9 juni

Over 9 juni

Heiligen van de dag, naamgeving, etymologie, relikwieën, hun werken en plaats, verering, wonderen, sterven, hoe ze afgebeeld worden,

Uit catholicharboroffaithandmorals.com

9 juni, H. Felicanus en H. Primus van Rome: Latijn felix: ‘vruchtbaar, gelukkig of geluk brengend.’ Felicitas was de Romeinse godin van de vruchtbaarheid, het geluk. In Romeinse tijd was felix vaak de naam van slaven en overige vrijgelatenen, daarna reeds vroeg bij de Christenen. In het N.T. Felix, stadhouder te Caesarea, Handelingen 23:24.

Ze zijn Romeinse martelaren wier graf bij de 15de mijlpaal langs de Via Nomentana vereerd werd. Volgens een legendarische passio waren ze martelaars tijdens Diocletianus rond 305. Volgens de overlevering waren beiden officier uit een patriciërs geslacht, die onvermoeibaar mensen tot het christendom bekeerden. Toen zij een bezoek brachten aan christenen die in hun cel hun terechtstelling afwachtten, werden zij wegens hun solidariteit met deze vervolgde christenen opgepakt en voor de leeuwen gegooid in het Colosseum van Rome. De legende vertelt dat zij op wonderbaarlijke wijze gered werden, doordat de leeuwen zich voor hun voeten neervlijden, Primus kreeg koken lood te drinken dat hij inslikte alsof het water was en Felicianus werd met spijkers door handen en voeten aan een paal geslagen en werd door een engel bevrijd. Als straf werden zij alsnog onthoofd aan de Via Nomentana. Hun stoffelijke resten werden door paus Theodorus, 642-649, naar de S. Stefano Rotondo te Rome overgebracht waar ze nog rusten. Ze waren de eerste heiligen die van buiten naar een kerk in Rome werden overgebracht. In deze cirkelvormige kerk staan 22 Ionische zuilen, welke in de periode van 1572-1585 door de kunstenaars Niccolo Pomerancio en Antonio Tempesta voorzien werden van 24 scènes uit de martelaarsgeschiedenis. Ook afbeeldingen uit de lijdensgeschiedenis van Primus en Felicianus zijn er afgebeeld. In de San Stefano Rotondo bevindt zich een zijkapel van Primus en Felicianus, die rond de overbrenging van de relieken rond 645 ontstond. Hier worden beide heiligen nogmaals afgebeeld, deze keer in een 7deeeuws mozaïek. In dezelfde tijd werden relieken overgebracht naar Luik, Salzburg, Maria Worth in Carinthie en Prum in de Eifel.

Ze worden afgebeeld als jonge mannen met martelaarspalm en zwaard en soms andere martelwerktuigen als een gesel of kettingen.

Diana en Cecilia ontvangen de zegen van St. Dominicus.

uit luftintcontemplativenunsop.blogspot

9 juni, Diana van Andolo: Latijn Deus: ‘God, resp. dies: ‘dag.’ De Latijnse naam van de godin van de maan, het licht, de jacht en andere (Grieks Artemis) dochter van Jupiter en Latona. Bekend was de verering in Efeze als blijkt uit Hand 19.

Een lid van de Andalo familie. Ze is geboren bij Bologna in Italië. Ze overtuigde haar vader zijn weerstand te laten varen bij een vestiging van een Dominicaanse abdij op het land dat hij bezat in Bologna. Ze wilde maagd blijven, maar werd gedwongen om thuis bij haar familie te blijven. Later kwam ze bij de Augustijnen te Roxana waar ze met kracht uit het klooster gehaald werd door haar familie. Later ontsnapte ze en keerde terug. Wat later overtuigde de H. Jordaan de familie om een Dominicaanse orde voor haar te stichten in 1222. Daar leidde ze die met vier collega’s en vier nonnen uit Rome, twee van hen waren Cecilia en Amata. Ze stierf de 9de januari en toen Cecilia en Amata stierven werden die bij haar begraven. Alle drie werden zalig gesproken in 1891.

