Leven van Sinte Clara

Over Leven van Sinte Clara

Clara van Assisi, 1500-1520, legende, de liefde voor haar orde en zijn verspreiding en van haar heilige maagden met aansporing van Sint Franciscus, Uit: http://bc.library.uu.nl/nl/node/191Opgeschreven en omgezet door Nico Koomen.

Hier begint die legende der glorioser maghet Sinte Clara ende van die bevelinghe ende lovinge haerre oerden ende die verspreyenghen der oerden ende van haer heilighe maechden.

Ortus conclusus soror mea sponsa ortus conclusus fons signatus, etcetera: een besloten hof, een gheteykende fonteyn, mijn suster, mijn bruyt, dijn uutsendinghe hemelsche paradijs. Dese woerden bescrivet Salemoen in Canticis Canticorum. Al eest saeck dat dese voerscreven teghenoecht sijn ende ghesproken vander heiligher kercken ende vander glorioser Maget Mariën, nochtan soe mach mense oec spreken vander onbevlecter maghet ende heilige Clara ende oec van haer heilighe ende openbaer religi ende oerden. Dese maghet Clara, want sij boven allen uutvercoren Heere Jhesum Christum ghenomen tot eenen brudegoem ende Hij hevet weder omme sijn bruyt gecroent |1rb| metter cronen der ontsprekelijcker scoenheit hier boven inder ewicheit. Daer om die uutvercoren Heere Hem niet onverdienttelijc soe sprect Hij dese voerscreven woerden van Sijnder bruyt dien Hij int eynde der warelt vercoren heeft uut duysentden, als oft Hij seggen woude:

"O, heilighe maghet Clara, Mijn suster, Mijn bruyt, dijn oerden is een besloten hof, want sij vruchtbaer. Ende du beste die gheteykende fonteyn inden hof, want die heerlijcke teykenen dijnre duechden ende die uutseyndinghen dijnre planten als dat paradijs metten vruchten der appelen. Soe bringhet ghij tot mi rijpe vruchten overmits u vochticheit ende groenheit ende heilighe voerganc."

In desen hof soe wassen dese vruchten ende groeyen ende bloeyen ende sonder ophouden soe rijpen |1va| sij ende sij sijn den lieven brudegoem Jhesum boven allen welriekende cruden seer bequaem ende sueten, want Hij spreket:

"Ic bin neder gheclomen in mijnen hof om te siene die appelen der dalen."

Want die appelen Sijns lieven bruyts Clara ende haer vruchtbaer vruchten sijn Hem seer behaechlijc. Tot desen hof soe daelt neder die Heere dagelijcx ende besietse ende voetse. Ende op dat die bloemkijns - overmits geen sorchvoldicheit - en verdorven ende of en vallen, soe onthoutse die gheminde Heere overmits die tegenwoerdicheit sijnre geestelijcker vertroestingen. Ende desen hof en is niet tevergeefts gesloten, want sij en henget niet dat daer enighe sondige of scandelijcke dingen in gelaten worden. Ende sij en is niet alleen met een yseren gringel gesloten, mer oec van alle |1vb| waerlijcken ende besmettende geselscape is sij vremde. Ende sij es oec ombemuert met hogen mueren, dat es met aflaten ende vergiffenissen van sonden van bisscoppen, op datmen daer niet over climmen en sal ende met sulcken voersienicheit is sij oec ombepaelt met hoogen mast bomen, op dat sij niet lichtelijc metten winde der temptaciën becraftich en wort. Ende desen hof es die gheteykende fonteyne sonder of laten vloeyt vanden berch Libano. Want dese fonteyn is levendich ende sij gevet den dorsten na haer dat leven ende uut haer vloeyen veel vergaderinge van rievieren ende comen te samen in een water, dat es dat heilighe orden over alle die werelt vermeert ende verspreyt wort, in welken oerde soe veel costelijcke margrieten blincken. Ende oec dese hemelsche vrouwen gelijcken welriekede leliën. Soe leeren sij ende instruëren lichtelijc veel ongeleerde ende onwetende menschen. Ende alle droecheit des waerlijcken levens wech geworpen, maken sij alle die werelt vochtich |2ra| met haren heilighen leven. Ende overmits den brande der minnen, soe maken sij saecht ende bemorwen veel versteende herten van mannen ende vrouwen tot penitenciën ende totten dienste Gods.

Hier begint de legende van de glorieuze maagd Sint Clara en van de aanbevelingen en liefde voor haar orde en de verspreiding der orde en van haar heilige maagden.

Ortus conclusus soror mea sponsa ortus conclusus fons signatus, etcetera: een besloten hof, een verzegelde fontein, mijn zuster, mijn bruid, uw uitzending naar het hemelse paradijs. Dit woord beschrijft Salomon in Canticis Canticorum. Al is het zaak dat deze voor geschreven geneugten zijn en gesproken van de heilige kerk van de glorieuze Maagd Maria, nochtans zo mag men ze ook spreken van de onbevlekte maagd heilige Clara en ook van haar heilige en openbare religie en orde. Deze maagd Clara, want zij is boven allen uitverkoren en door Heer Jezus Christus genomen tot een bruidegom en Hij heeft wederom zijn bruid gekroond met de kroon der onuitsprekelijke schoonheid hierboven in de eeuwigheid. Daarom dat die uitverkoren Heer Zich niet onverdienstelijk uitspreekt dat Hij deze voor beschreven woorden van Zijn bruid die Hij in het einde der wereld gekozen heeft uit duizenden alsof Hij zeggen wou:

"O, heilige maagd Clara, Mijn zuster, Mijn bruid, uw orde is een besloten hof, want zij is vruchtbaar. En u bent die verzegelde fontein in de hof, want die heerlijke tekens van uw deugden en de uitzendingen van uw planten als dat paradijs met de vruchten der appelen. Zo brengt gij tot mij rijpe vruchten vanwege uw vochtigheid en groenheid en heilige voortgang."

In deze hof zo groeien deze vruchten en groeien en bloeien en zonder ophouden zo rijpen zij en zij zijn de lieve bruidegom Jezus boven alle welriekende kruiden zeer bekwaam en zoet, want Hij spreekt:

"Ik ben neergeklommen in mijn hof om te zien de appels der dalen."

Want die appels van zijn lieve bruid Clara en haar vruchtbare vruchten zijn Hem zeer behaaglijk. Tot deze hof zo daalt de Heer dagelijks neer en beziet ze en voedt ze. En zodat die bloempjes - vanwege geen zorgvuldigheid - bederven en of vallen, zo behoudt de beminde Heer ze vanwege die tegenwoordigheid van zijn geestelijke vertroostingen. En deze hof is niet tevergeefs gesloten, want zij staat niet toe dat daar enige zondige of schandelijke dingen in gelaten worden. En zij is niet alleen met een ijzeren ring gesloten, maar ook van alle waarlijk en besmettend gezelschap is zij vreemd. En zij is ook ommuurd met hoge muren, dat is met aflaten en vergiffenis van zonden van bisschoppen, zodat men daar niet over klimmen zal en met zulke voorzienigheid is zij ook ompaald met hoge dennenbomen opdat zij niet lichtelijk met de wind der verleidingen bekrachtigd wordt. En deze hof is de verzegelde fontein die zonder aflaten vloeit van de berg Libanon. Want deze fontein is levendig en zij geeft de dorstige na haar dat leven en uit haar vloeien veel verzamelingen van rivieren en komen tezamen in een water, dat is dat de heilige orde over de hele wereld vermeerderd en verspreid wordt in welke orde zoveel kostbare parels blinken. En ook deze hemelse vrouwen gelijken welriekende leliën. Zo leren zij en instrueren lichtelijk veel ongeleerde en onwetende mensen. En alle droogte van het wereldlijke leven weggeworpen maken zij de hele wereld vochtig met hun heilige leven. En vanwege de brand van het minnen, zo maken zij zacht en vermurwen veel versteende harten van mannen en vrouwen tot penitentiën en tot de dienst van God.

Van Sinte Claren moeder Ortulana. Dat ander capittel

Aan desen voergenoemden hof soe was die heilighe vrouwe Ortulana die wercster ende een snelle bewaerster, metten naem ende metten wercken seer salichlijck ende vruchtbaer. Welcke vrouwe seer edel was van gheslachte, mer veel eeldere inder heilicheit, want als een goede boem heeft sij gebaert die geteykende fonteyne ende een rechtverdighe ende salige vrucht als Claren in deser werelt, die nu alder claerste blinct inden hemel.

Ortulana, die vleeschelijcke moeder van dit overscoen kint, was van edelen gheslachte van Assise geboren, ende haer man was een edel ridder ende oec haer beyden broeders. Ende hier |2rb| inder tijt waren sij overvloedich van aertschen rijcdomme, mer Ortulana - dat veel beeter was - was altijt sorchvoldich om rijck te worden in duechden, in geestelijcke vruchten ende om dat oncruyt uut haren hof te plucken. Al was sij gebonden inder echt, ende oeck sorge te dragen voer haer huysgesinne ende oec om die noetorsticheit des huys te besorghen, nochtans soe was sij na haer vermogen becommert met godlijcken diensten ende wrochte die wercken der bermherticheit, want sij begeerde nae alle haerre cracht die sonden uut te doen ende dat saet der duechden in haer ende ander menschen te planten ende te vermeerderen. Ende dicwile ginc sij te kercken om haer gebet te spreken; ende oec in haer selfs huys was sij dicwil alleen, becommerde haer met godlijcken dingen. |2va| Den weesen ende armen plach sij al visenteerende te hulpen te comen met grooter minnen ende medelijden van waerlijcker sorgen. Alst mogelijc was ende bi orlof van haren man plach sij haer dicke of te trecken; ende al waest dat sij - overmits die eerweerdicheit van haren man - ghecleet was met riddelijcken cleederen, nochtan soe bewaerde sij haer met alre naersticheit, dat haer herte daer niet af besmet en worde van binnen. Die woeninghe der wilder herten versmadese ende van die oneerlijcke fabulen ende spraken plach sij te vliën als van levenden venijn.

Ende als sij aldus altijt oec becommert was metter Passiën Ons Heeren ende altoos die in haer herte droech, soe begheerde sij met vierlijcker minnen, met al haer crachten die steden die gheheilicht waren metten duerbaren Bloede Christi, tegenwoerdelijc noch te versoeken. Ende noch de moetheit ende noch sorch\lijcheit |2vb| des weechs, noch die onsekerheit des gheselscaps, noch die teederheit haers lichaems, noch die edelheit des gheslachts, noch die waerdicheit des artschen gloriën en mocht haer minnende herte niet af trecken van haer opset, maer sij gaf haer blidelijc tot allen periculen ende sij voer over die zee metten pelgerims devotelijc te Heilighen Lande waert. Ende als sij die heilige steden versocht hadde, die God selver met Sijn heilighe voetstappen geheilicht hadde, soe is sij weder met bliscapen ghesont gecomen tot Assisen. Te hant ginc sij in Sinte-Michaëls kercke om daer te beden. Ende sij visenteerde met devociën te Roome die kercken der heiligher Appostelen ende oec ander heilighe steden der heiligen, met grooter innicheit ende bedructheit des herten versocht sij sonder oflaten.

Ende hoe grootelijc ende heilichlijc dese vrouwe Ortulana wanderde inden wech des Heeren en soude een corte sermoen niet uut spreken moghen te vollen |3ra|. Doen haer edel man gestorven was, versmaede sij dese warelt met allen haer cyerheit. Ende inden hof des Heeren beval sij haer in een strenghe bewaernisse haerre dochter. Ende aldus volherdende in den dienste Gods blencte sij met veel mirakelen. Ende doer die verdienten haers levens, soe es sij Gode bequame geweest.

Van Sint Clara ’s moeder Ortulana. Dat volgende kapittel.

Aan deze voorgenoemde hof zo was de heilige vrouw Ortulana de werkster en een snelle bewaarster met de naam en met de werken zeer gelukkig en vruchtbaar. Welke vrouw zeer edel was van geslacht, maar veel edeler in de heiligheid want als een goede boom heeft zij gebaard die verzegelde fontein en een rechtvaardige en gelukkige vrucht zoals Clara in deze wereld die nu aller helderst blinkt in de hemel.

Ortulana, de vleselijke moeder van dit over schone kind was van edel geslacht van Assisi geboren en haar man was een edele ridder en ook haar beide broeders. En hier in de tijd waren zij overvloedig van aardse rijkdommen, maar Ortulana - dat veel beter was - was altijd zorgvuldig om rijk te worden in deugden, in geestelijke vruchten en om dat onkruid uit haar hof te plukken. Al was zij gebonden in de echt en ook zorg te dragen voor haar huisgezin en ook om de nooddruft van het huis te bezorgen, nochtans zo was zij naar haar vermogen bekommerd met goddelijke diensten en wrocht de werken van de barmhartigheid want zij begeerde naar al haar kracht de zonden uit te doen en dat zaad der deugden in haar en andere mensen te planten en te vermeerderen. En dikwijls ging zij ter kerke om haar gebed te spreken en ook in haar eigen huis was zij dikwijls alleen en bekommerde zich met goddelijke dingen. De wezen en armen plag zij al visiterende te hulp te komen met grote minnen en medelijden van ware zorgen. Als het mogelijk was en bij verlof van haar man plag zij vaak te vertrekken en al was het dat zij - vanwege die waardigheid van haar man - gekleed was met ridderlijke klederen, nochtans zo bewaarde zij zich met alle naarstigheid zodat haar hart daar niet van besmet wordt vanbinnen. De woningen van de wilde harten versmaadde ze en van die oneerlijke fabels spreken plag zij te vlieden als van levend venijn.

En zoals zij aldus altijd ook bekommerd was met het lijden van onze Heer en altijd die in haar hart droeg zo begeerde zij met vurige minnen, met al haar krachten die plaatsen die geheiligd waren met het duurbaar Bloed Christus tegenwoordig nog te bezoeken. En nog de vermoeidheid en nog de zorgelijke weg, nog de onzekerheid van het gezelschap, nog de tederheid van haar lichaam, nog de edelheid van het geslacht, nog de waardigheid van de aardse gloriën mocht haar minnende hart niet aftrekken van haar opzet, maar zij gaf zich blijde tot alle gevaren over en zij voer over de zee met de pelgrims devoot tot het Heilige Land waart. En toen zij de heilige steden bezocht had die God zelf met Zijn heilige voetstappen geheiligd had zo is zij weer met blijdschap gezond gekomen te Assisi. Gelijk ging zij in Sint-Michaëls kerk om daar te bidden. En zij bezocht met devotie te Rome de kerk der heilige Apostelen en ook andere heilige plaatsen der heiligen, met grote innigheid en bedruktheid van het hart verzocht zij bijzondere aflaten.

En hoe groot en heilig deze vrouw Ortulana wandelde in de weg des Heren zou een korte preek niet ten volle uitspreken mogen. Toen haar edele man gestorven was versmaadde zij deze wereld met al haar sierlijkheid. En in de hof des Heren beval zij zich in een strenge bewaring van haar dochter. En aldus volhardend in de dienst God blonk zij uit met veel mirakels. En door die verdienste van haar leven zo is zij God bekwaam geweest.

Van die gheboerte der heiligher maget Clara, ende hoe sij met wonderlijcken teekenen voerboetscapt wort. Derde cappittel

"Een boem kentmen bij sijnre vruchten ende vanden boem wort die vrucht gepresen." Want die Heere sprect:

"Een goet boem en mach geen quade vruchten voert brenghen. In die wortel is voer gegaen die volheit der godlijcker gaven, opdat in dat telchkijn volgen soude die overvloedicheit der heilicheit.

Ende als dese heylighe vrouwe aldus beswaert was met vruchten, doen sij dese heilighe pelgrimagiën al gedaen hadde, soe was sij zeer bevreset voer perikel der vruchten |3rb| gelijck ander vrouwen. Ende om blijde verlossinghe soe badt sij altijt Onsen Heere Jhesum Christum. Ende doen sij op een tijt stont inder kercken ende was opt uuterste metten kinde ende sij badt vierichlijck den Heere om blijde verlossinghe, soe hoerde sij een stemme tot haer sprekende:

"En ontsiet u niet, o wijf! Ghij sult salichlijc een vrucht voertbrengen dat sal wesen een licht, dat alle de warelt claerheit verlichten sal."

Ende dit mirakel aensiende ende met bliscappen haer verwonderde ende van deser stemmen zeer wel vertroestende wesende, soe is sij thuys gegaen ende dancbaer ende loefde den Heere.

Ende doen die tijt quam, baerde sij een suver maechdekijn. Welc kint doet verboren wert metten heilighen doopsel, dede sijt noemen Clara, hopende vervult te werden - overmits die behaechlijcheit des godlijcke willes - die claerheit des beloefden lichts. Van welcker beloeften soe machmen |3va| claerlijc mercken hoe dat Clara wesen soude in haer leven, als sij aldus overmits die godlijcke gracie verclaert wert, noch wesende in haer moeders lichaem.

Van de geboorte der heilige maagd Clara en hoe zij met wonderlijke tekens tevoren geboodschapt wordt. Derde kapittel

"Een boom kent men bij zijn vruchten en van de boom wordt die vrucht geprezen." Want de Heer spreekt:

"Een goede boom mag geen kwade vruchten voortbrengen. In de wortel is voorgegaan de volheid van de goddelijke gaven zodat in dat twijgje de overvloed der heiligheid volgen zou.

En toen deze heilige vrouw aldus bezwaard was met vruchten, toen zij deze heilige pelgrimages al gedaan had zo was zij zeer bevreesd voor gevaar van de vrucht gelijk andere vrouwen. En om blijde verlossing zo bad zij altijd Onze Heer Jezus Christus. En toen zij op een tijd stond in de kerk en was op het uiterste met het kind en zij bad vurig de Heer om blijde verlossing zo hoorde zij een stem tot haar spreken:

"Ontzie u niet, o wijf! Gij zal zalig een vrucht voortbrengen en dat zal wezen een licht dat de hele wereld helder verlichten zal."

En dit mirakel aanziende en met blijdschap zich verwonderde en van deze stem zeer goed vertroost wezende zo is zij thuis gegaan en dankbaar en loofde de Heer.

En toen die tijd kwam baarde zij een zuiver maagdje. Welk kind toen het geboren werd met het heilig doopsel liet zij het noemen Clara, hopende vervuld te worden - vanwege de behaaglijkheid van de goddelijke wil - die helderheid van het beloofde licht. Van welke beloften zo mag men duidelijk merken hoe dat Clara wezen zou in haar leven toen zij aldus vanwege die goddelijke gratie verlicht werd, nog wezende in haar moeders lichaam.

Van haer heilighe ende loeflijcken conversacie in haers vaders huys. Dat IIII Cappittel

Als Clara aldus voert gecomen was in deser werelt, soe began sij bij tijts een schijnsel des toecomende lichts uut hare te gane geven. Ende in haer jonghe jaren sceen uut hare die rijpheit der seden. Ende als sij began te gaen aen stoelen ende bancken met haer teeder voetkijns, soe gaf sij haer uut teyken der edelheit, met wat verdienten sij hier na blincken soude voer Gode. Ende aldus wesende in haer kintsche jaren overmits rijpheit die sij hielt in haer seden, soe mochtmen mercken dat wat sonderlinghes in haer sculden was. Ende als die natuer gaf - overmits die godlijcke gracie - dat sij began te spreken ende |3vb| alleene te gaen, en liep sij niet doer der straten met anderen maechden, kallende, ydelijc sprekende, noch oec in dans spelen en verblijde sij haer niet. En sij en bedreef niet kintschelijcx in haren wercken, mer sij vloet van alle waerlijcke gheselscap als voerden venijnden doot. Ende aldus was sij altijt naerstich om haer selven te bewaren met alle haer crachten. Sij was zeer stille van woerden, ende en woude niet horen na onnutte fabulen ende redenen. Ende als sij hoerde haer ghebueren maechden singhen weerlijcke liedekijns daer vloet sij van, merckende dat daer veel quaets van onsuverheit des vleeschs of mocht comen. Sij was oec zeer scamel ende altijt sorchvoldich met blosender verwen. Ende aldus wanderende onder haer ouders ende vrienden ende magen onbegrijpelijc ende onberuspelijc, soe was sij zeer van hem allen gemint. Sij was oec ghehoersam tot allen geboden die godlijc waren. Ende dat plach sij willichlijc |4ra| met blijden moede te volbringhen. Ende sij en plach niet te vraghen als die kinderen pleghen: "Wil ic dit oft dat doen?", noch sij en was nyemant moeylijc van hare wegen. Ende al wort sij versproken, sij en plach haer niet te onsculdigen, ende oec nyemant anders te belasten, noch oec op yemant quaet vermoeden, noch oec yet quaets aen te bringen vanden huysgesinne, tot haer ouders. Ende alle dinc plach sij ten besten te keeren.

Aldus was sij zeer liefgetal vanden huysgesinne ende sij eerde haer alle als haer vrouwe, al was sij jonc van jaeren. Ende met grooter blijdelijcker begeerten begeerde sij haer moeder altijt na te volgen, als sij ter kercken ginc, ende was altijt gaerne tegenwoerdich inder messen ende ander godlijcke dienste. Ende sij plach haer handekijns in een teken der devociën te samen te vouwen ende haer knyën te buygen, ende |4rb| haer oechkijns neder te slaen inder aerden. Ende soe blef sij onbeweechlijc biddende, als dat diese aensagen meenden meer dat een belt geweest hadde dan een levende persoen. Ende die heylige vrouwe Ortulana, een plant alre duechden, began altijt haer geminde kint Clara te loeven ende te instruëren ende vochtich te maken inder vreesen Gods ende inder minnen Gods. Ende als sij aldus metten Heiligen Geest vervult was - overmits die naersticheit harer moeder - began vroech in haer te scijnen dat namaels in alle naciën openbaerlijc wort. Ende als sij met haer moeder vander kercken quam ende hadde dat woert Gods gehoert, soe plach sij haer moeder te vertellen - als een vroede bie - al dat sij goets ghehoert hadde ende leerde dat haer huysgesinne voert. Ende aldus eerst met leerender herten onfenc sij eerst van haer moeder die articulen des geloves. |4va| Ende overmits den Heilighen Geest van binnen leerende, scheen sij te wesen warachtelijc een puer vat ende een vat vol graciën.

Van haar heilige en loffelijke conversatie in haar vaders huis. Dat IIII Kapittel.

Toen Clara aldus voortgekomen was in deze wereld zo begon zij bijtijds een schijnsel van toekomend licht uit haar te gaan geven. En in haar jonge jaren scheen uit haar de rijpheid der zeden. En toen zij begon te gaan aan stoelen en banken met haar tedere voetjes zo gaf zij uit haar tekens van edelheid met welke verdiensten zij hierna blinken zou voor God. En aldus wezend in haar kindse jaren vanwege rijpheid die zij behield in haar zeden zo mag men merken dat er wat bijzonders in haar schuilde. En toen de natuur gaf - vanwege die goddelijke gratie - dat zij begon te spreken en alleen te gaan liep zij niet door de straten met andere maagden, teuten, zinloos sprekende, nog ook in dans spelen verblijdde zij zich niet. En zij bedreef niets kinds in haar werken, maar zij vloog van alle wereldlijk gezelschap zoals voor de venijnige dood. En aldus was zij altijd vlijtig om zichzelf te bewaren met al haar krachten. Zij was zeer stil van woorden en wou niet horen naar onnutte fabels en redenen. En als zij hoorde haar buren maagden zingen wereldse liedjes daar vloog zij van, merkte dat daar veel kwaad van onzuiverheid des vlees van mocht komen. Zij was ook zeer ingetogen en altijd zorgvuldig met blozende kleuren. En aldus wandelde ze onder haar ouders en vrienden en verwanten onbegrijpelijk en onberispelijk, zo was zij zeer van hen allen bemind. Zij was ook gehoorzaam tot alle geboden die goddelijk waren. En dat plag zij gewillig met blij gemoed te volbrengen. En zij plag niet te vragen zoals de kinderen plegen: "Wil ik dit of dat doen?", nog zij was niemand moeilijk vanwege haar. En al wordt zij gescholden, zij plag zich niet te verontschuldigen en ook niemand anders te belasteren, nog ook van iemand kwaad te vermoeden, nog ook iets kwaads aan te brengen van het huisgezin tot haar ouders. En alle dingen plag zij ten beste te keren.

Aldus was zij zeer bemind van het huisgezin en zij eerden haar alle als hun vrouw, al was zij jong van jaren. En met grote blijde begeerten begeerde zij haar moeder altijd na te volgen als zij ter kerke ging en was altijd graag tegenwoordig in de mis en andere goddelijke diensten. En zij plag haar handjes in een teken van devotie tezamen te vouwen en haar knieën te buigen en haar oogjes neer te slaan ter aarde. En zo bleef zij onbeweeglijk bidden, allen die haar aanzagen meenden dat het meer een beeld geweest was dan een levend persoon. En de heilige vrouw Ortulana, een plant van alle deugden, begon altijd haar geminde kind Clara te loven en te instrueren en vochtig te maken in de vrees God en in der minne van God. En toen zij aldus met de Heilige Geest vervuld was - vanwege die vlijt van haar moeder - begon vroeg in haar te schijnen dat later in alle naties openbaar wordt. En toen zij met haar moeder van de kerk kwam en dat woord Gods gehoord had zo plag zij haar moeder te vertellen - als een verstandige bij - alles dat zij goed gehoord had en leerde dat haar huisgezin voort. En aldus eerst met lerend hart ontving zij eerst van haar moeder de artikels van het geloof. En vanwege de Heilige Geest van binnen lerend scheen zij waarachtig te wezen een puur vat en een vat vol gratiën.

Hoe dat Clara in haere joecht ontfermhertich was den armen. Dat V capittel

Hier na als Clara meere verstans began te crigen ende volleert was van haer moeder inder vreesen Gods ende gecroent metter cierheit der doechden ende der seden, soe was sij sonderlinghe verciert met drie peerlen der doechden: sij was medelijden inden gebreeken der armen, sij was volstandich inden gebede ende sober ende strenge haer eyghen lichaem. Sij reicte alte garne haer handen totten armen, ende van die overvloedicheit haers huys soe vervulde sij die ghebreken veel armer menschen. Sij rekende datmen den armen groot onrecht dede als men hen biddende niet en gaf aelmoesenen. Ende als men den armen niet en gaf ende lietse gaan, soe was sij seer |4vb| droevich. Ende steelwijs plach sij die brooden te nemen ende stucken te snyden ende plach altijt bereyt te wesen selver of duer ander luyden den armen te deylen. Ende op dat haer sacrificie Gode gracioser ende bequamer mochte sijn, soe plach sij haer lichaem selver te ontrecken die lecker spijse ende plach daer mede te vermaken den armen weeskijns. Ende dat sij metten wercken niet doen en mochte, dat plach sij voer Gode altijt te volbringhen metter goeder gunsten. Aldus van haer joncheit wies die ontfermherticheit met haer op ende hadde altijt een medelijdende herte totten armen menschen.

Hoe Clara in haar jeugd ontferming had voor de armen. Dat V kapittel.

Hierna toen Clara meer verstand begon te krijgen en volleerd was van haar moeder in vrees Gods en gekroond met de sierlijkheid der deugden en de zeden zo was zij bijzonder versierd met drie parels der deugden: zij was medelijdend in de gebreken van de armen, zij was volstandig in de gebeden en sober en streng voor haar eigen lichaam. Zij reikte al te graag haar handen tot de armen en van de overvloed van haar huis zo vervulde zij de gebreken van veel arme mensen. Zij rekende dat men de armen groot onrecht deed als men hen biddende geen aalmoezen gaf. En als men de armen niets gaf en liet ze gaan dan was zij zeer droevig. En steelsgewijs plag zij die broden te nemen en stuk te snijden en plag altijd bereid te wezen zelf of door andere lieden de armen te delen. En zodat haar opoffering God gracieuzer en beter mocht zijn zo plag zij haar lichaam zelf te ontnemen die lekkere spijs en plag daarmee te vermaken de armen weesjes. En dat zij met de werken niet doen mocht dat plag zij voor God altijd te volbrengen met goede gunsten. Aldus van haar jeugd groeide de ontferming met haar op en had altijd een medelijdend hart tot de arme mensen.

Hoe dat Clara bijtijts alleen begeerde te wesen ende te beden. Dat VI capittel

Si hadde altijt in haer herte voer een vrient die leeringe der heiliger orden ende daer in studerende plach sij dicwil een heilich leven te wercken. Ende want sij geen teykenen en hadde om haer pater noster aen te spreken, soe hadde sij een |5ra| vergaderinge van steenkens; daer plach sij Gode haer ghebedekens aen te tellen. Ende als haer huysgesin somtijt uutliepen te dansen ende te singen, soe was Clara satich inden Heere ende plach haer te bergen in die heimelijcste stede vanden huyse. Want sij voelde wel dat in die vergaderinge der menschen buten niet bequaem en was te beden, mer int heimelijcke plach sij Gode altijt aen te beden. Haer docht dat sij die salicheit harer zielen vant, want als sij heymelicke steden conste vinden die tot beden bequaem waren. Sij wiste wel oec dat niet alleen dat gebet metter stemmen, mer dat metter herten gesciet, Gode bequaem was. Ende soe plach sij te beden Gode niet te vergeefs, mer betrouwende, ende overmits hoop te vercrigen plach sij oec hulp der heiligen te soeken. Ende aldus stortte sij met vieriger begheerten voer Gode haer gebet dat puer was. Sij hielt haer oec altijt vremt na hare macht van alle waerlijcke geselschap. Mer |5rb| waer datmen van godlijcke sprac, daer mengede sij haer blijdelijc mede.

Ende aldus soe wies sij op - overmits die godlijcke goetheit - vierigher begheerten tot Jhesum, haren lieven Brudegoem. Ende sij began alleencken na die honichvloeyende godlijcken drancken soe te dorstigen, soe dat haer walchde van die blijscap der waerlijkcker eeren. Ende als sij aldus die werelt eere versmaedde met haer sierheit, soe began haer te roeren die prekel der minnen. Ende sij seyde dat alle dese sierheit deser werelt verganckelijc waer. Sij wist oec wel dattet met ogenblijc tijts verginc dat een mensce inder warelt verblijden mochte, mer het waer ewich datter pijnigen soude hier na.

Hoe dat Clara bijtijds alleen begeerde te wezen en te bidden. Dat VI kapittel

Ze had altijd in haar hart voor een vriend de lering van de heilige orde en daarin studerend plag zij dikwijls een heilig leven te bewerken. Want zij had geen tekens om haar rozenkrans aan te spreken zo had zij een verzameling van steentjes; daar plag zij God haar gebedjes aan te tellen. En als haar huisgezin somtijds uitliep om te dansen en te zingen dan was Clara verzadigd in de Heer en plag zich te verbergen in die heimelijkste plaats van het huis. Want zij voelde wel dat in die verzameling der mensen buiten het niet bekwaam was te bidden, maar in het heimelijke plag zij God altijd aan te bidden. Zij dacht dat zij de zaligheid van haar ziel vond als zij heimelijke plaats kon vinden die tot bidden geschikt was. Zij wist ook wel dat niet alleen dat gebed met de stem, maar dat het met het hart geschiedt God bekwaam was. En zo plag zij God niet tevergeefs te bidden, maar vertrouwend en vanwege hoop te krijgen plag zij ook hulp der heiligen te zoeken. En aldus stortte zij met vurige begeerten voor God haar gebed dat puur was. Zij hield zich ook altijd vreemd naar haar macht van alle wereldlijke gezelschap. Maar waar dat men van god sprak daar mengde zij zich blijde mede.

En aldus zo groeide zij op - vanwege de goddelijke goedheid - vurige begeerten tot Jezus, haar lieve bruidegom. En zij begon alleen naar die honing vloeiende goddelijke dranken zo te dorsten zodat het haar walgde van de blijdschap van de wereldlijk eer. En toen zij aldus die wereldse eer versmaadde met haar sierlijkheid zo begon bij haar die prikkel der minnen te roeren. En zij zei dat al deze sierlijkheid van deze wereld vergankelijk was. Zij wist ook wel dat het met ogenblik tijd verging dat een mens zich in de wereld verblijden mocht, maar het was eeuwig dat er komen zou hierna.

Hoe haer ouders haer wouden bestaden welcke sij wederstont. VII capittel

Ten laesten soe wouden haer ouders ende haer vrienden haer hijliken |5va| na haerder edelheit, mer sij en woudet geensins consenteeren. Mer sij sette after wert die sterflijcke bruloft ende sij beloefde Gode haer reynicheit. Ende haer vrienden gingen haer eerst met smeken om haer consent te crigen, ende daer na met dreyghen, mer sij en bedreven niet. Sij bat God altijt om bistant, ende alle troest sette sij inden Heere ende sij dochte dat menichsins over hoe sij dat of setten soude. Mer uut der heiliger scriftueren hoerde sij wel dat den Heere bequaem was al dat den vleesche moeyelijc was. Soe began sij haer selven altijt meer ende meer onder te worpen der strengheit der penitencie. Sij socht Dengenen Dien sij inder minnen gehilicht was ende woude Hem naerre comen overmits quellinghen haers vleischs. Mer om soe ontoech sij haer selven die smekinge des vleesch ende breyelde haer |5vb| selven met vasten ende sette after wert die overeten ende overdranc. Ende voert aen alst naertuerlijc was, soe plach sij te nuttigen die groefste spijse al heimelijc dattet dat huysgesin niet en mercte. Ende dicwile plach sij meer water te drincken dan ander dranck. Want sij hadden uten ewangelio vanden rijcken man wel ghehoert, die dagelijcx leckerlijc plach te eeten, dat hij was begraven inder hellen.

In sparicheit verblijde sij haer ende nauwelijc gaf sij haer natuere haer behoeflijcheit. Sij vant bereyde lagen des viants hier tegen, die sij sterckelijc wederstont. Sij versaecte die wellusten, opdat haer reynicheit niet becrafticht en soude werden. Sij versmaedde de rijcdomme, opdat haer oetmoedicheit te meere soude worden. Sij ontsach die ydele fabulen ende spraken, op dat haer warachticheit niet en soude besmet worden. Sij versaecte inder herten die warelt op dat haer |6ra| minnen niet vermindert en worde; ende hier om onder haer costelijc cleeder droech sij een haren cleet vol knopen, als Sinte Cecilia dede; dat droech sij verborghen. Ende sij blincte van buyten inder warelt, mer van binnen had sij Christum aengedaen. Sij versmaedde die warelt ende alle haer cierheit, ende studeerde Hem te wille te sijn Die een ondersoeker is alder herten. Ende met aldus danigen lovelike tobevelingen soe waren die ierste vruchten der doechden ende die voerboden der heilicheit van deser jonger planten Clara.

Aldus soe roec sij suet - overmits deser salven der doechden - als een apoteeck alre welrukender cruden. Ende uut den monde harer ghebueren plagen haer goede wercken geopenbaert te worden, al en wist sij des niet. Ende die faem ende dat rumoer van haer heilicheit wert aldus verspreit onder dat volc.

Hoe haar ouders haar wilden uitbesteden wat zij weerstond. VII kapittel.

Tenslotte zo wilden haar ouders en haar vrienden haar uithuwen naar haar edelheid, maar zij wou het geenszins toestaan. Maar zij verzette zich daarna tegen die sterfelijke bruiloft en zij beloofde God haar reinheid. En haar vrienden gingen haar eerst smeken om haar toestemming te krijgen en daarna met dreigen, maar zij bedreven niets. Zij bad God altijd om bijstand en alle troost zette zij in de Heer en zij dacht er menigmaal over hoe zij dat zetten zou. Maar uit de heilige schriften hoorde zij wel dat het de Heer bekwaam was alles dat het vlees moeilijk is. Zo begon zij zichzelf altijd meer en meer te onderwerpen aan de strengheid van de penitentie. Zij zocht Diegene die zij in de minnen geheiligd was en wou Hem na komen vanwege kwelling van haar vlees. Maar daarom zo onttrok zij zichzelf het smeken van het vlees en bereidde zichzelf met vasten en zette daarna weg dat overeten en overdrinken. En voortaan zoals het natuurlijk was zo plag zij te nuttigen die grofste spijzen geheel heimelijk zodat het huisgezin dat niet merkte. En dikwijls plag zij meer water te drinken dan andere drank. Want zij had uit het evangelie van de rijke man wel gehoord die dagelijks lekker plag te eten dat hij was begraven in de hel.

In spaarzaamheid verblijdde zij zich en nauwelijks gaf zij haar natuur haar behoefte. Zij vond bereide hinderlagen van de vijand hiertegen die zij sterk weerstond. Zij verzaakte de wellust zodat haar reinheid niet verkracht zou worden. Zij versmaadde de rijkdom opdat haar ootmoedigheid te meer zou worden. Zij ontzag de ijdele fabels en spraken opdat haar waarachtigheid niet besmet zou worden. Zij verzaakte in het hart de wereld opdat haar minne niet verminderd werd en droeg daarom onder haar kostbare klederen een haren kleed vol knopen zoals Sint Cecilia deed; dat droeg zij verborgen. En zij blonk van buiten in de wereld, maar van binnen had zij Christus aangedaan. Zij versmaadde de wereld en al haar sierlijkheid en studeerde om Hem ter wille te zijn die een onderzoeker is van alle harten. En met al dusdanige loffelijke aanbevelingen zo waren de eerste vruchten der deugden en de voorboden der heiligheid van deze jonge plant Clara.

