het ambt vier jaar heeft bekleed is hij gestorven op 10 mei 994 en in de dom begraven.

10 mei, Balduines II.

Hij stamt van de Hollandse graven en van zijn moederskant afkomstig van de paltsgraven en landvoogden van Benthem waardoor hij de bijnaam had van Benthem, proost van Oldenzeel en St. Maria ‘s kerk tot 29ste bisschop gekozen die vanwege zijn zachtmoedigheid en kuisheid voor niemand hoefde te wijken. Heda zegt dat hij tot zijn dood maagd is gebleven. Hij had tot broers Floris als graaf van Holland en Diderik de domproost te Utrecht die later bisschop werd, ook Otto van Benthem. Toen de keizer een rijksdag uitschreef om een kruistocht naar het Heilige Land te beginnen was Balduines daarbij, 1188. Dit leger heeft in Constantinopel veel geleden. Daarop is keizer Frederik in 1190 in een rivier verdronken en is Floris in dat jaar gestorven en te Antiochië naast de keizer begraven.

Balduines is te Metz op 10 mei 1196 overleden, anderen zeggen op 26 april in 1195. Zijn lichaam is van Metz naar de domkerk te Utrecht gebracht.

Deze bisschop heeft ook een zware oorlog met de kastelen van Coevorden, met Folkerus en met de Drenten gehad en gesteund door de graaf van Gelderland om aan het bestuur van de bisschop te ontkomen. De bisschop trok op naar Coevorden met steun van zijn broer de graaf van Benthem. Coevorden werd veroverd en Folkerus gevangen genomen. Folkerus was onder mooie beloften op vrije voeten gekomen en kwam weer te Coevorden, stond met de Drenten weer tegen hem op en sloeg de hand aan de bisschoppelijke inkomsten. De bisschop trok weer op, maar verloor. De keizer bemiddelde wat tot een verdrag leidde, maar zo gauw de keizer weg was of de Drenten gingen hun oude gang, de bisschop klaagde weer bij de keizer, maar toen die hem wilde helpen is de bisschop te Metz gestorven.

Hun zinnebeeldige bloem is de smalbladige pioen, Paeonia tenuifolia, ook de berg santorie, Centaurea montana en het algemene muizenoortje, Hieracium pilosella.

De bloem van de dag is Viola tonbrigens.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/