2 januari

Over 2 januari

Heiligen van de dag, naamgeving, etymologie, relikwieën, hun werken en plaats, verering, wonderen, sterven, hoe ze afgebeeld worden,

Uit bert-firebert.blogspot.com

2 januari, H. Adalhard van Corbie, (Adalardus, Adalhardus, Adelardus, Adelhard, Adelard): Germaanse adel: ‘edel’, en heid: ‘soort geslacht, persoon,’ de naam betekent ongeveer ‘sterk door adelծ.’Adalhard was een neef van Karel de Grote, kleinzoon van Karel Martel, en is rond 751 geboren in Heusden, Limburg. Hij werd aan het hof opgevoed en uit protest omdat Karel zijn echtgenoot verstootte trok hij zich terug als benedictijn in het klooster van Corbie te Picardië waar hij als tuinman werkte. Tegen de wil van Karel werd hij daarna abt ca. 775 abt van Corbie. Hij bracht voor dit klooster zijn erfgoed onder meer Mol – Balen - Dessel, maar ook uitgestrekt de streek van Beringen - Heusden en vruchtbare dorpen uit Haspengouw in de omgeving van Borgloon. Hij had een belangrijk aandeel in kerkelijke en wereldlijke aangelegenheden, raadsman van zijn familielid de Frankische keizer Karel de Grote, maar later raadsman van Lodewijk de Vrome.

Hij is gekroond in Aken in het jaar 800, verzekerde de veiligheid, het bestuur en de rechtspraak in zijn gebied. Hij woonde in Mol-centrum, mogelijk op de plaats waar nu het Steentje aan de Markt, staat. Adalhard stierf in 826.

Hij wordt afgebeeld in het zwarte habijt met boek, kerkmodel of kruisbeeld en meestal met broodmand waarvan hij aan de armen geeft, soms ook vissen. Toen de keldermeester van Corbie zijn abt er op wees dat door zijn vrijgevigheid de voedselvoorraad angstwekkend slonk, stonden er plotseling karren met nieuwe voorraden voor de abdijpoort. Wordt aangeroepen tegen tyfus en koorts, waarvan hij zelf stierf. Patroonheilige van tuinlieden.

Uit www.schilderijen.nu

2 januari of 8 mei, H. Macarius van Antiochië, (Macharius, Macaire, ook van Gent) Grieks makarois: ‘gelukkig of gelukzalig.’ Een woord van het N.T. Een 10 heiligen heten zo.

Macarius was bisschop van Antiochië in Pisidia, nu Yalvac waar hij bisschop was. Hij zou gevangen genomen zijn door de Saracenen en een pelgrimstocht gemaakt hebben naar het Heilige land en verder om uiteindelijk in Gent aan te komen waar hij door de benedictijnen werd opgenomen en stierf in 1012 aan de pest in de Sint Baafsabdij.

Hij wordt afgebeeld als een bisschop met drie pijlhoofden of spijkers, verwijzing naar zijn reis naar het H. Land waar hij Joden en Moslims probeerde te bekeren en waar hij vastgespijkerd werd op een vloer, soort kruisiging, wat hij wonderbaarlijk overleefde. Of met de mijter en staf op de grond om te symboliseren dat hij van de bisschopstitel afstand genomen heeft. Vaak houdt hij een zakdoek vast om zijn tranen te drogen of een rotsblok als verwijzing naar zijn marteling. Of met een brandende kaars en een kind aan de voeten te midden van de pestlijders. Hij wordt tegen de pest aangeroepen.

De Heilige kreeg op een dag een druif die hij uit liefde aan een andere broeder zond die hem nutter zou zijn vanwege zijn kwaal, van die weer naar een ander etc. Dit duurde voort zodat de druif tot de vierde en vijfde hand kwam en tenslotte weer naar hem terugkeerde zonder dat men wist wie de druif het eerst gezonden had, waar de heilige een groot genoegen in had.

Uit salamado.blogspot.com

2 januari, H. Gregorius van Nazianze de Jongere. (Nazianzus of de Theoloog). Grieks gregorios: ‘de waakzame,’ vgl. Latijn Vigilius. Naam van verschillende heiligen.