Aldus zo rook zij zoet - vanwege deze zalven der deugden - zoals een apotheek van alle welriekende kruiden. En uit de mond van haar buren plagen haar goede werken geopenbaard te worden, al wist zij dat niet. En die faam en dat rumoer van haar heiligheid werd aldus verspreid onder dat volk.

Hoe haer ouders haer wouden bestaden welcke sij wederstont. VII capittel

Ten laesten soe wouden haer ouders ende haer vrienden haer hijliken |5va| na haerder edelheit, mer sij en woudet geensins consenteeren. Mer sij sette after wert die sterflijcke bruloft ende sij beloefde Gode haer reynicheit. Ende haer vrienden gingen haer eerst met smeken om haer consent te crigen, ende daer na met dreyghen, mer sij en bedreven niet. Sij bat God altijt om bistant, ende alle troest sette sij inden Heere ende sij dochte dat menichsins over hoe sij dat of setten soude. Mer uut der heiliger scriftueren hoerde sij wel dat den Heere bequaem was al dat den vleesche moeyelijc was. Soe began sij haer selven altijt meer ende meer onder te worpen der strengheit der penitencie. Sij socht Dengenen Dien sij inder minnen gehilicht was ende woude Hem naerre comen overmits quellinghen haers vleischs. Mer om soe ontoech sij haer selven die smekinge des vleesch ende breyelde haer |5vb| selven met vasten ende sette after wert die overeten ende overdranc. Ende voert aen alst naertuerlijc was, soe plach sij te nuttigen die groefste spijse al heimelijc dattet dat huysgesin niet en mercte. Ende dicwile plach sij meer water te drincken dan ander dranck. Want sij hadden uten ewangelio vanden rijcken man wel ghehoert, die dagelijcx leckerlijc plach te eeten, dat hij was begraven inder hellen.

In sparicheit verblijde sij haer ende nauwelijc gaf sij haer natuere haer behoeflijcheit. Sij vant bereyde lagen des viants hier tegen, die sij sterckelijc wederstont. Sij versaecte die wellusten, opdat haer reynicheit niet becrafticht en soude werden. Sij versmaedde de rijcdomme, opdat haer oetmoedicheit te meere soude worden. Sij ontsach die ydele fabulen ende spraken, op dat haer warachticheit niet en soude besmet worden. Sij versaecte inder herten die warelt op dat haer |6ra| minnen niet vermindert en worde; ende hier om onder haer costelijc cleeder droech sij een haren cleet vol knopen, als Sinte Cecilia dede; dat droech sij verborghen. Ende sij blincte van buyten inder warelt, mer van binnen had sij Christum aengedaen. Sij versmaedde die warelt ende alle haer cierheit, ende studeerde Hem te wille te sijn Die een ondersoeker is alder herten. Ende met aldus danigen lovelike tobevelingen soe waren die ierste vruchten der doechden ende die voerboden der heilicheit van deser jonger planten Clara.

Aldus soe roec sij suet - overmits deser salven der doechden - als een apoteeck alre welrukender cruden. Ende uut den monde harer ghebueren plagen haer goede wercken geopenbaert te worden, al en wist sij des niet. Ende die faem ende dat rumoer van haer heilicheit wert aldus verspreit onder dat volc.

Hoe haar ouders haar wilden uitbesteden wat zij weerstond. VII kapittel.

Tenslotte zo wilden haar ouders en haar vrienden haar uithuwen naar haar edelheid, maar zij wou het geenszins toestaan. Maar zij verzette zich daarna tegen die sterfelijke bruiloft en zij beloofde God haar reinheid. En haar vrienden gingen haar eerst smeken om haar toestemming te krijgen en daarna met dreigen, maar zij bedreven niets. Zij bad God altijd om bijstand en alle troost zette zij in de Heer en zij dacht er menigmaal over hoe zij dat zetten zou. Maar uit de heilige schriften hoorde zij wel dat het de Heer bekwaam was alles dat het vlees moeilijk is. Zo begon zij zichzelf altijd meer en meer te onderwerpen aan de strengheid van de penitentie. Zij zocht Diegene die zij in de minnen geheiligd was en wou Hem na komen vanwege kwelling van haar vlees. Maar daarom zo onttrok zij zichzelf het smeken van het vlees en bereidde zichzelf met vasten en zette daarna weg dat overeten en overdrinken. En voortaan zoals het natuurlijk was zo plag zij te nuttigen die grofste spijzen geheel heimelijk zodat het huisgezin dat niet merkte. En dikwijls plag zij meer water te drinken dan andere drank. Want zij had uit het evangelie van de rijke man wel gehoord die dagelijks lekker plag te eten dat hij was begraven in de hel.

In spaarzaamheid verblijdde zij zich en nauwelijks gaf zij haar natuur haar behoefte. Zij vond bereide hinderlagen van de vijand hiertegen die zij sterk weerstond. Zij verzaakte de wellust zodat haar reinheid niet verkracht zou worden. Zij versmaadde de rijkdom opdat haar ootmoedigheid te meer zou worden. Zij ontzag de ijdele fabels en spraken opdat haar waarachtigheid niet besmet zou worden. Zij verzaakte in het hart de wereld opdat haar minne niet verminderd werd en droeg daarom onder haar kostbare klederen een haren kleed vol knopen zoals Sint Cecilia deed; dat droeg zij verborgen. En zij blonk van buiten in de wereld, maar van binnen had zij Christus aangedaan. Zij versmaadde de wereld en al haar sierlijkheid en studeerde om Hem ter wille te zijn die een onderzoeker is van alle harten. En met al dusdanige loffelijke aanbevelingen zo waren de eerste vruchten der deugden en de voorboden der heiligheid van deze jonge plant Clara.

Aldus zo rook zij zoet - vanwege deze zalven der deugden - zoals een apotheek van alle welriekende kruiden. En uit de mond van haar buren plagen haar goede werken geopenbaard te worden, al wist zij dat niet. En die faam en dat rumoer van haar heiligheid werd aldus verspreid onder dat volk.

Hoe haer Sinte Franciscus vermaende dat sij de warelt ende haer cierheit laten soude. Dat IX cappittel

Sinte Franciscus die vermaende haer ende tronede tot die versmaetheit deser warelt; ende met levender reden bewijsende dat die hoepe deser warelt waer bedriechlijc ende dorre; ende hij toende haer dat die gheluclijcheit van deser warelt met valscher vruechden over gaet, want haer glorie is |7ra| als een bloeme inden velde, die een corte tijt vrolijck staet, ende gheringhe soe valt sij of ende wort dan van elc mensce onder voet getreden. Hij precte haer van die suete bruloften Christi ende seyde dat sij die margarite der maechdelijcker reynicheits bewaren soude tot behoef des Hemelscen Brudegoems, Wiens minne getogen hevet mensce te worden om ons te verlossen. Ende met vierighen sermoene ende met grooter begeerten des vollen bekeerincs soe leerde hij sijn uutvercoren discipulinne ende seide met hoe groter hopen ende eeren die onbevlecte maechdekijns blincken inden hemel voerden Oversten Coninc. Ende aldus began die heilighe vader Franciscus als een trouwe bode des Heeren sorchvoldichlijc te wercken. Ende te hant crech hij consent deser heiliger maget Clara, want daer en es geen vertoevinge int leere daer die Heilighe Geest Die meester is. Haer wert |7rb| te hant open gedaen dat ghesiechte der ewiger vruechden, overmits welc haer die warelt soude versmaet wesen. Ende dat sij tot dier vruechden begeeren soude te comen daer haer die hemelsche bruloften souden bereyt wesen doer die bernende begheerte haer geminden.

Ende als sij aldus metten hemelschen vier ontsteken was, soe versmaede sij al heel die glorie des artscen ydelheits, alsoe dat niet van die smekinge der warelt in haer begeerte stede mochte vinden. Ende sij vreesde ende ontsach die vuylicheit des vleesch ende die aersche bruloften ende sij begeerde alleen van haren lichaem Gode eenen tempel te maken. Ende hoe sij verdienen mochte totter hemelscher bruloften genaken des Ewighen Conincs, nu soe |7va| sette sij in haer herte den raet des heilighen Francisci tot enen.

Ende haer ziele hinc alleen aen sijn vruchtbaer ende vierige vermaningen. Ende met vieriger herten ontfenck sij vanden goeden Jhesum al dat hij haer predicte metten woerden. Ende want die duechden inder crancheit volmaect wort, so woude Franciscus proven haren stantaftigen geest ende hij vraechde haer oft sij onderdanich woude sijn. Sij antwoerde:

"Ic bin bereet tot alle herdicheit ende strengheit."

Hij sprac:

"Lieve suster, daer en sal nyemant ghecroent worden, ten sij dat hij mannelijcken strijdet. Ende op dat ic uwen stantaftigen geest wil sterckelijc proeven, soe moet ghij te hant eenen sack aen trecken ende gaen tot Assisen van door tot dore om u broot te bidden."

Dat dede sij willichlijc ende volbrachte dat. Ende met die godlijcke leydinghe soe quam sij weder om thuys, onbekent die te voren van allen menschen bekent was.

Hoe Sint Franciscus haar vermaande dat zij de wereld en haar sierlijkheid verlaten zou. Dat IX kapittel.

Sint Franciscus die vermaande haar en toonde die versmaadheid van deze wereld en met levende reden bewees dat de hoop van deze wereld bedrieglijk en dor was en hij toonde haar dat het geluk van deze wereld met valse vreugde over gaat want haar glorie is als een bloem in het veld die een korte tijd vrolijk staat en gering zo valt zij af en wordt dan van elk mens onder de voet getreden. Hij preekte haar van de lieve bruiloft Christus en zei dat zij de parel der maagdelijke reinheid bewaren zou tot behoefte van de Hemelse Bruidegom Wiens minne getoond heeft mens te worden om ons te verlossen. En met vurige preken en met grote begeerten van de volle bekering zo leerde hij zijn uitverkoren discipel en zei met hoe grote hoop en eer de onbevlekte maagd uitblonk in de hemel voor de Hoogste Koning. En aldus begon de heilige vader Franciscus als een trouwe bode der Heer zorgvuldig te werken. En gelijk kreeg hij toestemming van deze heilige maagd Clara, want daar is geen vertoeven in de leer daar de Heilige Geest de meester is. Haar werd gelijk opengedaan dat gezicht der eeuwige vreugde waarom vanwege haar de wereld versmaad zou wezen. En dat zij tot die vreugde begeren zou te komen daar haar de hemelse bruiloft bereid zou wezen door de brandende begeerte van haar geminde.

En toen zij aldus met het hemelse vuur ontstoken was zo versmaadde zij al geheel de glorie van de aardse ijdelheid alzo dat niets van het smeken van de wereld in haar begeerte plaats mocht vinden. En zij vreesde en ontzag de vuilheid van het vlees en de aardse bruiloft en zij begeerde alleen van haar lichaam een tempel Gods te maken. En hoe zij verdienen mocht om tot de hemelse bruiloft genaken de Eeuwige Koning zo zette zij in haar hart de raad van de heilige Franciscus tot een.

En haar ziel hing alleen aan zijn vruchtbare en vurige vermaningen. En met vurig hart ontving zij van de goede Jezus alles dat hij haar preekte met het woord. Want de deugden worden in de ziekte volmaakt en zo wou Franciscus haar standvastige geest beproeven en hij vroeg haar of zij onderdanig wou zijn. Zij antwoordde:

"Ik ben bereid tot alle hardheid en strengheid."

Hij sprak:

"Lieve zuster, daar zal niemand gekroond worden, tenzij dat hij mannelijk strijdt. En op dat ik uw standvastige geest sterk wil beproeven zo moet gij gelijk een zak aantrekken en gaan tot Assisi van deur tot deur om uw brood te bidden."

Dat deed zij gewillig en volbracht dat. En met die goddelijke leiding zo kwam zij wederom thuis, onbekend die tevoren van alle mensen bekend was.

Hoe dat Clara doer |7vb| vermaningen Sinte Francisci ginc ter kercken opten palmdach. Dat X capittel.

Haestlijc met bliden moede quam sij tot Franciscum. Ende hij, om dat die spiegel des onbevlecten herten voert meer metten vulnis der warelt niet en souden worden besmet ende metten sonden des waerliken levens bevlect, soe haeste hij als een goet herder om Claram uut te leiden vanden beet der wolven ende van deser duyster warelt al heel haere te vervremden.

Soe was aenstaende die hoechtijt vanden palm dach ende die maget quam met vierighen begeerten tot hem ende vraechde van haer bekeringe hoe ende wanneer dattet bequaem sou wesen dat te volbringhen. Sinte Franciscus geboet haer dat sij comen soude opten palmdach te kercken geciert costelijc ende bequaem metten menichten vanden volc om palm te halen metten anderen. Ende dan dat sij des nachts daer na uuten casteel soude gaen, ende dat sij die waerlijcke vruechde verkeeren soude in medeliden ende screyen der passiën Ons Heeren Jhesu Christi. |8ra|

Doen die sondach aen quam, soe ghinc dese maget daer onder die scaren der vrouwen zeer costelijc blinckende ende verciert, vechtende tegen den duvel als Judith tegen Olifernen, ende quam soe inder kercken. Daer ghesciede een wonderlijc ende waerdich dinc. Want doen alle dat volc liep om die palmen te halen, soe bleef Clara, die heilighe maget, alleen op haer stede, van grooter scaemten ende maechdelijcke scamelheit root wesende inden aensichte.

Doen ginc die bisscop of vander trappen ende quam tot haer ende gaf haer die palm, met sijn eyghen handen, welc sij zeer waerdelijc ende devotelijc ontfinc.

Hoe dat Clara door vermaningen van Sint Franciscus te kerk ging op Palmzondag. Dat X kapittel.

Haastig en met blij gemoed kwam zij tot Franciscus. En hij, omdat die spiegel van het onbevlekte hart voortaan niet meer met het vuilnis der wereld zou worden besmet en met de zonden van het wereldlijke leven bevlekt zo haastte hij zich als een goede herder om Clara uit te leiden van de beet der wolven en van deze duistere wereld heel haar geheel te vervreemden.

Zo was aanstaande de hoogtijdag van de Palmzondag en de maagd kwam met vurige begeerten tot hem en vroeg van haar bekering hoe en wanneer dat het bekwaam zou wezen dat te volbrengen. Sint Franciscus gebood haar dat zij komen zou op de Palmzondag te kerk en kostbaar versierd en bekwaam met de menigte van het volk om palmen te halen met de anderen. En dan dat zij ‘s nachts daarna uit het kasteel zou gaan en dat zij die wereldlijke vreugde veranderen zou in medelijden en schreien van het lijden van Onze Heer Jezus Christus.

Toen die zondag aankwam zo ging deze maagd daar onder die scharen der vrouwen zeer kostbaar blinkend en versiert, vechtend tegen de duivel zoals Judith tegen Olifernus en kwam zo in de kerk. Daar geschiedde een wonderlijk en waardig ding. Want toen al dat volk liep om de palmen te halen zo bleef Clara, die heilige maagd, alleen op haar plaats van grote schaamte en maagdelijke beschaamdheid en was rood in het aanzicht.

Toen ging de bisschop van de trappen af en kwam tot haar en gaf haar de palm met zijn eigen handen wat zij zeer waardeerde en devoot ontving.

Hoe dat Sinte Clara quam des anderen daechs na palm dach tot Sinte Franciscum, ende alle dinc liet sij after; van welken voer dat altaer van Onser Vrouwen wort haer haer of gescoren. Dat XI capittel

Des nachts daer na doer dat ghebet des heiligen vaders soe bereyde sij haer totter begherlijcker vluchten, als uut Egipten in dat Lant van Beloeften. Soe ginc sij met een eerlijc geselscap. Sij en berade haer niet met haer vleyschelijcke vader, noch sij en bat haer moeder niet dat sijt |8rb| qualijcken naem of niet, mer sij nam voer haer dat sij daer mede haere ouders eerde als sij God begeerde te dienen. Ende sij wiste wel dat die ouders te eeren sijn, mer die Scepper es boven alle dinc voer te setten.

Doen sij aldus betrouwende inden Heere uuter doren niet en ginc daer sij plach uut te gaen, mer een ander die bestoept was met steen ende met houte, opende sij selver met wonderlijcker stercheit. Ende aldus versmadende haer huys ende haer vrienden ende maghen ende die glorie deser warelt, soe haeste sij haer te comen inder kercken tot Onser Vrouwen Porciuncula. Het meshaechde haer dicwil te siene te worden, want sij den Heere studerde te behaghen int heimelijc.

Doen sij quam totter steden die sij sochte, soe vant sij die broeders inden godlijcken dienste onledich. Welcke broeders - overmits vermaningen van haren vader - quamen opter selver uren daer om Clara te wachten ende sij ontfingense met groter blijscapen. Ende sij werp van haer die vullicheit van Babiloniën ende dat boec der wederspannicheit |8va| liet sij der warelt. Ende daer voerden outaer Onser Vrouwen inden handen der broederen soe liet sij af sceeren hoer haer, ende liet after haer sierheit. Sij woude mesmaect wesen der warelt, op dat sij den Heere Jhesum, Dien sij minde, behaechlijc mochte sijn.

Het en waer niet behoerlijc in eenigen anderen steden verwrect te worden die orden der bloeyender maechden int laeste der tijden dan in haer kercke, die de eerste ende alre waerdichste is, alleen maget ende moeder. Dit es die sael inden welcken overmits salicheit der menschen die nuwe ridderscap der armen daer Sinte Franciscus die leytman of was, haer beginsel ontfinc, op dattet openbaerlijc getoent worde dat die Moeder der Ontfermherticheit beyde die orden der mannen ende der vrouwen in haer kercke hadde gewonnen. Ende als Clara aldus voerden outaer der glorioser Maget Mariën had ontfangen die teykenen der penitenciën, ende was mesmaect der warelt, mer Christo, den Heere Die sij getrouwet, was sij suverlijc, soe wort sij geleit in een ander abijt van Sinte Franciscus tot Sinte Pauwels kerc daer die susteren van Sinte Benedictus' oerden |8vb| in woenden, dat sij daer soude bliven ter tijt toe dat die overste Heere wat anders met haer doen woude.

Hoe dat Sint Clara de volgende dag na Palmzondag tot Sint Franciscus kwam en alle ding liet zij na; van haar wordt voor dat altaar van Onze Vrouw het haar afgeschoren. Dat XI kapittel.

‘s Nachts daarna door dat gebed van de heilige vader zo bereidde zij zich tot de begeerlijke vlucht, zoals uit Egypte in dat Land van Belofte. Zo ging zij met een fatsoenlijk gezelschap. Zij beraadde zich niet met haar vleselijke vader, nog zij bad haar moeder niet dat zij het kwalijk namen of niet, maar zij nam zich voor dat zij daarmee haar ouders eerde als zij God begeerde te dienen. En zij wist wel dat de ouders te eren zijn, maar de Schepper is boven alle dingen voor te zetten.

Toen zij aldus vertrouwde in de Heer ging ze niet uit de deur daar zij plag uit te gaan, maar een andere die een stoep had van steen en met hout en die zij zelf opende met wonderbaarlijke sterkte. En aldus versmaadde ze haar huis en haar vrienden en verwanten en de glorie van deze wereld, zo haastte zij zich te komen in de kerk tot Onze Vrouw Porciuncula. Het mishaagde haar dikwijls gezien te worden want zij de Heer studeerde te behagen in het heimelijke.

Toen zij kwam tot de plaats die zij zocht zo vond zij de broeders in de goddelijke dienste onledig. Welke broeders - vanwege vermaningen van haar vader - kwamen op dezelfde uren daar om op Clara te wachten en zij ontving ze met grote blijdschap. En zij wierp van haar de vuilheid van Babylonië en dat boek der weerspannigheid liet zij de wereld. En daar voor het altaar van Onze Vrouw in de handen der broederen zo liet zij afscheren heur haar en liet na haar sierlijkheid. Zij wou mismaakt wezen voor de wereld zodat zij de Heer Jezus, die zij minde, behaaglijk mocht zijn.

Het was niet behoorlijk in enige andere plaatsen opgewekt te worden in de orde der bloeiende maagden in het laatste der tijden dan in haar kerk die de eerste en aller waardigste is, alleen maagd en moeder. Dit is de zaal waarin vanwege zaligheid der mensen die nieuwe ridderschap der armen daar Sint Franciscus de leidsman van was en haar begin ontving zodat het openbaar getoond werd dat de Moeder der Ontferming beide die orden der mannen en de vrouwen in haar kerk had gewonnen. En toen Clara aldus voor het altaar van de glorieuze Maagd Maria die tekens der penitentiën had ontvangen en was mismaakt voor de wereld, maar Christus, de Heer Die zij getrouwd was, was zij zuiver, zo wordt zij geleid in een ander habijt van Sint Franciscus tot Sint Paulus kerk daar de zusters van Sint Benedictus orde in woonden dat zij daar zou blijven tot de tijd toe dat de overste Heer wat anders met haar doen wou.

Hoe dat Sinte Claren vrienden ende magen aerbeyden om haer van haer goede opset te trecken met smekingen ende met dreygen. Dat XII capittel

Doen dat rumoer quam voer die vrienden ende maghen Claren ende wouden met gestoerden moede dat opset der maget te niet maken. Ende sij vergarderden in een ende quamen totter steden daer sij was ende pijnden hem met gewelde ende met smeken ende venijnden rade te doen dat sij niet volbringen en mochten, ende spraken dat sij haer ofttrecken soude vander snoetheit welc haer geslachte niet en betaemde, noch sulken exempel niet en waer onder alle haer geslachte. Mer sij had horen lesen dattet Rijcke Gods cracht lijdet ende diegeen die hem selven cracht aen doen, die ontfaen dat.

Aldus soe greep sij die dwale vanden outaer inden hant ende maecte bloet haer hoef ende liet dat haer haer vervolgers sien. Ende sij sprac tot hem allen:

"Al ist dat ic hier voertijts scoen van aensiecht heb geweest ende heerlijc van staturen naden lichaem ende edel nader werelt, soe wil ic nu aerbeyden om mijnen brudegoem Jhesum te |9ra| behagen ende mijn scoenheit te offeren. Ende daer om en bin ic in gheenre wijs af te trecken van mijnen opsette."

Haer gemoede, dat wies altijt meer ende oec die wreetheit harer vervolgers worde altijt stercker ende haer minne meer inden aenvechtingen harer magen.

Als sij aldus veel daghen gheleden hadde beletsel inden weghe Gods, soe en es sij overmits dreyghen harer vervolgers niet geleden van haer heilige opset, noch haer viericheit en es niet ghelesschet, noch vercout. Mer onder den haet ende lasterlijcke woerden harer maghen vermaecte sij haer gemoede totter hopen, alsoe lange dat haer maghen ende vrienden mistroestich worden ende van daer gingen, ende en hadden niet bedreven. Hier en binnen - een weynich tijts daer na - soe ginc sij inder kercken des Heilighen Ingels van Panso.

Hoe dat Sint Clara vrienden en verwanten arbeiden om haar van haar goede opzet te trekken met smeken en met dreigen. Dat XII kapittel.

Toen dat gerucht kwam voor de vrienden en verwanten van Clara wilden die met verstoord gemoed de opzet der maagd te niet maken. En zij verzamelden ineen en kwamen tot de plaats daar zij was en pijnigden hen met geweld en met smeken en venijnige raad te doen dat zij het niet volbrengen mocht en spraken dat zij haar aftrekken zouden van de snoodheid wat haar geslacht niet betaamde, nog zulk voorbeeld er niet was onder al haar geslacht. Maar zij had horen lezen dat het Rijk Gods kracht lijdt en diegene die hem zelf kracht aandoen die ontvangen dat.

Aldus zo greep zij de doek van het altaar in de hand en maakte bloot haar hoofd en liet dat aan haar achtervolgers zien. En zij sprak tot hen allen:

"Al is het dat ik hier vroeger schoon van aanzicht ben geweest en heerlijk van staat naar het lichaam en edel naar de wereld, zo wil ik nu arbeiden om mijn bruidegom Jezus te behagen en mijn schoonheid te offeren. En daarom ben ik in geen wijze af te trekken van mijn opzet."

Haar gemoed dat groeide altijd meer en ook die wreedheid van haar achtervolgers wordt altijd sterker en haar minne meer in de aanvechtingen van haar verwanten.

Toen zij aldus veel dagen beletsel geleden had in de weg Gods, zo is zij vanwege dreigen van haar achtervolgers niet geweken van haar heilige opzet, nog haar vurigheid is niet gelest, nog verkoeld. Maar onder de haat en lasterlijke woorden van haar verwanten vermaakte zij haar gemoed tot de hoop alzo lang dat haar verwanten en vrienden mistroostig werden en vandaar gingen en hadden niets bedreven. Hierbinnen - een weinig tijd daarna - zo ging zij in de kerk van de Heilige Engel van Panso.

Hoe dat Clara sorchvoldich was om te bekeeren haer suster Agnes die tot haer gecomen was. Dat XIII capittel

Als dese heilige maget hier een wijl tijts geweest hadde in geestelijcker oefeningen, soe was sij vierich in haer gebet ende badt God met al harer herten ende crachten voer die bekeeringhe harer suster die zeer was teeder naden lichaem - gelijc sij - ende alte suverlijc |9rb|. Ende sij hadde groote begeerten tot harer bekeringhen ende badt Onsen Gelijcken als haer suster ende sij in deser werelt een van sinnen geweest hadden, dat sij nu doch een inden wille worden mochten inden dienst Gods. Sij badt neerstelijc den Vader des Lichts ende die Moeder der Ontfermherticheit dat haer suster doch meshagen soude crijgen in deser warelt ende sueticheit ende liefte totten Heere Jhesum Christum. Ende dat Hij haer sinnen soe trecken woude van die waerlijcke bruloften, op dat sij met haer - inder reynicheit blivende - trouwen mochte ewelijc den Heere Jhesum Christum, den Brudegoem der ewigher gloriën.

Die godlijcke moghentheit was haestelijc bij deser heerlijcker bidster, ende dat sij begeerde, wort haer haestelijc verleent. Want na sestien dagen dat Clara worde, soe quam Agnes overmits in geven des Heiligen Geest haestelijc tot haer suster ende hadde alle dinc achter gelaten ende sij gaf haer te kennen die heimelijcheit haers herten ende seyde dat sij boven alle dinc den Heere Jhesum begheerde te dienen.

Als Clara dit hoerde, als van eenen zwaren droem |9va| op verrisende, soe omhelsde sij haer suster met grooter vrolijcheit ende sprac:

"O, lieve suster, ic dancke ende love den almechtighen God die Hem ghewaerdicht heeft mi te aenhoren, biddende om dijnre bekeeringhe ende salicheit. Die overste Coninc wil u voert meer bescermen van die laghen des duvels die geene die u leytsman hier inne geweest es."

Een wonderlijcke bescerminge is ghevolcht na deser wonderlijcker bekeeringhen; want als dese twee susteren een wijl tijts bijder kercken des Heilighen Enghels begonnen die voetstapen Christi na te volgen, ende sij die meer vanden Heere smakede, instrueerde haer nyewe suster, soe quam te hant eenen nyeuwen strijt tegen hem beyden.

Hoe dat Clara zorgvuldig was om haar zuster Agnes te bekeren die tot haar gekomen was. Dat XIII kapittel.

Toen deze heilige maagd hier een tijdje geweest was in geestelijke oefeningen zo was zij vurig in haar gebed en bad God met al haar hart en kracht voor de bekering van haar zuster die zeer teder was naar het lichaam - gelijk zij - en al te zuiver. En zij had grote begeerten tot haar bekering en bad Onze Gelijke toen haar zuster en zij in deze wereld een van zinnen geweest waren dat zij nu toch een in het wil worden mochten in de dienst van God. Zij bad naarstig de Vader van het Licht en de Moeder der Ontferming dat haar zuster toch mishagen zou krijgen in deze wereld en zoetheid en liefde tot de Heer Jezus Christus. En dat Hij haar zinnen zo trekken zou van die wereldlijke bruiloft zodat zij met haar – in reinheid blijvend - trouwen mocht eeuwig de Heer Jezus Christus, de Bruidegom der eeuwige gloriën.

Die goddelijke mogendheid was gauw bij deze heerlijker bidster en dat zij begeerde wordt haar gauw verleend. Want na zestien dagen dat Clara het werd zo kwam Agnes vanwege ingeven van de Heilige Geest gauw tot haar zuster en had alle dingen achter gelaten en zij gaf haar te kennen de geheimen van haar hart en zei dat zij boven alle dingen de Heer Jezus begeerde te dienen.

Toen Clara dit hoorde, als van een zware droom oprijzend, zo omhelsde zij haar zuster met grote vrolijkheid en sprak:

"O, lieve zuster, ik dank en loof de almachtige God die Zich verwaardigd heeft mij te aanhoren, biddend om uw bekering en zaligheid. De overste Koning wil u voorts meer beschermen van de lagen des duivels die uw leidsman hierin geweest is."

Een wonderlijke bescherming is gevolgd na deze wonderlijke bekering; want toen deze twee zusters een tijdje bij de kerk van de Heilige Engel begonnen de voetstappen van Christus na te volgen en zij die meer van de Heer smaakte instrueerde haar nieuw zuster zo kwam gelijk een nieuwe strijd tegen hen beiden.

Hoe dat Clara sorchvoldich was om te bekeeren haer suster Agnes die tot haer gecomen was. Dat XIII capittel

Als dese heilige maget hier een wijl tijts geweest hadde in geestelijcker oefeningen, soe was sij vierich in haer gebet ende badt God met al harer herten ende crachten voer die bekeeringhe harer suster die zeer was teeder naden lichaem - gelijc sij - ende alte suverlijc |9rb|. Ende sij hadde groote begeerten tot harer bekeringhen ende badt Onsen Gelijcken als haer suster ende sij in deser werelt een van sinnen geweest hadden, dat sij nu doch een inden wille worden mochten inden dienst Gods. Sij badt neerstelijc den Vader des Lichts ende die Moeder der Ontfermherticheit dat haer suster doch meshagen soude crijgen in deser warelt ende sueticheit ende liefte totten Heere Jhesum Christum. Ende dat Hij haer sinnen soe trecken woude van die waerlijcke bruloften, op dat sij met haer - inder reynicheit blivende - trouwen mochte ewelijc den Heere Jhesum Christum, den Brudegoem der ewigher gloriën.

Die godlijcke moghentheit was haestelijc bij deser heerlijcker bidster, ende dat sij begeerde, wort haer haestelijc verleent. Want na sestien dagen dat Clara worde, soe quam Agnes overmits in geven des Heiligen Geest haestelijc tot haer suster ende hadde alle dinc achter gelaten ende sij gaf haer te kennen die heimelijcheit haers herten ende seyde dat sij boven alle dinc den Heere Jhesum begheerde te dienen.

Als Clara dit hoerde, als van eenen zwaren droem |9va| op verrisende, soe omhelsde sij haer suster met grooter vrolijcheit ende sprac:

"O, lieve suster, ic dancke ende love den almechtighen God die Hem ghewaerdicht heeft mi te aenhoren, biddende om dijnre bekeeringhe ende salicheit. Die overste Coninc wil u voert meer bescermen van die laghen des duvels die geene die u leytsman hier inne geweest es."

Een wonderlijcke bescerminge is ghevolcht na deser wonderlijcker bekeeringhen; want als dese twee susteren een wijl tijts bijder kercken des Heilighen Enghels begonnen die voetstapen Christi na te volgen, ende sij die meer vanden Heere smakede, instrueerde haer nyewe suster, soe quam te hant eenen nyeuwen strijt tegen hem beyden.

Hoe dat Clara zorgvuldig was om haar zuster Agnes te bekeren die tot haar gekomen was. Dat XIII kapittel.

Toen deze heilige maagd hier een tijdje geweest was in geestelijke oefeningen zo was zij vurig in haar gebed en bad God met al haar hart en kracht voor de bekering van haar zuster die zeer teder was naar het lichaam - gelijk zij - en al te zuiver. En zij had grote begeerten tot haar bekering en bad Onze Gelijke toen haar zuster en zij in deze wereld een van zinnen geweest waren dat zij nu toch een in het wil worden mochten in de dienst van God. Zij bad naarstig de Vader van het Licht en de Moeder der Ontferming dat haar zuster toch mishagen zou krijgen in deze wereld en zoetheid en liefde tot de Heer Jezus Christus. En dat Hij haar zinnen zo trekken zou van die wereldlijke bruiloft zodat zij met haar – in reinheid blijvend - trouwen mocht eeuwig de Heer Jezus Christus, de Bruidegom der eeuwige gloriën.

Die goddelijke mogendheid was gauw bij deze heerlijker bidster en dat zij begeerde wordt haar gauw verleend. Want na zestien dagen dat Clara het werd zo kwam Agnes vanwege ingeven van de Heilige Geest gauw tot haar zuster en had alle dingen achter gelaten en zij gaf haar te kennen de geheimen van haar hart en zei dat zij boven alle dingen de Heer Jezus begeerde te dienen.

Toen Clara dit hoorde, als van een zware droom oprijzend, zo omhelsde zij haar zuster met grote vrolijkheid en sprak:

"O, lieve zuster, ik dank en loof de almachtige God die Zich verwaardigd heeft mij te aanhoren, biddend om uw bekering en zaligheid. De overste Koning wil u voorts meer beschermen van de lagen des duivels die uw leidsman hierin geweest is."

Een wonderlijke bescherming is gevolgd na deze wonderlijke bekering; want toen deze twee zusters een tijdje bij de kerk van de Heilige Engel begonnen de voetstappen van Christus na te volgen en zij die meer van de Heer smaakte instrueerde haar nieuw zuster zo kwam gelijk een nieuwe strijd tegen hen beiden.

Hoe dat Agnes - na dat haer aldus veel lasters aen woert ghedaen - stantachtich bleef totter tijt toe dat Clara tot haer quam. Dat XV capittel

Als aldus die wolven met dat scaepken om dat te verslinden wech ghinghen ende |10va| als moerdenaers der boesheit hem verblidende vanden roef, soe stieten si haer onwillichlijc voert die dienaers des duvels. Ende als dese dienaers haer aldus onwaerdeliken leiden tot spectakel alder werelt over den berch, ende hadden haer cleeder, in een scaemte alre goeder vrouwen, ghescoert ende die cop vanden hoofde overmits trecken vanden haer zeer ghequetst.

Als Clara dit hoerde, so viel si neder in haer ghebet met screyenden oghen ende badt Jhesum, haren Brudegoem, devotelic aen om die volstanticheit hare suster, ende dat si die macht der boser menschen overmits Sijn godlike cracht mochte verwinnen. Siet, daer was te hant die godlike hulpe ende macht bereit; want Hi es altijt bi den ghenen die bedruct sijn van herten ende die devotelic Sinen naem aenroepen. Te hant so woert haer lichaem also swaer, dat sijs niet verroeren en mochten; ende dicwil ghinghen si weder aen, mer si en mochten haer niet over een cleyn ryvierken brenghen, dat daer bi lach. Doen dit die luyden saghen die daer ghinghen aerbeiden |10vb| inden acker ende inden wijngaert, so quamen sij ghelopen enden boden haren dienst om dese maget voert te trecken. Ende doen si aldus samen vergadert waren in een, so en consten si dat lichaem niet op heffen vander aerden.

Als si aldus vermoeyt waren ende niet bedriven en consten op dat si niet bespot en souden worden, soe lieten si van buten oft si vrolic waren, ende spraken in spot:

"Ten es geen wonder al es si swaer, want si alden nacht loot gheten heeft; daer om en moghen wise niet op bueren hier of."

So en worden noch dese versteende herten niet bemorwet. Mer daer was een van hem allen die hiete heer Monaldus, ende was Agnieten oem, ende van tornicheit so hief hi sijn hant ende woudese slaen. Ter stont so crech hi soe grote pijn in die hant dat hi in langen tijt die hant niet roeren en mochte.

Ten was gheen wonder al es Agnieten strijt swaerder gheweest, ende haer persecucie ende vervolgen wreeder ende herder dan van Clara. Want Clara en hadde soe grote ghenoechte |11ra| inder werelt niet ghehadt als Agnes, want si bleef altijt thuys alleen: al was si seer suverlic ende schone, si en achte gheen titelike dinghen. Mer Agnes was altijt reaelre ende levender der werelt; daer om was haren strijt scerper ende wreder.

Hoe dat Agnes - nadat haar aldus veel laster aan wordt gedaan - standvastig bleef tot de tijd toe dat Clara tot haar kwam. Dat XV kapittel.

Toen aldus die wolven met dat schaapje om dat te verslinden weg gingen en als moordenaars der boosheid zich verblijden van de roof zo stieten ze haar onwillig voort die dienaars van de duivel. En toen deze dienaars haar aldus onvoorwaardelijk leiden tot spektakel van de hele wereld over de berg en hadden haar klederen, in een schaamte van alle goede vrouwen, gescheurd en de kap van het hoofd vanwege het trekken van het haar zeer gekwetst.

