31 maart
Over 31 maart
Heiligen van de dag, naamgeving, etymologie, relikwieën, hun werken en plaats, verering, wonderen, sterven, hoe ze afgebeeld worden,
31 maart, H. Balbina van Rome: Latijn balbus: ‘stamelend of stotterend,’ de stamelaarster.
Naam van een legendarische heilige uit de 2de a 4de of zelfs 6de eeuw, zie 30 maart, ze is de dochter van H. Quirinus van Neuss. Hij was belast met de bewaking van de gevangen genomen paus Alexander I. Samen met haar vader werd zij door paus Alexander I bekeerd tot het christendom. Ze lieten zich allebei dopen. Balbina bleef maagd en werd tegelijk met haar vader en al het andere christelijke personeel van paus Alexander I opgepakt en gemarteld. Haar lichaam ze is na haar dood naast haar vader begraven in de Praetextatus.
Graven van St. Balbina worden te Rome op drie verschillende plaatsen gevonden die verbonden zijn met vroege christelijke activiteiten. Er is nog een andere Balbina die tussen de Via Appia en Via Ardeatina ligt. Over deze begraafplaats werd een basiliek opgericht in de 4de eeuw door paus Marcus. Er is ook nog een kerkje in de Aventine met de titel van St. Balbina die in de 6de eeuw vermeld is uit de tijd van paus Gregorius I, die sint zou gelijk zijn met St. Balbina die begraven is in Praetextatus en wiens benen gelijk met die van haar vader daar later gebracht zijn, dat is niet zeker. Hoewel de twee namen naar een persoon verwijzen.
Een bekende legende over haar vertelt dat zij in het bezit kwam van de ketenen waarmee de apostel Petrus vastgeketend had gezeten tijdens zijn gevangenschap in Rome. Balbina droeg deze ketenen overal met zich mee. Aangezien de kettingen in aanraking waren geweest met de heilige Petrus werden ze verondersteld geneeskrachtig te zijn. Twee verhalen over genezing door de ketenen worden gehoord. Balbina zou paus Alexander I van een levensbedreigende ziekte genezen hebben met de ketenen. Een ander verhaal is dat Balbina door aanraking van de ketenen zelf genezen werd van keelpijn.
Relikwieën zijn er in de dom te Keulen. Bij ons heeft de cultus van Balbina zich met die van Quirinus verspreid vanuit de abdij van Park (bij Leuven) over andere norbertijnen- en norbertinessen kloosters, met name het klooster St. Catharinadal te Oosterhout.
Ze wordt als jonge vrouw afgebeeld met kettingen, witte lelie, zwaard, vanwege haar onthoofding, en valk. Mogelijk vanwege haar hoge afkomst. Wordt aangeroepen tegen keelziektes en struma.
Uit liturgialatina.blogspot.com
31 maart. Petronilla: een Latijns geslachtsnaam, waarschijnlijk (nog) niet afgeleid van Petrus, maar van Etruskisch petro: ‘geharde landman,’ resp. van Latijn petro: ‘steenbok.’ Petronius Arbiter was een gunsteling van Nero, schrijver van rond 66 na Chr. en bekend door zijn Cena Trimalchionis,’gԇastmaal van Trimalchio,’ een bekende bron van kennis voor het latere gesproken Latijn.
Petronella wordt in de 4de eeuw vereerd, meestal wordt ze samen met H. Archillus en Nereus genoemd in de catacombe Domitilla te Rome. Bij opgravingen is een schildering op steen gevonden die het graf afsluit en hierop zien we Petronella afgebeeld terwijl ze een overleden vrouw, Veneranda, de hemel binnengeleid. Verder staat in de steen gegraveerd: Petronilla martelares.
Volgens een oude en twijfelachtige overlevering zou Petronella een dochter van Sint Petrus zijn, haar naam zou dan ook van Petrus afgeleid zijn, meer een geestelijke dochter van Petrus. Haar naam is dan ook niet van Petrus afgeleid, maar van Titus Flavius Petronius, de overgrootvader van de christelijke consul Flavius Clemens en waarschijnlijk familie van de heilige Petronella. Ze vond zichzelf ook mooi en vele jongens lopen achter haar aan, ze wordt ziek, de koorts wil niet zakken, ze zakt door de knieën en bidt en wijdt ze zich aan de Heer waarop de koorts verdwijnt. De edele Flaccus wil met haar trouwen, ze wil niet, sluit zich op, bast en bidt. Drie dagen later is ze overleden.
Boven haar graf verrijst in de 4de eeuw een basiliek en in de 8ste eeuw laat paus Gregorius haar gebeente naar de St. Pieter overbrengen waar ze een grote verering geniet.
De zinnebeeldige bloemen van haar dag zijn de geelbloemige lelie, Lilium pomponium, en het immerbloeiende geitenblad, Lonicera sempervirens.
Uit www.hardvardartmuseums.org
31 maart, 28 oktober H. Abadias (Abdias): Griekse vorm van Hebreeuws Obadja: “Godsknecht.’
Abadias trad vroeger wel op als een van de oudtestamentische figuren in de liturgische profetenspelen.
Abdias, eerste bisschop van Babylon (Obadiah) zou een van de zeven apostels geweest zijn die bij Lucas 10:1 vermeld worden. Hij zou als bisschop gewijd zijn door H. Simon Zelotes en H. Jude. Niets is zeker over hem. Een apocrief boek dat Historia Certaminis Apostolici (‘Historie van de Apostolische beweging) heet wordt aan hem toegeschreven of een andere Abdias. Het werk vertelt over de wonderen en het werk, bedreigingen, marteling en dood van de Apostels.
Uit saints.sqpn.com
31 maart, Jeanne de Toulouse.
