17 maart
Over 17 maart
Heiligen van de dag, naamgeving, etymologie, relikwieën, hun werken en plaats, verering, wonderen, sterven, hoe ze afgebeeld worden,
17 maart, St. Geertrui, (Gertrudis, Gertrud, Geetrui, Gertruid, Gertrude, Gertruud of Gertrudis van Nijvel en van Geertruidenberg) : Germaans ger: ‘speer,’ Geertrui betekent ‘speer-jonkvrouw,’ het tweede deel kan verwant zijn met Duits drude: ‘tovenares’ en daarmee ook met de naam van een Walkure, een van de godinnen van het slachtveld en de overwinning. In dit geval is de oorspronkelijke betekenis ‘kracht’mogelijk, of van Duits traut: ‘geliefd,’ uit oud-Hoogduits trut.
Geertrui is geboren in 626 als de dochter van Pepijn van Landen. Zij weigerde te trouwen met de Merovinger koning Dagobert I (stamvader van het Karolinger-huis van Karel de Grote) en trad samen met haar moeder (de heilige Itta, stichtster van het eerste vrouwenklooster in de Nederlanden) en haar zuster (de heilige Begga van Andenne) in het klooster. Van haar wordt verhaald dat zij toen men haar uithuwelijken wilde, de verklaring aflegde: ‘gheen ander sterflic man, mer alleen den onsterfliken Jesum Christum tot Bruidegom te begheren.’
Ze stond bekend om haar grote kennis van de schrift en haar naastenliefde. Ze liet boeken komen uit Rome en vroeg Ierse monniken om haar de Bijbel te verklaren. In 652 werd ze abdis van Nijvel in Waals Brabant. Na de dood van haar vader ontving ze de wijding der zusters en werd gesteld ‘over die heel vergaderinghe des cloesters van Nijvel.’ Ze stichtte vele kerken en kloosters, waarom ze soms met een miniatuurbedehuis op de arm afgebeeld wordt. St. Truien is een stad in België waar men in 't Frans Saint Tron van gemaakt heeft. Zij is op 17 maart 659 op 33-jarige leeftijd overleden en ligt begraven in het klooster van Nijvel (België).
Haar persoon is omgeven met wonderen en verschijningen. Zij verdreef zeemonsters bij schepen. In de abdij daalde een vlammende bol op haar hoofd neer zonder haar te deren. Als lenteheilige laat men haar steen en ijs uit de Rijn halen.
Rond het jaar 650 wil vader Pepijn zijn dochter uithuwelijken, dit is tegen haar zin. Geertruide vlucht. Tijdens haar vlucht komt ze met een boot op de rivier de Donge en gaat bij een hoogte langs de oever, ergens in de tegenwoordige (Nederlands) Limburgse gemeente Margraten aan land. Zij blijft daar de rest van haar leven om te mediteren en sticht er een kluis. Later zou de reizende bisschop Amandus een kapel hebben gebouwd op de plaats van de kluis van Sint Gertrudis. Het is deze legende die de stad haar naam gaf, Berg van Geertruid (Mons sanctae Gertrudis) ofwel Geertruidenberg.
De legende verhaalt dat een ridder haar beminnende en toen ze als non zich afscheidde van de wereld bleef hij nog steeds van haar. Hij schonk zijn gehele vermogen aan ‘t klooster waarin zij leefde. Zo zwerft hij arm en zwierf alleen rond. Daar ontmoet hij op de woeste heide de duivel die hem weer veel geld belooft zo hij zijn ziel aan hem verkoopt. De ridder stemt toe maar vraagt nog 7 jaren te leven. Als die jaren om zijn gaat hij nog eenmaal naar 't klooster om afscheid te nemen van zijn geliefde. Die nodigt hem uit alvorens te vertrekken te drinken op de ‘St. Jans geleide en hare minne.’ Dan begeeft hij zich op weg en ontmoet de duivel, die verschrikt terugdeinst bij de aanblik van de ridder. Het is of de vrome jonkvrouw hem vergezelt. De duivel geeft de ridder het met bloed geschreven contract weer terug. De dronk wordt ook wel ‘schaal van Nivelles’ genoemd, haar woonplaats waar ze in 664 over leed.
Aan deze legende heeft Geertrui het voor een deel te danken dat ze de beschermvrouw van de reizigers werd en dat naast de ‘St. Jansgeleide’ ook St. Geerten minne’ of de schaal van Nivelles’ als afscheidsdronk eeuwenlang in zwang was. Oorspronkelijk was dit een plengoffer, offerdrank aan de dodengod Wodan en gestorvenen, later een herinneringsdronk ter ere van heiligen, de Christus-, St. Jans-, St. Michaelis-, St. Martini-, en St. Geertenminne. Patrones van pelgrims, de stervenden, reizigers, ziekenhuizen, armen, weduwen en tuinmannen. Patrones tegen muizenplagen en rattenplagen.