Toen Clara dit hoorde zo viel ze neer in haar gebed met schreiende ogen en bad Jezus, haar Bruidegom, devoot aan om de volstandigheid van haar zuster en dat ze de macht van de boze mensen vanwege Zijn goddelijke kracht mag overwinnen. Zie, daar was gelijk de goddelijke hulp en macht bereid; want Hij is altijd bij diegenen die bedrukt zijn van hart en die devoot Zijn naam aanroepen. Gelijk zo werd haar lichaam alzo zwaar zodat zij zich niet verroeren mocht en dikwijls gingen ze weer aan, maar ze mochten haar niet over een klein riviertje brengen dat daarbij lag. Toen dit die lieden zagen die daar gingen arbeiden in de akkers en in de wijngaard zo kwamen zij gelopen en boden hun dienst om deze maagd voort te trekken. En toen ze aldus samen verzameld waren ineen zo konden ze dat lichaam niet opheffen van de aarde.

Toen ze aldus vermoeid waren en niets bedrijven konden en zodat ze niet bespot zouden worden zo lieten ze zich van buiten of ze vrolijk waren en spraken in spot:

"Het is geen wonder dat ze zwaar is want ze heeft de hele nacht lood gegeten; daarom mogen we haar niet opbeuren hiervan."

Zo worden nog deze versteende harten niet vermurwd. Maar daar was een van hen allen die heette heer Monaldus en was Agnes oom en van toorn zo hief hij zijn hand en wou haar slaan. Terstond zo kreeg hij zo’n grote pijn in die hand zodat hij in lange tijd die hand niet verroeren mocht.

Het was geen wonder al is Agnes strijd zwaarder geweest en haar achtervolging en vervolgen wreder en harder dan van Clara. Want Clara had niet zo’n grote geneugte in de wereld gehad zoals Agnes want ze bleef altijd thuis alleen: al was ze zeer zuiver en schoon, ze achtte geen tijdelijke dingen. Maar Agnes was altijd werkelijk en levend ter wereld; daarom was haar strijd scherper en wreder.

Hoe dat Agnes opstont blidelic, doen haer maghen ende vrienden wech ghingen ende Clara tot haer quam; ende toghen tsamen over totten dienste Gods. Dat XVI capittel

Als aldus dat lammeke metten wolven lange tijt ghestreden hadde, soe quam Clara tot dier stede ende badt haer naesten, dat si haer doch Agnieten wouden laten nemen, die daer half doot neder lach opter aerden. Ende sprac, dat si souden aflaten, want si saghen wel dat si teghen God niet en consten bedriven. Doen si dus verslaghen ende confuys stonden, so ghingen si droevich wech tot Assise ende lieten haer susteren daer bliven.

Doen stont Agnes blidelic op ende dancte ende loefde den Heere die haer niet achter ghelaten en hadde. Ende si ghinc met haer suster inden huyse daer |11rb| si uut ghenomen was. Nu soe was Clara blide met haer suster ende troestese ende loefdese, om dat si den yersten strijt heerliken verwonnen hadde.

Aldus soe worde Sinte Agnes inden moet altyt sterker. Al dat haer te voren swaer ende bitter dochte te wesen, dat begherde si nu met dorstigher herten om te helsen. Ende si loefde den Heere Jhesum Christum overmits welcken si den yersten strijt ghewonnen hadde, dat si voert aen altijt in sinen dienst bliven woude.

Als Sinte Franciscus dit hoerde als van eenen nuwen gheest verblijt te wesen, soe noede hi al sijn broeders dat si met hem vrolic souden wesen. Ende hi vertelde voer hem allen die heerlike striden deser joncfrouwen: hoe dat die bose laechlegger, die duvel, sijn roef verloren hadde, ende hoe hi de strijt verloren hadde ende die maechden haddenen ghewonnen, ende hoe dat si oec heerlic inden strijt alle drie haer vianden verwonnen hadden, als die werelt, die duvel ende dat vleechs. Ende Sinte Franciscus - overmits godliker inspiracie - soe voersach hi dese strijt van Agnieten.

Ende als si dus te |11va| samen waren inder kercke des Heilighen Engels, soe quam Sinte Franciscus tot Agnieten ende schoer huer haer met sijns selfs handen af ende maectese der werelt mesmaect, op dat hi se Gode bequaem mocht maken. Ende hi leerdese ende instrueerdese met haer suster inden godliken dienst ende vresen. Ende hi dochte Agnieten in een ander woenstadt te bringhen overmits die gracie Gods.

Hoe dat Agnes opstond blijde toen haar verwanten en vrienden weg gingen en Clara tot haar kwam en trokken tezamen over tot de dienst van God. Dat XVI kapittel.

Toen aldus dat lammetje met de wolven lange tijd gestreden had zo kwam Clara tot die plaats en bad haar naasten dat ze haar toch Agnes wilden laten nemen die daar half dood neer lag op de aarde. En sprak dat ze het zouden nalaten want ze zagen wel dat ze tegen God niets konden bedrijven. Toen ze dus verslagen en confuus stonden zo gingen ze droevig weg tot Assisi en lieten haar zuster daar blijven.

Toen stond Agnes blijde op en dankte en loofde de Heer die haar niet achtergelaten had. En ze ging met haar zuster in het huis daar ze uitgenomen was. Nu zo was Clara blijde met haar zuster en troostte en loofde haar omdat ze de eerste strijd heerlijk overwonnen had.

Aldus zo wordt Sint Agnes in het gemoed altijd sterker. Al dat haar tevoren zwaar en bitter dacht te wezen dat begeerde ze nu met dorstig hart te omhelzen. En ze loofde de Heer Jezus Christus vanwege dat ze de eerste strijd gewonnen had zodat ze voortaan altijd in zijn dienst blijven wou.

Toen Sint Franciscus dit hoorde als van een nieuwe geest verblijd te wezen zo nodigde hij al zijn broeders uit dat ze met hem vrolijk zouden wezen. En hij vertelde voor hen allen die heerlijke strijd van deze jonkvrouwen: hoe dat die boze lagenlegger, de duivel, zijn roof verloren had en hoe hij de strijd verloren had en die maagden hadden gewonnen en hoe dat ze ook heerlijk in de strijd alle drie haar vijanden overwonnen hadden, zoals de wereld, de duivel en dat vlees. En Sint Franciscus - vanwege goddelijke inspiratie - zo voorzag hij deze strijd van Agnes.

En toen ze dus tezamen waren in de kerk van de Heilige Engel zo kwam Sint Franciscus tot Agnes en scheerde heur haar met zijn eigen handen af en maakte haar voor de wereld mismaakt zodat hij haar voor God bekwaam mocht maken. En hij leerde haar en instrueerde haar met haar zuster in de goddelijke dienst en vrees. En hij dacht Agnes in een andere woning te brengen vanwege de gratie Gods.

Hoe dat Clara quam met haer suster tot Sinte-Damiaens kercke ende daer - haer selven besluytende - began si die oerden aen te nemen. Dat XVII capittel

Hyer na een weynich tijts, soe ghinc Clara met haer suster tot SinteDamiaens kercke, na rade des heiligen mans Francisci. Ende daer worden si beide in een strenghe bewaernis ghesloten, met veel ander joncfrouwen die si tot haer toech. Hier soe vestichte Clara den ancker harer herten, om hier te bliven ende en dochte nyet meer om verwandelinge der steden te soeken. Si was niet twyfelachtich om die eenicheit, noch en ontsach die niet, oft oec om die eenic\heit |11vb| der steden.

Dit es die kercke tot welcker vermakinghe met wonderliker vliet Franciscus begherich was; ende gaf den priester te dier kercken gelt om die weder te maken. Dit es die kercke, in welcken doe Franciscus bede soe quam daer een stemme uut dat crucifixum sprekende tot hem:

"O, Francisce, gaet ende wedermaect Mijn huys, want als ghi siet, soe wortet al gheheel ghedestrueert."

In deser kercken besloet haer die maget Clara om die minne haers gheminden hemelschen Brudegoems; in deser kercken verberchde si haer voer die tempeeste deser werelt. Die wile dat si leefde in deser clusen, so nestelde die schone vergulden duve ende vergaerderde daer een vergaderinghe van maechden ende began daer die oerden der armer joncfrouwen. Daer castide si haer leden inden wech der penitenciën. Hier werp sy uut dat saet der volcomender giericheit; hier teikende si - met haer selfs voerganc - die voetstappen der geenre die haer hier na volghen |12ra| souden. In deser nauwer clusen enigher so brac si veertich jaer lanc dat vat van albasteren haers lichaems metten gheselen der disciplinnen, op dattet huys der kercken vervult soude werden metten roke der costeliker salven. Hier heeft si haer volcomelic beroeft vander rijcdommen der werelt ende haers vaders erve mildelic gedeilt voer den armen. Ende hoe glorioselic ende vreedsamelic ende oetmoedelic sy hier in ghewandert hevet, sal hierna allensken gheopenbaert werden in dit boeck.

Hoe dat Clara kwam met haar zuster tot Sint-Damianus kerk en daar – ze zelf besloot - begon ze de orde aan te nemen. Dat XVII kapittel.

Hierna een weinig tijd zo ging Clara met haar zuster tot Sint Damianus kerk, na raad van de heilige man Franciscus. En daar worden ze beide in een strenge bewaring gesloten met veel andere jonkvrouwen die ze tot haar trok. Hier zo stichtte Clara het anker van haar hart om hier te blijven en dacht niet meer om verandering van plaats te zoeken. Ze was niet twijfelachtig om die eenheid, nog ontzag ze die niet of ook om die eenheid van de plaats.

Dit is die kerk tot welke vermaking met wonderlijke vlijt Franciscus begerig was en gaf de priester van die kerk geld om die weer te herstellen. Dit is de kerk waarin toen Franciscus bad zo daar een stem uit dat kruis kwam spreken tot hem:

"O, Franciscus, ga en vermaak Mijn huis want zoals ge ziet zo wordt het al geheel vernietigd."

In deze kerk besloot zich de maagd Clara om de minne van haar beminde hemelse Bruidegom; in deze kerk verborg ze haar voor de tempeest van deze wereld. De tijd dat ze leefde in deze kluis zo nestelde de schone vergulde duif en verzamelde daar een vergadering van maagden en begon daar de orde der arme jonkvrouwen. Daar kastijdde ze haar leden in de weg der penitentiën. Hier wierp ze uit dat zaad van de volkomen gierigheid; hier tekende ze - met haar eigen voorgang - de voetstappen van diegene die haar hierna volgen zouden. In een van deze nauwe kluizen zo brak ze veertig jaar lang dat vat van albaster van haar lichaam met de gesel der discipline zodat het huis van de kerk vervuld zou worden met de geur van de kostbare zalven. Hier heeft ze zich volkomen beroofd van de rijkdom der wereld en haar vaders erfdeel mild gedeeld onder de armen. En hoe glorieus en vreedzaam en ootmoedig zij hierin gewandeld heeft zal hierna geleidelijk aan geopenbaard worden in dit boek.

Hoe dat - overmits haer fame - die oerden verbreit wort ende veel menschen bekeert worden, ende hoe Agnes verre gevoert wert te Florens. Dat XVIII capittel

Ende want daer niet gedect en es, dat niet vercundicht en sal worden, noch niet verholen, dat niet gheweten en sal worden als dat ewangelium sprect, soe quam dan dat gheruchte van deser maget duer alle die werelt. Veel herten der joncfrouwen worden daer af bemorwet ende tot Gode bekeert. Met |12rb| groter scaren quamen si tot haer, als dat si in corter tijt L personen in hare scueren vergadert hadde. Ende sij wert also vermeert in alle landen, dat inden roke hare costeliker salven quamen tot haer veel vrouwen ende weduwen ende die ghehuwet waren ende setten op voert aen haer leven in reynicheit te leiden. Ende oec veel edel ende machtige menschen quamen tot haer ende versmaden haer wide ende heerlike paleisen ende timmerden hem enghe ende nauwe cloesteren. Ende si rekenden dat voer een grote glori, dat si Gode daer in begerden te dienen in asschen ende in haren clederen. Ende dese heilighe mestersse als sij haer discipulinnen aldus vergadert ende volleert hadde, soe sendise in veel plaetsen der werelt te woenen. Ende si ghinghen blidelic, niet met gout oft met selver geladen oft met ander costelicheit. Mer onder die verdienste der heiligher ghehoersamheit, soe worpen si al haer ghedachte in Gode den Heere.

Ende Agnes die anderde plante van dese hof, Claren suster, verciert met allen duechden ende scoenheit |12va| die wort verseynt totter stede van Florens. Daer begreep si een woenstadt ende timmerde daer een huysken dat nu hiet Monticellis. Daer so worde si die eerste abdisse in gecoren. Ende als aldus in dit huys wies die disciplijn des geesteliken levens, soe vergaerderden daer daghelicx een grote menichte van maechden. Ende hoe dat dese heilige maghet vorderde altijt inden wech Gods ende voer ander maechden profitelic was, dat en soude men met corte reden niet moghen vertellen. Ende al eest dat si inder erden niet ghecanoniseert en es, nochtans hebben haer gloriose wercken ende teikenen ghetuych ghegeven, dat si waerlic heilich gheweest es inder warelt.

Daer wort oec verwect tot deser onbevlecter striden ende leven der jonghen ende si worden - overmits die stercke exempelen des wijfliken kunnes - te versmaden die genoechte deser werelt verwect. Ten laesten veel menschen die inder echtscap waren, verbonden hem met malcander ende loefden voertaen |12vb| in reynicheit te leven. Die moeder noede die dochter ende die dochter der moeder, ende die een nichte der ander ende de moeye der nichte. Dese allegader met eenre viericheit toghen malcander om Gode te dienen ende begherden dat ingelsche leven van Sinte Claren na te volghen ende deelachtich te worden. Ende overmits die gheruchte van Sinte Claren soe waren daer oec veel maechden omdat si niet te cloester en mochten comen, die in haer ouders huys nader regulen begonsten te leven geestelic. Aldus soe brocht dese heilige maghet veel vruchten voert der salicheit ende oec also veel rivieren spronghen uut dese gheteykende fonteyn, also datmen dat woert van den propheten wel van Clara mochte spreken: "Veel meer kinderen sijn der geenre die ghelaten es, dan die een man hevet."

Hoe dat - vanwege haar faam - de orde verspreid wordt en veel mensen bekeerd worden en hoe Agnes ver gevoerd wordt te Florence. Dat XVIII kapittel.

En omdat waar niet bedekt wordt dat niet verkondigt zal worden, nog niet verholen dat niet geweten zal worden, zoals dat evangelie spreekt, zo kwam dan dat gerucht van deze maagd door de hele wereld. Vele harten van jonkvrouwen worden daarvan vermurwd en tot God bekeerd. Met grote scharen kwamen ze tot haar zodat ze in korte tijd 50 personen in haar schuur verzameld had. En zij werd alzo vermeerderd in alle landen dat in de geur van haar kostbare zalven kwamen tot haar veel vrouwen en weduwen en die getrouwd waren en die zetten op om voortaan hun leven in reinheid te leiden. En ook veel edele en machtige mensen kwamen tot haar en versmaden hun wijde en heerlijke paleizen en timmerden hen enge en nauwe kloosters. En ze rekenden dat voor een grote glorie dat ze God daarin begeerden te dienen in as en in hun klederen. En deze heilige meesteres toen zij haar discipels aldus verzameld en volleerd had zo zond ze hen in veel plaatsen ter wereld te wonen. En ze gingen blijde, niet met goud of met zilver geladen of met andere kostbaarheid. Maar onder de verdienste der heilige gehoorzaamheid zo wierpen ze al hun gedachte in God de Heer.

En Agnes die andere plant van deze hof, Clara’s zuster, versiert met alle deugden en schoonheid die wordt gezonden tot de stad Florence. Daar begreep ze een woonplaats en timmerde daar een huisje dat nu heet Monticellis. Daar zo wordt ze als eerste abdis in gekozen. En toen aldus in dit huis groeide de discipel der geestelijke leven zo verzamelde daar dagelijks een grote menigte van maagden. En hoe dat deze heilige maagd bevorderde altijd in de weg Gods en voor ander maagden profijtelijk was dat zou men met korte reden niet mogen vertellen. En al is het dat ze in de aarden niet gecanoniseerd is, nochtans hebben haar glorieuze werken en tekens getuige gegeven dat ze waarlijk heilig geweest is in de wereld.

Daar wordt ook opgewekt tot deze onbevlekte strijd en leven der jongelui en ze worden - vanwege die sterke voorbeelden van de vrouwelijke kunne - te versmaden de genoegens van deze wereld verwekt. Tenslotte veel mensen die in de echt waren verbonden zich met elkaar en beloofden voortaan in reinheid te leven. De moeder node, de dochter en de dochter der moeder en de ene een nicht van de andere en de moeder van de nicht. Deze allen met een vurigheid getuigen elkaar om God te dienen en begeerden dat engelen leven van Sint Clara na te volgen en deelachtig te worden. En vanwege dat gerucht van Sint Clara zo waren daar ook veel maagden omdat ze niet te klooster mochten komen die in hun ouders huis geestelijk naar de regels begonnen te leven. Aldus zo bracht deze heilige maagd veel vruchten voort der zaligheid en ook alzo veel rivieren ontsprongen uit deze verzegelde fontein alzo dat men dat woord van de profeten wel van Clara mocht spreken: "Veel meer kinderen zijn er die verlaten zijn, dan die een man hebben."

Hoe dat overmits dat exempel van Sinte Clare veel menschen bekeert worden ende die conventen vermenichtfuldicht. Dat XIX capittel

Ten lesten op dat dese ader der benedixtiën |13ra| die daer vloeyde in Spolete nyet verstopt en soude worden, soe vloeyde dese getide fonteyn overmits die godlike voersienicheit in so groten water, opdat die druyst des vloeyts verbliden soude alle die heilige kercke. Want die nuwicheit deser groter dinghen uutspranc lanc ende breet over alle die werelt, in allen steden ende began over al veel zielen Christo te ghewinnen, also dat dat voersproken wort al heel in haer vervult worde.

Ende als Clara aldus besloten was, began si alle der werelt claer te schinen ende die titel des loefs in haer te blincken, want warachtelic dat gheruchte harer duechden dat vervulde die cameren der edelre vrouwen. Ende het quam oec inden paleyse der gravinnen ende het dranc doer die rijcken der coninghinnen ende die edelheit van desen vrouwen voechden haer om die voetstappen van Sinte Clara na te volghen. Ende oec veel hertoghinnen ende coninghinnen die inden echtscap waren, deden oec om |13rb| dese fame grote ende strenge penitencie. Ende oec die machtighe heeren die ondertrouwet hadden, lieten alle dinc achter ende volchden die voetstappen van Sinte Claren.

Veel steden worden verciert met dese cloesteren ende die velden ende die berghen worden oec verciert met deser hemelscher timmeringhen. Ende die grote fame deser heiligher maget spranc over alle die werelt ende vermaecte veel herten van mannen ende vrouwen overmits die gracie des Heilighen Gheests. Ende oec soe en was daer geen stadt in alle Ytaliën, in Tussiën, in Almaniën, in Germanyën die hem rekende edel te wesen, die van deser oerden geen cloester binnen en hadden. Die eer der reynicheit worde in alle die werelt vermeerdert overmits die voerganc Sinte Claren ende die levende oerden der maechden worde wederom gheroepen int middel der tijden ende van veel menschen worde die werelt versmaet.

Hoe dat vanwege dat voorbeeld van Sint Clara veel mensen bekeerd worden en de conventen vermenigvuldigt. Dat XIX kapittel.

Tenslotte zodat deze ader der goedheid die daar vloeide in Spoleto niet verstopt zou worden zo vloeide deze getijden fontein vanwege de goddelijke voorzienigheid in zo’n groot water zodat de druk van de vloed verblijden zou de hele heilige kerk. Want de nieuwigheid van deze grote dingen sprong uit lang en breed over de hele wereld, in alle steden en begon overal veel zielen Christus te winnen alzo zodat dat voor gesproken woord geheel in haar vervuld wordt.

En toen Clara aldus besloten was begon ze voor de hele wereld helder te schijnen en die titel des lof in haar te blinken, want waarachtig dat gerucht van haar deugden dat vervulde de kamer der edele vrouwen. En het kwam ook in het paleis van de gravinnen en het drong door in de rijken van de koninginnen en de edelheid van deze vrouwen voegden zich om de voetstappen van Sint Clara na te volgen. En ook veel hertoginnen en koninginnen die in de echt waren deden ook om deze faam grote en strenge penitentie. En ook de machtige heren die ondertrouwd waren lieten alle dingen achter en volgden de voetstappen van Sint Clara.

Veel steden worden versierd met dit klooster en de velden en de bergen worden ook versierd met deze hemelse betimmeringen. En de grote faam van deze heilige maagd sprong over de hele wereld en vermaakte veel harten van mannen en vrouwen vanwege die gratie van de Heilige Geest. En ook zo was daar geen stad in alle Italië, in Toscane, in Frankrijk en in Germanië die zich rekende edel te wezen die van deze orde geen klooster binnen had. Die eer der reinheid wordt in de hele wereld vermeerderd vanwege het voorbeeld van Sint Clara en de levende orde der maagden wordt wederom geroepen in het midden der tijden en van veel mensen wordt de wereld versmaad.

Hoe Agnes die een dochter was des conincx van Bemen, uutghehilicht was ende si ginc inder oerden. Dat XX capittel

Ende op dat die reden daer ic af |13va| spraec van deser materiën, nyemant en verdriete diese hoert oft leset, soe wil ic wat sonderlincs scriven van sommighe telchkens van dese vruchtbare wijngaert. Want al waest dat Clara dit saet der vruchtbaerheit ghesaeyt hadde tot Assise, nochtan soe esset op ghegaen ende vruchtbaer gheweest in veel ander plaetsen.

Want daer was een conincx dochter van Bemen ende hiete Agnes ende was ghehilict aenden edelen Fredrico, den keyser van Romen die anderde. Mer sij en was hem noch niet overgelevert, dese dochter, overmits godlike insperaci ende oec om dat si ghehoert hadde die edel fame van deser heiligher maghet. Soe badt si den coninc Othricum, haren vader, dat hi doch niet haeste en woude metter tijteliker bruloften. Van deser spraken wort die coninck zeer verscriecket ende vervremt ende badt sijn dochter sonder ophouden, dat si hem seggen soude wat si hier mede meende ende haren sin hem openbaren soude.

Mer Agnes tusschen die tijt der bruloften, soe seynde si boden |13vb| totten broeders die doe ter tijt woenden in Magonciën ende begherde hare sommige teghenwoerdicheit te hebben. Hier en tusschen soe was Agnes naerstich ende toech tot haer veel edel maechden ende bemorwede haer herten tot Gode, ende toechse van die ydelheit der werelt ende vestichse inden dienst Gods. Als dat si een grote menichte van edel maechdekens - overmits haer exempel - Gode gewonnen hadde, doen die broeders quamen. Ende als si saghen desen nyeuwen brant der minnen, soe sterten sise in Gode ende dancten ende loefden den Heere van deser wonderliker gaven. Ende si predicten haer van die sparicheit der spisen ende die strenghicheit der oerden, die si houden moest. Tot welcker vermaninghen Agnes met bliden moede sprac, dat si bereit was dat mede te volbringhen.

Ende si gaf doe haer vader den coninc te kennen wat si inden sin hadde. Ende want hi een warechtich eerder was des godliken naems, soe was hi hier niet tegen, mer hi gaf sijn consent daer toe ende te hant soe |14ra| namen die broeders dese edele coninghinne ende vrouwe Agnietam - die een keyserinne ende een ghebietster over alle der werelt mocht gheweest hebben - ende ontdecten haer hoeft ende scoeren huer haer af ende maectense mesmaect deser broesscher werelt, op dat si Christo den Heere soude suverlic wesen ende bequaem. Ende soe deden die broeders oec den anderen edelen gheboren maechdekens, die Agnes met haer gebracht hadde, ende cledense metten habijt der oerden, die gheconfirmeert was van den paus van Rome.

Ende dese goede coninc, Agnieten vader, quam tot sijnre dochter ende woude dat cloester begaven met sekeren renten, op dat si niet bidden en dorsten. Ende Agnes en woude dat gheensins ghehingen, want si seide hem dattet waer teghen die statuten harer reghel; want si anders ghenen nootdorst en moesten hebben, dan sy vander aelmoesen creghen.

Ende inder stadt van Pagensen soe wort sy met |14rb| haer maechden besloten om den Heere te dienen, dat sij volcomelic deden overmits haer voertganc, want si onder hem allen nyet eyghens en hadden, mer leefden aermelic vander aelmoesen der goeder luyden. Doen dit gherucht quam totten oren des keysers soen, haren brudegoem, soe verwonderde hi hem zeere ende docht in hem selven langhe tijt wat hi hier toe doen woude. Ten laetsten sprac hi aldus:

"Nu ic hoer dat Agnes ondertrouwet is den Heere, den oversten coninc Jhesu Christo, soe wil ic dat over setten, mer om gheen dinc en soude ict hinghen dat si eenen anderen waerliken man ghetrouwet hadde. Mer nu weet ic dat dit werc godlic es ende niet menscheliken."

Hoe Agnes, die een dochter was van de koning van Bohemen, uitgehuwelijkt was en ze ging in de orde. Dat XX kapittel.

En zodat de reden daar ik van sprak van deze materie niemand verdriet die ze hoort of leest zo wil ik wat bijzonders schrijven van sommige en telkens van deze vruchtbare wijngaard. Want al was het dat Clara dit zaad der vruchtbaarheid gezaaid had te Assisi, nochtans zo is het opgegaan en vruchtbaar geweest in veel andere plaatsen.

Want daar was een koningsdochter van Bohemen en heette Agnes en was gehuwd aan de edele Fredrico, de keizer van Rome de volgende. Maar zij was hem nog niet overgeleverd, deze dochter, vanwege goddelijke inspiratie en ook omdat zij gehoord had van de edele faam van deze heilige maagd. Zo bad ze de koning Othricum, haar vader, dat hij toch niet haasten wou met de tijdelijke bruiloft. Van deze spraak wordt die koning zeer verschrikt en vervreemd en bad zijn dochter zonder ophouden dat zij hem zeggen zou wat zij hiermee bedoelde en haar zin hem openbaren zou.

Maar Agnes tussen de tijd der bruiloft zo zond ze boden tot de broeders die toentertijd woonden in Magonciën en begeerde van hen sommige tegenwoordigheid te hebben. Hiertussen zo was Agnes naarstig en trok tot haar veel edele maagden en vermurwde hun harten tot God en trok ze van de ijdelheid van de wereld en vestigde ze in de dienst van God. Toen dat ze een grote menigte van edele maagdjes - vanwege haar voorbeeld – voor God gewonnen had toen de broeders kwamen. En toen ze deze nieuwe brand der minnen zagen zo storten ze hen in God en dankten en loofden de Heer van deze wonderlijke gave. En ze preekten hen van die spaarzaamheid van de spijzen en de strengheid van de orde die ze houden moesten. Tot welke vermaningen Agnes met blij gemoed sprak dat ze bereid was dat mede te volbrengen.

En ze gaf toen haar vader de koning te kennen wat ze in de zin had. En, want hij een waarachtige eerder was van de goddelijke naam, zo was hij hier niet tegen, maar hij gaf zijn toestemming daartoe en gelijk zo namen de broeders deze edele koningin en vrouw Agnes - die een keizerin en een gebiedster over de hele wereld mocht geweest zijn - en ontbloten haar hoofd en schoren heur haar af en maakte haar mismaakt voor deze broze wereld zodat ze Christus de Heer zou zuiver wezen en bekwaam. En zo deden die broeders ook de andere edele geboren maagdjes die Agnes met haar gebracht had en kleden ze met het habijt der orde die bekrachtigd was van de paus van Rome.

En deze goede koning, Agnes vader, kwam tot zijn dochter en wou dat klooster begiftigen met zekere renten zodat ze niet hoefden te bidden. En Agnes wou dat geenszins toestaan, want ze zei hem dat het was tegen de statuten van haar regel; want ze anders geen nooddruft moesten hebben dan ze van de aalmoezen kregen.

En in de stad van Pagensen zo wordt zij met haar maagden opgesloten om de Heer te dienen dat zij volkomen deden vanwege hun voorgangster want ze onder hen allen niets eigens hadden, maar leefden armoedig van de aalmoezen van de goede lieden. Toen dit gerucht kwam tot de oren van de keizers zoon, haar bruidegom, zo verwonderde hij zich zeer en dacht in zichzelf lange tijd wat hij hiertoe doen zou. Tenslotte sprak hij aldus:

"Nu ik hoor dat Agnes ondertrouwd is aan de Heer, de hoogste koning Jezus Christus, zo wil ik dat overzetten, maar om geen ding zou ik het toestaan dat ze een andere wereldlijke man getrouwd had. Maar nu weet ik dat dit werk goddelijk is en niet menselijk."

Hoe dat Clara bekinde inden geest die bekeringhe van Agnieten in Bemen en seynde haer een nap. Dat XXI capittel

Doen Clara, die heilige maghet, vernam die bekeringhe deser saligher telghen Agnieten, soe dancte ende loefde si Gode den Heere met haer susteren. Ende overmits boden oversendende met veel godliker vermaninghen ende leeringen gruete si haer die si inden geest |14va| bekinde mer niet naden aensichte ende seynde haer uut minnen teykenen der minnen, als een pater noster ende eenen wiel ende een scotel daer si uut plach te eten ende eenen nap daer si uut plach te drincken, diemen haers gelic niet en vant. Welcke gaven Agnes ontfinc met groter waerdicheit ende dancbaerheit ende met groter devociën. Ende overmits verdienten der heiligher maget Clare, soe gaven dese cleynoten veel ghiften ende weldaden van ghesontheit den sieken die daer uut aten ende droncken. Ende niet langhe na dien dach sterf die heilige maget. Om ghehoechnis van haer soe worden dese ghiften verciert wonderlike scoon met gout ende silver ende costelike ghesteynten.

Ende Agnes leefde voert aen een heilich leven ende ombesmet, ende seer wijt ende breet spreide si die telghen van haren edelen wingaert. Als in Bemen, in Ungariën, in Polen, in Almaniën soe vloech den roeck harer heiliger wercken, want si conincx dochteren ende hertoghen ende graven ende ridders kinder tot haer ghetoghen heeft ende veel ver\gaderinghe |14vb| in dese voerscreven lantscapen ghemaect. Doen dese heilighe maget Agnes Gode veel ghiften ende offeranden der onbevlectheit hadde gheoffert, quam si totten eynde haers levens ende den Heere Jhesum haren geest bevelende es si salichlic ghevaren inde hemelschen troen.

Ende oec tot veel tijden heeft si - overmits miraculen - veel weldaden ghedaen den ghenen die haer hulp begherden. Want den keyser Karel de Vierde ende die coninc van Bemen, doen si haer aenriepen, hevet si tweewerven ghevriet vanden perikel des doots. Welc keyser van dier tijt voert was altijt devoet tot deser heiligher maghet ende aerbeide zeere om die canonizacie ende verheffinghe sijnre waerdigher hulpsters. Mer overmits dat hi gheringe daerna sterf, soe en mochte hi dat niet volbringhen. Mer hi beval sinen soen Wenselao dien hi sijn croen erfde, dat hi sijn naersticheit toe doen soude. Mer die soen - overmits becommernis van veel dinghen - so en volbracht hi sijns vaders |15ra| ghebot niet.

Mer Agnes uut haer coninclike gheslachte heeft si een sonderlinghe, heilighe vergaderinghe daer ghelaten ende sonderlinge - overmits haer hemelsche conversacie - liet se een heilighe joncfrou achter die waerdich es gheweest inder memoriën te hebben ende hiete Salome. Ende hoedanich oft hoe heilich si gheweest es dat bewisen veel haer miraculen, want si verwecte veel dooden. Ende op een tijt verwecte sy eenen pau die ghebeten was van enen verwoeden hont. Ende veel sieken maecte si ghesont ende veel blinden siende ende die ghichtige menschen die haer leden vercrompen waren, maectese recht gaende. Ende die vrouwen die swaer waren met vruchte, verloste si.

Hoe dat Clara bekende in de geest de bekering van Agnes in Bohemen en zond haar een nap. Dat XXI kapittel.

Toen Clara, die heilige maagd, vernam de bekering van deze zalige twijg Agnes zo dankte en loofde ze God de Heer met haar zusters. En vanwege boden overzendende met veel goddelijke vermaningen en leringen begroette ze haar die ze in de geest bekende maar niet naar het aanzicht en zond haar uit minne tekens der minnen zoals een rozenkrans en een wiel en een schotel daar ze uit plag te eten en een nap daar ze uit plag te drinken die men haar gelijke niet vond. Welke gaven Agnes ontving met grote waardigheid en dankbaarheid en met grote devotie. En vanwege verdiensten van de heiliger maagd Clara zo gaven deze kleinoden veel giften en weldaden van gezondheid de zieken die daaruit aten en dronken. En niet lang na die dag sterf die heilige maagd. Om genoegen van haar zo worden deze giften versierd wonderlijk schoon met goud en zilver en kostbare gesteenten.

En Agnes leefde voortaan een heilig leven en onbesmet en zeer wijd en breed verspreidde ze die twijgen van haar edele wijngaard. Zoals in Bohemen, in Hongarije, in Polen, in Duitsland zo vloog de geur van haar heilige werken want ze koningsdochters en hertogen en graven en ridderkinderen tot haar getogen heeft en veel verzamelingen in deze voor beschreven landschappen gemaakt. Toen deze heilige maagd Agnes God veel giften en offeranden der onbevlektheid had geofferd kwam zij tot het eind van haar leven en de Heer Jezus haar geest aanbevelende is ze zalig gevaren in de hemelse troon.

En ook in veel tijden heeft ze - vanwege mirakels - veel weldaden gedaan diegenen die haar hulp begeerden. Want keizer Karel de Vierde en de koning van Bohemen toen ze haar aanriepen heeft ze tweemaal bevrijd van het gevaar des doods. Welke keizer van die tijd voort was altijd devoot tot deze heilige maagd en arbeidde zeer om die canonisatie en verheffing van zijn waardiger hulpster. Maar vanwege dat hij gauw daarna stierf zo mocht hij dat niet volbrengen. Maar hij beval zijn zoon Wenselao die hij zijn kroon erfde dat hij zijn naarstigheid ertoe doen zou. Maar die zoon - vanwege bekommering van veel dingen - zo volbracht hij zijn vaders gebod niet.

Maar Agnes uit haar koninklijk geslacht heeft een bijzondere, heilige vergadering daargelaten en bijzonder - vanwege haar hemelse conversatie - liet ze een heilige jonkvrouw achter die waardig is geweest in de memorie te hebben en heette Salome. En hoedanig of hoe heilig ze geweest is dat bewijzen veel van haar mirakels want ze verwekte veel doden. En op een tijd verwekte ze een pauw die gebeten was van een dolle hond. En veel zieken maakte ze gezond en veel blinden ziende en die jichtige mensen die hun leden verkrompen waren maakte ze recht gaan. En de vrouwen die zwaar waren met vrucht verloste ze.

Van een heilighe suster Helena hetende, ende een ander heilighe Clara in Viterbiën. Dat XXII capittel

Hyer na als dese heilighe maghet Clara in die kentscap der werelt aldus ghecomen was ende claerlic blincte, ende als sy aldus veel herten der |15rb| edelre vrouwen overmits die hette des gheests ontsteken hadde, ende als alle die werelt daer mede verlicht was, en soumen dat getal daer af niet moghen scriven, noch dencken, als ic vermoede. Want het waer onmogelic dat ic dat sterfelike, onwise menschen al vertellen soude moghen. Nochtan om dat die maechden te sterckeliker ghemoet souden wesen, soe wil ic een luttel scriven van somighe sonderlinghe, heilighe maechden. Ende om dat die maechden te willichliker die strengicheit der oerden aen nemen selen, sal icker af roeren.

Bi die stadt van Padua inden convent der susteren van deser oerden (in welcken cloester een heilige man, Anthonius hetende, van onser oerden, begraven es) so was daer een heilighe maecht ende disciplinne Sinte Claren ende was van groter famen ende hiete Helena. Die welcke als dat gout gheproeft wort inden oven, soe wert si daghelicx gheproeft met groter paciënciën. Want si lach in haer bedde ende was wel sestien jaer beroeft van die cracht haers lichaems ende hare tonghe. Ende alleen doer teikenen der handen dancte ende loefde |15va| si Gode met groter dancbaerheit. Dese hadde die Heere Jhesus veel dinghen te kennen gegeven, die den susteren van Padua daer na inden scriftueren openbaert worden. Wes lichaem noch dagelicx getoent wort vanden ghenen diet begheren te sien ende tes noch oft levendich waer ende oec welriekende. Haer haer dat wasset noch daghelicx ende oec die naghelen van haren handen. Ende wie daer af cryghet - van wat siecten hi begavet es - hi wort gesont. Ende sy hevet veel miraculen ghedaen, want Bonifacius, die edel mercgrave van Parma, als hi opt uterste lach van sinen leven ende zeer cranc was, so wort hi ghebrocht van sijn huysvrou opt graf van deser heiligher maghet Helena ende hi worde te hant ghesont van sijnre siecten.