Ze stierf in 1236. De gelukzalige Diana liet haar een rib breken ten einde haar onschuld te bewaren. Daarom is de lelie haar toegewijd.

Uit www.internetmonk.com

9 juni, H. Columba van Iona, (Colm, Colmcille, Columkill, Coms, Colombkill, in Oud Iers als Colm Cille of Columcille): wat duif van de kerk betekent.

Hij is geboren is op 7 december 521 te Fedlimid en Eithne van de Ui Neill clan te Gartan bij Lough Gartan, county Donegal in Ierland. Hij studeerde in Clonard en Moville, werd monnik en tenslotte priester. De traditie zegt dat hij rond 560 in een dispuut over een psalm raakte met St. Finnian. Hij kopieerde het manuscript op het scriptorium onder St. Finnian met de bedoeling de kopie te houden, St. Finnian betwistte zijn rechten daarover. Men bracht de zaak voor de koning die Columbanus ongelijk gaf. Toen de soldaten van de koning later het asielrecht van de kerk schonden was voor hem de maat vol en riep op tot een oorlog die leidde tot de bloedige slag van Cul Dreinhme in 561 waar velen gedood werden. Een abtenvergadering verbande hem om die reden. Als boetedoening voor deze doden bood hij aan om als missionaris naar Schotland te gaan om evenveel mensen te bekeren als die gedood waren in de slag.

Hij verbande zichzelf naar Schotland om nog eens verschillende jaren later terug te komen. Hij vertrok in 563 met 12 metgezellen die volgens de legende eerst landden aan het zuidelijke eind van het schiereiland Kintyre bij Southend. In 563 mocht hij landen op het eiland Iona aan de westkust van Schotland wat het centrum van zijn missiewerk onder de Picten werd. Zijn roep als heilig man gaf hem een rol als diplomaat tussen de stammen. Er zijn ook veel verhalen over wonderen tijdens zijn werk om de Picten te bekeren. Hij bezocht de heidense koning Bridei, koning van Fortriu op zijn basis te Inverness en won zijn respect en speelde al gauw een rol in de politiek van het land. Stichtte verschillende kerken in de Hebriden, maakte zijn klooster Iona als school voor missionarissen. Hij was een goede schrijver, schreef verschillende hymnen en zou 300 boeken overgeschreven hebben. Een van de paar, mogelijk de enigste, reis na zijn aankomst was op het eind van zijn leven toen hij terugging naar Ierland en een klooster stichtte te Durrow. Hij stierf op Iona en is begraven in de abdij die hij vestigde. Overleden op 9 juni 597.

Hij was een uiterst belangrijke figuur bij de Ierse Gaelic missionarissen monniken die de kerk introduceerden in het koninkrijk van de Picten tijdens de vroege Middeleeuwen.

Stichtte op Iona een kloostergemeenschap die in de moderne vorm en uitgaande van de Schotse kerk weer tot leven is gekomen. De belangrijkste bron van informatie over Columba' ՠs leven is de Vita Columbae door Adomnn, negende abt van Iona die stierf in 704. Zijn vita is ook de bron van de eerste vermelding van het monster van Loch Ness. Volgens Adomnan kwam Columba bij een groep Picten die een ‘foor little man’ begroeven die door het monster gedood was en redde een zwemmer met het teken van het Kruis en de vloek; ‘you will go no further,’ waarop het beest bang werd en vluchtte tot verbazing van de Picten die Columba ‘s God verheerlijkten. Of dat wel of niet waar is, Adomnan' s tekst stelt specifiek dat het monster in de rivier Ness zwom, meer dan in het meer zelf. Historisch wordt hij vereerd als oorlogsheilige die vaak aangeroepen werd in een slag en zijn relikwieën werden door het Schotse leger gedragen. O Columba spes Scotorum... p Columba, hoop van de Schotten, begint een 13deeeuws gebed in de Antiphoner van Inchcolm, de ‘Iona of the East.’