Bij rattenplagen werd ze aangeroepen om de beesten te verdrijven. Het water dat ontsprong in de bron in een crypte van de Gertrudiskerk zou als het over de akkers uitgegoten werd zowel ratten als veldmuizen verdrijven. St. Geertrui wordt met muizen afgebeeld en haar hulp wordt ingeroepen bij een muizenplaag. ‘Gertraut luaft, die Maus go Feld aus.’ Een muis is een zielendier, bij stervenden kwam een muis uit hun mond gekropen. De Slaven noemen de Melkweg die bij verschillende volkeren als pad der zielen geldt dan ook het muizenpad. De muis behoorde tot het gevolg van Freya, de onderaardse godin die als dodengeleidster een staf of speer in de hand houdt. Geertrui betekent dan ook speer jonkvrouw en wordt met een speer en muis afgebeeld. Het minneglas had de vorm van een scheepje, de ziel komt en vertrekt per boot.
De ziel die het lichaam verlaat brengt de eerste nacht bij St. Geertrui door. De Geerten minne of schaal van Nivelles was, net als bij de Sint Jans minne, oorspronkelijk een herinneringsdronk die aan de afgestorvenen was gewijd. Haar eredienst wijst op een heidense dodenritus. Voordat men op reis ging dronk men elkaar de St. Geerteminne toe voor een behouden terugkeer. Melis Stoke in zijn Rijmkroniek: ‘seide; hier inne salic u Sinte Gherde minne geven, eer wi hene riden’, (minne van men: gedenken, waarvan ons minne; liefde is afgeleid.). ze is beschermvrouw van reizigers.
De ooievaar zelf is een attribuut van de H. Geertrui. Haar ooievaar stootte eens met zijn snavel een bron uit de grond, net als zij met haar staf gedaan had. Beiden trekken heen en weer. Ze is een patrones van de reizende. Maar ook staan beiden met kinderen (zielen) in verband, haar mantel wordt aan onvruchtbare vrouwen omgehangen, de vogel brengt ze.
Ze wordt afgebeeld met zwart habijt en witte lelie, naar haar belofte van kuisheid die ze al op haar 12de aflegde, een kroon, teken van haar afkomst, verder muizen die soms omhoog kruipen en soms op het boek zitten. De duivel zou in de gedaante van een muis haar tevergeefs proberen tot woede te brengen of de muis staat voor de duivel die overal weet binnen te dringen, of ze zou muizenplagen bedwongen hebben, of de zusters zouden met haar doodsbed door het klooster getrokken zijn waardoor de muizen op de vlucht sloegen, beter als zielendier. Verder met kerkmodel, waterput en spinrok. Een engel reikt haar een kroon aan, een duivel zit aan haar voeten, soms met een beker naar de sint geertenminne. Ze hielp vaak de zieken, bedelaars en pelgrims en is zo ook patroon van de ziekenhuizen. Wordt aangeroepen bij muizen, mollen en rattenplagen, reisgevaren, eczeem, koorts, oog en zenuwziektes.
Op Sinte Geertruid komt de warmte de grond uit. = Dan eindigt de winter.
Uit commons.wikimedia.org
17 maart Jozef van Arimatea (Arimathaa, dat is Ramathem bij Lydia) de Jozef die Jezus lijk in zijn eigen stenen graf legde. Hij had zijn eigen graf al klaar dat vlakbij Golgotha zou liggen en hier zette men Jezus bij die drie dagen later zou verrijzen. Naar Bijbelse berichten was hij volgens vier evangelies een rijke Jood en medewerker van het Synedrion (Sanhedrin) het oud Joodse gerecht in Jeruzalem en in het geheim een volgeling van Christus.
Hij was het die aan Pontius Pilatus toestemming vroeg om Jezus lichaam van het kruis te halen wat hij dan deed met Nicodemus en stelde zijn eigen graf ter beschikking. Naar de legende verzamelde hij bloed van Jezus in een schaal (mogelijk de graal) dat uit de wonde kwam die de Romeinse hoofdman Longinus met zijn lans veroorzaakt had. Daarna werd hij door het sanhedrin gevangen gezet, maar werd door de verrezen Christus bevrijd.
De apocriefe Acta Pilato in de 5de eeuw schrijft zijn geschiedenis. Na de verschijning van Jezus werd hij van lijkroof beschuldigd en tot 40 jaar gevangenis veroordeeld. Daar verscheen Jezus, gaf hem de kelk en bestemde hem als zijn bewaarder, door de kracht van de kelk zou hij het overleefd hebben. Elke dag kwam er een duif die er een stuk brood op legde.
Na zijn ontslag zou hij uit zijn vaderland vertrokken zijn en met de graal naar Engeland getrokken zijn. Hij stichtte daar een kleine kerk in Glastonbury in Somerset, die kerk brandde in 1184 af. Bij zijn aankomst zou hij zijn pelgrimsstaf in de aarde gestoken hebben die uitbotte en meidoorn van Glastonbury werd die rond Kerst bloeit en in het voorjaar, twee keer per jaar. (zie het verhaal van Maria Magdalena, 20 april en 8 juni, hij was een van de gezellen die in een boot gezet werd zonder mast en in Z. Frankrijk aankwam)
Naar een andere legende zou hij de graal aan de voet van de toren van Glastonbury begraven hebben. Op die plaats is de ijzerhoudende bron Chalice Well ontstaan wiens rode kleur met het bloed van Christus in verband wordt gebracht. Naar een andere legende mocht ridder Galahad de schaal zien die door de toen al een paar eeuwen overleden Jozef getoond werd. Volgens de Fransen werd hij in het klooster van Glais in Schotland begraven, of in de abdij van Glastonbury, (Glastynberg).Naar de traditie is hij een van de 70 jonge apostels in Engeland.