Ze is in 1210 of 1212 geboren als dochter van graaf Baudouin te Toulouse. Toen de Karmelieten zich in 1238 uit Palestina terugtrokken en zich in Toulouse vestigden vroeg ze aan Simon Stock toestemming om als observante tot de orde toe te treden. Ze wijdde verder haar hele leven aan de bescherming en verering van de scapulieren van de H. Maagd van de Karmel.
Ze is dan ook met de scapulieren van de Karmelieten lekenorde afgebeeld, verder houdt ze een kruisbeeld vast en ligt er een kroon aan haar voeten vanwege haar adellijke afkomst net zoals de wereldbol waarop ze vaak staat als afwijzing van het wereldlijke, ook wel met witte lelie.
Het kruid van deze dag is de ruige veldkers, Cardamine hirsuta.
Uit home.hccnet.nl
Stille omgang.
Op het eind van maart worden ook ’s nachts stille ommegangen gehouden in Amsterdam. Dit naar aanleiding van : ‘In het jaer 1345 ist in dese Stadt gebeurt, dat een sieck man, hem tot den doodt bereydende, naar het Christelijcke behoor en gebruyck, het Heylige ende Hooghwaerdige Sacrament des altaers heeft ontfanghen, doch heeft (door den overval van de sieckte) 't selfde weder uytgebrackt. Dit, alsoo het onder de fluymen ende andere materie was vermenght, is van die vrouwe, die dens siecken man diende (trouwens uyt onwetentheyt, overmidts sy het niet gesien en hadde) in het vier gheworpen. 't Vier brande den heelen nacht door, tot behoef ende gherijf van den siecke. Nochtans den anderen daeghs omtrent den Priemtijdt stondt een van die vrouwen op en doe sy haer jongh kindt ghekleedt hadde, kreegh sy soo grotten koude in alle haer leden, dat sy by dat vier most gaen sitte om haer te warmen. Aldus sittende by den vier en dat vier omroerende om te beter te warmen, sach sy middel in 't vier een schoone witte ende heele Hostie, als sy haer daghen in den handen des priesters hadde gesien aen den altaerծ De snel gewaarschuwde priester, zoals verhaald wordt, nam de hostie uit het kistje waar de vrouw hem in had gelegd en bracht het naar de kerk, maar de andere dag vond de vrouw die weer in haar kistje waarna de hostie in processie van de 'Heilige stede', naar ze gevonden was naar de parochiekerk gebracht werd.
Het huis waarin dit mirakel gebeurde zou al weldra afgebroken worden;
‘Ende men maecte een capel
over thuus als sonder sneven
daer ‘t sacrament was in gebleven,’ zoals Willem Hildegaersberk in de 2de helft van de 14de eeuw zegt. Die kapel ter Heyligher Stede zou gestaan hebben tussen Kalverstraat en Rokin, tegenover het burgerweeshuis die met de brand van St. Urbanusdag op 25 mei 1452 met een groot deel van de toenmalige stad in as werd gelegd. De in haar plaats verrezen Heylige Stede ging na de kerkhervorming aan de protestanten over en werd in het begin van 1900 wegens bouwvalligheid afgebroken en vervangen door winkels. Toen de kapel na de reformatie in protestantse handen over ging werd de Roomse kerk op het Begijnhof tot Heilige Stede verheven. Hier wordt de kussen bewaard waarop keizer Maximiliaan knielde bij gelegenheid van zijn bedevaart naar Amsterdam.
De bloei en opkomst van Amsterdam gingen hand in hand met de talrijke bedevaarten die veel handel naar de stad brachten. Voor hen was een Sacramentsjaarmarkt een goede bron van inkomsten. Die vond plaats bij de jaarlijkse processie of ommegang die met veel luister gehouden werd en waaraan de gilden van de stad deelnamen, de priesters die ‘Reliquien ende silveren beelden’ droegen en dan de magistraten en anderen.
Aan die bedevaart dankt de Heilige Weg zijn ontstaan waaraan nog altijd de straat tussen Kalverstraat en Singel herinnert maar die zich vroeger uitstrekte van het Spui tot aan de Overtoom. Nadat Amsterdam van Spaanse naar Staatse zijde overging en bij stedelijke willekeur van 7 augustus 1579 drie Krols guldens boete bepaald werd voor het deelnamen aan zo’n tocht ging men over tot een ‘stille omgang’ driemaal rond de Heilige Stede, geleidelijk aan ging men er toe over om de weg te volgen waarlangs eerder de processie trok, de Mirakelweg van de Heilige Stede langs de Kalverstraat, Dam, Nieuwendijk, Haringpakkerij, Nieuwe Brugsteeg, Warmoesstraat, Nes, Lange brugsteeg, Taksteeg, Kalverstraat naar het punt van de uitgang wat nog steeds zo gebeurt waarbij nu het Bagijnhof uitgangspunt is en waar de hofkerk, later Engelse kerk, na de hervorming het middelpunt van de mirakelverering werd totdat die in 1607 aan de Bagijnen ontnomen en aan de Presbyterianen gegeven werd. Op de Dam wordt gebeden voor Koningin en Vaderland, op de Nieuwbrug voor de zeevarenden en op de Langebrug voor Kerk en Paus. Deze Circuitus Nocturnus of nachtelijke ommegang waaraan alleen mannen deelnemen draagt volgens de statuten van het in 1881 opgerichte Gezelschap van den Stillen Omgang allerminst het karakter van een manifestatie of protestoptocht, maar mag niets anders zijn dan een stille bedevaart waaraan men deelneemt zonder enig uiterlijk teken te dragen of zich bij een groep aan te sluiten.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/