In Viterbiën was oec een heilighe maghet ende disciplinne Sinte Claren ende hiet oec Clara ende blincte oec claerlic overmits veel miraculen. Wiens lichaem oec huden des daechs suverlic ende schoen ghetoent wort. Ende men merct oec dat huer haer ende haer nagele |15vb| noch wassen ende gheven oec den sieken veel weldaden, der ghesontheit daer af begheren te hebben.

Ende wantet veel te langhe waer te vertellen van veel ander heilige maechden deser oerden, soe heb ic dit cortelic ghescreven tot een ghehuechnis der heiliger oerden. Want ic en vinde in al kerstenrijc geen conincrijc oft lantscap daer geen plante ghebleven en es, overmits voersienicheit der heiliger fonteynen Clara. Hier om soe vloeyt huyden des daechs die heilige kercke met duechden die Clara ghelaten hevet ende voert ghebrocht, met welcken si beghert verciert te worden, als si sprect:

"Verciert my met bloemen ende beset mi met mastbomen, want ic van minnen quele."

Mer laet ons nu weder keeren tot onser eerster materiën: hoe dat Sancta Clara conversacie ende leven heeft gheweest.

Van een heilige zuster die Helena heette en een andere heilige Clara in Viterbiën. Dat XXII kapittel.

Hierna toen deze heilige maagd Clara in die kennis der wereld aldus gekomen was en klaar blonk en toen ze aldus veel harten van de edele vrouwen vanwege de hitte van de geest ontstoken had en toen de hele wereld daarmee verlicht was zou men dat getal daarvan niet mogen beschrijven, nog denken zoals ik vermoed. Want het was onmogelijk dat ik dat sterfelijke, onwijze mensen alles vertellen zou mogen. Nochtans omdat die maagden te sterk van gemoed zouden wezen zo wil ik wat schrijven van sommige aparte heilige maagden. En omdat de maagden te gewillig de strengheid der orde aannemen zullen zal ik ervan spreken.

Bij de stad van Padua in het convent van de zusters van deze orde (in welk klooster een heilige man, die Anthonius heet, van onze orde begraven is) zo was daar een heilige maagd en discipel van Sint Clara en was van grote faam en heette Helena. Die zoals dat goud beproefd wordt in de oven zo werd zij dagelijks beproefd met groot geduld. Want ze lag in haar bed en was wel zestien jaar beroofd van de kracht van haar lichaam en haar tong. En alleen door tekens van de handen dankte en loofde ze God met grote dankbaarheid. Deze had de Heer Jezus veel dingen te kennen gegeven die de zusters van Padua daarna in de schriften geopenbaard werden. Wiens lichaam nog dagelijks getoond wordt van diegenen die het begeren te zien en het is nog of het levend is en ook welriekend. Haar haar dat groeit nog dagelijks en ook de nagels van haar handen. En wie daarvan krijgt - van welke ziekten hij begeven is - hij wordt gezond. En ze heeft veel mirakels gedaan want Bonifacius, die edele marktgraaf van Parma, toen hij op het uiterste lag van zijn leven en zeer ziek was zo wordt hij gebracht van zijn huisvrouw op het graf van deze heilige maagd Helena en hij wordt gelijk gezond van zijn ziekte.

In Viterbiën was ook een heilige maagd en discipel van Sint Clara en heette ook Clara en blonk ook klaar vanwege veel mirakels. Wiens lichaam ook heden des daags zuiver en schoon getoond wordt. En men merkt ook dat heur haar en haar nagels nog groeien en geven ook de zieken veel weldaden die er gezondheid daarvan begeren te hebben.

En, want het veel te lang is om te vertellen van veel andere heilige maagden van deze orde, zo heb ik dit kort geschreven tot een gedachtenis der heilige orde. Want ik vind in geheel christenrijk geen koninkrijk of landschap daar geen plant gebleven is vanwege voorzienigheid van de heilige fontein Clara. Hierom zo vloeit heden des daags die heilige kerk met deugden die Clara nagelaten heeft en voortgebracht waarmee ze begeert versierd te worden als ze spreekt:

"Versier mij met bloemen en bezet me met dennenbomen want ik van minnen kwel."

Maar laat ons nu weer keren tot onze eerste materie: hoe dat Sint Clara conversatie en leven is geweest.

Van haer oetmoedicheit ende hoe si die heerscapie vloet ende van haren oetmoedighen dienste. Dat XXIII capittel

Dese yerste steen der |16ra| oerden ende fundament der heiliger oetmoedicheit pijnde haer eerst te timmeren ende te beghinnen op dat fundament alre duechden. Ende si loefde den heiligen Francisco onderdanicheit ende si en dwaelde niet van haer beloften.

Na drie jaren dat si wert, so vloet si vanden dienst ende prelaetscap der abdissen ende begherde meer geregeert te worden dan te regieren ende meer onder te wesen dan boven. Ende onder die dienstmaechden Gods begherde si meer te dienen dan ghedient te worden, als haer wercken betuychden.

Totten laesten soe dwanc Sinte Franciscus haer daer toe, dat si dat regment der abdissen ontfanghen soude. Van welc meer die vreese des Heeren dan verheffinge des ghemoets in haer herte wies. Ende die vriheit en wort in haer daer van niet vermeeret, mer die dienstachticheit. Ende hoe si hogher scheen te sijn te eenigher prelaetscap, hoe sij haer selven meer versmaede van binnen ende berei\der |16rb| was tot allen dienste. Ende si en versmade niet voertaen gheen dienstachtighe wercken, mer si halp hem allen in haren wercken. Ende si plach dicwil water te ghieten op der susteren handen. Ende als si saten, soe stont si bi hem; ende als si aten, soe diende si hem. Seer noode gheboet si yemant wat te doene, mer veel willichliker begherde si dat selve te doene dan die susteren te ghebieden. Al was si teeder van natueren, nochtans en ontsach si haer niet die onreyne dinghen te tracteren; ende den crancken plach si dicwil een becken onder te houden om over te geven; ende die etter der serigher susteren ende vuylnis droech si buten ende die onreyne dinghen der sieken plach si selver te wasschen ende te droghen ende en ontsach gheen stinckende dinghen. Ende der susteren voeten die van buten quamen, plach si selver te wasschen ende - als si ghewasschen waren - te cussen. Ende daer was een vanden susteren die en woude die grote oetmoedicheit aen haer niet bewesen hebben van deser heiligher abdissen, mer si toech haren voet na haer ende onwetende |16va| - oft onverhuets - soe stiet si die voet aen die mont der heiliger maghet; ende met groter oetmoedicheit des gheests soe nam si die voet weder op ende maecte een teyken des heilighen cruys ende custen zeer vriendelic onder aen dat hoel vanden voet.

Van haar ootmoed en hoe ze de heerschappij vlood en van haar ootmoedige diensten. Dat XXIII kapittel

Deze eerste steen der orde en fundament van de heilige ootmoedigheid pijnigde haar eerst te timmeren en te beginnen op dat fundament van alle deugden. En ze loofde de heilige Franciscus onderdanigheid en ze dwaalde niet van haar beloften.

Na drie jaren dat ze werd zo vlood ze van de dienst en prelaatschap van de abdis en begeerde meer geregeerd te worden dan te regeren en meer onder te wezen dan boven. En onder de dienstmaagden God begeerde ze meer te dienen dan gediend te worden, zoals haar werken getuigen.

Tot het laatste zo dwong Sint Franciscus haar daartoe dat ze dat regiment der abdis ontvangen zou. Waarvan meer de vrees des Heren dan verheffing van het gemoed in haar hart groeide. En de vrijheid wordt in haar daarvan niet vermeerderd, maar de dienstbaarheid. En hoe ze hoger scheen te zijn tot enige prelaatschap, hoe zij zichzelf meer versmaadde van binnen en bereid was tot alle diensten. En ze versmaadde voortaan geen dienstachtige werken, maar ze hielp hen allen in hun werken. En ze plag dikwijls water te gieten op de zusters handen. En als ze zaten zo stond ze bij hen; en als ze aten zo diende ze hen. Zeer node gebood ze iemand wat te doen, maar veel gewilliger begeerde zij dat zelf te doen dan de zusters te gebieden. Al was ze teder van naturen, nochtans ontzag ze zich niet de onreine dingen te pakken en de zieken plag ze dikwijls een bekken onder te houden om over te geven en de etter van de bezeerde zusters en vuilnis droeg ze buiten en de onreine dingen der zieken plag ze zelf te wassen en te drogen en ontzag geen stinkende dingen. En de zusters voeten die van buiten kwamen plag ze zelf te wassen en - als ze gewassen waren - te kussen. En daar was een van de zusters die niet wou die grote ootmoedigheid aan haar bewezen hebben van deze heilige abdis, maar ze trok haar voet naar haar en onwetende - of onverhoeds - zo stootte ze die voet aan de mond van de heilige maagd en met grote ootmoed des geest zo nam ze die voet weer op en maakte een teken van het heilige kruis en kuste zeer vriendelijk onderaan dat hol van de voet.

Van haer sonderlinge begherte totter heiligher aermoeden. Dat XXIIII capittel

In mesmaectheit ende verworpenheit toende si die aermoede van buten, op dat si vruchtbaer maken soude den hof hare planten. Ende die aermoede des gheests die de warachtige oetmoedicheit es, begreep in haer die aermoede alder dinghen.

Alsulcken compact ende vasticheit maecte si metter heiligher aermoeden ende vestichte dat metter minnen, soe dat si op erterijc gheen dinc en begherde te besitten dan alleen den Heere Jhesum Christum, ende loefde overmits Hem dat haer dochteren oec niet eyghens hebben en souden. Ende die Heere en liet nyet achter dese heilighe margarijt in Sijnre behoeden te nemen. Want se seyde dat die duerbaer |16vb| margariten der hemelscher begherten die si met vercopinghe alles goets gecocht hadde, in gheenre wijs te besitten waren metter sorchfuldicheit deser titeliker dinghen. Sij vermaende dicwil haer susteren, dat si met hare aermoede hem gheliken souden den armen Christo Dien die arme Moeder - doen Hi een cleyn kindeken was - inder crebben leide. Met eenre sonderlinghe vasticheit verciert si haer dochteren - als met een gulden voerspan - dat si die vulnis des aertschen rijcdoms niet ter herten en souden laten gaen. Sij woude liever in deser werelt belast wesen ende arm wesen, op dat si niet - overmits den wicht des tijteliken sorchfuldicheit - dwalen soude vanden wech Gods. Want si wist uten evangelium dat die rijcdommen den dooren ghelikent waren. Ende om dat si daer niet af ghequetst en worde, so en woude si daer gheen ghemeenscap mede hebben.

Van haar bijzondere begeerte tot de heilige armoede. Dat XXIIII kapittel.

In mismaaktheid en verworpenheid toonde ze de armoede van buiten zodat ze vruchtbaar maken zou de hof van haar planten. En die armoede des geest die de waarachtige ootmoedigheid is greep in haar de armoede van alle dingen.

Al zulke compactheid en vastheid maakte ze met de heilige armoede en vestigde dat met de minnen zodat ze op aardrijk geen ding begeerde te bezitten dan alleen de Heer Jezus Christus en geloofde vanwege Hem dat haar dochters ook niets eigens hebben zouden. En de Heer liet niets achter deze heilige parel in Zijn behoeden te nemen. Want ze zei dat de dierbare parel der hemelse begeerten die zij met verkopen van alle goederen gekocht had in geen wijs te bezitten waren met de zorgvuldigheid van deze tijdelijke dingen. Zij vermaande dikwijls haar zusters dat ze met hun armoede hen vergelijken zou met de arme Christus Die de arme Moeder - toen Hij een klein kindje was – in de kribbe legde. Met een bijzondere standvastigheid versiert ze haar dochters - zoals met een gouden voerspaan - zodat ze het vuilnis van de aardse rijkdom niet ter harte zouden laten gaan. Zij wou liever in deze wereld belast wezen en arm wezen zodat ze niet - vanwege het gewicht van de tijdelijke zorgvuldigheid - dwalen zou van de weg Gods. Want ze wist uit het evangelie dat de rijkdommen de dorens gelijk waren. En omdat ze daar niet van gekwetst wordt zo wou ze daar geen gemeenschap mee hebben.

Hoe dat Clara badt om die previlegie der armoeden ende si |17ra| versaecte alle tijtelike dinghen. Dat XXVst capittel

Ten lesten woude dese heilige maghet haer religi ghenoemt hebben metten titel der aermoeden vanden goeden paus Innocencio den vierden. Soe badt si om die prevelegie der aermoeden. Welcke waerdige vader verblide hem van die viericheit der maghet; met screyende oghen seide hi dattet waer een sonderlinghe opset, welc nye vanden stoel van Romen begeert oft ghebeden en wort. Ende om dat der onghewoenliker beden te moet soude gaen die onghewoenlike gunst, so screef die goede paus met sijn selfs hant die yerste tijtel der gebeden der previlegiën. Ende die paus Gregorius die IXde - ghelikerwijs als hi waerdich was den stoel te besitten ende oec groot van verdienten - soe minde hi utermaten zeere dese heilige maghet Claram doer die minne ende liefde Gods, ende riet haer dat si doch - om die verwandelinghe der tijden ende |17rb| om perikel deser werelt - consenteren soude wat erffenissen te besetten, die welcke hi haer mildelic gheven ende gunnen woude. Mer si weder stont dat met stercken ghemoede, ende en woude dat gheen sins consenteren. Die paus sprac:

"Ist saec, lieve maghet, dat ghi die beloftenisse ontsiet? Wij selen u daer af absolveren."

Sy antworde onversaechlic:

"Ic en begheer in gheenre wijs van die navolghinge mijns brudegoems Jhesu Christi gheabsolveert te worden inder eewicheit. Mer ic begeer wel van uwer groter mogentheit gheabsolveert te worden van mijnen sonden, mer anders niet."

Ende want si dan om die minne des Heeren niet titelics en begherde, soe loefde haer die Heere der heeren haer nootdorst te besorghen. Die stucken der aelmoessen die de susteren in brochten, ontfinc si blidelijc. Ende si bedroefde haer vanden heelen broode, mer si verblide haer van den stucken. Ende alle overvloedicheit scuwede si soe seere bi haer, dat si mende dat God daer niet teghenwoerdich en waer, als daer gheen aermoede en was. Aldus was si sorchfuldich ende aerbeide, |17va| om den armen, naecten, gecruysten Heere ghelyc te worden in aermoeden, op dat gheen verganckelic goed de minnerssen vanden gheminden Heer en souden sceiden, oft beletten haren loep totten Heere.

Siet, hier ghesciede twee wonderlike dinghen, die de minnersse der aermoeden verdiende te wercken.

Hoe dat Clara bad om het privilegie der armoede en ze verzaakte alle tijdelijke dingen. Dat XXVste kapittel.

Tenslotte wou deze heilige maagd haar religie genoemd hebben met de titel van de armoede van de goede paus Innocentius de vierde. Zo bad ze om het privilegie van de armoede. Welke waardige vader zich verblijdde van die vurigheid der maagd met schreiende ogen en zei dat het was een bijzondere opzet welke niet van de stoel van Rome begeert of gebeden wordt. En omdat de ongewone bede tegemoet zou gaan die ongewone gunst zo schreef die goede paus met zijn eigen hand de eerste titel der gebeden der privilegiën. En die paus Gregorius die 11de - gelijkerwijze zoals hij waardig was de stoel te bezitten en ook groot van verdiensten - zo beminde hij uitermate zeer deze heilige maagd Clara door de minne en liefde Gods en raadde haar aan dat ze toch - om de verandering van de tijden en om gevaren van deze wereld - bevestigen zou welke erfenis te bezitten die hij haar mild geven en gunnen wou. Maar ze weerstond dat met sterk gemoed en wou dat geenszins bevestigen. De paus sprak:

"Is het zaak, lieve maagd, dat gij de beloften ontziet? Wij zullen u daarvan absolveren."

Ze antwoordde onversaagd:

"Ik begeer op geen manier van de navolging mijn bruidegom Jezus Christus geabsolveerd te worden in de eeuwigheid. Maar ik begeer wel van uw grote mogendheid geabsolveerd te worden van mijn zonden, maar anders niet."

Want ze dan om de minne des Heren niets tijdelijks begeerde zo loofde haar de Heer der Heren haar nooddruft te bezorgen. De stukken van de aalmoezen die de zusters in brachten ontving ze blijde. En ze bedroefde zich van de hele broden, maar ze verblijdde zich van de stukken. En alle overvloedigheid schuwde ze zo zeer bij haar zodat ze mende dat God daar niet tegenwoordig was als daar geen armoede was. Aldus was ze zorgvuldig en arbeidde om de arme, naakte, gekruisigde Heer gelijk te worden in armoede zodat geen vergankelijk goed de minnaressen van de beminde Heer zouden scheiden of beletten haar loop tot de Heer.

Zie, hier geschiedde twee wonderlijke dingen die de minnares der armoede verdiende te werken.

Hoe overmits Sinte Claren ghebet een broot vermeerdert wert datter vijftich menschen af versaedt worden. Dat XXVI capittel

In haer cloester en was op eenen tijt maer een broot ende doen den honger vermeerderde ende die tijt nakede datmen eten soude ende die heilighe maghet hadde dit vernomen, sy was inden moede niet verstoert, noch si en vertorende haer nyet van die onsorchlike provisie vander procuratrix. Mer si riep so tot haer ende gheboet dat si dat broot deylen soude, ende dat si dat een deel den broeders senden soude, ende dat ander deel houden soude voer den susteren. Van die helft die si hielt voer die susteren, gheboet sij |17vb| datmen die breken soude in L stucken naden getael der joncfrouwen, ende datmense legghen soude opten tafelen der aermoeden. Die devote procuratrix sprac:

"Lieve moeder, het waer van groten node dat die oude miraculen Christi hier bi waren, soudemen dit cleyn deel broots in L stucken breken."

Die moeder die betrouwende was inden Heere, antworde:

"Doet vrilijc, dochter, dat ic u segghe."

Doen voldede si dat ghebot der heiliger maget. Ende die onbevlecte moeder haeste haer voer haer dochteren Gode die vierighe ghebeden met suchten te senden. Ende hier en binnen - overmits die godlike gaven - soe wies dat broot inder susteren handen, als dat een ieghelic ghenoech creech ende versaedt wort. Ende alst wies biden susteren, soe ghesciedet oec by den broederen.

Ende op een tijt, soe ghebrac den maechden olie, als dat daer niet en was, noch oec voer den siecken. Die heilighe |18ra| vrouwe Clara nam dat vat ende wiesschet met haer selfs handen ende sette dat aent sijde op dattet die aelmis haeldere nemen soude om olie te gaen. Die devote broeder haeste hem om te hulpte deser grooter armoeden der susteren, ende ghinc om dat vat te nemen. Mer het en es niet inden mensche diet wil, noch in dien daer loept, mer tys inden ontfermhertigen God, overmits dat vierighe ghebet deser heiliger maget. Ende dat vat wort vol oliën gevonden van den broeder. Ende al murmurrerende sprac hij:

"Om met mi te spotten, hebben mi dese wiven geroepen, want dit vat vindick al vol oliën."

Hoe vanwege Sint Clara’s gebed een brood vermeerderd werd zodat vijftig mensen ervan verzadigd worden. Dat XXVI kapittel.

In haar klooster was op een tijd maar 1 brood en toen de honger vermeerderde en de tijd naakte dat men eten zou en de heilige maagd had dit vernomen was ze in het gemoed niet verstoord, nog vertoornde ze zich niet van die zorgelijke provisie van de procuratie. Maar ze riep zo tot haar en gebood dat ze dat brood verdelen zou en dat ze een deel de broeders zenden zou en dat andere deel houden zou voor de zusters. Van die helft die ze hield voor de zusters gebood zij dat men die breken zou in 50 stukken naar het getal der jonkvrouwen en dat men ze leggen zou op de tafel der armoede. De devote procurator sprak:

"Lieve moeder, het is van grote nood dat dit oude mirakel van Christus hierbij was zou men dit kleine deel brood in 50 stukken breken."

De moeder die vertrouwde in de Heer, antwoordde:

"Doe vrijwillig, dochter, dat ik u zeg."

Toen voldeed ze dat gebod der heilige maagd. En die onbevlekte moeder haastte zich voor haar dochters God de vurige gebeden met zuchten te zenden. En hierbinnen - vanwege de goddelijke gaven - zo groeide dat brood in de zusters handen zodat iedereen genoeg kreeg en verzadigd werd. En toen het groeide bij de zusters, zo gebeurde het ook bij de broeders.

En op een tijd zo ontbrak de maagdenolie, omdat het daar niet was, nog ook voor de zieken. De heilige vrouw Clara nam dat vat en waste het met haar eigen handen en zette dat aan de zijde zodat de aalmoes haler het nemen zou om olie te gaan. De devote broeder haastte hem om te helpen deze grote armoede der zusters en ging om dat vat te nemen. Maar het is niet in de mens die het wil, nog in die daar loopt, maar het is in de ontferming Gods vanwege dat vurige gebed van deze heilige maagd. En dat vat wordt vol olie gevonden van de broeder. En al mopperende sprak hij:

"Om met mij te spotten hebben deze wijven me geroepen, want dit vat vind ik geheel vol olie."

En zij brachten dat vat voor Sint Clara en zij dankte en loofde God.

Van haer wonderlijcke magherheit des lichaems ende strengicheit des levens. Dat XXVII capittel

Van die wonderlijcke castiënghe haers lichaems waer nutter |18rb| te swighen dan te spreken, want sij sulcke dinghen dede in welcken die wonderheit des horens soude kyven met die waerheit der dinghen. Want een eenvoudigen roc ende een grove mantel van snode laken droech sij, meer om haer lichaem te decken dan te verwermen, want dat laken was grof ende ruuch ende vele groover dan Sint Franciscus' cleeder. Ende sij en hadde oec nye eenighe gebruykinge der scoenen aen haer voeten, mer altijt ginc sij metten bloten voeten.

Ten was haer niet groet dat sij alle dage vaste ende dat sij een bedde ghebruycte sonder pluymen. In desen dinghen dede sij gelijck den anderen susteren, ende daer om en had sij hier geen sonderlinge verdiente of.

Mer laet nu die herten der horres bevresen ende die oren verwaren. Och, wat overdrach was des maechdelijcke vleische metten verkens huyt! Dese heilighe maghet hadde eenen roc van een verkens huut haere laten maken, welc sij |18va| verborghen onder haeren roc droech, daer sij dat sachste af ghesneden hadde. Dit droech sij, dat scarp aen haren bloete lichaem. Ende som tijden soe droech sij een cleet van peerden haer dat met cnopen te samen geweven was, dat sij tot veel tijden met haren banden gorde om haer naecte lichaem. Dit cleet hadde sij een van haren dochteren geleent, die daer om gebeden hadde. Welc doe sijt aengetogen hadde ende began die herdicheit ende scarpicheit te voelen, sij en hadt soe begeerlijc niet ghebeden; sij en gaef noch blijdelijker weder om.

Die bloete aerde ende somtijt die herde wijngaert rancken waren haer bedde ende een groet haert hout leydese onder haer hoeft voer haer oerkussen. Ende in lancheit van tijden - overmits crancheit haers lichaems - soe ghebructe sij somtijts onder haer lichaem ghecapt stroe, ende onder haer hoeft wat hoys ende cafs. |18vb| Ende als sij haer lichaem aldus strengelijc gequelt hadde, soe began sij een groote siechte te crighen. Ende overmits dat gebot van Sinte Franciscus soe gebruycte sij een wijl tijts eenen sac met caf ghevult.

Van haar wonderlijke magerheid van lichaam en strengheid van het leven. Dat XXVII kapittel.

Van die wonderlijke kastijdingen van haar lichaam was het nuttiger te zwijgen dan te spreken want zij zulke dingen deed waarin de verwondering van het te horen zou kijven met de waarheid van de dingen. Want een eenvoudige rok en een grove mantel van snood laken droeg zij, meer om haar lichaam te bedekken dan te verwarmen, want dat laken was grof en ruig en veel grover dan Sint Franciscus klederen. En zij had ook niet enige gebruikelijke schoenen aan haar voeten, maar altijd ging zij met blote voeten.

Het was haar niet te groot dat zij alle dage vastte en dat zij een bed gebruikte zonder pluimen. In deze dingen deed zij gelijk de andere zusters en daarom had zij hier geen bijzondere verdienste van.

Maar laat nu de harten van haar vrezen en de oren verwarren. Och, welke overdracht was dat maagdelijke vlees met een varkenshuid! Deze heilige maagd had zich een rok van een varkenshuid laten maken die zij verborgen onder haar rok droeg daar zij dat zachtste afgesneden had. Dit droeg zij dat scherp was aan haar blote lichaam. En sommige tijden zo droeg zij een kleed van paardenhaar dat met knopen tezamen geweven was dat ze in veel tijden met haar banden gordde om haar naakte lichaam. Dit kleed had zij van een van haar dochters geleend die daarom gebeden had. Die toen zij het aangetrokken had en begon de hardheid en scherpheid te voelen, zij had zo begeerlijk niet gebeden; zij gaf het nog blijer wederom.

De blote aarde en soms de harde wijngaardranken waren haar bed en een groot hard hout legde ze onder haar hoofd voor haar oorkussen. En op den duur - vanwege zwakheid van haar lichaam - zo gebruikte zij soms onder haar lichaam gekapt stro en onder haar hoofd wat hooi en kaf. En als zij haar lichaam aldus streng gekweld had zo begon zij een grote ziekte te krijgen. En vanwege dat gebod van Sint Franciscus zo gebruikte zij een tijdje een zak met kaf gevuld.

Van haer wonderlijcke vasten ende hoe sij somtijde niet en besichde met dallen. Dat XXVIII capittel

Int vasten soe gebruycte sij soe groten strengicheit dat sij nauwe van der cleynre daghelijcxer spijsen dat leven onthouden mocht hebben, ten ware dat haer geen ander cracht op gehouden en hadde. Ende als sij gesont was, soe vaste sij die XL daghen ende Sinte-Martens vasten onder wijlen met water ende broet, ende alleen des sondaechs plach sij een weynich wijns te proven, als sijse hadde. Ende dat uter maten te wonderen es, soe en plach sij in die groote vasten des maendaechs, des woensdaechs ende des vrydaechs niet metdallen te besighen in spijsen. Aldus |19ra| soe vervolchden hem daghen der soberre spijsen ende die daghen der scerper abstinenciën ende stervinghen als sij dien dach der volmaecter vasten dede met broet ende water, oft haer hoechtijt geweest hadde.

Hier om en waest geen wonder dat - overmits dese groote strengicheit die Clara langhe tijt dede - haer met grooter siecten onder die voet hielt, ende haer craft verteerde ende haer lichamelijcke stercheit vernielde. Haer susteren hadden groot medelijden met hare moeder overmits desen strengen dooden die sij dagelijcx leet, ende bescreyden haer dicwil met rouweghen tranen.

Ten laesten, Sinte Franciscus ende die bisscop van Assissen verboden Sinte Clara dese grote strengen vasten van die drie daghen ende bevalen haer dat sij geenen dach en soude laten voerbi gaen, sij en soude onder half uncie broets nemen tot haer nootdorst, ende want die swaer castidinge haers lichaems plach te maken quetsinge der ghemoeden. |19rb| Mer het scheen al anders in Clara, want in al haer strenghe castijnghe ende abstinenciën hielt sij altoes haer aensicht vrolijc, als dat sij scheen die niet te ghevoelen, ende oec of sij bespot hadde die lijflycke quellinghe. Waer uut men verstaen mach dat die heylighe vrolijcheit die van binnen scheen, overvloedelijc hem van buyten openbaerde. Want die minne des herten, die saftige die ghesel des lichaems.

Van haar wonderlijke vasten en hoe zij soms niets gebruikte. Dat XXVIII kapittel.

In het vasten zo gebruikte zij zo’n grote strengheid dat zij nauwelijks van de kleine dagelijkse spijzen dat leven onthouden mocht hebben, tenzij dat haar geen ander kracht opgehouden had. En als zij gezond was zo vastte zij die 40 dagen en Sint-Maartens vasten soms met water en brood en alleen zondags plag zij een weinig wijn te proeven, als zij het hadden. En dat uitermate te verwonderen is, zo plag zij in de grote vasten ‘s maandags, ‘s woensdags en de vrijdag geheel niets te bezigen in spijzen. Aldus zo vervolgden zich dagen met sobere spijzen en de dagen der scherpe abstinentie en verstervingen als zij die dag de volmaakte vasten deed met brood en water of het haar hoogtijd geweest was.

Hierom was het geen wonder dat - vanwege deze grote strengheid die Clara lange tijd deed - haar met grote ziekten onder de voet hield en haar kracht verteerde en haar lichamelijke sterkte vernielde. Haar zusters hadden grote medelijden met hun moeder vanwege deze strengheide gedoogden zij dagelijks leed en beschreiden haar dikwijls met berouwde tranen.

Tenslotte, Sint Franciscus en de bisschop van Assisi verboden Sint Clara deze grote strenge vasten van die drie dagen en bevalen haar dat zij geen dag zou laten voorbijgaan, zij zou anderhalf ons brood nemen tot haar nooddruft want die zware kastijding van haar lichaam plag te maken kwetsing van het gemoed. Maar het scheen geheel anders in Clara, want in al haar strenge kastijdingen en abstinentie hield zij altijd haar aanzicht vrolijk zodat zij die niet scheen te voelen en ook of zij bespot die lijfelijke kwelling had. Waaruit men verstaan mag dat die heilige vrolijkheid die van binnen scheen overvloedig zich van buiten openbaarde. Want de minne van het hart die verzachtte de gesel van het lichaam.

Van haer sonderlinghe oefeninghe inden gebede. Dat XXIX capittel

Inder gelijcker wijs als sij haer doode inden vleysche, soe was sij oec al heel vreemde der warelt, want haer ziele was altijt becommert met stadighen gebeden ende met godlijcke love. Ende sij had alrede bevesticht die scaerpheit der inwendiger begeerten in lichte, ende als sij overgetreden had die aertsce dinghen, soe spreyde sij wijt uut haren scoet inden regen der graciën. Nader completen vertoech sij lange haer bedinghen ende met haer overvloedighe tranen verwecte sij die |19va| ander mede tot screyen. Ende als die ander susteren haer vermoede leden te rusten droeghen, dan bleef sij wakende ende onverwinnelijc in haren gebede, opdat sij dan ontfanghen soude die verborgentheit der godlijcker insprekinghe als die ander susteren laghen ende sliepen.

Dicwil als sij lach opter aerden gestrect in haer ghebeden, soe was sij seer vochtich van tranen ende bestortte die arde metten screyen. Alsoe dat sij altoes scheen haren brudegoem Jhesus te houden in haren armen, in Wies tegenwoerdicheit die tranen gheoffert worden.

Doen sij op een tijt aldus overgoten was met tranen, soe openbaerde haer die duvel in een form van een zwaert kint ende sprac tot haer ende seyde:

"En wilt aldus vele niet screyen, want ghij sult daer of blint worden."

Clara antworde hem haestelijc:

"Hij en sal niet blint worden die den Heere sien sal."

Als hij dat hoerde, vloet |19vb| hij confuys van haer. Ende opten selven nacht als Clara aldus in haer gebet lach ende bestortte met tranen, soe quam die valsche bedriegher weder tot harer ende seyde:

"En screyt niet aldus vele, op dattet breyn des hoefts niet van een en sceide ende uut dijn nose crighen."

Sij antworde haesstelijc:

"Hij en sal geen siericheit lijden die den Heere dient."

Rechte voert sceyde hij van haer.

Hoe groote bevestinghe haers selfs sij ontfinc in den vierighen oven des gebets, hoe grootelijc haer began te verlanghen in die ghebruykinge der goetheit Gods, dat proeven haer godlijcke wercken ende mirakelen. Ende als sij aldus blijdelijc vanden gebede op stont soe sprac sij vierighe ende vlammige woerden, die die herten der susteren doerginghen ende ontstaken, welcke woerden sij ontfinc vanden outaer des godlijckes viers want sij verwonderden hem dat soe grooten sueticheit uut haeren mont quam |20ra| ende dat sij soe claerlijc scheen buten ander tijden warachtelijc. God hadde in Sijnre sueticheit den armen bereyt ende dat herte, dat waer aldus vervult, hadde dat lichte des gelijcs lijflijcken van buten in den ghebede. Aldus soe was sij in dese verganckelijcke warelt met haren brudegoem alsoe vereenicht, dat sij altoes haer welden ende haer lusticheit inden Oversten hadden. Ende aldus in deser verganckelijcke werelt verciert met stantaftighen doechden, hielt sij den scat der gloriën in een eerden vat besloten ende bleef metten vleesche inder aerden ende metter herten inden hemel.

Sij hadde voer een sede dat sij altijt die eerste was inder metten ende sij plach die jonge susterkijns overmits teykenen al swigende te wecken ende te vermanen ende te leeren totten dienste Gods. Dicwil als die ander susterkens sliepen, plach sij die lampen |20rb| te ontsteken ende die cloecken met haren handen te luyden. Die traecheit en vant geen stede noch die luyheit geen stoel. Mer dat slot Gods was omset tegen die laghen des bedriegers metter timmeringhe des devoten ghebets.

Van haar bijzondere oefeningen in het gebed. Dat XXIX kapittel.

Op de gelijke wijze zoals zij haar doodde in het vlees zo was zij ook geheel vreemd van de wereld want haar ziel was altijd bekommerd met gestadige gebeden en met goddelijke lof. En zij had alreeds bevestigd de scherpte der inwendige begeerten in lichte en toen zij vertreden had de aardse dingen zo spreidde zij wijdt uit haar schoot in de regen van de gratiën. Na de gebeden van 7 uur toonde zij lang haar bidden en met haar overvloedige tranen verwekte zij die van andere mede tot schreien. En als die andere zusters haar vermoeide leden te rusten droegen dan bleef zij wakend en onoverwinnelijk in haar gebed zodat zij dan ontvangen zou de verborgenheid van de goddelijke inspreken als de andere zusters lagen en sliepen.

Dikwijls als zij lag op de aarde gestrekt in haar gebeden zo was zij zeer vochtig van tranen en bestortte de aarde met het schreien. Alzo dat zij altijd scheen haar bruidegom Jezus te houden in haar armen in Wiens tegenwoordigheid die tranen geofferd werden.

Toen zij op een tijd aldus overgoten was met tranen zo openbaarde haar de duivel in een vorm van een zwart kind en sprak tot haar en zei:

"Wil aldus veel niet schreien want gij zal daarvan blind worden."

Clara antwoordde hem haastig:

"Hij zal niet blind worden die de Heer zien zal."

Toen hij dat hoorde vlood hij confuus van haar. En op dezelfde nacht toen Clara aldus in haar gebed lag en bestortte zich met tranen zo kwam die valse bedrieger weer tot haar en zei:

"Schrei niet aldus veel zodat het brein van het hoofd niet vaneenscheidt en uit uw neus krijgt."

Zij antwoordde haastig:

"Hij zal geen zeerheid lijden die de Heer dient."

Recht voort scheidde hij van haar.

Hoe grote bevestiging van haar zelf zij ontving in de vurige oven van het gebed, hoe groot ze begon te verlangen in het gebruiken van de goedheid God dat bewijzen haar goddelijke werken en mirakels. En toen zij aldus blijde van het gebed opstond zo sprak zij vurige en vlammende woorden die de harten der zusters doorgingen en ontstaken, welke woorden zij ontving van het altaar van het goddelijke vuur want zij verwonderden hen dat zo’n grote zoetheid uit haar mond kwam en dat zij zo helder scheen buiten ander tijden waarachtig. God had in Zijn zoetheid de armen bereid en dat hart dat was aldus vervuld dat had het licht desgelijks lijfelijk van buiten in het gebed. Aldus zo was zij in deze vergankelijke wereld met haar bruidegom alzo verenigd dat zij altijd haar weelde en haar lustigheid in de Overste had. En aldus in deze vergankelijke wereld versiert met standvastige deugden hield zij de schat der gloriën in een aards vat besloten en bleef met het vlees in de aarde en met het hart in de hemel.

Zij had voor een zede dat zij altijd de eerste was in de metten en zij plag de jonge zustertjes vanwege tekens al zwijgend te wekken en te vermanen en te leren tot de dienst God. Dikwijls als die andere zustertjes sliepen plag zij de lampen te ontsteken en de klokken met haar handen te luiden. De traagheid vond geen plaats nog de luiheid geen stoel. Maar dat slot Gods was omzet tegen die hinderlagen van de bedriegers met de betimmering van devoot gebed.