Bij de Grieken wordt zijn dag op 31 juli gevierd. Zie het originele verhaal van de Graal in volkoomen.nl
Schutspatroon van aansprekers, begrafenisondernemer en doodgravers.
De tweede woensdag in maart staan in protestantse kringen in Drenthe bekend als biddag voor het gewas en arbeid. In Sleen zong men in de dorpsschool. ‘al zaaien wij in rijen de zaden op het land, de wasdom en ;t gedijen zijn toch in 's Hoogstens hand.’ In de Overijsselse plaats Mekkelhorst houdt men die dag een voorjaars bidden of rondgang langs de velden om zo Gods zegen over een voorspoedige oogst te smeken.
In Rijssen begint op de tweede woensdag in maart de wijderd, de bleekperiode op de gemeenschappelijke bleek.
17 maart, St. Patrick (Patricius): Latijn patriciër: ‘adellijk.’
Apostel en schutspatroon van Ierland. Hij werd geboren ca. 385, zijn geboorteplaats is niet zeker. Zijn oorspronkelijke naam zou Succath: ‘strijder,’ zijn geweest. Nadat hij in zijn jeugd, hij woonde waarschijnlijk aan zee, werd hij door zeerovers als slaaf naar Ierland verkocht en moest het vee op de weide hoeden waar hij waarschijnlijk hier voor het eerst het christendom ervoer. Na zes jaar wist hij te ontsnappen en ging naar Gallië waar hij monnik werd te Tours en Lerins, met het doel voor ogen de voor het merendeel nog heidense Ieren te bekeren. Hij nam de naam Patricius aan wat een soort verwaandheid was, maar hij wist dat alleen een grote Romeinse naam invloed op zijn gehoor zou maken.
In 431 ging hij naar Rome en werd door de paus Coelestinus I in 431 tot bisschop gewijd en naar Ierland gezonden om daar het evangelie te prediken. Er bestond weliswaar al een kleine christelijke gemeenschap in Ierland, daar waar hij voor het eerst aan land ging. De tweede volgde aan de monding van de Boynevloed in het gebied van de hoge koning van Tara. Hij landde hier in de Paasnacht van 433. Het is hem gelukt het hele eiland tot het christendom te bekeren. Hij zou 365 kerken gesticht hebben. In 440-450 stichtte hij het bisdom Armagh. Hij is overleden te Saul bij Downpatrick ca 461.
Vele legende bestaan er over hem wat bewijst dat hij een krachtige en opvallende persoonlijkheid was. Hij werd dan ook de Ierse nationale held. Uit eerbied gebruikten de Ieren aanvankelijk niet zijn naam als doopnaam. In Engeland was dit veel vroeger het geval. Door de Ierse predikers kwam de naam al spoedig naar het vasteland.
Hij wilde de grote koning Loaghaire zelf bekeren. De koninklijke hal stond in Taraճ Hill bij Dublin, in het graafschap Wicklow, de oerplaats van de heidenen. (Gaelic torra: rotsachtige bergtop, op de top waarvan zich een steen bevindt die beschouwd wordt als de steen waarop de koningen van Ierland werden gekroond. Het was een koninklijke verblijfplaats tot 560, in 980 werden de Denen hier verslagen) Toen de druden de terugkeer van hun zonnegod Beal als voorjaarsfeest vierde durfde niemand vuur te maken voor het vuur ter eren van de zonnegod op Tara aangestoken was. Alle vuren waren deze nacht verboden. Dit vuur werd ontstoken op de steen Lia Fail, de steen die later naar Scone in Schotland gebracht werd en daar onder de koningsstoel van de Westminsterabdij rust. Daar stak St. Patrick, om het Paasfeest te vieren, een vuur aan op de tegenover gelegen heuvel. Toen de druïden dat zagen stortten ze zich ontdaan op koning Loaghaire. De koning beval de boosdoener bij hem te brengen. De heidense koning was met woede vervuld en de druïden vertelden hem dat als dit vuur niet uitgedaan werd voor de morgen, het nooit meer uit zou gaan. Toen Patrick bij hem stond rende de kleine zoon van de koning naar St. Patrick en kuste de zoom van zijn kleed. De koning veroorloofde hem te spreken en St. Patrick verhaalde van Jezus en God die de wereld geschapen had. Maar het was moeilijk om de drie-eenheid te verklaren. Dan bukte hij zich voorover en plukte een klaverblad. Zie, zei hij, dat zijn drie bladen in een blad. Koning Loaghaire was overtuigd, nam het christendom aan en het klaverblad werd de grondvorm van het Keltische kruis.
Of, volgens anderen, ofschoon de koning een ‘zoon van de dood’ bleef, stond hij toe dat hij vrijheid van preken kreeg in Ierland. Sindsdien is de shamrock het nationale embleem van de Ieren en wordt gedragen op St. Patricks dag, 17 maart. 17 maart is het begin van het voorjaar en het einde van de winter. Een tijd dat de duivel verdwenen is.