Hij is in 329 geboren in Nazianze, in Klein-Azië (= Nenisi in huidig Centraal Turkije) als oudste zoon van Sint Gregorius van Nazianze de Oudere en Sint Nonna. Ook de overige twee kinderen uit het gezin zouden heilig worden: Caesarius van Nazianze en Gorgonia. Hij stond onder invloed van zijn vrome moeder Nonna, die ook zijn vader bekeerd had. Hij kreeg van haar een prima opvoeding.

Omdat het in die tijd gebruikelijk was in het voetspoor van vader een openbare functie te vervullen, studeerde hij achtereenvolgens rechten in het naburige Caesarea van Cappadocië, te Caesarea in Palestina, te Alexandria in Egypte en tenslotte in de Griekse filosofenstad Athene en las de geschriften van Origenes. Daar werd hij docent totdat hij zich aansloot bij zijn vriend Basilius die zich als kluizenaar had teruggetrokken ergens in Pontus. Dit was het leven waarnaar hij verlangd had. Hij deed niets liever dan bidden, studeren en schrijven. Hij werd tegen zijn zin door zijn vader tot priester gewijd in 362. Hierop vluchtte Gregorius naar Basilius in Caesarea van Cappadocië en schreef er een verweerschrift voor zijn vlucht. Toch ging hij na niet al te lange tijd terug om zijn vader te helpen bij de zielzorg in zijn bisdom; deze benoemde hem dus tot hulpbisschop. Intussen was zijn vriend Basilius in 370 aartsbisschop geworden van Caesarea. In de strijd tegen het arianisme zag hij zijn invloed almaar afbrokkelen. Hij maakte in 372 van het piepkleine plaatsje Sasima een bisschopszetel en benoemde zijn vriend Gregorius tot eerste bisschop. Dat zou bij de volgende bisschoppenvergaderingen weer een stem betekenen voor de orthodoxen en tegen de Arianen.

Maar Gregorius was nu eenmaal geen man van de drukte; hij voelde zich ongelukkig in al dat geharrewar. Hij weigerde erheen te gaan. Hij maakte van het overlijden van zijn vader in 374 gebruik om voorlopig diens plaats in te nemen. Maar ook dat was van korte duur. Tenslotte trok hij zich terug in het St-Theclaklooster te Seleuci in Isauri.

In 379 werd hij echter zo onder druk gezet, dat hij de prestigieuze benoeming tot patriarch van Constantinopel eenvoudig niet kon weigeren. Precies n maand hield hij vol. Toen schreef hij zijn beroemde afscheidsrede aan volk en bisschoppen en trok zich voor de zoveelste maal terug in zijn geboorteplaats, waar hij in 390 overleed.

Met Athanasius de Grote, Basilius de Grote, Cyrillus van Alexandrië en Johannes Chrysostomus behoort hij tot de vijf grote Griekse kerkvaders. Ondanks zichzelf werd hij door zijn geschriften 'de Kampioen van de Niceense orthodoxie.' Hij schreef 'de lijdende Christus en talrijke hymnen en naast hierboven genoemde geschriften zijn van hem verder bewaard gebleven zijn autobiografie ‘de vita sua,’ vijfenveertig redevoeringen en tweehonderd vijfenveertig brieven. Hij maakt deel uit van het zogeheten Cappadocisch Klaverblad (De Drie Cappadociërs): dat wordt gevormd door de broers Basilius de Grote en Gregorius van Nyssa en door St. Gregorius van Nazianze. Gregorius wordt ook in de Koptische kerk vereerd.

Volgens mondelinge overleveringen zouden er in de 8e eeuw relieken van hem terecht gekomen zijn in de kerk van Santa Maria in Campo Marzio te Rome. Van daar liet paus Gregorius XIII ( 1585) ze overbrengen naar het apart daarvoor ingerichte Oratorio San Gregorio in de toenmalige St-Pieterskerk.

Hij is patroon van dichters; zijn voorspraak wordt ingeroepen voor een goede oogst. Hij wordt afgebeeld als bisschop met boek, codex of schriftrol als kerkvader, wierookvat, verjaagt met zijn staf een monster, de ketterij, schrijvend, met duif, de hand van God als inspiratie tijdens het schrijven.

De bloem van zijn feestdag is het gewone kruiskruid, Senecio vulgaris, dat in die tijd al bloeit.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/