Shakespeare haalt hem aan in Macbeth, I, 2,62 ‘St. Columbaan ’s eiland.’ Heet nu Inchcomb of Inchcolm, in de Firth of Forthm bij de kust van Fife. Daar is een klooster geweest dat naar St. Columbaan genoemd was. St. Columbaans cel in Macbeth II, 4,35 is Colme kill, een klein eiland dat tot de Hebriden behoort dat ook Iona heet. Daar werden de Schotse koningen, een zestigtal, waarvan Macbeth de laatste zou zijn, begraven. Dat omdat de abdij van Iona een heilige plaats was en hoe heiliger hoe dichter je bij de hemel was. Daar is een heuvel die Angel hill heet. Daar ging St. Columba vaak bidden en dan kwamen de engelen uit de hemel naar beneden om met hem te bidden. Na het gebed gingen ze weer terug naar de hemel.

De Ieren noemen het St. Janskruid naar hun eigen heilige, St. Colum Cille. In Keltisch betekenen sommige namen juweel van Columba en dergelijke Een bijzondere naam is achlasan Chaluimchille: okselpakje van Columba. De plant werd door man en vrouw onder de linker oksel gedragen, maar het was alleen werkzaam als het toevallig gevonden was.

'arm-pit package of Columba, kindly

Unsought by me, unlooked for!

I shall not be lifted away in my sleep

And I shall not be thrust upon iron..

Better the reward of it under my arm

Than crowd of calving kine:

Better the reward of its virtues

Than a herd of white cattle', aldus A. Carmichael. Het gaf het tweede gezicht, was tegen toverij, hekserij, duivelse oog en dood. Hiertoe bracht men ze boven de deur en hing ze in het veld zodat vruchtbaarheid, groei en voorspoed zou toenemen. St. Columba had zijn favoriete eik, een leerlooier die er onbedachtzaam wat bast van gehaald had kreeg direct melaatsheid.

Hij wordt afgebeeld in donker habijt met broden, aalmoezen. Boven zijn hoofd zweeft soms een vuurbol die hem de juiste weg toonde. Ook wel met boek, ganzenveer en inktpot omdat hij dichter en componist was. Schutspatroon van dichters en wordt aangeroepen bij slecht weer, zijn hymnen zou hij tegen onweer geschreven hebben en de natuurelementen luisterden naar hem.

Uit www.heiligen.net

9 juni, H. Vincentius sainte foy d’Agen, Vinzenz van Agen: Latijn werkwoord, vincere: ‘overwinnen,’ dus de overwinnaar. Naam van verschillende heiligen, 22.

Vincentius, diaken en martelaar in Aquitani in onbekende tijd. Volgens de legende werd hij door de heidenen in de derde of vierde eeuw gedood omdat hij een Gallisch druden feest verstoorde.

Zijn passio is rond 550 door een gelovige christen verhaald; 'In Vernetum, het gebied van Agen, begaven de heidenen zich naar een zonnecultus met een vuurrad. Midden in de ceremonie maakte Vincentius een kruisteken waardoor het vuur uitging, hij werd daardoor gevangen genomen, bekende dat hij een dienaar van Christus was, werd mishandeld en eindelijk onthoofd. Christenen verzorgden zijn lichaam. Een 150 jaar later werd zijn lichaam onbedorven gevonden en feestelijk bijgezet. De verering die hij de 6de eeuw kreeg betuigen, naast de passio, ook twee Gallische schrijvers en Gregorius van Tours vertelt uitvoerig hoe Vincentius een aan hem gewijde basiliek voor ontheiliging behoed had. De relikwieën van de heilige werden tijdens de invallen van de Noormannen rond 900 naar Sainte-Foy dՁgen en later naar de abdij van Conques in het diocees Rodez gebracht.

Hij heeft als zinnebeeldige bloemen de gewone zuurdoorn, Berberis vulgaris, de honderdbladige roos Rosa centifolia, de geaarde ereprijs, Veronica spicata en de Virgische iris, Iris virginica, Gladiolus imbricatus, Iris xyphium en Marica striata.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/