Op 17 maart loopt iedereen in Ierland met een klaverblad in de hand. In de tijd dat St. Patrick door Ierland trok legde hij het mysterie van de drie-eenheid uit door middel van deze klaver. Drie blaadjes op een stengel, als symbool van drie‑eenheid. Een kruid met het merkteken van het kruis beschermt tegen alle duivelse machten. In feite was deze christianiseren een ouder gebruik van de shamrock als een kracht tegen heksen, elfen en dergelijke die speciaal rond de 17de maart actief waren, het eind van de winter en begin van het voorjaar. De shamrock van geluk en zegening is een vierbladige klaver, maar het is niet goed ernaar te zoeken, moet toevallig gevonden worden.
Voor de echte Ier zijn alle klavers heilig.
Op zijn dag draagt men de shamrock en oude vrouwen, voorzien van zijn embleem, roepen: ‘Buy my shamrocks, green shamrocks.’ Kleine kinderen hebben Patricks kruisen op hun kragen. Op die dag zal je geen loyale Ier zien zonder shamrock ‘even though the sea should roll between him and his belovend Isle’. Nadat men uit de beker heeft geplengd wordt de ondergedompelde shamrock goed bekeken.
҆or show me the true-gearted son of old Erin
Who love not the land where the green shamrock grows’
Hij bezat een hazelaar staf waarmede hij de boze geesten en slangen uit Ierland verbande. Zoals men weet is de hazelaar een magische struik. Maar dat er in Ierland geen slangen en serpenten zijn is al vanouds geloofd, Solinus zegt in de derde eeuw dat er geen serpenten in Ierland gevonden worden. Beda en meer anderen schrijvers weten daar ook niet van te spreken, maar maken geen gewag van Patricius. Jocelinus schijnt de eerste te zijn die er van gesproken heeft en die er nog bijvoegt dat Ierland, voor de komst van Patricius, zo vol was van vergiftige wormen als enig ander land ter wereld. En dat St. Patricus alle giftige dieren en al wat vergiftigen kan uit Ierland heeft verdreven. Die andere schrijvers spreken dus niet van serpenten, wel van duivelen die in zichtbare gedaanten verschenen, die mogen in geestelijke zin serpenten genoemd worden. Jocelinus zal zoiets gelezen hebben en ze voor ware serpenten genomen hebben wat verder gevolgd is door anderen.
Hij wordt afgebeeld in bisschoppelijk gewaad met lange baard waar hij een troep slangen, padden en ander ongedierte voor zich uitdrijft waarvan hij Ierland heeft verlost als die Ieren zich zouden laten dopen, daarom zie je ook wel eens een doopvont bij hem staan. Soms zie je hem met een vuur als verwijzing naar het vagevuur van Sint Patrick dat hij gevonden zou hebben om de Ieren te overtuigen. Patroonheilige van kuipers, kappers, mijnwerkers, smeden en vee.
De Ieren van de 5de eeuw waren een vrolijk volkje zonder veel remmingen. Ze stalen heen en weer de runderen en vrouwen, ze waren vitaal, mannelijk en brutaal. Het moet een belevenis geweest zijn hen te horen vloeken. Men verhaalt van Patrick dat hij deze 'kunst' ook volledig beheerste. En toch was er zelden een ernstiger en geschikter man die de Ieren over God sprak. De eerste jaren van zijn missie zullen moeilijk geweest zijn, zijn rug droeg vele littekens die hem door de zwaarden van zijn tegenstanders gegeven waren. Dat waren de druden, de priester-heersersklasse. Ze waren zijn vijanden tot ze merkten dat de overgang naar het christendom en het ontvangen van het priesterschap hun figuur eerder versterkte dan afbrak. Patrick zelf won als eerste de jeugd. Hij verstond het om van de jongeren mooiere, dappere en ridderlijke mensen te maken. Hij was een ongecompliceerde mens, zijn hart onderwierp zich zelden aan de heerschappij van het verstand. Als hij preekte en bad, dan bruiste de kracht van God en zijn geloof over de luisterende en dan barstten de afgodsbeelden, verlieten de schadelijke dieren Ierland, werden demonen en tovenaars in de poorten der hel gestoten. Daarbij leek het alsof hij zelf een machtige tovenaar was. Toen Patrick en zijn begeleider zich eenmaal in hoge nood bevonden, in een woud wachtte moordenaars op ze, nam de heilige met een luide stem een ochtendlied aan die nog kort zijn gedachtenis in de Ierse kerk klinkt:
‘Christus bescherm me nu
Tegen gif en vuurverwondingen
Voor verdrinken en wonden
Zodat ik rijk loon zal ontvangen.’
De vijanden wachtten vergeefs, ze zagen alleen een koppel herten met een hinde rustig door het woud gaan.
Naast het christendom bracht hij de Ieren nog een tweede geschenk mee. Van elke priester die hij wijdde verlangde hij dat ze lezen en schrijven leerde. Twee honderd jaar na zijn aankomst bloeide hier een geleerdheid in literatuur waar het continent niets tegenover kon zetten kon. Onder de dichters en denkers bevonden zich vele monniken, de tonsuur en pij remde niet de hoogte in fantasie.
Die Ierse-Schotse monniken kwamen weer als missionarissen op het vaste land en verkondigden de wereld de roem van Patrick. Ook namen ze hun geleerdheid mee en konden zo de koningen overtuigen en kloosters bouwen die onze omgeving geweldig ontwikkeld heeft.