Hoe dat overmits Claren ghebet die Sarazijnen wonderlijc verjaecht werden. Dat XXX capittel

Het es behoerlijc, dat wij vertellen vander grootheit haers gebeths, welc grootheit als sij inder waerheit warachtich sijn, soe sijn sij oec alre eeren waerdich. In dier tempeest, doen die Heilige Kercke ghedoechde vele wederstoets inder werelt, onder der keyser Frederijco soe dranc dat dal van Spoleten dicwil vanden kelc des wederstoets. Doen waren daer - overmits dat gebot des keysers - veel scaren van ridders ende Sarazijnen ende scutters gesonden om die steden te bevechten. Alsoe veel als een swaelm van biën, soe dic quamen sij in een. Ende als sij die stadt van |20va| Assise verderven wouden, op een tijt daer voer quamen, welc stadt die Heere uutvercoren hadde, ende als sij bij der poorten quamen, die Zarazijnen zeer boes ende quaet volc was, welc zeere dorstich was na dat kersten volc ende naecten bijden cloester der heiliger maechden tot Sinte-Damiaens. Die ombesmette herten der susteren worden seer vervaert ende beefden van anxte ende sij quamen met jammerlijcken suchten ende screyen lopen totter heiliger abdissen Clara. Met onbevreesder herten troeste sij haer dochteren ende seyde dat die ontfermherticheit Gods nakende was. Ende sij gheboet datmen haer draghen soude voer die porte, want sij seer siec was, ende datmen haer reyken soude een busse van elpen been gemaect die zeer costelijc verciert was ende hadden in grooter waerden, want dat Heilighe Sacrament daer in besloten was. Ende als sij dus daer |20vb| devotelijc lach in haer gebeden, soe sprac sij devotelijcken tot haren brudegoem:

"O, mijn Heer, ist U behaechlijc dat dese ongewapende maechden die ic in Uwer minnen opgevoet heb, gelevert selen worden inden handen der wreder Sarazijnen? O, lieve Heer, bewaert doch dese heilighe maechden, die ic alte hants in deser tijt niet bewaren en can."

Siet, nu hoert een wonderelijc dinc dat daer ghesciede. Daer was te hants bereyt die goedertierenheit Gods. Daer quam - overmits die barmherticheit Gods - een stemme uuter bussen als een jonc kindekijn ende seyde:

"Ic sal u altijt bewaren."

Sij antwoerde:

"Mijn lieve Heere, ist U behaechlijc, soe bescermt oec dese stadt, die ons overmits U minne voedet ende op hout."

Die Heere sprac:

"Sij sal wat swaricheiden lijden overmits haer verdienten, mer ic salse met mijn |21ra| beschermenis bewaren."

Doen rechte sij haer op, dese heilighe maghet, haer screyende aensicht ende strecte ende troeste die screijende susteren, seggende:

"Ic love u bij trouwen, lieve dochteren, ghij en selt geen quaet lijden, daer ghij voer ghesorcht hebt; alleen betrouwet inden Heere."

Ende rechtevoert bevreesde haer die vreetheit ende coenheit der quader honden ende clommen haestelijc over die mueren daer sij over gecomen waren ende zeer verstoert worden sij overmits dat vierige ghebet Clara. Ende sij beval den genen, die dit gesien ende ghehoert hadden dat sij dit mirakel doch niet openbaeren en souden, alsoe langhe als sij leefde.

Hoe dat vanwege Clara’s gebed de Saracenen wonderlijk verjaagd werden. Dat XXX kapittel.

Het is behoorlijk dat wij vertellen van de grootheid van haar gebeden welke grootheid zoals zij in de waarheid waar zijn zo zijn zij ook alle eren waardig. In die tempeest toen de Heilige Kerk gedoogde veel weerstand in de wereld onder keizer Frederik zo dronk dat dal van Spoleta dikwijls van de kelk der weerstand. Toen waren daar - vanwege dat gebod van de keizer - veel scharen van ridders en Saracenen en schutters gezonden om die steden te bevechten. Alzo veel als een zwerm van bijen zo vaak kwamen zij bijeen. En toen zij de stad van Assisi bederven wilden en op een tijd daarvoor kwamen, welke stad de Heer uitverkoren had, en toen zij bij de poorten kwamen, de Saracenen een zeer boos en kwaad volk was die zeer dorstig waren naar dat christenvolk, en naakten bij het klooster der heilige maagden tot Sint-Damianus. Die onbesmette harten der zusters worden zeer bang en beefden van angst en zij kwamen met jammerlijke zuchten en schreien lopen tot de heilige abdis Clara. Met onbevreesd hart troostte zij haar dochters en zei dat de ontferming Gods nakende was. En zij gebood dat men haar dragen zou voor de poort, want zij zeer ziek was, en dat men haar reiken zou een bus van ivoor gemaakt die zeer kostbaar versierd was en had een grote waarde want dat Heilige Sacrament was daarin besloten. En toen zij aldus daar devoot lag in haar gebeden zo sprak zij devoot tot haar bruidegom:

"O, mijn Heer, is het U behaaglijk dat deze ongewapende maagden die ik in Uw minnen opgevoed heb geleverd zullen worden in de handen van de wrede Saracenen? O, lieve Heer, bewaar toch deze heilige maagden die ik al te hand in deze tijd niet bewaren kan."

Zie, nu hoor een wonderlijk ding dat daar geschiedde. Daar was gelijk bereid de goedertierenheid God. Daar kwam - vanwege de barmhartigheid God - een stem uit de bus zoals een jong kindje en zei:

"Ik zal u altijd bewaren."

Zij antwoordde:

"Mijn lieve Heer, is het U behaaglijk, zo bescherm ook deze stad die ons vanwege Uw minne voedt en ophoudt."

De Heer sprak:

"Zij zal wat zwarigheden lijden vanwege hun verdiensten, maar ik zal ze met mijn bescherming bewaren."

Toen richtte zij zich op, deze heilige maagd, haar schreiende aanzicht en strekte en troostte de schreiende zusters en zei:

"Ik beloof u bij vertrouwen, lieve dochters, gij zal geen kwaad lijden daar gij voor gezorgd hebt; alleen te vertrouwen in de Heer."

En recht voort bevreesde haar de wreedheid en koenheid van de kwade honden en ze klommen weer haastig over die muren daar zij over gekomen waren en zeer verstoord werden zij vanwege dat vurige gebed van Clara. En zij beval diegenen die dit gezien en gehoord hadden dat zij dit mirakel toch niet openbaren zouden alzo lang als zij leefde.

Hoe dat sij oec verlossede die stede van Assisen overmits haer gebet die vanden boesen menschen beleghen was. Dat XXXI capittel

Op een tijt soe was daer een ende hiete Vitalis van Averse. Desen was ghierich der ydelre gloriën ende moedich inden strijde ende was |21rb| een capiteyn, gecomen van des keysers heer ende quam daer tegen die stadt van Assise. Dese man maecte die eerde al bloet vanden bomen die daer bij stonden ende quam sterckelijcken aen om die stadt te belegghen. Ende hij swoer dat hij van daer niet trecken en soude, hij en sach eerst die stadt gewonnen ende bedorven. Het was soe verre gecomen, dat sij die stadt verliesen soude. Doen dat dese heilighe maghet Clara vernam, soe versuchte sij swaerlijc ende riep die susteren tot haer ende sprac met screyenden oghen:

"Mijn alder liefste dochteren, ghij weet wel dat wij van dese stede dagelijcx veel goeder aelmissen ontfanghen. Ende ten waer niet redelijcken dat wijse niet te hulpen en quamen na onsen vermoghen."

Sij gheboet datmen halen soude asschen ende dat sij haer hoefden bloet souden maken. Ende sij maecte ierst haer hoeft bloet ende bestroeyde dat met asschen ende dat dede sij oec den susteren op thoeft ende sprac tot hem allen:

"Trect |21va| alle gader metter herten tot Onsen Heere ende bidt Hem met alre innicheit voer die verlossinghe van deser steden."

Wat ict al met sonderheid vertellen? Wat wil ic segghen van die vierighe tranen der maechden ende vanden weldighen ghebeden?

Des anderen daechs wrocht die bermhertighe God oerberlijc metter becoringhen, die niet en versmaet dat gebet der armer. Dat heer wort al heel ghesceyden ende die hoverdige Vitalis die vloet confuust van daer teghen sijn beloeftenis. Ende hij en quelde die stadt niet meer ende na drie daghen soe worde hij verslaghen metten swaerde.

Hoe dat zij ook verloste de stad van Assisi vanwege haar gebed die van de boze mensen belegerd was. Dat XXXI kapittel.

Op een tijd zo was daar een en heette Vitalis van Averse. Deze was gretig de ijdele gloriën en moedig in de strijd en was een kapitein gekomen van keizers leger en kwam daar de stad van Assisi tegen. Deze man maakte de aarde geheel bloot van de bomen die daarbij stonden en kwam sterk aan om die stad te belegeren. En hij zwoer dat hij vandaar niet vertrekken zou, hij zag eerst die stad overwonnen en bedorven hebben. Het was zover gekomen dat zij die stad verliezen zouden. Toen dat deze heilige maagd Clara vernam zo zuchtte zij zwaar en riep de zusters tot haar en sprak met schreiende ogen:

"Mijn allerliefste dochters, gij weet wel dat wij van deze stad dagelijks veel goede aalmoezen ontvangen. En het is niet redelijk dat wij ze niet te hulp kwamen naar ons vermogen."

Zij gebood dat men halen zou as en dat zij hun hoofden bloot zouden maken. En zij maakte eerst haar hoofd bloot en bestrooide dat met as en dat deed zij ook de zusters op het hoofd en sprak tot hen allen:

"Trek alle tezamen met de harten tot Onze Heer en bidt Hem met alle innigheid voor de verlossing van deze stad."

Wat ik al met bijzonderheid vertel? Wat wil ik zeggen van die vurige tranen der maagden en van de weldadige gebeden?

De volgende dag wrocht de barmhartige God oorbaar met de bekoringen die niet versmaadde dat gebed der armen. Dat leger wordt al geheel gescheiden en de hovaardige Vitalis die vlood confuus van daar tegen zijn belofte. En hij kwelde die stad niet meer en na drie dagen zo werd hij verslagen met het zwaard.

Hoe sij - overmits haer gebet - een vrou verloste van V duvelen. Dat XXXII capittel

Ten es gheen wonder dat dat ghebet Sinte Clara teghen die vreetheit der menschen crachtich es, wanttet oec die vianden verbrande. Want daer was een devote vrouwe uter stede van Pijsanen ende quam op een tijt tot deser steden opdat sij Gode ende Sinte Claren dancken soude ende |21vb| loven voer dier weldaet dat sij overmits Sinte Claren gebet verlost was van V duvelen ende die boese geesten riepen in haer uutscheiden dat sij van dat vierighe ghebet Sinte Clara voerden ende van dat beseten vat moesten sceyden.

Ten was geen wonder dat die vianden haer ontsagen, welc God - overmits die verdienst haers levens ende hare gebeden - veel heymelijcheden openbaerde ende wat van noode was dat sy begheerde wort haer verkundicht. Ende oec hoe dat die opiniën haers gebets bijden menschen was, dat laet ons vertellen. Want sonder saec en hadde die heilighe paus Gregorius groot betrouwen in haer ghebeden. Ende oec sette hij wonderlijc sijn gelove, want hij daer een nyewe cracht uut bevoelt hadde als hem eenighe droefheit aen quam. Ende want hy bisscop Ostiënsen was ende wort daerna gecoren totter hoecheit des pauselijcken staets ende altijt was hij devoet tot deser maget ende plach dicke haer minnelijcke brieven te scriven haer hulp begeerende welc hij |22ra| sonder twifel vernam ende als dit was een dinc vol oetmoedicheits, alsoe eest oec met ganser vliet nae te volgen, want dese stadhouder Gods bidt hulp van die dienst maecht des Heeren ende bevelt hem in hare doechden ende ghebeden. Hij wist wel wat die minne werckende conde ende wat vriën toeganc die suver maechden hebben totten stoel der overster mogentheit Gods. Want eest dat die Coninc der gloriën Hem selven gevet den geenen die Hem puerlijc minnen, wat ist dat Hi niet en gevet den genen die Hem devotelijc bidden, eest sake dattet nut is, dat sij bidden. Ende Sinte Franciscus hadde oec groot betrouwen in dat ghebet sijnder devoter dochter, dat hier na allensken declareren sal.

Want als Sinte Franciscus inden beginsel sijnre bekeringhe, in welcken hij Gode een devoten dienst bewijsde, soe dochte hij inden sinne dat die godlijcke wille te versoeken waer doer die verdiente van |22rb| Sinte Clara. Ende als sij devotelijcken ghebeden had overmits godlijcke insperacie, sprac sij tot hem, dat hij haer niet alleen profitelijc te wesen, maer dat hij gesent waer om alle dese werelt nut te wesen. Ende Sinte Franciscus hadde oec soe groote betrouwen in haer ghebeden, dat hij dicwil die sieken tot haer plach te senden, op dat sij doer haer gebet ghesontheit mocht vercrigen.

Hij hadde oec eenen broeder, die Steven, ende was onvroet geworden, soe datmen binden moest ende sinden tot haer, op dat sij hem een teken des Heilighen Cruces soude maken. Dat dede sij als een dochter der ghehoersaemheit ende niet toe scrivende haer volmaectheit. Ende sij nam desen broeder inder stadt daer sij gewoenlijc was te bidden ende lieten een weynich slapen. Ende vlucs daer na, als hij ontwaect worde, soe stont hij op gesont ende ghinc alleen ende los tot Franciscum, uut welcken men openbaerlijc mercken mach: was die stede der bedinghen van sulcker cracht |22va|, hoe crachtig waren dan haer vierighe ghebeden.

Hoe zij - vanwege haar gebed - een vrouw verloste van 5 duivels. Dat XXXII kapittel.

Het is geen wonder dat dat gebed van Sint Clara tegen de wreedheid der mensen krachtig is want het ook de vijanden verbrandde. Want daar was een devote vrouw uit de stad van Pisana en kwam op een tijd tot deze stad opdat zij God en Sint Clara bedanken zou en beloofde voor die weldaad dat zij vanwege Sint Clara’s gebed verlost was van 5 duivels en die boze geesten riepen in haar uitscheiden dat zij van dat vurige gebed van Sint Clara voerden en van dat bezeten vat moesten scheiden.

Het was geen wonder dat de vijanden haar ontzagen welke God - vanwege die verdienste van haar leven en haar gebeden - veel heimelijkheden openbaarde en wat van node was dat zij begeerde wordt haar verkondigd. En ook hoe dat die opinie van haar gebed bij de mensen was, dat laat ons vertellen. Want zonder zaak had de heilige paus Gregorius groot vertrouwen in haar gebeden. En ook zette hij wonderlijk zijn geloof want hij daar een nieuwe kracht uit gevoeld had toen hem enige droefheid aankwam. Want hij bisschop van Ostiënsen was en werd daarna gekozen tot de hoogheid van de pauselijke staat en altijd was hij devoot tot deze maagd en plag vaak haar minnelijke brieven te schrijven haar hulp begerende welke hij zonder twijfel vernam en zoals dit was een ding vol ootmoedigheid alzo is het ook met ganse vlijt na te volgen want deze stadhouder God bid hulp van die dienstmaagd des Heren en beveelt hem in haar deugden en gebeden aan. Hij wist wel wat die minne bewerken kon en welke vrije toegang de zuivere maagd heeft tot de stoel van de overste mogendheid God. Want is het dat de Koning der gloriën Hem zelf geeft diegene die Hem puur beminnen, wat is het dat Hij niet geeft diegenen die Hem devoot bidden, is het zaak dat het nuttig is dat zij bidden. En Sint Franciscus had ook groot vertrouwen in dat gebed van zijn devote dochter dat hierna geleidelijk aan verklaard zal worden.

Want toen Sint Franciscus in het begin van zijn bekeringen waarin hij God een devote dienst bewees zo dacht hij in de geest dat die goddelijke wil te verzoeken was door de verdienste van Sint Clara. En toen zij devoot gebeden had vanwege goddelijke inspiratie sprak zij tot hem dat hij haar niet alleen profijtelijk is, maar dat hij gezonden was om deze hele wereld nuttig te wezen. En Sint Franciscus had ook zo’n groot vertrouwen in haar gebeden zodat hij dikwijls de zieken tot haar plag te zenden zodat zij door haar gebed gezondheid mochten verkrijgen.

Hij had ook een broeder, Steven, en die was onverstandig geworden zodat men hem binden moest en zond hem tot haar opdat zij hem een teken van het Heilige Kruis zou maken. Dat deed zij als een dochter der gehoorzaamheid en niet toeschrijvende aan haar volmaaktheid. En zij nam deze broeder in de plaats daar zij gewoonlijk was te bidden en liet hem een weinig slapen. En vlug daarna toen hij ontwaakte zo stond hij op gezond en ging alleen en los tot Franciscus waaruit men openbaar merken mag: was die plaats van het bidden van zulke kracht, hoe krachtig waren dan haar vurige gebeden.

Van haer wonderlijcke devocie sij hadde totten Heilighen Sacramente. Dat XXXIII capittel

Hoe groote begheerte der devociën Clara hadde totten Heilighen Sacramente des outaers, dat bewijsen wel haer wercken.

Eerst in die wechjaginge der Zarasijnen; doen die stemme eens jonghen kints daer uter bussen sprac. Want in die sware siecte daer sij om te bedde lach, liet sij haer op rechten ende wat achter den rugghe leggen dat haer op hielt. Ende alsoe sittende, span sij zeer cleyn laken, alsoe veel, daer wel L corporalen af dede maken, die sij in sijden ende purpere sacxkens besloet, ende sijnde se in allen kercken die omtrent Assisen gheleghen waren.

Ende als sij dat lichaem Ons Heeren ontfanghen soude, soe maecte sij haer eerst voechtich met heeten tranen. Ende soe ginc sij voert - al bevende ende al scrumende - ende sij en ontsach niet min Den Genen |22vb| Die inden Sacramente verborghen lach, dan Den Genen Die hemel ende aerde regeert.

Van haar wonderlijke devotie die zij had tot het Heilige Sacrament. Dat XXXIII kapittel.

Hoe grote begeerte tot de devotie Clara had tot het Heilige Sacrament des altaar dat bewijzen wel haar werken.

Eerst in het wegjagen van de Saracenen; toen de stem van een jong kind dat daar uit de bus sprak. Want in de zware ziekte daar zij om te bed lag liet zij zich oprichten en wat achter de rug leggen dat haar ophield. En alzo zittende spon zij een zeer klein laken, alzo veel dat men daar wel 50 corporalen van liet maken die zij in zijden en purperen zakjes besloot en zijn ze in alle kerken die omtrent Assisi gelegen zijn.

En toen zij dat lichaam van Onze Heer ontvangen zou zo maakte zij zich eerst vochtig met hete tranen. En zo ging zij voort - al bevend en al schreiend - en zij ontzag niet minder Diegenen Die in het Sacrament verborgen lag dan Diegene Die hemel en aarde regeert.

Hoe sij op eene nacht vander gheboerten Gods hoerde den sanc inder kercken, doen sij sieck was. Dat XXXIIII capittel

Mer als sij in haer siecte ghedachtich was Christum, haren Heere, also visenteerde Hijse weder in hare siecten. Inder nacht als al die werelt vrolijc was metten ingelen vander gheboerte des cleynen Kindekijns, soe waren alle die susteren ter kercken om te bidden ende lieten die sieke moeder daer alleen ligghen. Ende als sij - dus daer alleen wesende - honich vloeyende ghedachten began te crighen van dat cleyne Kindeken Jhesu, ende creech groote bedructheit in haer herte, dat sij metten anderen susteren in Sijnen love niet teghenwoerdich en mochte wesen ende sprac met grooten suchten:

"O, mijn Heere, mijn God, ic bin hier alleen ghelaten in deser steden."

Siet, vlus daer na alle die sanc ende |23ra| lof die daer ghedaen woerden in die kercke Sancti Francisci, die hoerde sij volcomelijc met haren oren, ende oec die vrolijcheit ende groote jubilacie der broderen ende oec dat geluyt der orgelen. Want die stede was soe verre van daer, dat sij niet menschelijc was, dat te hooren, oft sij mocht boven alle ander creatueren sceerp ghehoert hebben. Ende noch sach sij een ander, dat boven al gaet, want sij was waerdich die cribbe des Heeren te sien ende die wort haer inden visioen ghetoent.

Des morghens, als die susteren weder quamen tot haer, soe seide sij:

"Ghebenedijt soe moet sijn die Heere Jhesus Christus, Die mij niet achter ghelaten en heeft als ghij dedet, want ic heb warachtelijc - overmits Sijn gracie - ghehort alle die godlike loven die van deser nacht SinteFranciscus kercke ghesciet sijn."

Hoe zij op een nacht van de geboorte van God hoorde het gezang in de kerk toen zij ziek was. Dat XXXIIII kapittel.

Maar toen zij in haar ziekte dacht aan Christus, haar Heer, alzo visiteerde Hij haar weer in haar ziektes. In de nacht toen de hele wereld vrolijk was met de engelen van de geboorte van het kleine Kindje zo waren alle zusters ter kerke om te bidden en lieten de zieke moeder daar alleen liggen. En toen zij - dus daar alleen wezend - honing vloeiende gedachten begon te krijgen van dat kleine Kindeke Jezus kreeg ze grote bedruktheid in haar hart dat zij met de andere zusters in Zijn lof niet tegenwoordig mocht wezen en sprak met grote zuchten:

"O, mijn Heer, mijn God, ik ben hier alleen gelaten in deze plaats."

Zie, vlug daarna de hele zang en lof die daar gedaan wordt in de kerk van Sint Franciscus die hoorde zij volkomen met haar oren en ook de vrolijkheid en het grote jubelen van de broeders en ook dat geluid van het orgel. Want die plaats was zover vandaar dat het niet menselijk was dat te horen of zij mocht boven alle ander creaturen scherp gehoord hebben. En nog zag zij een andere dat boven alles gaat want zij was waardig de krib des Heren te zien en die wordt haar in het visioen getoond.

‘s Morgens toen de zusters weer kwamen tot haar zo zei zij:

"Gebenedijd zo moet zijn de Heer Jezus Christus die mij niet achtergelaten heeft zoals gij deed want ik heb waarachtig - vanwege Zijn gratie - gehoord al die goddelijke lof die van deze nacht Sint Franciscus kerk geschied zijn."

Van haer barnende minne die sij |23rb| hadde totten ghecruysten Jhesum. Dat XXXV cappittel

Sonderlinghe plach sij te bescreyen dat lijden Ons Heeren ende uut Sijn heilighe wonden plach sij te putten bitter begeerten. Ende nu suect sij daer uut suete bliscapen. Die tranen Christi, die Hij stortte in Sijnen leven ende in Sijn lijden, vervulde sij crachtelijc, ende docht altijt opten Genen Die die diepe minne geprint hadde in haer herte.

Sij leerde die novissiën ende jonghe susterkins, dat sij den gecruysten Christum bescreyen souden. Ende dat sij hem leerde metten woerden, dat vervulde sij metten wercken. Want dicwil als sijse int heimelijc vermaende tot alsoe danighen dingen, began sij te screyen, eer sij die woerden uutbroecht.

Tusschen sexte tijt ende noen tijt plach sij altijt meere devocie te hebben tot Sijnre passiën ende bitter lijden, op dat sij den ombevlecten Heer een sacrificie daer mede offeren woude.

Op eenen tijt als sij te noen |23va| tijt in grooter devociën lach in haer celle, soe quam die duvel ende sloechse aen haer wanghe wreedelijc, soe dat haer oege bloedende wert ende liep over al dat maechdelijcken aensiecht.

Ende op dat sij haer altijt sonder ophouden mocht voeden wellusten des ghecruysten Christi, soe plach sij altijt devotelijc te spreken een gebet vanden V wonden Christi ende dat officium vanden Heiligen Cruys. Alsoe dat die minner des Cruys haer geleert hadde, plach sij te oefenen met grooter begeerten. Sij gorde op haer naecte lijf een corde van XV knopen, gemaect ter eeren der wonden Ons Heeren Jhesum.

Van haar brandende minne die zij had tot de gekruisigde Jezus. Dat XXXV kapittel.

Bijzonder plag zij te beschreien dat lijden van Onze Heer en uit Zijn heilige wonden plag zij te putten bittere begeerten. En nu zoekt zij daaruit zoete blijdschap. De tranen Christus die Hij stortte in Zijn leven en in Zijn lijden vervulde zij krachtig en dacht altijd op diegene die de diepe minne geprint had in haar hart.

Zij leerde de novicen en jonge zustertjes dat zij de gekruisigde Christus beschreien zouden. En dat zij hen leerde met de woorden dat vervulde zij met de werken. Want dikwijls als zij ze in het heimelijke vermaande tot alzo dusdanige dingen begon zij te schreien eer zij die woorden uitbracht.

Tussen zes uur en noen tijd plag zij altijd meer devotie te hebben tot Zijn passies en bitter lijden opdat zij de onbevlekte Heer een sacrificie daarmee offeren wou.

Op een tijd toen zij te noen in grote devotie lag in haar cel zo kwam de duivel en sloeg aan haar wang wreed zodat haar oog bloedende werd en liep over dat hele maagdelijke aanzicht.

En zodat zij zich altijd zonder ophouden mocht voeden met de wellust der gekruisigde Christus zo plag zij altijd devoot te spreken een gebed van de 5 wonden Christus en dat officium van het Heilige Kruis. Alzo dat de minnaar van het Kruis haar geleerd had plag zij te oefenen met grote begeerten. Zij gordde op haar naakte lijf een koord van 15 knopen gemaakt ter ere van de wonden Onze Heer Jezus.

Hoe sij eens op getoghen was inden geest - inden dage des avontmaels - van haer selven, overmits medelijden der passiën Ons Heeren, twee dagen lanc. Dat XXXVI capittel

Op een tijt als nakende was den dach des godlijcken avontmaels, inden welcken die Heere Sijn jongheren spijse met Sijn |23vb| heilighe lichaem ende duerbaer bloet ende die Hij minde int eynde der werelt. Ende als die tijt nakende was als die strijt des Heeren began, soe worde Clara zeer bedruct ende ginc ende sloet haer selven in haer celle. Ende als sij den biddende Heer volgen woude, soe was sij droevich met Hem ter doot toe ende docht over - daer sij dus sat - die gevangenis ende al Sijn bespottingen die Hij gheleden hadde in vaster memoriën. Ende alden nacht over ende den naevolgenden dach bleef sij soe vervreemt van haer selven - ende altijt haer ogen open opten ghecruysten Jhesum - ende scheen al om bevoelt te wesen.

Ende een van haer dochteren quam tot haer - om te besien of sij iet woude - ende sij vantse altoes alleens sittende. Ende als die nacht vanden saterdaghe aen quam, soe quam |24ra| die devote dochter weder tot haer ende ontstac een keers, vermanende die heilighe maghet dat gebot Francisci, want hij hadde geboden datter geen dach voer bi en soude gaen, sij en soude wat eten. Ende als dese suster dus bi haer stont, sprac sij, als of sij van vreemder steden gecomen waer:

"Wat noot eest deser keersen? En eest niet dach?"

Die suster sprac:

"Mater, die nacht is verbi gegaen ende die dach es gheleden ende die ander nacht is weder gecomen."

Clara antwoerde:

"Ghebenedijt soe is dese slaep, mijn lieve dochter, ende want ic se langhe begeert hebbe, soe is sij mi nu verleent. Mer alsoe lange als ic leve, soe en wiltet doch niet voert seggen."

Uut welcken mach men mercken met hoe grooter begeerten dat minnende herte doerwont was. Ende overmits grote medelijden, soe hoerde sij uutermaten garne predicken vanden ghecruys\ten |24rb| Heere.

Op een tijt als Sinte Franciscus predicte vander passiën Ons Heeren ende hij noemde devotelijc den honichvloeyenden naem Jhesu, soe creech Clara sulcke godlijcke soeticheit daer of in haer herte, soe dat van dier tijt voert geen tribulacie, geen tempeest, geen siecte hoer swaer en waren om dien sueten naem wil.

Hoe zij eens opgetogen was in de geest – in de dagen van het avondmaal - van zichzelf vanwege medelijden van de passie van Onze Heer twee dagen lang. Dat XXXVI kapittel.

Op een tijd toen nakende was de dag van het goddelijke avondmaal waarin de Heer Zijn jongeren spijst met Zijn heilige lichaam en duurbaar bloed en die Hij minde in het einde der wereld. En toen die tijd nakende was toen de strijd des Heren begon zo wordt Clara zeer bedrukt en ging en sloot zichzelf op in haar cel. En toen zij de biddende Heer volgen wou zo was zij droevig met Hem ter dood toe en dacht over - daar zij dus zat - de gevangenis en al Zijn bespottingen die Hij geleden had in vaste memorie. En de hele nacht over en de navolgende dag bleef zij zo vervreemd van zichzelf - en altijd haar ogen open op de gekruisigde Jezus - en scheen alom gevoeld te wezen.

En een van haar dochters kwam tot haar - om te bezien of zij iets wou - en zij vond haar altijd alleen zitten. En toen die nacht van de zaterdag aankwam zo kwam die devote dochter weer tot haar en ontstak een kaars, vermanende de heilige maagd dat gebod van Franciscus want hij had geboden dat er geen dag voorbij zou gaan, zij zou wat eten. En toen deze zuster dus bij haar stond sprak zij alsof zij van vreemde plaatsen gekomen was:

"Welke nood is het deze kaarsen? En is het niet dag?"

Die zuster sprak:

"Moeder, de nacht is voorbij gegaan en de dag is geleden en de andere nacht is weer gekomen."

Clara antwoordde:

"Gebenedijd zo is deze slaap, mijn lieve dochter, want ik het lang begeerd heb zo is zij mij nu verleend. Maar alzo lang als ik leef zo wil het toch niet voort zeggen."

Waaruit men mag merken met hoe grote begeerten dat minnende hart doorwond was. En vanwege groot medelijden zo hoorde zij uitermate graag prediken van de gekruisigde Heer.

Op een tijd toen Sint Franciscus predikte van het lijden van Onze Heer en hij noemde devoot de honing vloeiende naam Jezus zo kreeg Clara zulke goddelijke zoetheid daarvan in haar hart zodat van die tijd voort geen moeilijkheden, geen tempeest, geen ziekte hoe zwaar waren vanwege die lieve naam.

Hoe Sinte Franciscus ende sijn gesellen waren op getoghen inder stede tot Sinte Mariën der Engelen. Dat XXXVII capittel

Franciscus, die knecht des oversten Gods, als hij stont tot Assise ende dicwil die heilighe bruyt Christi Claren met sijn heilige vermaninge versoecht, ende sij badt weder om met groeter begeerten hem, dat sij doch eens met malcander eeten mochten, welc Sinte Franciscus altijt versmade, waer of Sinte Franciscus' gesellen - aenmerckende die groote begeerte deser heiliger joncfrouwen - seyden tot hem:

"Vader, ons dunc dat dese strengicheit van u en comt |24va| niet uut godlijcker minne, dat ghij deser heiligher maget Clara niet en verhoert, welc - bij sonder overmits u predicacie - u eerste dochter is geweest ende heeft alle dinc versmaet om den Heer te dienen. En mach sij niet eens met u comen te eeten? Want had sij bij avontuer grooten dinghen begeert van u, sij soudese vercreeghen hebben. Sij eest doch wel waerdich dat ghij haer hier in consenteert?"

Sinte Franciscus antwoerde:

"Eest dattet u oerboer dunct, ic consenteert mede. Ende op dat sij te meer vertroest sij, soe wil ic dattet ghesciede tot Sinte Mariën der Enghelen, want sij heeft langhe tijt Sinte-Damiaens ghesloten gheweest ende als sij dan comt totter eerster steden harer bekeringhen, soe sal haer geest wat vernuwen dat sij daer met ons eeten mach."

Ende doen die tijt daer toe geordineert was, soe quam Clara met een ghesellinne, om dat gebot |24vb| des heilighen Francisci te voldoen, ende Franciscus met twee broeders. Ende doen sij ter steden quam daer die heilighe man was, soe gruete hijse vriendelijc, mer sij socht - naden woerden Gods - eerst dat rijc der hemelen inder kercken. Ende doen sij haer reverencie gedaen hadde voer dat belde der ombevlecter Maghet Maria ende alle die steden daer sij die beginsel bekeringhe ghenomen hadde, versichte sij met haren gebede.

Hier en binnen soe naecte die ure des eetens ende soe aten sij nader manieren des heilighen Vaders - die tafel liggende opter aerden - als die arme luyden plaghen ende hij sat eerst met sijnen gesellen ende Sinte Clara met haer gesellinne. Ende alle die ander broeders saten aen een ander oetmoedighe tafel.

Voer dat eerste geestelijc gerecht began Sinte Franciscus soe suetelijc ende hoochlijc te spreken van Gode, soe dat die heilighe Vader ende Sinte Clara met haer gesellinne |25ra| ende alle die ander die aen die tafel saten alte samen inden geest op ghetoghen worden. Ende als sij dus saten metten oghen inden hemel ende die handen ghevouwen ende ten hemel gerect, soe wies die vlamme des godlijcken viers alsoe opt huys sienlijc, soe dattet volc van Assise ende voert alle dat volc dat daer omtrent woende quamen gelopen ende meenden dat die kercke ende tcloester van Onser Vrouwen ten Engelen ende oec dat bosch dat daer bi lach gebeernt hadde ende daer om quamen sij gelopen om hem te baten te comen ende den brant te blusschen. Doen sij quamen totter steden daer sij saten, die dit ghesien hadden, soe vonden sij ende sagen alle dinc onverbrant ende ongequest. Ende sij ghinghen binnen int huys al verwonderende ende vonden daer dese heilige menschen sitten aender tafelen ende dat sij alheel op getoghen |25rb| waren tot Gode inden geest ende dat sij alle om gecleet waren metter godlijcker claerheit, uut welcken sij vermoeden dattet geen materiael vier en was dat sij saghen, mer om dat heilige ende vierige gheselscap dat daer bij een was, soe was dat een godlijcke vlamme geweest. Sij ginghen weder thuys ende waren daer mede zeer ghestichticht ende vertelden den menschen die wonderen Gods die sij ghesien hadden. Ende als dese heilighe Franciscus ende Sinte Clara metten anderen aldus vermaect waren metter godlijcker spijsen, soe proefden sij luttel oft niet veel van lichamelijcker spijsen.

Ende ten laesten soe is Sinte Clara, met haer gesillinne weder tot Sinte-Damiaens gegaen ende doen die susteren haer saghen comen, waren sij zeere verblidet, want sij sorchden datse Sinte Franciscus setten souden in een ander cloester om dat regiment aen te nemen gelijc hij te voren gedaen hadde met haer suster Agnes. Want hij sprac |25va| somtijden tot Claram:

"Bereyt u altijt of ic bi aventuren u senden woude tot een ander stede daer ict u gebiede."

Ende sij antwoerde altijt als een dochter der ghehoorsamheit:

"Vader, ic bin berijt onderdanighe te wesen tot allen dinghen daer ghij mi toe ghebiet".

Ende van dier tijt voert soe bleef sij daer besloten tot dat sij sterf.

Hoe Sint Franciscus en zijn gezellen waren opgetogen in de plaats tot Sint Maria der Engelen. Dat XXXVII kapittel.

Franciscus, de knecht van de overste God toen hij stond te Assisi en dikwijls de heilige bruid Christus Clara met zijn heilige vermaningen verzocht en zij bad wederom hem met grote begeerten dat zij toch eens met elkaar eten mochten wat Sint Franciscus altijd versmaadde waarvan Sint Franciscus gezellen - aanmerkende de grote begeerte van deze heilige jonkvrouw - zeiden tot hem:

"Vader, ons lijkt dat deze strengheid van u komt niet uit goddelijke minne dat gij deze heilige maagd Clara niet verhoort, welke - bijzonder vanwege uw predicatie - uw eerste dochter is geweest en heeft alle dingen versmaad om de Heer te dienen. En mag zij niet eens met u komen te eten? Want had zij bij avontuur grote dingen begeerd van u, zij zou ze verkregen hebben. Zij is het toch wel waard dat gij haar hierin bevestigt?"

Sint Franciscus antwoordde:

"Is het dat het u oorbaar lijkt, ik bevestig het mede. En opdat zij te meer vertroost zij zo wil ik dat het gebeurt tot Sint Maria der Engelen want zij heeft lange tijd Sint-Damianus gesloten geweest en als zij dan komt tot de eerste plaats van haar bekering zo zal haar geest wat vernieuwen dat zij daar met ons eten mag."

En toen die tijd daartoe geordineerd was zo kwam Clara met een gezellin om dat gebod van de heilige Franciscus te voldoen en Franciscus met twee broeders. En toen zij ter plaatse kwam daar die heilige man was zo begroette hij haar vriendelijk, maar zij zocht – naar het woord God - eerst dat rijk der hemelen in de kerk. En toen zij haar reverentie gedaan had voor dat beeld der onbevlekte Maagd Maria en alle plaatsen daar zij het begin van bekering genomen had, verzuchte zij met haar gebed.

Hierbinnen zo naakte het uur van het eten en zo aten zij naar de manier van de heilige Vader - de tafel liggend op de aarde - zoals de arme lieden plegen en hij zat eerst met zijn gezellen en Sint Clara met haar gezellin. En alle andere broeders zaten aan een andere ootmoedige tafel.