Je ziet in vele legendes dat Ierse/Engelse zendelinge zeer geleerd waren. Dat is waarschijnlijk omdat ze uit Ierland kwamen waar in die tijd vele kloosters waren die gelijk stonden met universiteiten. Sommige hadden 3000 studenten die ook in Engeland en het vaste land in hoge aanzien waren waar vandaan ook vele leerlingen kwamen. Er zouden toen een 4000 kloosters bestaan hebben. Dat komt omdat Ierland niet door de volksverhuizing getroffen werd waardoor het land zich stabiel kon ontwikkelen en vele wetenschappers van het vaste land aantrok. De druïden, na aanvankelijke weerstand, waren geestelijke en geleerden die de nieuwe religie niet zo vreemd vonden zodat ze in de kloosters kwamen en brachten hun kennis mee, niet alleen hun theologie, maar ook dichtkunst, muziek, vreemde talen en geschiedenis, rekenen, biologie en medicijnen, wensroede en plantenkennis. Daaruit ontstonden in de 6de eeuw een rij charismatisch mannen en vrouwen die het voornemen hadden om het nieuwe geloof uit te breiden en voor te doen, met andere woorden; heiligheid na te streven. Dat naar het oosterse voorbeeld als kluizenaar om de ziel als prioriteit van het leven ruimte te geven. Daarom heen verzamelden zich al gauw volgelingen waarmee ze een klooster stichtten die al gauw een geordende structuur kreeg. Binnen de stenen muur waren cellen, de abt, kerk, meest rijk voorziene bibliotheek en werkplaats. Buiten de muur waren er landerijen en boerenhuizen die voor de voorziening van het klooster dienden. Het principe waaronder ze leefden was; bid dagelijks, vast dagelijks, studeer dagelijks en arbeid dagelijks. Hun ascetische houding lieten ze zien in hun kleding die uit een witte tunica als onderkleed bestond waarover een kap kwam. De bekendste kloosters waren; Inishmore op het Arans eiland (kloosterstichter St. Enda), Bangor (stichter St. Comgall) Clonfert (stichter St. Brendan, de zeevaarder), Clonmacnois (stichter St. Kieran), Clonard (stichter St. Finnian), Glendalough (stichter St. Kevin). Het was bij de Ierse adel gewoon dat jonge mannen en vrouwen, (na hun opleiding die 16 jaar duurde, eerst 8 jaar algemene vorming en dan 8 jaar voor opname in de geleerde stand) voordat ze een belangrijk kerkelijk of wereldlijk ambt aanvaardden de laatste wijding ontvingen door eerst een pelgrimsreis naar Rome te maken.
De Ierse monniken kenden twee soorten martelaars, het rode martelaarschap en het witte martelaarschap. De rode betekent voor zijn geloof te sterven. Het witte betekent van dingen afstand te doen die je nauw aan het hart liggen. Een bijzonder zware is die om niet in je geboorteplaats terug te keren. Dat was de rol van de missionaris om een wilde, niet geciviliseerde groep in een christelijke te veranderen en zelf afstand te nemen van zaken waar je van houdt. Ze legden daarmee de bouwstenen voor onze cultuur.
Hij wordt met het klaverblad afgebeeld. Aan zijn voeten brandt vaak een vuur, met een staf die een slang door een slang omwonden wordt. Hij geldt als helper tegen slangen en giftige dieren als demonen.
Het vagevuur van St. Patric. Dit vagevuur zou een zekere onderaardse spelonk of hol zijn geweest wat aan St. Patrick via God getoond werd om de stijfkoppige Ieren die nog naar onderricht, nog naar het evangelie, nog naar dreigementen luisterden door het vertonen van de hemelse vreugde en de pijn van de hel te vermurwen. De plaats was gelegen in West-ultonie, nier ver van het moeras Erne. Dit hol zou volgens een algemene overlevering der Ieren door ontelbare mensen bezocht zijn die daar een schets van gemelde vreugden der hemel en de pijnen van de hel aanschouwd zouden hebben. Onder anderen was er een zekere ridder met name Oenus die daar in 1153 geweest zou zijn. Mogelijk is St. Patrick in dit gewest geweest en heeft een vasten van 40 dagen gehouden, is door de duivel gekweld en bestormd geweest. Andere daar wonende heiligen hebben hun meesters voorbeeld in die eenzaamheid nagevolgd, zo ook wereldse mensen om hun zonden door bekwame werkingen uit te wissen. De oudste beschrijvers van St. Patrick maken geen melding van die spelonk. Het zou bedrog geweest zijn en werd door de paus gesloten en verboden.
Van het vagevuur dat Sint Patricius getogen was
Dat voorwoord
Bid allen jong en oud
Dat hij die zijnen dood aan het hout
Van het kruis door onze wil wou lijden
Ons verlicht in deze tijden,
Hart en zin hier toe verleent.
Want al werd de mens hard als een steen
Wou hij geven zin en oren
Deze historie te horen
Hij zou duchten en beven
Tot in het einde van zijn leven,
Zo waar dat hij hoorde noemen
De historie die hierna komt.
Ik heb menig ding gehoord
Lichte en zeer zware woord
Maar nooit kwam me zo dicht na
Als deze historie die ik besta,
Nog die me zo zeer verzwaarde
Als ik u van woord tot woord
Zeg zoals die historie ligt
En zoals ons die meester zegt.
Want ons Sint Gregorius getuigt
Veel wat de ziel gedoogt
Die van dit lichaam is verscheiden.