Voor dat eerste geestelijke gerecht begon Sint Franciscus zo zoet en hoog te spreken van God zodat de heilige Vader en Sint Clara met haar gezellin en alle anderen die aan die tafel zaten alle tezamen in de geest opgetogen worden. En toen zij dus zaten met de ogen in de hemel en de handen gevouwen en ten hemel gereikt zo groeide de vlam van het goddelijke vuur alzo dat het op het huis te zien was zodat het volk van Assisi en voort al dat volk dat daar omtrent woonde kwamen aangelopen en meenden dat die kerk en het klooster van Onze Vrouwen ten Engelen en ook dat bos dat daarbij lag gebrand had en daarom kwamen zij aangelopen om hen te baten te komen en de brand te blussen. Toen zij kwamen tot de plaats daar zij zaten die dit gezien hadden zo vonden zij en zagen alle ding niet verbrand en ongekwetst. En zij gingen binnen in het huis geheel verwonderd en vonden daar deze heilige mensen zitten aan de tafelen en dat zij al geheel opgetogen waren tot God in de geest en dat zij alle omkleed waren met de goddelijke klaarheid waaruit zij vermoeden dat het geen materiaal vuur was dat zij zagen, maar om dat heilige en vurige gezelschap dat daar bijeen was zo was dat een goddelijke vlam geweest. Zij gingen weer thuis en waren daarmede zeer gesticht en vertelden de mensen de wonderen God die zij gezien hadden. En toen deze heilige Franciscus en Sint Clara met de anderen aldus vermaakt waren met de goddelijke spijzen zo proefden zij weinig of niet veel van lichamelijke spijzen.

En tenslotte zo is Sint Clara, met haar gezellin weer tot Sint-Damianus gegaan en toen de zusters haar zagen komen waren zij zeer verblijd want zij bezorgden zich dat ze Sint Franciscus haar zetten zou in een ander klooster om dat regiment aan te nemen gelijk hij tevoren gedaan had met haar zuster Agnes. Want hij sprak soms tot Clara:

"Bereid u altijd of ik bij avonturen u zenden wil tot een andere plaats daar ik het u gebied."

En zij antwoordde altijd als een dochter der gehoorzaamheid:

"Vader, ik ben bereid onderdanig te wezen tot alle dingen daar gij mij toe gebied".

En van die tijd voort zo bleef zij daar besloten tot dat zij stierf.

Hoe dat sij geerne hoerde die prekinghe der broederen des woert Gods ende hoe op een tijt haer oppenbaerde onder een sermoen een suverlijc kindeken. Dat XXXVIII capittel

Ende want dan waerdelijcken die comtemplaciën gevoet wort overmits die woerden Gods, soe socht Clara altijt vierlijc dat woert Gods te soeken, waer om soe en besorchde sij haer niet alleen, mer sij was oec sorchfoudich voer die geestelijcke spijse haerre dochteren overmits devote predikaers des woert Gods, die sij haer besoerchde van welcker prekinghe haer deel dat snoetste niet en was. Want sij worde met soe grooter |25vb| blijscap bevaen int hooren vanden sermone ende sij vercreech soe grooten welde int overdincke haers brudegoems, dat sij op eenen tijt als broeder Philiphs van Adria predicte, soe openbaerde haer een scoen jonc kint ende stont bi haer ende gaf haer groote ghenoechte met sijnre lusticheit onder dat welcke openbaringhe ghevoelde oec een vanden susteren die dit sach vander mater ende wort vervult met grooter bliscapen. Want al waest dat sij niet ongeleert en was, nochtan soe verblijde sij haer een gheleert sermoen te hooren vanden gheleerden predikare. Want sij wist wel dat die carle scuulde onder den scael der woerden, welcke carle sij subtilijcken vercreech ende met meere smaeck smakede. Ende sij conste als een vroede bie uut yeghelijcker predicaers sermoen trecken, dat der zielen alre nutste |26ra| was ende vruchtbaerste. Ende oec wist sij wel dattet niet min vroetheit en was een bloem van eenen groven doerne te plucken, dan die vrucht van eenen edelen boem te eten.

Doen op een tijt die paus Gregorius verboden hadde dat nyemant sonder oerlof en soude gaen int cloester der susteren vanden broederen, soe bedroefde haer zeere die milde moeder om dat sij die spijse harer zielen te selden soude ontfaen ende sprac met suchten totten susteren:

"Laet hem nu alle die broeders van ons halen nu hijse ons af neemt die gevers des geestelijcken voetsels."

Ende te hant soe sende sij die broeders alle weder om, want sij en woude geen broeders bi haer hebben, die haer dat lichamelijcke broet besoerchden, als sij geen hebben en soude die haer dat geestelijcke broet souden minnesteren. Doen dat die paus hoerde, riep hij dat gebot weder om ende gaeft inden handen haers |26rb| generaels minnisters.

Als aldus die heilige maget aldus devoet was met vieriger begeerten totten heilighen cruys, soe verdiende sij dat sij doer dat heilige teyken veel wonderlijcke dinghen wrochte ende sij die die verholentheit des cruces met sonderlingher minnen omhelsde, soe worde sij overmits die crachte des Heiligen Cruces verlicht met teykenen ende mirakelen ende van veel mirakelen wil ic sommich vanden sekersten cortelijc vertellen.

Daer was een kint van drie jaren ende hiet Mathiolus vander stadt van Spoleten geboren ende had een steen onverhoets in sijn nose ghesteken, welc nyemant noch oec dat kint met eeniger listicheit uut en conste gecrighen. Dit kint aldus wesende in grooter bangicheit wort gebrocht tot Sinte Claren ende doen sij dat |26va| teyken des Heilighen Cruces over hem gheslaghen hadde, soe viel die steen uuten nose ende dat kint wort verlost.

Daer was oec een ander kint van Perusiën gheboren, dat een vlecke had aen sijn oghe, soe dattet dat heel oge bedecte. Dit kint woert gebrocht tot Sinte Clara ende sij taste dat oech aen ende sloech dat Heilighe Cruys daer over ende seyde:

"Gaet ende brinct dit kint tot mijnre moeder opdat sij dat Heilighe Cruce daer mede over slaet."

Ende die heilighe vrouwe Ortulana, als een goede gardenesse, volchde hier in haer plant ende seghende dat kint metten teykene des Heilighen Cruys. Ende die vlecke ginc wech ende dat kint began claerlijc te sien ende Clara seide dat dat kint overmits verdienten haerrer moeder verlost was, op dat sij haer moeder eeren woude. Ende die moeder screef haer dochter toe ende seyde dat sij des groten teykens onwaerdich waer.

Daer was een vanden |26vb| susteren ende hiete Benvenuta. Dese was bevaen metter siecten der festelen, dat sij bi na XII jaren lanc hadde ende tot V loepende gaten, soe liep die ettere daer uut met welcker suster Clara medelijden hadde ende sloech daer over dat teyken des Heilighen Cruys ende te hant, soe worde sij gesont van harer sericheit.

Een ander vanden susteren ende hiete Amata was XIII maenden watersuchtich ende oec hadde sij die cors ende den hoest ende mede dat lanc evel over welc suster Clara ontfermherticheit hadde ende ginc totter toevlucht tot harer edelre medecine ende teykendese metten teyken des Heiligen Cruces ende sij woerde ghesont.

Een ander dienstmaecht Gods van Parusiën geboren hadde haer stemme twee jaer lanc verloren, alsoe datmense nauwe horen of verstaen mocht. Op eenre nacht van Onser Vrouwen Assumpcie wort haer in een visioen toe gesproken dat die heilighe maghet Clara haer wel verlossen soude ende |27ra| sij worde ontwaect ende verbeide den dach met grooten verlanghe. Ende des smorgens vro soe haeste sij haer tot haer moeder ende begeerde van haer ghesegent te sijne metten teyken des Heiligen Cruys, welc haer geboerde ende sij wort gesont ende creech haer stemme weder.

Daer was een ander suster ende hiete Cristina die was langhe tijt doef ende hadde wel veel raets ende medicine te vergeefs hier toe gedaen, wiens hoeft die heilighe maget Clara segende ende taste dat oer aen ende sij woert gesont.

Daer waren oec in haer cloester veel susteren die met menigerhande siecte beswaert waren. Doen Clara daer int siechuys quam, soe sloech sy V werf over die zieken dat teyken des Heiligen Cruys ende daer worter V gesont. Uut welcken mirakelen men merckelijc mercken mach dat inder herten der maget Clara geplant was den boem des Heiligen Cruys Wies vrucht als sij haer ziele spijsde, soe gaven |27rb| die bladeren van buten die medicine.

Hoe dat zij graag hoorde de prediking van der broeders het woord van God en hoe op een tijd haar openbaarde onder een preek een zuiver kindje. Dat XXXVIII kapittel.

Want omdat de ware contemplatie gevoed wordt vanwege het woord God zo zocht Clara altijd vurig dat woord God te zoeken waarom zo bezorgde zij zich niet alleen, maar zij was ook zorgvuldig voor de geestelijke spijs van haar dochters vanwege devote predikaars van het woord Gods die zij hen bezorgden van welke preken haar deel dat snoodste niet was. Want zij wordt met zo’n grote blijdschap bevangen in het horen van de sermoen en zij kreeg zo’n grote weelde in het overdenken van haar bruidegom zodat zij op een tijd toen broeder Philiphs van Adria preekte zo openbaarde haar een schoon jong kind en stond bij haar en gaf haar grote geneugte met zijn lustigheid en die openbaring werd ook gevoeld van een van de zusters die dit zag van de moeder en wordt vervuld met grote blijdschap. Want al was het dat zij niet geleerd was, nochtans zo verblijde zij zich een geleerd preek te horen van de geleerde prediker. Want zij wist wel dat de kern schuilde onder de schaal der woorden, welke kern zij subtiel verkreeg en met meer smaak proefde. En zij kon als een verstandige uit elke prediker preek trekken dat de zielen aller nuttigst was en vruchtbaarste. En ook wist zij wel dat het niet minder verstandig was een bloem van een grove doren te plukken dan die vrucht van een edele boom te eten.

Toen op een tijd paus Gregorius verboden had dat niemand zonder verlof zou gaan in het klooster der zusters van de broeders zo bedroefde zich zeer die milde moeder omdat zij de spijs van haar zielen te zelden zou ontvangen en sprak met zuchten tot de zusters:

"Laat hem nu al die broeders van ons halen nu hij ze ons afneemt de gevers van het geestelijke voedsel."

En gelijk zo zond zij de broeders alle wederom want zij wou geen broeders bij haar hebben die haar dat lichamelijke brood bezorgden als zij er geen hebben zou die haar dat geestelijke brood zouden regelen. Toen dat de paus hoorde herriep hij dat gebod wederom en gaf het in de handen van haar generaal ministers.

Toen aldus die heilige maagd aldus devoot was met vurige begeerten tot het heilige kruis zo verdiende zij dat zij door dat heilige teken veel wonderlijke dingen wrocht en zij die de verholenheid van het kruis met bijzondere minnen omhelsde zo wordt zij vanwege die kracht Van het Heilige Kruis verlicht met tekens en mirakels en van veel mirakels wil ik sommige van de zekerste kort vertellen.

Daar was een kind van drie jaren en heet Mathiolus van de stad Spoleto geboren en had een steen onverhoeds in zijn neus gestoken die niemand nog ook dat kind met enige listigheid eruit kon krijgen. Dit kind aldus wezende in grote bangheid wordt gebracht tot Sint Clara en toen zij dat teken van het Heilige Kruis over hem geslagen had zo viel die steen uit de neus en dat kind wordt verlost.

Daar was ook een ander kind van Perusia geboren dat een vlek had aan zijn ogen zodat dat het hele oog bedekte. Dit kind wordt gebracht tot Sint Clara en zij taste dat ook aan en sloeg dat Heilige Kruis daar over en zei:

"Ga en breng dit kind tot mijn moeder opdat zij dat Heilige Kruis daarmede over slaat."

En de heilige vrouw Ortulana, als een goede tuinier, volgde hierin haar plant en zegende dat kind met het teken van het Heilige Kruis. En de vlek ging weg en dat kind begon helder te zien en Clara zei dat dit kind vanwege verdiensten van haar moeder verlost was zodat zij haar moeder eren zou. En die moeder schreef haar dochter toe en zei dat zij die grote tekens onwaardig waar.

Daar was een van de zusters en heette Benvenuta. Deze was bevangen met de ziekte der inwendige zweren dat zij bijna 12 jaren lang had en tot 5 lopende gaten, zo liep de etter daaruit met welke zuster Clara medelijden had en sloeg daarover dat teken des Heilige Kruis en gelijk zo wordt zij gezond van haar zeerheid.

Een andere van de zusters heette Amata en was 13 maanden waterzuchtig en ook had zij de koorts en de hoest en mede dat lange euvel (vallende ziekte?) over welke zuster Clara ontferming had en ging tot de toevlucht tot hare edele medicijnen en tekende deze met het teken des Heilige Kruis en zij wordt gezond.

Een andere dienstmaagd Gods van Parusië geboren had haar stem twee jaar lang verloren alzo dat men haar nauwelijks horen of verstaan mocht. Op een nacht van Onze Vrouw Assumpion wordt haar in een visioen toegesproken dat de heilige maagd Clara haar wel verlossen zou en zij wordt ontwaakt en verwachtte de dag met groot verlang. En ‘s morgens vroeg zo haastte zij zich tot haar moeder en begeerde van haar gezegend te zijn met het teken des Heilige Kruis wat haar gebeurde en zij wordt gezond en kreeg haar stem weer.

Daar was een andere zuster en heette Cristina die was lange tijd doof en had wel veel raad en medicijnen tevergeefs hiertoe gedaan, wiens hoofd de heilige maagd Clara zegende en taste dat oor aan en zij wordt gezond.

Daar waren ook in haar klooster veel zusters die met vele soorten ziekten bezwaard waren. Toen Clara daar in het ziekenhuis kwam zo sloeg ze 5 maal over die zieken dat teken des Heilige Kruis en daar worden er 5 gezond. Uit welke mirakels men opmerkelijk merken mag dat in het hart van de maagd Clara geplant was de boom des Heilige Kruis. Wiens vrucht als zij haar ziel spijsde zo gaven die bladeren van buiten die medicijn.

Hoe dat Clara dat Cruce overmits mirakel printe inden broode inder tegenwoerdicheit vanden paus. Dat XL capittel

Clara, een devote maget Christi ende een dienstastighe discipulinne des Cruces ende een plante des heilighen Francisci zeer costelijc ende van sulcker grooter famen der heilicheit, soe was sij vermeert onder den volc, soe dat niet alleen die bisscoppen ende cardinalen, mer oec die paus selve, onse eertsche vader, begerdese te sien met grooter affectiën ende te horen ende met haer te spreken.

Op een tijt soe quam Gregorius die negende paus totten cloester Sinte Clara op dat hij van haer die daer was een cijborie des Heilighen Geests, horen soude godlijcke ende hemelsche spraken. Ende als sij aldus te samen vanden godlijcken love ende vander salicheit der zielen langhe tracteerden ende oec vander reynicheit des herten, soe dede Clara beyde die |27va| tafelen der susteren een broet daer op legghen, want sij begeerde die broeden vanden vicarijo Christi gebenedijt te hebben. Ende doen haer godlijcke colacie gedaen was, soe viel die heilighe maghet Clara op haer knyën devotelijc ende badt den paus oetmoedelijc dat hij hem ghewarighen woude die brooden te gebenedijen die daer opter tafelen laghen. Die paus antwoerde:

"Mijn alre liefste suster Clara, ic wil dat ghijse benedijt ende slaen daerover dat Cruys des ghebenediden Christi Wien du di selven alheel in een sacrificie gheoffert hebste."

Clara antwoerde:

"Alre heilichste vader, en laet dat niet gesciën, want ic soude zeer onneerbaer ende begrijpelijcke gheheeten worden, dat ic die een snode vrouwen persoen bin, mi vermeten soude sulcke benedictie te geven in tegenwoerdicheit eens stadthouders Jhesu Christi."

Die paus sprac:

"Op dat ghij niet vermetelen selt worden gheheten, mer om dat ghij sult hebben verdienst der ghehoersamheit dat ghij dese broeden gebenedijt |27vb| ende slaet daer over dat teyken des Heilighen Cruys inden naem des Heeren."

Ende sij, als een dochter der ghehoersamheit, sloech een cruys over die broden ende benedidese devotelijc.

Een wonderlijc teken ghesciede daer, want te hant soe sceen in elcke broot een scoen teyken des Heilighen Cruys gheprint alleens oft in deech gedruct geweest hadde eer dattet ghebacken worde. Als dit dat volc sach, verwonderden sij hem zeer ende sij aten veel van dien brooden uut devociën ende veel wortter ghehouden om dat mirakel te tugen. Ende die paus hem verwonderende van dit vruchtbaer Cruys der heiligher Clare, soe dancte hij ende loefde Gode den Heere ende daer soe gebenedide hij troestelijc Sinte Clara ende reysde blijdelijc met sijn gesinne van daen hij gecomen was.

Hoe dat Clara dat Kruis vanwege mirakel prentte in het brood in de tegenwoordigheid van de paus. Dat XL kapittel.

Clara, een devote maagd Christus en een dienstbare discipel des Kruis en een plant des heilige Franciscus zeer kostbaar en van zulke grote faam van heiligheid zo was zij vermeerderd onder het volk zodat niet alleen de bisschoppen en kardinalen, maar ook de paus zelf, onze aardse vader, begeerde haar te zien met grote affectie en te horen en met haar te spreken.

Op een tijd zo kwam Gregorius de negende paus tot het klooster van Sint Clara op dat hij van haar die daar was een ciborie van de Heilige Geest horen zou goddelijke en hemelse spraken. En toen zij aldus tezamen van de goddelijke lof en van de zaligheid der zielen lang spraken en ook van de reinheid van het hart zo liet Clara op beide tafels van de zusters een brood daarop leggen, want zij begeerde die broeden van de vicaris Christus gezegend te hebben. En toen haar goddelijke goedheid gedaan was, zo viel die heilige maagd Clara op haar knieën devoot en bad de paus ootmoedig dat hij zich gewaardigen zou die broden te gebenedijde die daar op de tafels lagen. De paus antwoordde:

"Mijn allerliefste zuster Clara, ik wil dat gij ze zegent en sla daarover dat Kruis der gebenedijde Christus die u uzelf al geheel in een sacrificie geofferd hebt."

Clara antwoordde:

"Allerheiligste vader laat dat niet geschieden want ik zou zeer oneerbaar en begrijpelijk geheten worden dat ik, die een snode vrouwspersoon ben, mij vermetel zou zulke zegen te geven in tegenwoordigheid van een stadhouder Jezus Christus."

Die paus sprak:

"Op dat gij niet vermetel zal worden geheten, maar omdat gij zal hebben verdiend de gehoorzaamheid dat gij deze broeden gebenedijd sla daarover dat teken des Heilige Kruis in de naam des Heren."

En zij, als een dochter der gehoorzaamheid, sloeg een kruis over die broden en zegende ze devoot.

Een wonderlijk teken geschiedde daar want gelijk zo verscheen in elk brood een schoon teken des Heiligen Kruis geprent al ineens of het in deeg gedrukt geweest was eer dat het gebakken wordt. Toen dit dat volk zag verwonderden zij zich zeer en zij aten veel van die broden uit devotie en veel woorden gehouden om dat mirakel te getuigen. En die paus zich verwonderende van dit vruchtbaar Kruis van de heilige Clara zo dankte hij en loofde God de Heer en daar zo gebenedijde hij grotelijks Sint Clara en reisde blijde met zijn gezin vandaan hij gekomen was.

Hoe Clara haer susteren vermaende totter discipline des gheregelden levens |28ra| ende oec Sinte Franciscus. Dat XLI capittel

Ende want dese heilige maget Clara was een meestersse der ongheleerder ende recht als in een groot conincs palaes een vorstinne der maechden, soe stichte sijse tot so groter disciplinen ende thoechse tot haer met soe groter minnen der goddienstichen, dat geen sermoen te volle uut spreken mach.

Ten eersten soe leerde sij hem dat sij alle onlede souden verdriven uut haer herten, op dat sij Hem alleen inwendelijc met Gode soude becomeren. Sij leerde oec hem dat sij hem niet en souden becommeren met onledicheit der vleeschelijcker vrienden ende maghen, mer dat sij alleen souden hopen minnen Christi, des ghecruysten Heere, ende in Sijn gracie. Sij leerde hem oec dat sij die tijtlijcke dinghen vergeten souden ende oefenen inder passiën haers Brudegoems. Sij leerde hem oec hoe dat soe souden versmaden die begheerten des broeschen vleesches, ende dat sij dat |28rb| vleesch met sijn bedriechlijcheit bedwinghen souden metten gheboden der reden. Sij bewijsde hem hoe dat die bedriegende viant sijn verborghen stricken in die puer herten plach te worpen ende dat hij in andere manieren becoort die gheestelijcke mensche dan die waerlijcke. Ende alsoe woude sij dat sij in sekeren tijden souden wercken met haer handen, op dat sij haestelijc - overmits oefening des ghebets - te vierigher souden worden totter oefeninghe haers Sceppers, ende dat sij achter souden laten die traecheit der vergetelheit, ende - overmits dat vier der minnen - onder die voet souden trecken die coutheit der devociën. In geen stede en was grooter silencium gehouden noch meerre bewaringhe alre eerbaerheit; daer en worde uut dat vloeyende herte geen overtallighe woerden ghesproken, noch daer en meengede niet die lichtveerdicheit des woerts die ydelheit der begeerten. Want die meestersse was zeer spaer\lijc |28va| inden woerden, ende sij bedwanc met cortheit der woerden die begeerte des overvloeyenden herten.

Dit was die leere der heiligher abdissen. Mer die leere des heilighen meesters Francisci - overmits siecten - soe en leerde hij hem niet veel meer, overmits die broeders dat boetscappeden. Want hij altijt met grooter begeerten minne hadde tot dese heilige vrouwen, want hij ontboet hem dat sij souden altijt puerlijc leven, ende sonder veel sprekens, ende oetmoedelijc te wanderen, ende eendrachtich te wesen inder liefden. Want hij mercte dat haer conversacie heilich was, ende met een stichtige ende verblidinghe der broederen, mer oec een claer toecomende schijnsel ende een glorie der Heiliger Kercken. Ende hij ontboet hem oec gelijcker wijs - alsse God vergadert had uut veel lantscappen der warelt - dat sij hem vastelijc verbinden souden totter minnen der ghehoersamheit, ende dat sij altijt leven souden |28vb| totter minnen, totter aermoeden ende totter ghehoersamheit, ende dat sij altijt leven souden alsoe sij sterven wouden ende daer haer leven in eynden onghebreckelijc, ende dat sij vander aelmissen der tafelen met dancbaerheit ende met discrecie haer lichaem voeden souden, ende dat sij die siecten die hem God aen sinde, lijdsaemlijc ontfangen souden.

Hoe Clara haar zusters vermaande tot de discipline van het geregelde leven en ook Sint Franciscus. Dat XLI kapittel.

Want deze heilige maagd Clara was een meesteres van de ongeleerde en recht als in een groot konings paleis een vorstin der maagden, zo stichtte zij ze tot zo’n grote discipline en toog ze tot haar met zo’n grote minnen van godsdienstigheid zodat geen sermoen dat ten volle uitspreken mag.

Ten eerste zo leerde zij hun dat zij alle onledigheid zouden verdrijven uit hun harten zodat zij Hem alleen inwendig met God zouden bekommeren. Zij leerde ook hen dat zij zich niet zouden bekommeren met onledigheid van de vleselijke vrienden en verwanten, maar dat zij alleen zouden hopen de minnen van Christus, de gekruisigde Heer en in Zijn gratie. Zij leerde hun ook dat zij die tijdelijke dingen vergeten zouden en oefenen in de passies van hun Bruidegom. Zij leerde hun ook hoe dat ze zouden versmaden de begeerten van het broze vlees en dat zij dat vlees met zijn bedrieglijkheid bedwingen zouden met de geboden der reden. Zij bewees hen hoe dat die bedriegende vijand zijn verborgen strikken in de pure harten plag te werpen en dat hij in andere manieren bekoort de geestelijke mens dan de wereldlijke. En alzo wou zij dat zij in zekere tijden zouden werken met hun handen op dat zij gauw - vanwege oefening des gebed - te vuriger zouden worden tot de oefening van haar Schepper en dat zij achter zouden laten de traagheid der vergetelheid en - vanwege dat vuur der minnen - onder de voet zouden treden de koudheid der devotie. In geen plaats was grotere stilzwijgendheid gehouden en nog meer bewaring van alle eerbaarheid; daar wordt uit dat vloeiende hart geen overtallig woord gesproken, nog daar mengde niet die lichtvaardigheid van het woord de ijdelheid der begeerten. Want de meesteres was zeer spaarzaam in de woorden en zij bedwong met kortheid de woorden de begeerte van de overvloeiende harten.

Dit was de leer van de heilige abdis. Maar de leer van de heilige meester Franciscus - vanwege ziekten - zo leerde hij hen niet veel meer, vanwege de broeders dat boodschapten. Want hij altijd met grote begeerten minne had tot deze heilige vrouwen, want hij ontbood hen dat zij zouden altijd puur leven en zonder veel spreken en ootmoedig te wandelen en eendrachtig te wezen in de liefde. Want hij merkte dat hun conversatie heilig was en met een stichtige en verblijding der broeders, maar ook een klaar toekomend schijnsel en een glorie van de Heilige Kerk. En hij ontbood hen ook gelijkerwijze – zoals God ze verzameld had uit veel landschappen ter wereld - dat zij hen vast verbinden zouden tot de minnen der gehoorzaamheid en dat zij altijd leven zouden tot de minnen, tot de armoede en tot de gehoorzaamheid en dat zij altijd leven zouden alzo zij sterven wilden daar hun leven in eindigen zou zonder gebreken en dat zij van de aalmoezen van de tafel met dankbaarheid en met discretie hun lichaam voeden zouden en dat zij de ziekten die hen God zond lijdzaam ontvangen zouden.

Van haer grooter sorchfoldicheit ende goedertieren provisiën voer den susteren. Dat XLII capittel

Dese heilighe, eerwaerdige abdisse en minde niet alleen die zielen harer dochteren die oec haer lichamen met wonderlijcker naersticheit dienden. Want sij dicwil inder coutheit des nachts decte met haer handen die coude susteren die sliepen. Ende die sij onmachtich sach totter gemeender strengheit der oerden te houden, die sette sij saechter maticheit te houden. Waest oec dat eenige susteren beswaert was metter becoringhen |29ra| ende bedructheit onvangen, die ontboet sij heimelijc ende troestese met tranen der minnen. Ende somtijt viel sij neder voer die voeten der bedructer susteren ende - als een moeder met smeken - soe matichde sij die cracht der droefheit. Ende die dochteren en waren niet ondancbaer dier weldaden haerrer moeder, mer sij gaven hem selven over met alre devociën tot haer te dienen. Die dochteren grepen die gunste der minnen inder moeder ende inder meersterssen omgrepen sij die officie der prelaetscap ende volchden nae inder voerganster den voerganc der gherechticher, verwonderden hem inder bruyt Christi die previlegiën der gheheelder heilicheit.

Van haar grote zorgvuldigheid en goedertieren provisies voor de zusters. Dat XLII kapittel.

Deze heilige, eerwaardige abdis beminde niet alleen de zielen van haar dochters die ook hun lichamen met wonderlijke naarstigheid dienden. Want zij bedekte ze vaak in de koude van de nacht met haar handen de koude zusters die sliepen. En die zij onmachtig zag tot de algemener strengheid van de orde te houden die zette zij zachter matigheid te houden. Was het ook dat enige zusters bezwaard waren met de bekoringen en bedruktheid ontvangen, die ontbood zij heimelijk en troostte ze met tranen der minnen. En soms viel zij neer voor die voeten der bedrukte zusters en - zoals een moeder met smeken - zo matigde zij de kracht der droefheid. En de dochters waren niet ondankbaar die weldaden van hun moeder, maar zij gaven zichzelf over met alle devotie tot haar te dienen. De dochters grepen die gunst der minnen in de moeder en in de meesteres begrepen zij die officie van het prelaatschap en volgden na in de voorgangster de voorgang der gerechtigde, verwonderden hen in de bruid Christus de privilegiën der gehele heiligheid.

Van haer menigerande siecten ende wonderlijcke lijsamheit. Dat XLIII capittel

Dertich jaer lanc hadde sij gelopen inden weder loep der hoechster armoeden, ende als sij overmits menigherande siecten ten laesten quam totten eynde des oversten roepens der ewiger salicheit - want die cracht des lichaems |29rb| was in haer vander strengicheit der penitenciën seer ongevallich geworden - soe becommerden haer die siecke inder lester tijt haers levens, op dat sij als sij ghesont was, rijckelijc was begaeft metten verdienten der wercken dat sij - doen sij siec was - worde rijckelijc begaeft naden verdienten des lijdens. Want die doecht wort volmaect inder siecten.

Hoe danich haer wonderlijcke doecht wort volmaect inder crancheit, dat wort hier in meest geopenbaert. Soe dat in harer siecten die sij hadde XXVIII jaer lanc geen murmureringhe oft clagingen en ginc uut der herten. Mer uut hare monde ginc altoes godlijcke sprake ende dancbaerheit. Ende nochtans metten last der siecten dus beswaert soe scheen sij te haesten totten eynde.

Het was Gode behaechlijc haren doot te vertrecken tot dier tijt toe in welcker sij met waerdiger eeren vander Roemscher Kercken daer sij een toecomende dochter of was, ja een geestelijcke dochter, verhoecht soude worden.

Want als |29va| die paus een wile tijts toefde tot Luchdunen met sijn cardinalen ende als die siecte Claram stercker ende meer begonste te dwinghen, soe worden die herten der susteren metten sweerde der droefheit doerwont. Rechte voert soe worde eenre devoter suster Sinte-Pauwels van Sinte-Benedict orden aldusdanighen visioen vertoent, haer dochte dat sij met haer susteren tot Sinte-Damiaens stont bider heiliger abdissen Sinte Claren die zeer siec was ende dat sij lach in een costelijc bedde. Ende als sij al screyende ende met uutstortten der tranen verbeyden dat eynde van Sinte Clara, soe openbaerde daer totten hoefden eynde vanden bedde een suverlijcke schoen vrouwe ende sprac totten susteren die daer screyden:

"O, dochteren, en wilt niet bescreyen die genen die noch leven sal, want sij en sal niet sterven thent die Heere Jhesus tot haer comt met Sijnen discipulen."

Siet, na corter tijt, soe quam dat hof van Roomen te Parusiën. Ende als die bisscop van Oestiënsen vernam dat dat haer |29vb| siecte altoes vermeerderde, soe haeste hij hem van Perusiën om die bruyt Christi te sien, welcker hij inder officiën een vader was, ende inder besorginge een voeder, ende inder puerrer minne een devoet vrient.

Hij voede haer metten Heiligen Sacrament, ende die ander susteren spijsde hij metter vermaninge der heiliger leeren. Ende Clara badt den heiligen vader dat hij haer ziele ende der zielen der susteren besorghen ende bedencken soude voerden Heere. Ende boven alle dinc badt sij hem dat hij die previlegiën der armoeden die sij verworven hadde, vanden paus souden bidden conformeert te worden ende vanden cardinalen. Welc die hulper der geestelijcheit, als hijt haer loefde metten worden, soe vervuldet hijt metten wercken.

Als een jaer geleden was, soe quam die paus met sijn cardinalen van Parusiën tot Assisiën opdat dat voergaende visioen vanden |30ra| sterfdach van Sinte Claren vervult soude werden. Want als dese paus die boven den menschen was ende neven God wesende, wijsde die persoen Ons Heeren tot welcken inden tempel der vechtender kercken, soe hadden hem die cardinalen als discipulen.

Van haar vele ziektes en wonderbaarlijke lijdzaamheid. Dat XLIII kapittel.

Dertig jaar lang had zij gelopen in het weer om te lopen in de hoogste armoede en als zij vanwege vele ziekten tenslotte kwam tot het einde van de hoogste roep der eeuwige zaligheid - want de kracht van het lichaam was in haar van de strengheid der penitenties zeer ongevallig geworden - zo bekommerden haar de ziekte in de laatste tijd van haar leven, opdat zij als zij gezond was rijkelijk was begaafd met de verdiensten der werken dat zij - toen zij ziek was - werd rijkelijk begaafd naar de verdiensten van het lijden. Want die deugd wordt volmaakt in de ziekte.

Hoedanig haar wonderlijke deugd wordt volmaakt in de ziekte dat wordt hierin meest geopenbaard. Zodat in haar ziekten die zij had 38 jaar lang geen mopperen of klagen ging uit het hart. Maar uit haar mond ging altijd goddelijke spraak en dankbaarheid. En nochtans met de last der ziekten aldus bezwaart zo scheen zij te haasten tot het einde.

Het was God behaaglijk haar dood te verlengen tot die tijd toe waarin zij met waardige eer van de Roomse Kerk daar zij een toekomende dochter van was, ja een geestelijke dochter, verhoogd zou worden.

Want toen de paus een tijdje vertoefde te Luchdunen met zijn kardinalen en toen de ziekte Clara sterker en meer begon te bedwingen, zo worden de harten van de zusters met het zwaard der droefheid doorwond. Recht voort zo wordt een devote zuster Sint-Paulus van Sint-Benedictus orde al dusdanige visioen vertoont zodat ze dacht dat zij met haar zusters tot Sint-Damianus stond bij de heilige abdis Sint Clara die zeer ziek was en dat zij lag in een kostbaar bed. En toen zij al schreiend en met uitstorten van tranen verspreidde dat einde van Sint Clara, zo openbaarde daar aan het hoofdeinde van het bed een zuivere schone vrouw en sprak tot de zusters die daar schreiden:

"O, dochters, wil niet beschreien diegene die nog leven zal, want zij zal niet sterven tot de Heer Jezus tot haar komt met Zijn discipels."

Zie, na korte tijd zo kwam dat hof van Rome te Parusiën. En toen de bisschop van Oestiënsen vernam dat haar ziekte altijd vermeerderde zo haastte hij zich van Perusiën om de bruid Christus te zien die hij in de officie een vader was en in de verzorging een voeder en in de pure minne een devoot vriend.

Hij voedde haar met het Heilig Sacrament en de andere zusters spijsde hij met de vermaning van de heilige leer. En Clara bad de heilige vader dat hij haar ziel en de zielen der zusters verzorgen en gedenken zou voor de Heer. En boven alle ding bad zij hem dat hij die privilegiën der armoede die zij verworven had van de paus zouden bidden bevestigd zou worden en van de kardinalen. Welke hulp van de geestelijkheid, zoals hij het haar beloofde met de woorden zo vervulde hij het met de werken.

Toen een jaar geleden was zo kwam de paus met zijn kardinalen van Parusiën tot Assisi zodat dat voorgaande visioen van de sterfdag van Sint Clara vervuld zou worden. Want toen deze paus, die boven de mensen was en naast God is, onderwees die persoon Onze Heer tot welke in de tempel der vechtende kerk zo had hij de kardinalen als discipels.

Hoe dat Sinte Franciscus dien Sinte Clara seer begeert had te sien, quam tot haer, niet in sijn leven meer na sijn doot. Dat XLIIII capittel

In dier weke doen Sinte Franciscus voer totten Heere Jhesum, soe was die heilighe maget Clara die eerste plante der armer susteren ende een sonderlinghe navolchster inder volmaecheit der leeren des heilighen evangelijs, Sinte Francisci seer sorchfoudich dat sij meende voer hem te sterven, want sij op die tijt beyde zeer siec waren. Ende sij screyde bitterlijc ende nijemant moechtsse troesten, want sij meende voer haer doot niet te sien haren eenigen vader naest Gode, den heiligen Franciscum haren troester |30rb| ende leeren ende iersten fundator inder graciën Christi. Ende daerom ontboet sij - bij eenen broeder - oetmoedelijc Francisco haer bitterheit des herten vander grooter begeerten tot hem. Doen dit die heilige vader hoerde, ende want haer sonderlinge minde, soe hadde hij groote mededoghen met haer met vaderlijcker gunsten. Mer merckende dattet niet wesen en mochte dat sij van hem begeerde om hem te sien, soe screef hij haer eenen brief tot haer vertroestinge. Ende alle den susteren gaf hij sijn benedictiën, ende hij absolveerdese van alle gebrechkelijcheit of sij iet mesdaen mochte hebben tegen sijn vermaningen of tegen die geboden ende den raet Gods. Ende dat sij alle druck ende droefheit of leggen souden, want sij en mocht hem niet spreken of sien.

"Mer sij sal inder waerheit weten dat sij ende haer susteren mi sien sellen eer sij sterft, ende selen daer van zeer vertroest wesen."

Corts daer nae eest ghesciet dat Sinte Franciscus in dier selver weken gestorven |30va| was. Ende alle dat volc ende die clercken van Assisiën quamen daer ende sij verkeerden die droevighe sanc inden sanc der vrolijcheden, ende brochten dat lichaem tot Sinte-Damiaens op dattet wort vervolt dat die Heere gesproken hadde doer den mont Franciscus:

"Mijn dochteren selen mi sien tot harer vertroestinghen nae mijn doot."

Ende die yseren traliën wort opgedaen, daer sij dat woert Gods doer plaghen te horen ende te comuniceren. Ende die broeders namen dat heilige lichaem vander baren ende rechtent op tusschen haer armen ende hildent soe om hoech een lange tijt, thent Sinte Clara met haer susteren waren zeer daer mede vertroest. Al waest dat sij vervult waren met droefheit ende nat van tranen, want sij rekenden hem voert aen beroeft te wesen van sijnre godlijcker ende goedertieren vermaninghen.