Om kwade kwaadheid te verleiden
Diegenen in deugden te versterken
Met voorbeelden van goede werken
Begin ik te boud voort.
Want hij zegt het in zijn woord
Dat in die tegenwoordigheid
Als de ziel uit het lichaam scheidt,
Engelen zijn kwaad of goed
Die de ziel hebben in hoede
En na zijn verdienste leiden
Ter blijdschap of ter droevigheden.
Ze zeggen van mensen die nog leven
Van de dingen hebben voort gegeven
Die men nog nooit geschieden vernam.
Ik laat de reden want het hem kwam,
Want die meester zegt dat
Zo geloof je dat ding te beter.
Hij zegt het van geesten die van hier
Gevaren waren en kwamen schier
Ten lichaam weer en verkondigen
Van zulke dingen die ze er vonden
Of van blijdschap of van rouwen.
Het was ook ding die men mocht aanschouwen
Zoals men in de wereld vindt
Dat men haat of dat men mint
Materie die men mag hanteren
Of hun gelijke in alle manieren:
Huizen, poorten, water, vuur
Mensen, beesten in menige vormen
Vlammen, schepen, bruggen, straten
Als men noemt ter wereld baten
En elk mens voor ogen ziet
Die men volgt of die men vliedt;
En die van het lichaam varen
Dat men ze opwaarts met de haren
Hing en deed ongenoegen
Met voeten stak, met handen sloeg
Daartoe van menige soorten kwelling
Daar ze in waren gezonden.
Deze man zal men geloven
Men wil hem zijn recht beroven.
Men heeft gevonden vaak dat lieden
Vroegen als mensen verscheiden
Waar ze voeren of wat ze vonden
Of wat ze deden of begonnen;
Want wij het niet weten nog zagen
Zo moeten we beter duchten dan het vragen.
Wie durft zekerlijk bestaan
Weg die hij nooit heeft gegaan?
Maar zeker is dat goed leven
Kwaad einde niet mag geven.
Al draagt het verdiend hier kroon
Na de dood komt het loon
En de pijn die daarna komt
Dat is het vagevuur zoals men het noemt.
Al elke mens die hier boven
Komen zal met enige lof
Hij moet worden gepurgeerd
Nadien dat zijn verdienste begeert
Ja, mens goed en uitverkoren
Moeten in de pijn behoren.
Want die pijn lichamelijk is
Zo behoort het dus, zij het gewis
Die plaats lichamelijk te wezen
Daar men eindigt de pijn van deze.
Nu is de zwaarste pijn hieronder
Dat te zeggen is wonder
Dat het allemaal dat nederigste is.
De meeste vreugde, dit is het gewis
Is dat hoogste dat men heeft
En elk heeft een staat zoals men hem geeft.
In het midden staan kwade en goeden
Zoals we in dit ding bevroeden.
De meesters beproeven proeven
Dat de hel onder aardrijk
Staat en nu hoor dat is waar
Als een kerker donker en zwaar.
En dat paradijs dat ligt
Recht in het oosten, zoals men zegt.
Het is aardrijk, dat verstaat
Daar men die zielen in ontvangt
Die uit het vagevuur zijn gezonden
Daar ze gedoogd hebben kwelling
En daar ze blijde tezamen te zijn.
Want het zegt het Sint Augustinus
Die zielen zijn tot op de dag
Daar niemand zich niet verbergen mag
In bijzondere plaats alleen
Daar elk groot en klein
Heeft naar dat hij heeft gedaan
In vreugde of in pijnen staan.
Dat Sint Augustinus weten doet
En ons Gregorius maakt bekend
Dat geesten die niet lichamelijk zijn
Mogen van vuur gedogen pijn
Die van materiën heeft zijn wezen,
Mogen we goed merken in dezen.
Maar ze gedogen niet gelijk
Naar zijn verdienste heeft elk.
We mogen het ook niet weten tevoren
Want we mogen het zien nog horen.
Maar van hem die van heen varen
Die bij wil van God weer terugkeren
Worden telkens materiën gelijk
Gezegend te betogen geestelijk;
Want ze mogen het zien nog horen
En wanen hen in zulke voegen
En als ze weer tot leven kwamen
Niets dan lichamelijk ding vernamen
En mochten die dingen niets beter betekenen
Want we daar nooit heen scheiden.
Hierbij zeg ik dat dit verhaal
Niet was gezien in geesten,
Maar levend, wakend en voorzien
Zag iemand dergelijks geschieden
Recht of het lichamelijk had geweest.
Wie me ook bekend maakte van dezen
Wie hij was die dit gebeurde
Zal ge op het einde horen wel.
Nu wil ik tot het verhaal gaan
Merk gij het zo mag ge het verstaan
Hoe dit mirakel werd gevonden
Zal ge horen in korte stonden.
Van twee heiligen lezen we [...] dus
Die beide heten Patricius
Maar daar mijn reden van zal wezen Was de andere van deze.
Toen hij was gekomen in Ierland
Gods woord daar maken bekent
Met mirakels hen te betuigen
Of hij ze zou bekeren mogen
Van hun onnatuurlijkheid,
Zei hun pijn, kwelling en arbeid
De hel en van het paradijs
Vreugde maakte hij hen wijs
Of hij met angst of met hoop
Hem die kwaadheid af mocht kopen.
Die deze historie eerst ontbond
Zegt dat hij ze als beesten vond.
Patricius deze heilige man
Zei hen pijn en angst einde dan
Van hemelrijk de blijdschap mede.
Ze antwoorden hun onzedelijk
Tot Christus nimmermeer te keren
Wat hij hen daarvan mocht leren,
Tenzij dat enige van hen allen
Mocht zien en voelen
De zalige blijdschap daar met ogen
De kwade pijn die ze daar gedogen.
Zag hij het en dan alzo werd
Gelovend hem te beter van daar.
De heilige man riep op God
Met vasten, waken en met nood
Om deze lieden zaligheid.
En toen hij lag in deze arbeid
Voor dat volk grote onzedelijk
Openbaarde hem God daar ter plaatse
Gaf hem het evangelie woord,
Een staf gaf hij hem voort
Die men noch in Ierland heeft
Voor heiligdom als reden geeft;
Want hem die stok Jezus gaf
Zo heet die stok Jezus staf,
Daar men van beschreven vindt
In Malachies vita die het kent.
Wie daar nog overste bisschop is
Heeft in dit teken, dus zij het gewis.
Toen leidde God Patricius van daar
En toog hem een put die zwaar
En donker in te zien was mede
In een heimelijke donker stede,
En zei hem dat wie daar in
Gaan wou met voorbehoedend zin
Een dag en een nacht
Van de tijd dat men daar bracht
Met berouw van zijn misdaad
Van alle zonden zou aflaat
Hebben die hij ooit deed.
Hij zou ook zien de zalige plaats
Waar ze zijn in welke staat,
De kwade pijn en hun nadeel.
God voer heen toen hij het gebood.
De heilige man dreef blijdschap groot
Dat hem God wou openbaren
En hem de put daar bekend ware
Daar hij het vol zou mede bekeren.
Toen liet maken die heilige heer
Bij de put een schone kerk.
Regulieren, kanunniken en klerken
Zette hij daar in en een muur
Liet hij maken goed ter kuur
Om de put omdat hij wou
Dat daartoe niemand komen zou
Nog heimelijk daartoe geraken
Daarom liet hij er een deur aan maken
Hij had verlof met zijn mond
Of dit ding niet bestond.
De prior zei hij na dezen
Hoeder van de sleutel te wezen.
Nu vele lieden hadden bestaan
Dat deze dingen waren ingegaan
Bij Sint Patricius leven,
Voorbeeld van pijnen had gegeven
Die ze gedoogden en van vreugden
Die ze zagen en aanschouwden.
Patricius bij zijn leven
Hen zei hij allen dat ze schreven
Die in het klooster woonden daar.
Toen begon dat vol daarnaar
De heiligen man veel beter te horen
Dan ze deden tevoren,
Want zij het zeiden en verkondigden
Die daar waren zoal zij het vonden.
Want men daar de zonden verdoemt
Zo is de plaats dat vagevuur genoemd,
Want Sint Patricius het eerst zag hier
Heet het Sint Patricius vagevuur.
Maar dat klooster en die kerke mede
Heet regulus naar de landszede.
Patricius goed die dood hun aanschouwt,
En de prior [...] werd zo oud
Die ik tevoren las
Die van heilig leven was
Dat hij van oudheid in zijn hoofd
Al zijn tanden was beroofd
Uitgezonderd een had hij behouden
Daar hij gemak van nemen zou.
Gregorius spreekt en zegt wel:
Al heeft een oud man geen kwaal
De oudheid geeft hem vele ziektes.
Die goede man daar ik van zei
Liet hem een kamer maken
Bij de toren om deze zaken
Zodat van zijn grote oudheid
Niemand zwaarheid hebben zou.
De jonge broeders van binnen
Vroegen vaak om spel van minnen:
Vader ge bent oud van jaren,
Welke tijd wil ge heen varen?
Hoe lange tijd wil ge blijven hier beneden?
De goede man antwoordde weer:
Wordt zijn wil die mij gebood
Ik had veel liever de dood
Dan lang aldus hier te leven
Hier kan ik niet begeven
Dan rouw, droefheid en misval
Ginder is blijdschap zonder einde.
De monniken hoorden vele malen
Eer die heilige prior stierf
Van hun toren veel en lang
In zijn kamer engelen met zang.
De engelen zang al hier tevoren
Was aldus zoals ge mag horen:
Zalig ben je in alle tijd
En God is gebenedijd
Die altijd is in de mond
En spijs at in geen stond
Van begeren placht te deren.
Want spijs die hij plag te verteren
Was zout en brood en anders niet
Water koud zoals in de vliet.
Die goede man die heilig
Hier geleefd had in aardrijk
Kwam van leven hier ter dood
Stierf en voer daar het God gebood.
Ook zo vind ik beschreven
Dat in Sint Patricius leven
Vele lieden die het bestonden
Om aflaat van hun zonden,
Gingen daarin zoals men hen zei.
Sommigen kwamen weer en sommigen niet.
Die niet kwamen wist men wel voorwaar
Dat ze vervaren waar daar.
Ook wat ze zagen of hoorden
Schreef men daar van woord tot woord
Van hen die weder gekomen waren.