Och, daer wort ghetoent dat vleysch dat te voren overmits grote penitencie zwaert was bi na ende verdroecht! Dat |30vb| was nu zeer gracelijcken ende weec ende levendich als een jonc kint dat weldichlijc op gevoet is. Daer was die edel balsem die een sonderlinghe roek gaf boven alle welriekende cruden. Daer worden oec ghehandelt ende ghesien die V wonden die godlijc in hem geprent waren die den susteren grote vertroestinge gaven. Ende met grooter reverenciën namen sij dat lichaem weder of. Ende die tralie wert weder ghesloten.

Hoe dat Sint Franciscus die Sint Clara zeer begeerd had te zien kwam tot haar, niet in zijn leven meer na zijn dood. Dat XLIIII kapittel.

In die week toen Sint Franciscus voer tot de Heer Jezus zo was de heilige maagd Clara de eerste plant van de arme zusters en een bijzondere navolgster in de volmaaktheid der leer van de heilige evangelist Sint Franciscus zeer zorgvuldig zodat zij meende voor hem te sterven want zij op die tijd beide zeer ziek waren. En zij schreide bitter en niemand mocht haar troosten want zij meende voor haar dood niet te zien haar enige vader naast God, de heilige Franciscus, haar vertrooster en leraar en eerste vestiger in de gratie van Christus. En daarom ontbood zij - bij een broeder - ootmoedig Franciscus haar bitterheid van het hart van de grote begeerten tot hem. Toen dit de heilige vader hoorde, want hij haar bijzonder beminde, zo had hij groot mededogen met haar met vaderlijke gunsten. Maar merkende dat het niet wezen mocht dat zij van hem begeerde om hem te zien zo schreef hij haar een brief tot haar vertroosting. En alle zusters gaf hij zijn zegeningen en hij absolveerde ze van alle gebreken als zij iets misdaan mochten hebben tegen zijn vermaningen of tegen de geboden en de raad God. En dat zij alle druk en droefheid af leggen zouden want zij mocht hem niet spreken of zien.

"Maar zij zal in de waarheid weten dat zij en haar zusters me zien zullen eer zij sterft en zullen daarvan zeer vertroost wezen."

Kort daarna is het geschied dat Sint Franciscus in dezelfde week gestorven is. En al dat volk en de klerken van Assisi kwamen daar en zij veranderden de droevige zang in de zang der vrolijkheden en brachten dat lichaam te Sint-Damianus zodat het woord vervuld wordt dat de Heer gesproken had door de mond van Franciscus:

"Mijn dochters zullen me zien tot hun vertroostingen na mijn dood."

En de ijzeren traliën werden opengedaan daar zij dat woord God door plegen te horen en te communiceren. En de broeders namen dat heilige lichaam van de baar en richten het op tussen haar armen en hielden het zo omhoog een lange tijd totdat Sint Clara met haar zusters zeer daar waren mede vertroost. Al was het dat zij vervuld waren met droefheid en nat van tranen want zij rekenden hen voortaan beroofd te wezen van zijn goddelijke en goedertieren vermaningen.

Och, daar wordt getoond dat vlees dat tevoren vanwege grote penitentie zwart was bijna en verdroogd! Dat was nu zeer gracieus en week en levendig als een jong kind dat weldadig opgevoed is. Daar was die edele balsem die een bijzondere reuk gaf boven alle welriekende kruiden. Daar worden ook gehandeld en gezien die 5 wonden die goddelijk in hem geprent waren die de zusters grote vertroosting gaven. En met grote reverentie namen zij dat lichaam weer af. En de tralie werd weer gesloten.

Hoe die paus Innocencius haer visiteerde ende absolveerdese ende ghebenedidese in haerrer siecten. Dat XLV capittel

Die godlijcke voersienicheit haeste haer nu te vervollen sijn propositum ende opset van Clara, ende Christus haestede Hem Sijn arme pelgrimster te verhoghen inden palase Sijns hemelschen rijcx. Ende sij begeerde oec met alre herten verlost te worden vanden lichame deser doot ende Christus te sien regnerende inder hemelscher woeninghen, Dien sij met alder herten |31ra| inder armoeden armelijc nae gevolcht is. Hier om als die heilighe leden metter ouder siecten vercranct waren, soe wort in haer vergadert een nyewe siecte, welc haer kundichde dat haer roepinghe totten Heere nakende was, bereidende haer den wech der salicheit.

Die paus Innocencius die vierde haeste hem met sijn cardinalen te visenteren die dienst maecht Christi wiens leven Hij beproeft hadde boven ander vrouwen. Doer om en twifelde hem niet haren doot en waer metter reverenciën des paus te eeren. Ende als hij int cloester quam, soe ginc hij tot dat bedde der siecker Claren. Ende sij nam die hant aen haer mont ende custe die weerdichlijc ende sij badt oetmoedelijc sijn voeten te cussen met grooter reverenciën. Die paus clam op een houten banc ende gaf haer sijn voeten te cussen om haer begeerte te voldoen. Ende sij nam die voet met grooter reverenciën ende custe die boven ende onder. Ende sij badt vanden paus |31rb| met een enghelsche aenschijn vergiffenis van al haer sonden.

Hij sprac:

"Of ic selcke genade behoefde?". Recht of hij segghen woude:

"Soe en hadde icx niet te doen."

Ende hij gaf haer die gave der volcomenre absoluciën ende deylde haer die gracie der wijder benedixiën. Ende doen sij weder alle wech waren gegaen. Ende want sij dat Heilighe Sacrament ontfangen hadde van haer provinciael, soe sloech sij haer oghen op ten hemel ende met gevouden handen ende met innighen tranen sprac si totten susteren:

"O, mijn dochteren, lovet den Heere met mi, want die Heere Jhesus Christus heeft Hem geweerdicht huden mi soe groten gaven te geven dat hemel ende eerde niet vergelden en moghen. Ic heb huden ontfaen den oversten Jhesum ende waerdich gheweest te sien Sijnen stadthouder, den paus."

Hoe die paus Innocentius haar visiteerde en absolveerde en gebenedijde haar in haar ziekte. Dat XLV kapittel.

De goddelijke voorzienigheid haastte zich nu te vervullen zijn propositum en opzet van Clara en Christus haastte zich Zijn arme pelgrimster te verhogen in het paleis van Zijn hemelse rijk. En zij begeerde ook met geheel haar hart verlost te worden van het lichaam deze dood en Christus te zien regenen in de hemelse woning die zij met al haar hart in de armoede arm na gevolgd is. Hierom als die heilige leden met de oude ziekten verzwakt waren zo wordt in haar verzameld een nieuwe ziekte die haar verkondigde dat haar roeping tot de Heer nakende was, bereidende haar de weg der zaligheid.

Paus Innocentius die vierde haastte zich met zijn kardinalen te visiteren de dienstmaagd Christus wiens leven Hij beproefd had boven andere vrouwen. Daarom twijfelde hij niet dat haar dood was met de reverentie van de paus te eren. En toen hij in het klooster kwam zo ging hij tot dat bed van de zieke Clara. En zij nam de hand aan haar mond en kuste die waardig en zij bad ootmoedig zijn voeten te kussen met grote reverentie. Die paus klom op een houten bank en gaf haar zijn voeten te kussen om haar begeerte te voldoen. En zij nam die voet met grote reverentie en kuste die boven en onder. En zij bad van de paus met een engelen aanschijn vergiffenis van al haar zonden.

Hij sprak:

"Of ik zulke genade behoef?". Recht of hij zeggen wou:

"Zo had ik niet te doen."

En hij gaf haar de gave der volkomen absolutie en deelde haar de gratie der gewijde wijdingen. En toen zijn zij weer alle weg gegaan. Want zij dat Heilige Sacrament ontvangen had van haar provinciaal zo sloeg zij haar ogen op ten hemel en met gevouwen handen en met innige tranen sprak ze tot de zusters:

"O, mijn dochters, loof de Heer met mij, want de Heer Jezus Christus heeft Zich verwaardigt heden me zo’n grote gave te geven dat hemel en aarde niet vergelden mogen. Ik heb heden ontvangen de overste Jezus en waardig geweest te zien Zijn stadhouder, de paus."

Hoe dat die susteren droevich stonden biden bedde ende sij troeste haer sustere Agniete. XLVI capittel

Die droevighe susteren stonden biden bedde harer moeder wiens |31va| herten dat sweert des rouwe doersneet, want noch slaep noch hongher en toech se van daen, mer vergetende der bedden ende der tafelen genoechten ghenoechde hem alleen nacht ende dach te screyen, onder welcken Agnes, die devote maghet, vervult met bitterheit. Ende sij was van Florens daer gecomen ende met bitteren tranen ende bat haer Claram dat sij haer niet achter en liete.

Clara antwoerde:

"Lieve suster, het is Gode behaechlijc dat ic sterve. Laet of u screyen, want cortelijnge na sult ghi totten Heere comen met mi ende die Here sal u een groote vertroestinge laten gescien, eer ghij sterft."

Ende Agnes gelovede vastelijc die woerden harer suster. Nae Sinte Claren doot soe bleef sij daer ende tot hare geminde susteren bi Florens, soe sende sij daer, in een ghehuechnis van haer suster, Sinte Claren swaerten wiel dat noch huden des daechs blivet soe geheel ende sonder smette ghevarwet als of rechtevoert gever\wert |31vb| waer ende het gevet veel weldaden den genen die dat begeren te sien. Ende die mantel van Sinte Franciscus is daer oec ende gevet ghesontheit den sieken int hoeft ende oec die haer memorie verloren hebben, als men dit cleet oetmoedelijc op hem leit.

Hoe dat die zusters droevig stonden bij het bed en zij troosten hun zuster Agnes. XLVI kapittel.

De droevige zusters stonden bij het bed van hun moeder wiens hart dat zwaard van rouw doorsneed, want nog slaap nog honger toog ze er vandaan, maar vergaten het bed en tafel geneugten vergenoegde hen alleen ‘s nachts en dag te schreien waaronder Agnes, de devote maagd, vervult met bitterheid. En zij was van Florence daar gekomen en met bittere tranen en bad haar Clara dat zij haar niet achterliet.

Clara antwoordde:

"Lieve zuster, het is God behaaglijk dat ik sterf. Laat af uw schreien want kort hierna zal gij tot de Heer komen met mij en de Heer zal u een grote vertroosting laten geschieden eer gij sterft."

En Agnes geloofde vast die woorden van haar zuster. Na Sint Clara ‘s dood zo bleef zij daar en tot haar geminde zusters bij Florence zo zond zij daar, in een gedachtenis van haar zuster, Sint Clara’s zwarte wiel dat nog heden des daags blijft zo geheel en zonder smet gekleurd alsof net geverfd is en het geeft veel weldaden diegenen die dat begeren te zien. En de mantel van Sint Franciscus is daar ook en geeft gezondheid de zieken in het hoofd en ook die hun memorie verloren hebben als men dit kleed ootmoedig op hen legt.

Van haer uterste eynde ende van veel dinghen die daer ghescieden. Dat XLVII capittel

Die heilige maget Clara sceen te lesten veel dagen te arbeyden in haer versceyden. Daer van wies dat gelove der heiden ende die devocie des volcx. Ende die cardinalen ende prelaten, met ander stadiger visenteringen eerden sij den genen die voer waer heilich was. Mer dat wonderlijc te horen is: als sij dus XVII daghen lanc geen spise ontfaen en mochte, soe worde sij vanden Heere met soe grooter stercheit begavet, dat sij alle die geene die tot haer quamen stercte inden dienste Christi. Want doe die goede broeder Reynaldus haer, in soe grooter siecten leggende, vermaende |32ra| tot lijdsamheit, soe antwoerde sij hem met vriër stemmen blijdelijc:

"Nae dien dat ic - overmits den knecht Gods Franciscum - bekende die graci Ons Heeren Jhesu Christi, soe en was mi geen lijde of pijn moelijc, geen penitencie swaer, gheen siecte hert."

Als dan die Heere meer nakende was ende bi nae voerder doore stont, doen begeerde sij geestelijcke broederen bij haer te hebben, die haer die passiën Ons Heeren ende godlijcke woerden voerspraken. Onder welcken soe was daer een broeder, hiete Juniperus, een groot predicaer des altijt plach te spreken vierighe woerden vanden Heer. Desen vraechden sij met nyewer vrolijcheit of hij yet nyewes en hadde inder tegenwoerdicheit vanden Heere, welc broeder op dede sijn vierighe herte ende sprac met sijn mont vlammighe woerden daer die maghet Christi groote solaes of |32rb| ontfinc.

Ten lesten soe keerde die maghet haer totten screyenden dochteren ende prijsde hem die armoede ende beval hem dat sij Gode altijt dancken souden van sijn gaven. Sij benedide die devote bruederen ende susteren ende alle joncfrouwen inden armen cloesteren beyde tegenwoerdich of toecomende verwerf. Sij melde graciën der benedictie des Heeren. Och, wie soude die ander navolgende dingen uut spreken moghen sonder screyen?

Bi haer soe stonden twee devote broeders van Sinte Franciscus gesellen, van welcke die een was gheheten Angelus ende troeste met screyen den susteren. Die ander hiet Leo. Die custe dat bedde der stervender maghet. Die gelaten dochteren bescreyden den doot harer milde moeder ende dien sij niet meer sien en souden, bescreyden sij doen sij sterf. Die susteren bedroefden hem zeere dat al haer troest met haer wech ginc ende dat sij in dat dal der tranen niet mee getroest en souden worden van haer meestersse. Nauwe en |32va| scoerden sij niet haer lichaem, en hadde die scaemte gedaen. Ende dat verwecte in hem scerpe droefheit, dat sij van buten niet genoch screyen en mochten - die statuten des cloesters gheboden hem te swighen - die cracht der droefheit uut persende dat suchten dat aenschijn wort gheven van tranen, die druust des vol screyenden herten uut brocht noch nyewe tranen.

Dese maghet in haer selven gaende, soe sprac sij int heymelijc harer zielen toe:

"Gaet," seyde sij, "vrilijc van hem, want ghij hebt eenen goeden leider des wechs."

"Gaet," sprac sij, "want Die dij gemaect heeft, sij gheheilicht, ende u altijt bewarende als een moeder haer eenich kint, heeft Hij u altijt utermaten zeere gemint. Heere, gebenedijt soe moet Ghij sijn die mi ghescapen hebt ende ic segge U gracie ende dancbaerheit Die mi hier toe ghebroecht hebt, mijn Heere, mijn God. Amen."

Van haar uiterste einde en van veel dingen die daar geschieden. Dat XLVII kapittel.

De heilige maagd Clara scheen tenslotte veel dagen te arbeiden in haar verscheiden. Daarvan groeide dat geloof der heidenen en de devotie van het volk. En de kardinalen en prelaten, met andere stadige visites eerden zij diegenen die voor waar heilig was. Maar dat wonderlijk te horen is: toen zij dus 17 dagen lang geen spijs ontvangen mocht zo wordt zij van de Heer met zo’n grote sterkte begaafd zodat zij al diegene die tot haar kwamen versterkte in de dienst Christus. Want toen de goede broeder Reynaldus haar in zo’n grote ziekte liggend vermaande tot lijdzaamheid, zo antwoordde zij hem met vrije stem blijde:

"Nadat ik - vanwege de knecht God Franciscus - beken de gratie van Onze Heer Jezus Christus zo was me geen lijden of pijn moelijk, geen penitentie zwaar, geen ziekte hard."

Toen dan de Heer meer nakende was en bijna voor de deur stond toen begeerde zij geestelijke broeders bij haar te hebben die haar die passie van Onze Heer en goddelijke woorden voorspraken. Onder die zo was daar een broeder, heette Juniperus, een groot predikant die altijd plag te spreken vurige woorden van de Heer. Deze vroeg zij met nieuwe vrolijkheid of hij iets nieuws had in de tegenwoordigheid van de Heer, welke broeder opendeed zijn vurige hart en sprak met zijn mond vlammende woorden daar de maagd Christus grote verlichting van ontving.

Tenslotte zo keerde de maagd haar tot de schreiende dochters en prees hen de armoede en beval hun dat zij God altijd danken zouden van zijn gaven. Zij gebenedijde de devote broeders en zusters en alle jonkvrouwen in de arme kloosters beide tegenwoordig of toekomende malen. Zij vermelde gratiën der benedictie des Heren. Och, wie zou die andere navolgende dingen uitspreken mogen zonder schreien?

Bij haar zo stonden twee devote broeders van Sint Franciscus gezellen waarvan de ene was geheten Angelus en troostte met schreien de zusters. De andere heet Leo. Die kuste dat bed der stervende maagd. De gelaten dochters beschreien de dood van hun milde moeder die zij niet meer zien zouden, beschreien zij toen zij stierf. De zusters bedroefden zich zeer dat al hun troost met haar weg ging en dat zij in dat dal der tranen niet meer getroost zouden worden van hun meesteres. Nauwelijks scheurden zij niet hun lichaam, had de schaamte dat niet gedaan. En dat verwekte in hen scherpe droefheid dat zij van buiten niet genoeg schreien mochten - de statuten van het klooster geboden hen te zwijgen - die kracht der droefheid uit te persen, dat zuchten, dat aanschijn wordt geheven van tranen, die dorst dus vol schreiende harten dat uitbracht nog nieuwe tranen.

Deze maagd in zichzelf gaande zo sprak zij in het heimelijk haar zielen toe:

"Ga," zei zij, "vrij van hem, want gij hebt een goede leider van de weg."

"Ga," sprak zij, "want Die gij gemaakt heeft is geheiligd en u altijd bewarende als een moeder haar enig kind heeft Hij u altijd uitermate zeer gemind. Heer, gezegend zo moet Gij zijn die me geschapen hebt en ik zeg U gratie en dankbaarheid Die me hiertoe gebracht hebt, mijn Heer, mijn God. Amen."

Hoe Onse Heere Jhesus Christus ende Sijn lieve moeder Maria quam om haer ziel te halene. Dat XLVIII capittel |32vb|

Ende als dit sij ghesproken hadde, soe vraechde haer een suster wien sij dus sprac.

Sij antwoerde:

"Ic spreke tot mijnre ghebenedider zielen welc dat gloriose choer der overster borgheren haren uutganc wachten ende oec die gloriose leitsman en stont niet verre van mi."

Ende sij keerde haer tot een vanden susteren ende seyde:

"Och dochter, en siet ghij mede den Coninc der gloriën, Dien ic sie?"

Ende met dier suster wrocht die hant Gods ende sach met lichamelijcke oghen geestelijcke dinghen, want sij met bedructen ogen haer keerde totter dooren des huys. Ende siet, daer quam in gegaen een scare van suverlike maechden in witten cleederen, welc alle droegen op haer hoefden gulden croonen. Ende onder hem soe ginc een die veel schoenre was dan die ander, wies croen van boven gescapen was als een gheveynsterde wieroecs vat, daer soe |33ra| grooten claerheit van scheen dattet den nacht omkeerde binnen den huyse inde licht des daechs. Ende sij ginc totten bedden daer die bruyt haers lieven kints op lach ende neychden haer soe minlijc op haer ende namse zeer suetelijc inden armen ende gaf haer een vriendelijck cussen. Die maechden brochten haer een mantel van wonderlijcker scoenheit ende sij dienden haer alle bij sonder ende bedecten daer dat heilich lichaem van Sinte Clara mede ende cierden die slaepcamer met wonderlijcker scoenheit.

Des anderen dachs nae Sinte-Laureijns, soe ginc uut die alre heilichste ziele, gecroent metten ewighen loen ende nader verstoringhe des tempels haers lichaem voer die geest salichlijc ten hemel.

Gebenedijt sij desen uutganc van dat dal der tranen ende der onsalicheit, die Claren een inganc is geworden ten leven. Nu voer |33rb| die cleyn sober spise verblijt sij haer inder tafelen der borgeren. Nu voer sij voer die snoetheit der asschen is sij verciert inden hemel metter gloriën der heilighen.

Hoe Onze Heer Jezus Christus en Zijn lieve moeder Maria kwam om haar ziel te halen. Dat XLVIII kapittel.

En toen zij dit gesproken had zo vroeg haar een zuster wie zij dus aansprak.

Zij antwoordde:

"Ik spreek tot mijn gebenedijde ziel welke dat glorieuze koor der overste burchtheren dat op haar uitgang wacht en ook de glorieuze leidsman staat niet ver van mij."

En zij keerde zich tot een van de zusters en zei:

"Och dochter, ziet gij mede de Koning der gloriën die ik zie?"

En die zuster wrocht de hand Gods en zag met lichamelijke ogen geestelijke dingen want zij met bedrukte ogen haar keerde tot de deur van het huis. En zie, daar kwam ingegaan een schaar van zuivere maagden in witte klederen welke alle droegen op hun hoofden gouden kronen. En onder hen zo ging een die veel schoner was dan de andere wiens kroon van boven geschapen was als een wierookvat met vensters daar zo´n grote klaarheid van scheen zodat het de nacht omkeerde binnen het huis in het licht van de dag. En zij ging tot het bed daar de bruid haar lieve kind op lag en neeg zo minnelijk op haar en nam haar zeer zoet in de armen en gaf haar een vriendelijke kus. De maagden brachten haar een mantel van wonderlijke schoonheid en zij dienden haar alle bijzonder en bedekten daar dat heilig lichaam van Sint Clara mee en sierden de slaapkamer met wonderlijke schoonheid.

De volgende dag na Sint-Laurentius zo ging uit de allerheiligste ziel gekroond met het eeuwige loon en na de verstoring van de tempels van haar lichaam voer die geest zalig ten hemel.

Gezegend is deze uitgang van dat dal der tranen en de onzaligheid die Clara een ingang is geworden ten leven. Nu voor de kleine sobere spijs verblijde zij zich aan de tafels van de burgers. Nu voor zij voor de snoodheid van de as is zij versierd in de hemel met de gloriën der heiligen.

Hoe dat tot haer uutvaert dat hoef van Roomen quam met veel volcs. Ende die paus woude dat officium vanden maechden ghesonghen hebbe. Dat XLIX capittel

Dat gheruft vander doot deser maghet bract rechtevoert uut ende beroerde alle dat volc met grooten verwonderen. Ende daer quamen die mannen ende vrouwen totten cloester ende soe groote scare van volc, dattet scheen dat die stadt ledich ghebleven waer. Ende sij riepense al heilich te wesen ende ghemint. Ende onder die woerden des loves screijden haerer sommich. Die heerlijcheit metter scaren der ridderen quam daer toe loepen met veel ghewapender menschen ende waecten dien avont ende den ghehelen nacht op dat van dien costelijcken scat die daer inden velde lach geen scade en soude ghescien.

Des andere daechs |33va| wort dat ganse hof van Romen beroert. Die paus metten cardinalen quam totten cloester ende haeste hem met alle den volc tot Sinte-Damiaens ende die tijt naecte datmen misse soude singhen. Ende doen die broeders begonsten te singhen ende dat officiën vanden dooden, rechtevoert gheboet die paus datment officium vanden maechden soude singhen ende niet van den dooden, als dat hij se eer scheen te canoniseren dan dat lichaem begraven soude worden. Die bisscop van Ostiënsiën, die een hoech edel man was, seyde datmen daer soe seer niet mede souden haesten. Aldus soe sancmen eerst dat officium vanden dooden.

Daer nae ghinghen te samen sitten die paus, die cardinalen ende die prelaten. Ende die bisscop van Ostiënsen began een materie te spreken van die ydelheit der ydelheit. Hi prijsde die versmaetster der ydelheit met een edel sermoen. Ende siet, rechtevoert soe ginghen die pries\teren |33vb| ende cardinalen om dat bedde staen devotelijcken ende vervulden eerwaerdelijc dat officium dat sij begonnen hadden.

Ten lesten, want sijs niet seker en oerdelden te weten dat die costelijcke scat soe verre geleit soude worden vanden borgeren, soe brochten sij dat heilige lichaem overmits raet der wiser mannen met love ende met sanghe ende met trompetten ende grooter jubilaciën tot SinteJorijskercke eerwaerdelijc. Want dit was die stede daer die heilighe vader Franciscus ten eersten begraven was, op dat hij noch levende haer den wech des levens geleert had, dat hij haer noch, doe sij gestorven was, met een wonderlijc voerbetekenisse bereyden soude die stede daer sij begraven soude worden.

Ende ghesciede een groote toe loep van volc die met luyden stemmen riepen ende seyden:

"Waerlijcken, sij es heilich glorioes ende regneert metten engelen inden hemel, die vanden menscen dus grootelijc geëert wort |34ra| inder eerden. Bidt voer ons Christum Heere, o voerganster der armer joncfrouwen, die veel ontallijcke menschen tot penitenciën ghebroecht hebste ende totten ewighe leven."

Binnen corten dagen daer na, doen worde Agnes gheroepen totter brulofte des Ombevlecten Lams inden ewighen leven ende is haer suster ghevolcht totter eewigher bliscap.

Daer beyde dochteren van Syon ende vander natueren ende vander graciën ende vanden rijc nu jubileeren in Gode sonder eynde ende waerlijcken, soe ontfinc Agnes die vertroestinghe die Clara haer suster geloeft hadde dat sise ontfaen soude. Want als sij haer suster na gevolcht hadde vander werelt totten Crucen, alsoe als Clara blincte met teykenen ende mirakelen, alsoe volchde Agnes haer na van deser verganckelijcken lichte tot Gode ende beval haer ziel inden handen haers brudegoems Jhesu Christi. Ende tot Assise, van daer sij geboren was, wort sij eerlijcken begraven.

Hoe dat tot haar uitvaart dat hof van Rome kwam met veel volk. En de paus wou dat officium van de maagden gezongen hebben. Dat XLIX kapittel.

Dat gerucht van de dood van deze maagd brak recht voort uit en beroerde al dat volk met grote verwondering. En daar kwamen de mannen en vrouwen tot het klooster en zo´n grote schaar van volk zodat het scheen dat de stad leeg gebleven was. En zij riepen haar al heilig te wezen en gemind. En onder die woorden van lof schreiden sommige van hen. De heerlijkheid met de scharen der ridders kwam daar toegelopen met veel gewapende mensen en waakten die avond en de gehele nacht zodat van die kostelijke schat die daar in het veld lag geen schade zou geschieden.

De volgende dag wordt dat ganse hof van Rome beroerd. De paus met de kardinalen kwam tot het klooster en haastte hen met al het volk tot Sint-Damianus en de tijd naakte dat men mis zou zingen. En toen de broeders begonnen te zingen dat officie van de doden, recht voort gebood de paus dat men het officium van de maagden zou zingen en niet van de doden alsof dat hij haar eerder scheen te canoniseren dan dat lichaam begraven zou worden. De bisschop van Ostiënsiën, die een hoge edele man was, zei dat men daar zo zeer niet mee zou haasten. Aldus zo zong men eerst dat officium van de doden.

Daarna gingen tezamen zitten de paus, de kardinalen en de prelaten. En de bisschop van Ostiënsen begon een materie te spreken van de ijdelheid der ijdelheid. Hij prees de versmaatster der ijdelheid met een edel sermoen. En zie, recht voort zo gingen de priesters en kardinalen om dat bed staan devoot en vervulden eerbiedwaardig dat officium dat zij begonnen hadden.

Tenslotte, want zij het niet zeker oordeelden te weten dat die kostbare schat zo ver geleid zou worden van de burgers, zo brachten zij dat heilige lichaam vanwege raad der wijze mannen met lof en met zang en met trompetten en groot gejubel tot Sint Joriskerk eerbiedwaardig. Want dit was de plaats daar de heilige vader Franciscus ten eerste begraven was omdat hij nog levend haar de weg des levens geleerd had en dat hij haar nog toen zij gestorven was met een wonderlijke voorbetekenis bereiden zou de plaats daar zij begraven zou worden.

En er gebeurde een grote toeloop van volk die met luide stemmen riepen en zeiden:

"Waarlijk, zij is heilig glorieus en regeert met de engelen in de hemel die van de mensen dus groot geëerd wordt in de aarde. Bidt voor ons Christus Heer, o voorgangster der arme jonkvrouw die veel ontelbare mensen tot penitentie gebracht heeft en tot eeuwig leven."

Binnen korte dagen daarna toen werd Agnes geroepen tot de bruiloft des Onbevlekte Lam in het eeuwige leven en is haar zuster gevolgd tot de eeuwige blijdschap.

Daar wacht de dochter van Sion en van de natuur en van de gratie en van het rijk nu jubelend in God zonder einde en waarlijk zo ontving Agnes de vertroosting die Clara haar zuster beloofd had dat zij ze ontvangen zou. Want toen zij haar zuster nagevolgd had van de wereld tot het Kruis alzo zoals Clara blonk met tekens en mirakels alzo volgde Agnes haar na van dit vergankelijke licht tot God en beval haar ziel in de handen van haar bruidegom Jezus Christus. En te Assisi, vandaar zij geboren was, werd zij fatsoenlijk begraven.

Van haer mirakelen int gemeyn ende |34rb| van die sonderlinghe wedermakinge der orden. Dat L capittel

Die Heer die sprect inde ewangelio:

"Teikent de genen die geloven, want wonderlijcke dingen sellen hem volgen."

Dit machmen merckelijc in Clara mercken. Nochtans als die Heere seit, soe en maken die mirakelen den mensche niet heiligher dan hij es.

Ende Hij seit oec:

"En wilt u niet verblijden, want die geesten u onderworpen worden, mer verblijt u dat u namen gescreven sijn inden hemel."

Mer dat sijn die warachtighe teykenen der heilighen ende die eerwaerdighe ghetuychnissen der mirakelen die daer staen inder heilicheit der seden ende volmaectheit der wercken. Want Johannes Baptista, die die heilichste was van vrouwen gheboren, nochtan soe en dede hij geen mirakelen noch teykenen ende daer om en sijn sij te heiligher niet die veel mirakelen doen der heilicheit. Daer om waest ghenoech der heiligher maget Clara tot een getuych der heilicheit haer volmaecte leven.

Mer om die lauheit der menschen te verwackeren |34va| ende om die devociën des volcx te vermeerderen, soe sijn veel tekenen van haer gesciet.

Hier om wort Clara, doen sij noch leefde, inder oerden verclaert in groten verdienten ende nu wort sij inder ewigher claerheit ghenomen ende wonderlijcken verclaert over alle die warelt metten lichte der mirakelen. Want die claerheit ende gesworen waerheit dwinghet nu veel daer af te scriven ende te vergaderen. Ende die menichfuldicheit dwinget mi veel achter te laten.

Waert dattet niet meer en waer dan huden des daechs die tijt uut wijst van eenre goedertieren moer, ende heiligher vrouwen Clara, ende haer menichfuldighe telghel der heiligher maechden over alle die warelt, ende in menigherande conventen ende heilighe steden daermen dach ende nacht den Heere behoerlijc lof singhet. In welcken al esset dat in sommighen - overmits outheit der tijden - ofghehaelt wort die eerste moederlijcke vermaninghen der disciplinen, soe dat in sommige herten - overmits des duvels ingeven - lauheit in gewassen is, nochtans soe en woude die god\lijcke |34vb| goedertierenheit niet ghehenghen dat die brant alsulcker eerster hitten al heel uut gedaen soude worden. Want die Heere hevet die twee nyewe lichten inder warelt gemaect als die sonne ende die maen. Dat sijn die heilighe Bernardinus ende die salighe maget Coleta, overmits welcker sorchvoldiger voersienicheit wijt ende breet die cloesteren vermaect sijn ende oec van nyeus gefondeert. Van wes wonderlijcke dinghen die menichfuldich sijn, sal ic een luttel scriven die doer Claram ghesciet sijn met corten sermoen.

Van haar mirakels in het algemeen en van het bijzonder herstel van de orde. Dat L kapittel.

De Heer die spreekt in het evangelie:

"Teken diegenen die geloven, want wonderlijke dingen zullen hen volgen."

Dit mag men opmerkelijk in Clara merken. Nochtans zoals de Heer zegt zo maken die mirakels de mens niet heiliger dan hij is.

En Hij zegt ook:

"Wil u niet verblijden, want de geesten u onderworpen worden, maar verblijd u dat uw naam geschreven is in de hemel."

Maar dat zijn de waarachtige tekens van de heiligen en die eerbiedwaardige getuigenissen van de mirakels die daar staan in de heiligheid van de zeden en volmaaktheid van werken. Want Johannus de Doper, die de heiligste was van vrouwen geboren, nochtans zo deed hij geen mirakels nog tekens en daarom zijn zij niet heiliger die veel mirakels doen van heiligheid. Daarom was het genoeg de heilige maagd Clara tot een getuige van heiligheid haar volmaakte leven.

Maar om die lauwheid der mensen op te wekken en om die devotie van het volk te vermeerderen zo zijn veel tekens van haar geschied.

Hierom wordt Clara, toen zij noch leefde, in de orde verklaard in grote verdiensten en nu wordt zij in de eeuwige klaarheid genomen en wonderlijk verklaard over de hele wereld met het licht der mirakels. Want de klaarheid en gezworen waarheid dwingt het nu veel daarvan te schrijven en te verzamelen. En de hoeveelheid dwingt me veel achter te laten.

Was het dat het niet meer was dan heden des daags de tijd uitwijst van een goedertieren moeder en heilige vrouw Clara en haar menigvuldig getal der heilige maagden over de hele wereld en in vele conventen en heilige steden daar men dag en nacht de Heer behoorlijk lof zingt. Waarin, al is het dat in sommigen - vanwege oudheid der tijden - afgehaald wordt de eerste moederlijke vermaningen der discipels, zodat in sommige harten - vanwege de duivels ingeven - lauwheid in gegroeid is, nochtans zo wou die goddelijke goedertierenheid niet toestaan dat die brand van al zulke eerste hitte al geheel uitgedaan zou worden. Want de Heer heeft die twee nieuwe lichten in de wereld gemaakt zoals de zon en de maan. Dat zijn de heilige Bernardus en de zalige maagd Coleta, vanwege welke zorgvuldige voorzienigheid wijdt en breed de kloosters vermaakt zijn en ook opnieuw gefundeerd. Van wiens wonderlijke dingen die menigvuldig zijn zal ik een luttel schrijven die door Clara geschied zijn met kort sermoen.

Exempel

Daer was op een tijt een kint van Parusiën gheboren ende hiete Jacobin ende was zeer siec ende oec vanden duvel beseten. Want somtijt werp hij hem selven int vier, somtijts opter eerden, ende oec soe beet hij somtijt inden steenen dat hem die tanden bloeden ende scoerden bi na; ende quetste zeere sijn hoef ende maecte sijn lichaem al bloedich ende die tonghe uut den mont hanghende. Ende |35ra| somtijt soe vonden hij sijn lichaem soe cort van pijnen, dat hij sijn beenen op sijn scouderen leyden. Twee werf des daechs soe quelde hem dese verwoetheit. Men sochte raet van gheleerden medecijn meesters ende hulp. Mer daer en wort nyemant ghevonden die hier tegens raet wist te doen. Sijn vader Gwidolitus - doen hij onder den menschen geen hulp en conste vinden van dit grote ongeval sijns kints - soe keerde hij hem totten verdienten der heiligher maghet Clara ende sprac aldus:

"O, heilige Clara, eerweerdige maghet der warelt, ic offer u mijn arme allendighe kint, ende ic bidde u met alder devociën ende ynnicheit om sijn gesontheit ende verlossinge."

Hij haeste hem met grooten betrouwen metten kinde ende brochten opt graf Sinte Claren, ende te hant dat hij badt, dat vercreech hij ende dat kint worde ghesont ende worde verlost ende en ghevoelde niet meer sulcke quelnissen vanden duvel.

Voorbeeld.

Daar was op een tijd een kind van Parusiën geboren en heette Jacobin en was zeer ziek en ook van de duivel bezeten. Want soms wierp hij zichzelf in het vuur, soms op de aarde en ook zo beet hij soms in de stenen zodat hem de tanden bloeden en scheurden bijna en kwetste zeer zijn hoofd en maakte zijn lichaam geheel bloederig en de tong uit de mond hangend. En soms zo vond hij zijn lichaam zo kort van pijnen dat hij zijn benen op zijn schouders legde. Tweemaal per dag zo kwelde hem deze dolheid. Men zocht raad van geleerde dokters, meesters en hulp. Maar daar werd niemand gevonden die hiertegen raad wist te doen. Zijn vader Gwidolitus - toen hij onder de mensen geen hulp kon vinden van dit grote ongeval van zijn kind - zo keerde hij zich tot de verdiensten van de heilige maagd Clara en sprak aldus:

"O, heilige Clara, eerwaardige maagd der wereld, ik offer u mijn arme ellendige kind en ik bid u met alle devotie en innigheid om zijn gezondheid en verlossing."

Hij haastte hem met groot vertrouwen met het kind en bracht hem op het graf van Sint Clara en gelijk dat hij bad dat kreeg hij en dat kind werd gezond en werd verlost en voelde niet meer zulke kwellingen van de duivel.

Noch een exempel |35rb|

Alexanderina uuten bisdom van Parusiën gheboren, die was gequelt vanden boesen, scalcke geest. Ende die duvel hadse alsoe in sijnre gheweldicheit, dat hijse somtijt dede vlieghen boven op een clippe die biden water lach als een vogel, ende plach somtijt - soe een telgerkijn vanden bomen viel - int water te swemmen. Ende dit ghesciede overmits verdienten harer sonden. Ende als sij dus van groote pijn haer luchter zijde bij na verloren hadde ende haer hant lam was, ende sij sochte raets vanden meesters der medecijnen ende sij en vant geen bate. Ten lesten quam sij tot dat graf van Sinte Clara met berouwe van haer sonden. Ende badt - overmits haer heilighe verdienten - om ghesontheit van haer drie quellenissen. Ende ter stont worde sij verloest: die hant crech sijn macht weder, haer sijde woert gesont, ende vanden viant worde sij verlost.

Noch een voorbeeld.

Alexanderina die uit het bisdom van Parusiën geboren was die was gekweld van de boze, schalkse geest. En die duivel had har alzo in zijn geweld zodat hij haar soms liet vliegen boven op een klip die bij het water lag als een vogel en plag soms - zo een twijgje van de bomen viel – in het water te zwemmen. En dit geschiedde vanwege verdiensten van haar zonden. En toen zij aldus van grote pijn haar linkerzijde bijna verloren had en haar hand lam was en zij zocht raad van de meesters der medicijnen en zij vond geen baat. Tenslotte kwam zij tot dat graf van Sint Clara met berouw van haar zonden. En bad - vanwege haar heilige verdiensten - om gezondheid van haar drie kwellingen. En terstond werd zij verlost: de hand kreeg zijn macht weer, haar zijde werd gezond en van de vijand werd zij verlost.

Exempel

Een ander vrouwe was oec inder selver stadt zeere gequelt vanden duvel, die oec doer verdienten van Sinte Claren wert verlost |35va| vanden viant.

Voorbeeld.

Een andere vrouw was ook in dezelfde stad zeer gekweld van de duivel die ook door verdiensten van Sint Clara werd verlost van de vijand.

Exempel

Het was op een tijt een kint uut Vranckerijc, dat dat hoef van Roomen plach te volghen, die verwoede siecten zeer quelden, dat hij sijn spraec verloes ende oec sijn lichaem mesmaect worde ende onrustelijc maecte, dattet nyemant houden en mochte mer ontbrac altijt. Ten laesten wort hij ghebonden van veel luden met craft ende wort soe onwillichlijc ghebrocht tot dat graf Sinte Claren. Ende terstont - overmits dat gelove der geenre die hem hilden - soe worde hij verlost ghehelijcken.

Voorbeeld.

Er was op een tijd een kind uit Frankrijk dat dat hof van Rome plag te volgen die verwoede ziekten zeer kwelden zodat hij zijn spraak verloor en ook zijn lichaam mismaakt werd en onrustig maakte zodat niemand zich ophouden mocht maar ontbrak altijd. Tenslotte werd hij gebonden van veel lieden met kracht en werd zo onwillig gebracht tot dat graf van Sint Clara. En terstond - vanwege dat geloven van diegenen die hem hielden - zo werd hij verlost geheel.

Exempel

Daer waren op een tijt luyden van Pijsa geboren ende reysden te sceep tot Sardijnen. Ende inder nacht soe quam daer een vervaerlijc onweer op ende een grote storm, dat sij bi na verdroncken waren, soe dat - overmits dat smiten van den water - dien boijm vant scep brac ende dat water quam daer in loepen. Ende in dese groote last soe tracteerden sij allen van haren doot. Ende sij riepen met screyende stemmen hulp van veel heiligen aen, mer sij en vercreghen |35vb| niet. Ten laesten - overmits ingeven van Gode - dochten sij om die nyewe santinne Clara ende riepen met groter begheerten haer hulp aen. Ende loefden haer, waert dat sake dat sij gesont mochten comen te lande, sij souden haer innichlijc versoeken in harer kercken, bloets hoefs, naect in haer hemde, den riem aen haren hals ende elck een kerse van een pont in haer hant hebbende. Daer ghesciede een wonderlijc teken. Ende die hulp die sij begheerden, vercreghen sij. Alsoe geringhe als sij dit geloeft hadden, soe openbaerde daer. Drie keersen, met wonderlijcker claerheit bernende, stonden hem bi tot een hulpe. Die een stont voer int scep, die ander stont opt roer ende die derde stont beneden int scep ende stopten dat gat daer dat water doer quam. Ende dat onweder ginc wech ende voerden wint soe quamen sij in haven daer si begeerden. Ende als dat scip ontlast was vanden menschen ende van haer comenscap |36ra|, soe ghinghen die keersen wech ende dat scip versanc inden gront als een steen. Ende dat volc ghinc te hant ende betaelden blijdelijc haer geloeften die sij geloeft hadden.

Voorbeeld.

Daar waren op een tijd lieden van Pisa geboren en reisden te scheep tot Sardinië. En in de nacht zo kwam daar een vervaarlijk onweer op en een grote storm zodat zij bijna verdronken waren zo dat - vanwege dat smijten van het water - de bodem van het schip brak en dat water kwam daarin gelopen. En in deze grote last zo trakteerden zij allen van hun dood. En zij riepen met schreiende stemmen hulp van veel heiligen aan, maar zij verkregen die niet. Tenslotte - vanwege ingeven van God - dachten zij om de nieuwe sint Clara en riepen met grote begeerten haar hulp aan. En loofden haar was het zaak dat zij gezond mochten komen te land, zij zouden haar innig verzoeken in haar kerk, blootshoofds, naakt in hun hemd, de riem aan hun hals en elk een kaars van een pond in hun hand hebbende. Daar geschiedde een wonderlijk teken. En de hulp die zij begeerden verkregen zij. Alzo gering zoals zij dit geloofd hadden zo openbaarde daar. Drie kaarsen die met wonderlijke klaarheid branden stonden hem bij tot een hulp. De ene stond voor in het schip, de andere stond op het roer en de derde stond beneden in het schip en stopte dat gat daar dat water door kwam. En dat onweer ging weg en voor de wind zo kwamen zij in haven daar ze begeerden. En toen dat schip ontlast was van de mensen en van haar koopmanschap zo gingen die kaarsen weg en dat schip zonk in de grond als een steen. En dat volk ging gelijk en betaalden blijde hun beloften die zij beloofd hadden.

Exempel

Daer was op een tijt een die hiet Valencius van Spoleten gheboren. Dese was seer ghequelt vander siecten die heet dat vallende evel, soe dat hij tot veel tijden des daechs dicwil neder viel in deser quellenisse. Ende sijn beenen waren oec gecrompen dat hij niet gaen en mochte. Hij wort gevoert op een ezel tot Sinte Claren graf. Daer lach hij twee daghen lanc ende drie nachten. Ende des derden daechs soe began dat been te craken, ende nyemant en roerde dat. Ende hi wort vluchs van beide die plaghen verlost ende ginc vri van daer.

Voorbeeld.

Daar was op een tijd een die heet Valencius van Spoleto geboren. Deze was zeer gekweld van de ziekte die heet dat vallende ziekte zodat hij op veel tijden van de dag vaak neer viel in deze kwelling. En zijn benen waren ook gekrompen zodat hij niet gaan mocht. Hij werd gevoerd op een ezel tot Sint Clara ´s graf. Daar lag hij twee dagen lang en drie nachten. En de derde dag zo begon dat been te kraken en niemand roerde dat. En hij werd vlug van beide die plagen verlost en ging vrij van daar.

Exempel

Daer nae was enen die hiete Jacobellus van Spoleten gheboren ende was XII jaer out ende was blint, soe dat hij ginc altijt met eenen leytsman |36rb| ende anders niet. Ende op een tijt wort hij alleen ghelaten van sijn leitsman een luttel, ende hij began alleen te gaen, ende viel ter neder ende brac sijnen armen ende viel een grote wonde in sijn hoeft.

Dese mensche als hij op een tijt worde slapende bider brugghen hiete Narijn, soe openbaerde hem in sijnen droem een suverlijcke vrouwe. Ende sprac tot hem:

"Jacobelle, waerom en quaemste niet tot mi te Assise op dat ghij verlosset mocht worden?"

Doe hij ontwaect worde des smorghens, vertelde hij twee ander blinde die hi bi hem hadde, wat hij ghehoert hadde, met bevende herten ende stemme. Ende die ander spraken tot hem:

"Wi hebben wel ghehoert dat cortelinghe een heilighe vrouwe te Assise gestorven is, tot wies graf die Almachtighe Heere ontellighe veel mirakelen laet ghescieden, in haren eeren."

Doen Jacobellus dit hoerde, soe en was hij niet traech, mer haestelijc spoede hij hem derwert ende was gheherbercht des nachts bi Spoleten. Ende daer wort hem |36va| noch dat selver visioen vertoent. Hij quam tot Assise haestelijc, overmits verlanghen des ghesiechts. Ende hij vant daer soe veel volcx daer ghecomen was om hulp ende troest vander heiligher maghet, soe dat hij daer inder kercken niet comen en moecht. Soe worde hij zeere droevich ende leyde sijn hoeft op een steen, ende van vermoetheit began hij daer buten te slapen. Ende derdewerf soe quam die stemme tot hem:

"Jacobelle, die Heere soude u wel doen, waert saec dat ghij in mocht comen."

Doen hij ontwaect worde, soe badt hij met screyende oghen den volc ende roepende dubbelde hij sijn begheerte dat sij hem om die minne Gods inne wouden laten gaen. Ende dat wort hem ghegunt ende hij werp sijn scoen van sijn voet ende toech sijn clederen uut ende nam sijn riem om sijnen hals, ende ginc soe oetmoedelijc totten grave. Ende van vermoetheit des roepens totten volc wort hij een weinich slapende. Sinte Clara sprac tot hem:

"Toe, staet op, du best verlost."

Ende alle die blintheit wech |36vb| ghedaen ende donckerheit der oghen, soe sach hij doer Claram claerlijc dat claer licht. Ende hij glorificeerde Gode ende loefde van soe grooten wonderlijcheit des wercks, ende noede alle die ander menschen totten love Gods ende Sinte Clare.

Exempel

Daarna was er een die heette Jacobellus van Spoleto geboren en was 12 jaar oud en was blind zodat hij ging altijd met een leidsman en anders niet. En op een tijd werd hij alleen gelaten van zijn leidsman een luttel en hij begon alleen te gaan en viel ter neder en brak zijn armen en viel een grote wonde in zijn hoofd.

Deze mens toen hij op een tijd werd slapend bij de brug, heet Narijn, zo openbaarde hem in zijn droom een zuivere vrouw. En sprak tot hem:

"Jacobelle, waarom kwam ge niet tot mij te Assisi zodat gij verlost mocht worden?"

Toen hij ontwaakte ´s morgens vertelde hij twee ander blinden die hij bij hem had wat hij gehoord had, met bevend hart en stem. En die andere spraken tot hem:

"Wij hebben wel gehoord dat net een heilige vrouwe te Assisi gestorven is tot wiens graf de Almachtige Heer ontelbaar veel mirakels laat geschieden in haar eer."

Toen Jacobellus dit hoorde zo was hij niet traag, maar haastig spoedde hij zich derwaarts en was geherbergd ´s nachts bij Spoleto. En daar wordt hem nog datzelfde visioen vertoond. Hij kwam te Assisi haastig vanwege het verlangen van het gezicht. En hij vond daar zoveel volk dat daar gekomen was om hulp en troost van de heilige maagd zodat hij daar in de kerk niet komen mocht. Zo werd hij zeer droevig en legde zijn hoofd op een steen en van vermoeidheid begon hij daar buiten te slapen. En voor de derde keer zo kwam die stem tot hem:

"Jacobelle, de Heer zou u wel doen, was het zaak dat gij er in mocht komen."

Toen hij ontwaakte zo bad hij met schreiende ogen het volk en riep dubbel zijn begeerte dat zij hem om de minne Gods in wilden laten gaan. En dat wordt hem gegund en hij wierp zijn schoen van zijn voet en toog zijn klederen uit en nam zijn riem om zijn hals en ging zo ootmoedig tot het graf. En van vermoeidheid van het roepen tot het volk wordt hij een weinig slapende. Sint Clara sprak tot hem:

"Toe, sta op, u bent verlost."

En al die blindheid weg gedaan en donkerheid van de ogen zo zag hij door Clara klaar dat klare licht. En hij glorificeerde God en loofde van zo´n grote wonderlijkheid van het werk en noodde alle andere mensen tot lof God en Sint Clara.

Exempel

Te Perusiën was een ende hiete Jan Martens soen. Dese toech eens uut met sijn borghers om te strijden tegens die Fulgiënten. Ende als sij aldus begonnen te vechten ende als die strijt vermeerderde, soe quam daer een swaer val van een steen op sijn hant, soe dat die hant brac. Hij hadde veel gelts gegeven den surgijn meester om genesen te worden, ende hij en const geen hulp crighen, ende oec noch vanden meesters van medicine. Sij seiden oec allegader dat die hant lam most bliven ende onmachtich tot allen wercken. Hij was zeer droevich hier om ende hij en mochte die seericheit niet verdraghen. Ende bat dicke den |37ra| meesters dat sij die hant of souden houden. Ten laetsten soe hoerde hij segghen van die wonderlijcke mirakelen die Onse Heere gheweerdichde te doen doer die verdienten Sinte Claren. Hij loefde daer een loeffenis, dat hi soude gaen tot dat graf der heiligher maget ende offeren haer een wassen hant. Ende hij dede alsoe ende quam daer ende rustende een weynich op dat graf. Ende eer hij uuter kerken ginc, soe was hij gesont ende machtich in der hant.

Voorbeeld.

Te Perusiën was er een en heette Jan Martens zoon. Deze toog eens uit met zijn burgers om te strijden tegen de Fulgiënten. En toen zij aldus begonnen te vechten en toen de strijd vermeerderde zo kwam daar een zware val van een steen op zijn hand zodat die hand brak. Hij had veel geld gegeven aan de chirurg meester om genezen te worden en hij kon geen hulp krijgen en ook nog van de meesters van medicijnen. Zij zeiden ook allen dat die hand lam most blijven en onmachtig tot alle werken. Hij was zeer droevig hierom en hij mocht die zeerheid niet verdragen. En bad vaak de meesters dat zij die hand af zouden houwen. Tenslotte zo hoorde hij zeggen van de wonderlijke mirakels die Onze Heer verwaardigde te doen door de verdiensten van Sint Clara. Hij beloofde daar een belofte dat hij zou gaan tot dat graf van de heilige maagd en offeren haar een wassen hand. En hij deed alzo en kwam daar en rustte een weinig op dat graf. En eer hij uit de kerken ging zo was hij gezond en machtig in de hand.

Exempel

Daer was een ende hiete Petrolus vanden borch Vitranië. Dese was bi nae al heel verteert van grooter siecten ende was al droech gheworden overmits daghelijcx quellinghe. Van wies groote cracht soe was hij zere ghecrompen inden lenden ende crom geworden ende ginc metten hoefde bocken ter eerden, dat hij nauwe met een stoc voert conste comen. Die vader sochte veel raets der meesteren van medecijnen, mer het |37rb| was alte vergeefs. Ende sonderlinc soe sochte hij die meesters die die const hadden om ghebroken benen te meesteren. Hij was bereyt al sijn goet uut te geven om ghesontheit te crighen van sijn kint. Die meesters antwoerden allegader, datter geen const toe en waer om die siecte te ghenesen. Doen keerde hij hem tot Sinte Claren daer hij veel wonderlijcker dinghen af hadde horen segghen die God doer haer wrochte. Ende hij brochte sijn kint met groter innicheit tot dat graf daer dese heilighe maghet begraven was. Aldus knyelende een wijle tijts voere dese heilighe reliquiën, soe vercreech die jongelinc volmaecte ghesontheit, ende stont op blijdelijc ende ginc recht op sijn lijf. Ende hij dancte Gode ende noede dat volc totten love der heiliger maghet Clara.

Voorbeeld.

Daar was er een en heette Petrolus van de burcht Vitranië. Deze was bijna geheel heel verteerd van grote ziekten en was al droog geworden vanwege dagelijkse kwelling. Van wiens grote kracht zo was hij zeer gekrompen in de lendenen en krom geworden en ging met het hoofd bukken ter aarden zodat hij nauwelijks met een stok voort kon komen. De vader zocht veel raad van de meesters van medicijnen, maar het was alles tevergeefs. En bijzonder zo zocht hij die meesters die de kunst hadden om gebroken benen te behandelen. Hij was bereid al zijn goed uit te geven om gezondheid te krijgen van zijn kind. Die meesters antwoorden allen dat er geen kunst toe was om die ziekte te genezen. Toen keerde hij zich tot Sint Clara daar hij veel wonderlijke dingen van had horen zeggen die God door haar wrocht. En hij bracht zijn kind met grote innigheid tot dat graf daar deze heilige maagd begraven was. Aldus knielde hij een tijdje voor deze heilige relikwieën zo verkreeg die jongeling volmaakte gezondheid en stond op blijde en ging recht op zijn lijf. En hij dankte God en noodde dat volk tot de lof der heilige maagd Clara.

Exempel

Daer was een kint van tien jaren van Sinte Quiritus dorp gheboren onder dat bisdom van Assisen, ende was crepel uut sijnre moeder lichaem. Ende hij hadde seer crancke scheenen |37va| soe dat die voeten overdweers uut smeten als hij voert ghinc ende met grooter pijnen ginc hij. Ende als hij voert ghinc ende als hij viel, en mochte hij bij hem selven niet op staen. Ende sijn moeder badt Sinte Franciscum dicwil menichwerf gebeden dat hij om ghesontheit haers kints den Heere soude bidden, mer sij en vernam geen baet haers kints. Mer doen sij hoerden van Sinte Claren dat sij blincte met veel nyewer mirakelen, soe brocht sij haer kint op Sinte Claren graf. Ende na luttel daghen soe gaven die beenen een gheluyt ende die leden der scheenen worden tot haer natuerlijcke rechtheit ende stercheit ghebrocht. Ende dat Sinte Franciscus met veel gebeden niet vercrighen en mocht, dat verleende die godlijcke cracht doer die verdienten Sinte Clara.

Voorbeeld.

Daar was een kind van tien jaren van Sint Quiritus dorp geboren onder dat bisdom van Assisi en was kreupel uit zijn moeders lichaam. En hij had zeer zwakke schenen zodat de voeten dwars uitgingen als hij voortging en met grote pijn ging hij. En toen hij voortging en als hij viel kon hij van zichzelf niet opstaan. En zijn moeder had Sint Franciscus vaak menige keer gebeden dat hij om gezondheid van haar kind de Heer zou bidden, maar zij vernam geen baat van haar kind. Maar toen zij hoorde van Sint Clara dat zij uitblonk met veel nieuwe mirakels zo bracht zij haar kind op Sint Clara´s graf. En na luttel dagen zo gaven die benen een geluid en de leden der schenen worden tot hun natuurlijke rechtheid en sterkte gebracht. En dat Sint Franciscus met veel gebeden niet verkrijgen mocht dat verleende de goddelijke kracht door de verdiensten van Sint Clara.

Exempel

Het was een wijf vanden borch Mananij geboren ende hiete Plenaria. |38ra| Ende hadde eenen langhen tijt gheleden die krimpinghe harer leden met groter pijnen, soe dat sij niet gaen en conde dan met een stoc. Nochtans en mocht sij - overmits haer hulp des stoecks - haer cromme lichaem niet op rechten, mer al strompelende soe ghinghen die voeten ende die stoc. Op een vridach soe dedese haer bringhen op dat graf des heilighen maechts Clara. Ende devotelijcke haer gebet daer storttende soe vercreegh sij haestelijc daer sij trouwelijc om bat. Des saterdaechs daer nae - als sij volle ghesontheit vercreghen hadde - soe ghinc sij op haer voeten thuys, sonder stoc, die te voren daer ghebrocht was van anderen luden.

Voorbeeld.

Het was een wijf van de burcht Mananij geboren en heette Plenaria. En had een lange tijd geleden de krampen van haar leden met grote pijnen zodat zij niet gaan kon dan met een stok. Nochtans mocht zij - vanwege haar hulp van de stok - haar kromme lichaam niet oprichten, maar al strompelende zo gingen de voeten en de stok. Op een vrijdag zo liet ze haar brengen op dat graf van de heilige maagd Clara. En stortte devoot haar gebed daar en zo verkreeg zij haastig daar zij trouw om bad. De zaterdag daarna - toen zij volle gezondheid verkregen had - zo ging zij op haar voeten naar huis, zonder stok, die tevoren daar gebracht was van andere lieden.

Exempel

Daer was een maget gheboren van Parusiën. Dese hadde een grote swellinghe aenden hals ende was een aposteem ende hiet strophula inden gemeen sprac. Welc aposteem sij |38rb| langhe tijt met grooter pijnen droech ende daer waren aen XX clieren, soe dat den hals der maghet groover wort dan haer hoet. Ende die moeder brocht dicwil haer dochter tot dat graf der heiligher maghet Clara ende badt haer oetmoedelijc om hulp ende troest van harer dochter. Ende als dese dochter op eenre nacht lach voer dit heilighe graf Clara, soe began haer dat sweet uut te breken ende die clieren begonsten saecht te worden ende van haer stede te gaen sitten. Ende corts daer nae - overmits verdienten Sinte Claren - soe ginc dat groot zwel metten anderen siecten, als datmen geen litteken daer of sien en mochte.

Voorbeeld.

Daar was een maagd geboren van Parusiën. Deze had een grote zwelling aan de hals en dat was een zweer en heet scrophula in de algemene spraak. Welke zweer zij lange tijd met grote pijnen droeg en daar waren aan 20 klieren zodat de hals van de maagd grover werd dan haar hoofd. En de moeder bracht vaak haar dochter tot dat graf van de heilige maagd Clara en bad haar ootmoedig om hulp en troost van haar dochter. En toen deze dochter op een nacht lag voor dit heilige graf van Clara zo begon bij haar dat zweet uit te breken en de klieren begonnen zacht te worden en van hun plaats te gaan. En kort daarna - vanwege verdiensten Sint Clara - zo ging dat grote gezwel met de andere ziekten zodat men geen litteken daarvan zien mocht.

Exempel

Een vanden susteren, Adriane heetende, die droech dit selver quaet van quellinge aen haren hals, doen Clara noch levende was. Het was seer te verwonderen dat onder die vierighe lampen soe couden ziel mocht sculen ende onder die vroede, wijse maechden soe sotten persoen mochte wesen. Op eenere nacht soe bant |38va| dese suster haer keel soe vast toe - bi nae totten worghen toe - ende woude die clont vanden geswel ter keelen uut douwen, ende woude met haer selve boven gaen die godlijcke wille. Te hant bekende dit die heilighe maghet Clara inden geest ende sprac tot een vanden susteren:

"Gaet gheringhe beneden int huys ende brinct die sieke suster Adriane een heet ey om dat te supen. Ende brinct se met u tot mi."

Ende dese haeste haer om dat gebot der moeder te voldoen. Ende sij vant dese suster sitten ende en mocht niet spreken overmits haer eyghen hantwerc ende oec bi na verworghet was. Ende die suster hiefse op als sij best mochte ende presenteerdese der moeder. Ende die dienstmaecht Gods Clara sprac haer toe, seggende:

"O arme creatuere, beliet den Heere u ghedachten die ic wel bekint heb, ende siet dat ghij bij u selven genesen woutste, dat sal die Heer Jhesus ghenesen. Mer van die ander siecten sult ghij niet op staen, |38vb| die ghij oec hebt, hier om soe bekeert u leven in een beter."

Tot welcken woerden wort sij zeer becommert van binnen ende began weder te spreken, ende sij beterde merckelijc haer leven. Ende een corte tijt daer na wort sij ghenessen van die swellinghe, mer van die ander siecte sterf sij ende voer totten Heere.

Voorbeeld.

Een van de zusters, Adriane hetende, die droeg ditzelfde kwaad van kwelling aan haar hals toen Clara nog levend was. Het was zeer te verwonderen dat onder die vurige lampen zo´n koude ziel mocht schuilen en onder die verstandige, wijze maagden zo´n zot persoon mocht wezen. Op een nacht zo bond deze zuster haar keel zo vast toe - bijna tot wurgen toe - en wou die klont van het gezwel ter keel uitduwen en wou met haar zelf boven gaan de goddelijke wille. Gelijk bekende dit de heilige maagd Clara in de geest en sprak tot een van de zusters:

"Ga wat naar beneden in het huis en breng die zieke zuster Adriane een heet ei om dat te zuipen. En breng haar met u mee tot mij."

En deze haastte haar om dat gebod van de moeder te voldoen. En zij vond deze zuster zitten en mocht niet spreken vanwege haar eigen handwerk en ook bijna gewurgd was. En die zuster hief haar op zoals zij het beste mocht en presenteerde haar de moeder. En de dienstmaagd Gods Clara sprak haar toe en zei:

"O arme creatuur, belijdt de Heer uw gedachten die ik goed herkend heb en zie dat gij bij uw zelf genezen wou, dat zal die Heer Jezus genezen. Maar van de ander ziekten zal gij niet opstaan die gij ook hebt, hierom zo bekeer uw leven in een betere."

Tot welke woorden wordt zij zeer bekommerd van binnen en begon weer te spreken en zij verbeterde merkelijk haar leven. En een korte tijd daarna wordt zij genezen van die zwelling, maar van die ander ziekte stierf zij en voer tot de Heer.

Exempel

Die wrede wreetheit der gripender wolven plach den menschen zeer te quellen, ende dicwil vallende menschen soe plaghen sij hem te voeden met menschen. Soe was op een tijt een vrouwe ende hiet Bona ende was geboren vanden berch Galem onder dat bisdom van Assise, ende hadde twee sonen, ende die een wort ghegrepen vanden wolve. Ende als sij dus droevich was ende screyde om de eenen soen, soe liep sij uut ende sorchde voer die ander ende bij nae soe was die wolf hem nakende. Ende als sij dus soe liep nae dat laeste, soe nam die wolf dat eerste kint achter inden necke ende liep daer mede enwech. Die luden |39ra| die inden velde ende inden wijngaert wrochten - horende dat roepen, kermen ende schreyen vanden kinde - riepen sij totter moeder vanden kinde:

"Siet, oft ghij u kint noch hebt, want wij hebben te hant ghehoert onghewoenlijcke hulen ende screyen."

Doen die moeder vernam dat haer kint was die vande wolf ghenomen, soe riep sij met luyder stemmen inden hemel. Ende met huylen vervullende die locht, soe riep sij aen die heilighe maghet Clara, seggende:

"O heilighe ende gloriose Clara, geeft my arme mensche mijn kint weder ende mi onsalighe bedructe moeder mijn soen. Ende eest dat saec dat ghij niet en doet, soe sal ic mi selven verdrencken inden water."

Die ghebueren liepen nae den wolf ende sij vonden dat kint inden bosch van den wolf laten leggen, ende vonden een hont biden kinde die sijn wonden leckede. Want die eerste beet had die wolf geset inden necke des kindes, op dat hij te sekere souden draghen, soe greep hijt inden neck, |39rb| daer na inden lenden met sijn kinnebacken, ende tot dier twee steden groote littekene gemaect. Ende dese vrouwen met haer ghebueren ginc totter hulpster Claram ende toende haer dat kint, dat soe jammerlijc mesmaect was, ende het woerde ghesont. Ende sij loefden ende dancten Gode ende Sinte Clare ende ghinghen weder thuys.

Voorbeeld.

De wrede wreedheid van de grijpende wolven plag de mensen zeer te kwellen en dikwijls met vallende mensen zo plagen zij zich te voeden met mensen. Zo was er op een tijd een vrouw en heette Bona en was geboren van de berg Galem onder dat bisdom van Assisi en had twee zonen en de ene wordt gegrepen van de wolf. En toen zij aldus droevig was en schreide om de ene zoon zo liep zij uit en zorgde voor de andere en bijna zo was de wolf hem nakende. En als zij dus zo liep naar de laatste zo nam die wolf dat eerste kind achter in de nek en liep daarmee weg. De lieden die in het veld en in de wijngaard wrochten - horende dat roepen, kermen en schreien van het kind - riepen zij tot de moeder van het kind:

"Zie of gij uw kind nog hebt want wij hebben het gelijk gehoord ongewoon huilen en schreien."

Toen de moeder vernam dat het haar kind was die van de wolf genomen was zo riep zij met luide stem in de hemel. En met huilen vervulde die lucht zo riep zij aan de heilige maagd Clara en zei:

"O heilige en glorieuze Clara geef mij arm mens mijn kind weer en mij onzalige bedrukte moeder mijn zoon. En is het zaak dat gij het niet doet zo zal ik mezelf verdrinken in het water."

De buren liepen naar de wolf en zij vonden dat kind in het bos van de wolf laten liggen en vonden een hond bij het kind die zijn wonden likte. Want de eerste beet had die wolf gezet in de nek van het kind zodat hij te zeker zou dragen, zo greep hij het in de nek en daarna in de lenden met zijn kinnebak en tot die twee plaatsen groot litteken gemaakt. En deze vrouw met haar buren ging tot de helpster Clara en toonde haar dat kind dat zo jammerlijk mismaakt was en het werd gezond. En zij loofden en dankten God en Sint Clara en gingen weer naar huis.

Exempel

Daer was een maghet gheboren vanden berch Cananij ende sat bi scoonen daghe inden velde. Siet daer quam een wolf, een verslinder der menschen, ende quam daer om een roef te halen. Als dese maecht dit sach, meende sij dat een hont gheweest hadde ende en was daer af niet vervaert. Ende als dese maghet haer haer ontwant ende siende den wolf aen, soe quam die wolf ende greep haer hoot al heel in sijn kinnebacken ende liepen soe met sinnen roef inden bosch. Een vrouwe daer bij wesende sach dit aen ende riep met luyder stemmen. Ende denckende om die heilighe verdienten Sinte |39va| Claren, seide sij:

"O heilighe maghet, ic bevele u dese maghet in deser uren."

Een groet wonder gesciede daer, want Clara die onderliep den wolf, die dese maghet in sijnen tanden droech, ende quam hem teghen, segghende:

"O ghij, wrede bloedighe beesten! Sult ghi langer draghen dien gene die mi bevolen is te bewaren?"

Overmits welcke gheruchte soe liet hij saechtelijc dese maghet neder vallen, sonder quetsen, ende ghinc wech als een mordenaer die beruspet wort van sijn mesdaet.

Doen die alre saechtmoedichste prince Alexander de Vierde sat inden stoel van Sinte Peeter welcke een vrient was alre heilicheit ende een bescermer der gheestelijcker menschen, ende een vaste columme der heilicher gheestelijcheit. Alsoe dat gheruft deser wonderlijcker dinghen vander heiligher maghet Clara ende van daech tot daghe |39vb| breder ende meerre wort, soe wachte die met grooter begheerten na die canonisaciën der heiligher maget Clara.

Te laesten dese voerseyde paus - overmits die woerde deser grooter teykenen verwect - soe began hij eenen rijpen raet te houden metten cardinalen van deser materiën. Daer worden toeghecoren besceyden ende discreete ende heilige personen om dese mirakelen te onder soeken ende die grootheit haers levens. Soe wort dan Clara ghevonden die alre claersten in haer leven, inder oefeninghe alder doechden. Sij wort oec ghevonden nae haer doot te verwonderen met warachtighen ende wonderlijcken gheproefden mirakelen. Ende eenen dach wort daer ghesciect, dat die cardinalen metten paus ende die eertsche bisscoppen ende bisscoppen souden vergaren. Ende oec die clercken - geestelijc ende waerlijc - ende die menichte van wijsen ende machtighen mannen souden daer bi wesen. Doe die paus die salighe werc\ken |40ra| der heiligher maghet Clara voer hem allen openbaerde, soe consenteerden sijt allegader met bereider oetmoedicheit ende gunsten. Ende seiden dat Clara weerdich was verclaert te worden opter eerden, die God verclaert hadde inden oversten hemel. Mer doen de dach was aenstaende dat sij varen soude totten Heere, twee jaren na haer sterfdach, soe dede dese goede paus Alexander voer alle die prelaten ende claergiën die daer vergadert waren, een scoen sermoen, ende deden haer eerweerdelijc met grooter reverenciën scriven in die calengier onder dat ghetal der heilighen. Want hem dese gracie van Gode nae gehouden was ende hij gheboet haer hoechlijc te vieren over alle kerstenheit.

Ende dit es ghesciet bi Anagina in die groote kercke int jaer Ons Heeren MII ende LV, int eerste jaer des heilighen paus Alex\ander, |40rb| totten loven ende eere Ons Heeren Jhesum Christe, Die metten Vader ende den Heilighen Geest. Ende oec totter gloriën ende eeren der heiligher maghet Clara ende totter stichticheit des volcx, ende tot een stercheit ende een solaes ende voertganc allen susteren deser orden.

Van welcken ic, onwaerdighe ende ongheleerde, scriven begheer, dat sij trouwelijc voer mi bidden wille den Heere, Die ons allen van sonden bewaren wil, ende dat Hij Hem weerdighen wil ons na dit leven met Sinte Claren te ontfanghen in Sijn eewighe tabernaculen. Amen.

Voorbeeld.

Daar was een maagd geboren van de berg Cananij en zat bij schone dagen in het veld. Zie daar kwam een wolf, een verslinder van de mensen, en kwam daar om een roof te halen. Toen deze maagd dit zag meende zij dat het een hond was en was daarvan niet bang. En toen deze maagd zich omdraaide en zag de wolf aan zo kwam die wolf en greep haar hoofd al geheel in zijn kinnebak en liep zo met zijn roof in het bos. Een vrouw die daarbij was zag dit aan en riep met luide stem. En denkende om de heilige verdiensten van Sint Clara zei zij:

"O heilige maagd, ik beveel u deze maagd aan in deze uren."

Een groot wonder geschiedde daar want Clara die onderliep de wolf die deze maagd in zijn tanden droeg en kwam hem tegen, zeggende:

"O gij, wreed bloedig beest! Zal gij langer dragen diegene die mij aanbevolen is te bewaren?"

Vanwege welk gerucht zo liet hij zacht deze maagd neer vallen zonder te kwetsen en ging weg als een moordenaar die berispt wordt van zijn misdaad.

Toen die aller zachtmoedigste prins Alexander de Vierde zat in de stoel van Sint Peter die een vriend was alle heiligheid en een beschermer der geestelijke mensen en een vaste kolom van de heilige geestelijkheid. Alzo dat geroep van deze wonderlijke dingen van de heilige maagd Clara van dag tot dag breder en meer wordt zo wachtte die met grote begeerten naar de canonisatie van de heilige maagd Clara.

Tenslotte, deze voor vermelde paus - vanwege de woorden die deze grote tekens verwekte - zo begon hij een rijp beraad te houden met de kardinalen van deze materie. Daar worden toe gekozen bescheiden en discrete en heilige personen om deze mirakels te onderzoeken en de grootheid van haar leven. Zo wordt dan Clara gevonden de aller klaarste in haar leven in de oefening van alle deugden. Zij wordt ook gevonden na haar dood te verwonderen met waarachtige en wonderlijke beproefde mirakels. En een dag wordt daar geschikt dat de kardinalen met de paus en de aardse bisschoppen en bisschoppen zouden vergaderen. En ook de klerken - geestelijk en wereldlijk - en de menigte van wijzen en machtige mannen zouden daarbij wezen. Toen die paus de zalige werken van de heilige maagd Clara voor hen allen openbaarde zo bevestigden zij het allen met bereide ootmoedigheid en gunsten. En zeiden dat Clara waard was verklaard te worden op de aarde die God verklaard heeft in de hoogste hemel. Maar toen de dag was aanstaande dat zij varen zou tot de Heer, twee jaren na haar sterfdag, zo liet deze goede paus Alexander voor al die prelaten en klerken die daar vergaderd waren een schoon sermoen en liet haar eerwaardig met grote reverentie schrijven in de kalender onder dat getal der heiligen. Want hen deze gratie van God nagehouden was en hij gebood haar hoog te vieren over het gehele christenrijk.

En dit is geschied bij Anagina in de grote kerk in het jaar Ons Heren 1255 in het eerste jaar van de heilige paus Alexander tot lof en eer van Onze Heer Jezus Christus met de Vader en de Heilige Geest. En ook tot de gloriën en eer van de heilige maagd Clara en tot de stichtigheid van het volk en tot een sterkte en een solaas en voortgang van alle zusters van deze orden.

Waarvan ik, onwaardige en ongeleerde te schrijven begeer zodat zij getrouw voor mij bidden wil de Heer Die ons allen van zonden bewaren wil en dat Hij Hem verwaardigen wil ons na dit leven met Sint Clara te ontvangen in Zijn eeuwige tabernakels. Amen.

TEKST Leven van Sinte Clara

Auteur: Onbekend

Aard: Proza

BRON Sint-Truiden, Instituut voor Franciskaanse Geschiedenis, a 51

Datum: 1500-1520

Omvang: 24151 woorden

Opm.: Papieren handschrift van 40 bladen, 2 kolommen per bladzijde, 33 tot 38 regels per kolom.

EDITIE L. Jongen (ed.): Het leven van de zalige maagd Sint Clara. De Middelnederlandse bewerking van de 'Legenda Sanctae Clarae Virginis' opnieuw naar het handschrift uitgegeven, vertaald en ingeleid. Megen, 1998.

Status: Kritisch

BRONNEN Sint-Truiden, Instituut voor Franciskaanse Geschiedenis, a 51

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/