Nu heeft Patricius al daar
In zijn wil dit gezet,
Dat niemand mag in de put
Die dat vagevuur heet tot eigen stonden
Hij heeft verlof van de bisschop mond
Die daar is heer en dan bestaat
Met eigen wil voor zijn misdaad.
Als hij dan te bisschop komt
En zijn wil voor hem noemt
De bisschop zegt dat hij het ontbeert
Dat was beter dan hij omkeert,
Want hem menigeen dus aannam
En sommige nooit weer kwam.
En terwijl hij het dan niet af wil staan
En hij het immer aan wil gaan
De bisschop geeft hem brieven mede
En laat hem varen daar ter plaatse.
Als de prior die brieven ontvangt
En zijn begeerte daarin verstaat
Ontraadt hij het hem daar in te gaan
Andere penitentie te ontvangen
En zegt dat hem dus menigeen aannam
En sommige nooit weer kwam.
Ziet hij dan dat hij altijd
Blijft in dezen dat hij koos
Zo doet hij hem in de kerk mede
15 dagen in zijn gebeden.
Als deze tijd is omgelopen
Doet de prior tezamen roepen
Alle klerken van daar bij
En laat hem zingen mis zodat hij
Dat sacrament daarin ontvangt
Met wijwater gezegend daarna.
Als die heilige lieden lang
Hebben gezeten daarna met zang
Met processies lijdt men hem ter deur
Ten vagevuur zoals ik heb voor
Gehoord en de prior opent
De deur van de put en maakt hem bekend
De duivels list en ook de pijn
Die men daar gedogen moet in schijn,
Dat eerder menig man begon
En sommige niet weder komen kon.
En of hij het niet wil achter laten
En altijd blijft in een staat,
De priester zegent hem daar ter plaatse
Neemt hij en bid om hun bede.
Met de hand voor zijn hoofd
Maakt hij een kruis, dus geloof het,
Daarna zo gaat hij in dat gat.
Die prior ontsluit de deur na dat
En de processie gaat ter kerk
Weer en voldoet Gods werk.
De volgende dag, zoals ge mag horen
Gaan ze weer ter deur.
Vindt men hem daar terzelfder tijd
Gaan ze weer met jolijt.
Daar moet hij 15 dagen na dezen
Met hart in gebed wezen.
Vindt men hem niet terzelfder stond
De volgende dag maakt men kond
Het volk dat hij is gevaren
En nimmermeer zal weerkomen.
De prior ontsluit die deur van binnen.
Van de ridder die in het vagevuur ging
Het gebeurde alhier tevoren
Dat een ridder uitverkoren
Eer koning Stephen bleef,
Bij zijn tijden ook die het schreef
Daar ik deze reden van zal dichten,
Deze bisschop kwam te biechten
Die in het bisdom was heer
Daar dat vagevuur staat daar ik van zei eer.
Die bisschop aanschouwde hem om zijn zonden
Want hij met handen en met mond
God verbolgen had zwaar
En daarom moest derven zijn rijk.
Die ridder die was droevig zeer
En peinsde hoe hij zijn heer
Die hij zwaar had gewrocht
Verbeteren mocht in zijn gedachte.
Die bisschop zette hem met dezen
Penitentie naar zijn wezen
Naar zijn zonden en zijn misdaad
Die ridder sprak: Heer verstaat
Want ik zo zeer heb God verbolgen,
Moet de zware penitentie na volgen
Mag ik mijn zonden verbeteren hier.
In Sint Patricius vagevuur
Wil ik voor mijn misdaden gaan.
De bisschop raadde hem weer samen
Maar die ridder had mans kracht
En hield hem altijd in zijn gedacht.
Die bisschop sprak: het heeft menigeen aan genomen
Die nooit weer zijn gekomen.
Toen die ridder dat verstond
De ridders zin en zijn moed
Dat hij dat ding niet wou begeven
Zei hij hem te nemen een monniken leven.
Toen sprak hij dat hij het niet deed
Hij had in het vagevuur zijn misdaden
Verbeterd die hij had bekend.
Toen werd hij te prior gezonden
In manieren zoal zo voor
Zoals ge voren hebt gehoord.
15 dagen was hij in de kerk
Liet men komen priesters en klerken
En liet missen zingen vroeg.
Dat sacrament ontving hij toen
En werd te put geleid daarnaar
Met processies en met zang helder.
De prior die ontsloot de deur
En sprak hem toe: Nu zie u voor
Nu zie je wat ge bestaat.
Het is beter nog doe onze raad
En laat het achter en doe elders
Penitentie zo doe je goed.
Want menigeen dit ding aannam
En sommige nooit weer kwam,
Bij dat ze hoorden en zagen
Dat zij het niet konden verdragen
En in het geloof niet vast waren
Zo moesten ze die maal overvaren.
Mar wil gij het immer daar in boeten
Ik zal u zeggen de eerste ontmoeting.
Hij sprak: Ja ik, met rouw van binnen
Wil ik het voor mijn misdaad beginnen.
Toen antwoordde die goede man:
Ge zal in Gods name ingaan dan
In de put vast neer gaan
Totdat ge een veld ziet voor u staan
Daarin zal ge vinden een zaal
Meesterlijk gemaakt wel.
In die zaal zal ge bode
Vinden die komen van
En gaat vandaar zoals zij het bekennen.
De shamrock is met het welriekende viooltje de zinnebeeldige bloem van zijn dag.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/