9 september

Over 9 september

Heiligen van de dag, naamgeving, etymologie, relikwieën, hun werken en plaats, verering, wonderen, sterven, hoe ze afgebeeld worden,

Uit magnificat.ca

9 september, H. Omer (St. Audomarus , St. Omaar, St. Omaar, Therouanne, Terwaan); Germaans od: ‘erfgoed,’ mar: ‘beroemd,’ dus ongeveer, door zijn erfbezit beroemd.

Omer of Audomarus was een tijd- en naamgenoot van de islamitische kalief Omar ibn al-Khattab (518-664) onder wiens regering Palestina, Syrië, Egypte en Irak veroverd werden.

Sint Omar werd in de zevende eeuw de omgeving van Coutances geboren, het dorp Orval in Normandië. Hij was de enige zoon van een zekere Friulphus en trad na diens dood in het klooster van Luxeuil dat door de H. Columbanus gesticht was en tot de Ierse invloedssfeer behoorde. Twintig jaar lang was hij daar monnik. Rond 637 werd hij bisschop benoemd door Dagobert I en naar de Morini gezonden die het christendom weer hadden afgezworen. Door koning Dagobert werd hij aangesteld als bisschop van Therouanne. Zijn standplaats was in Throuanne in de Pas-de-Calais, (Terwaan) waar hij samenwoonde met Sint Bertin en andere monniken. Samen met hen stichtte hij de abdij van Sithiu aan de oever van de Aa, St. Bertinusabdij) waar zich nu de stad Sint Omer bevindt. Hij richtte zich vooral op de lokale elite waardoor een zeker Abdroaldus hem de villa Sithiu schonk om er de abdij op te richten. Rond deze trok Omar ook door het zuiden van ons land.

Op de dag dat kalief Omar ibn al-Khattab door een christelijke slaaf uit Iran werd vermoord werd Sint Omar plotseling blind. Behalve dat hij totaal blind was vanaf het jaar 664 is er weinig bekend over het leven van deze heilige. Na zijn dood op 1 november 668, 669 of 670 werd hij in zijn kerk begraven, de latere kathedraal van Sint Omaars.

Journy bezit een mooie St.-Omerkerk met wijwatervat uit de 18de eeuw. De legende vertelt dat de heilige Omer die de streek evangeliseerde, hier een houten kruis liet maken dat omgeven werd met hemels licht. Hij staat bekend als bronheilige omdat hij een bron liet ontspringen om een ziek kind te kunnen genezen.

Hij wordt afgebeeld als bisschop met een boek, bloementak als symbool voor zijn geloof dat al vanaf zijn jeugd als een tere bloem open bloeide en een bron aan zijn voeten. Even vaak met een lendenschort terwijl hij boetedoening doet door zich door een dorenstruik te wentelen. Wordt aangeroepen tegen blindheid.

De Bulgarentsaar Omartag (814-829) is naar de heilige Omar en niet naar de islamitische kalief vernoemd.

Uit nl.wikipedia.org

9 september, H. Gorgonius van Nicomedie (ook van Minden of van Rome, Gorgoon, Gorgon), Klein-Azië; martelaar met Dorotheus.

Hij zou hof functionaris geweest onder keizer Diocletianus. Volgens de legende was hij zo verontwaardigd over de ter dood brengen van een christelijke ruiter dat hij zichzelf als christen bekend maakte. Gorgonius en Dorotheus ondergingen tezamen de marteldood tijdens de vervolgingen onder keizer Diocletianus (284-305). Bisschop Eusebius van Cesarea ( 339) schreef in de eerste helft van de vierde eeuw een kerkelijke geschiedenis waarin hij de lotgevallen vertelt van de eerste leerlingen tot aan de situatie van de christenen in zijn dagen en spreekt over Gorgonius en Dorotheus. Zij behoorden tot de lijfwacht in de keizerlijke residentie te Nicodemie en waren christen. Daar stonden zij aanvankelijk in hoog aanzien bij de keizer en zijn hof. Maar toen braken de christenvervolgingen uit. De welwillendheid sloeg om in bloeddorst. Beide mannen werden ‘met zeer vele anderen uit de keizerlijke hofhouding omgebracht door middel van de strop.’

In de 13e eeuw maakt Jacobus de Voragine melding van beide martelaren in zijn beroemde Legenda Aurea.

'Gorgonius en Dorotheus stonden aan het hoofd van de keizerlijke garde te Nicodemie die tot taak had het paleis van Diocletianus te bewaken. Maar omdat ze hun Meester van meer nabij wilden navolgen, dienden ze hun ontslag in en bekenden zij christen te zijn. Bij het horen daarvan was de keizer diep teleurgesteld; want op die manier zou hij een paar hoogstaande en toegewijde dienaren kwijtraken. Maar of hij het probeerde met bedreigingen of mooie praatjes, de twee waren niet van hun voornemen af te brengen. Daarom liet hij hen op de pijnbank leggen en hun lichamen verscheuren met gesels en ijzeren klammen; waarna hij vervolgens zout en azijn in hun open wonden liet aanbrengen. Maar het deerde hun niet. Nu liet hij hen op een rooster binden. Maar zijzelf hadden de indruk dat ze op een zacht bloemenbed werden neergevlijd. Tenslotte liet Diocletianus hen ophangen. Hun lijken liet hij in het open veld gooien om als voedsel te dienen voor de wilde honden en de wolven. Maar de lijken bleven onaangeroerd liggen tot op het moment dat de gelovigen erbij konden komen om ze te begraven. Deze martelingen hadden plaats in het jaar des Heren 280.

Vele jaren later werd het lichaam van Gorgonius naar Rome overgebracht.

Weer later, in het jaar 763, liet de bisschop van Metz, die een neef was van koning Pepijn, het lichaam overbrengen naar Gallië en begroef het in het klooster aan de Gorze. Sindsdien heet het klooster ‘Monasterium Sancti Gorgonii,’ Sint-Gorgoniusklooster. Op de terugweg overnachtte de bisschop in het klooster van Sankt-Moritz. De volgende morgen weigerden de monniken echter hem de relieken van Gorgonius terug te geven. Daarop zocht de bisschop steun bij koning Pepijn en kreeg van hem toestemming om ze desnoods met geweld op te eisen. Geen dreigement kon de monniken vermurwen. Tenslotte greep de heilige bisschop naar een breekijzer en begon voor de ogen van de verbijsterde monniken de schitterende reliekschrijn van hun patroonheilige Sint Mauritius open te breken om zich met diens relieken schadeloos te stellen. Toen gaven die monniken hun diefstal toe en Chrodegang kreeg zijn relieken terug.

In 952 ging er een gedeelte van naar Minden, waar Gorgonius patroon van het bisdom werd. Ook de St.-Gorgoniuskerk in het Belgische Hoegaarden, beginpunt van de ezel processie op palmzondag, is naar de martelaar uit Nicodemi genoemd.

Hij wordt afgebeeld in tunica en mantel of in wapenuitrusting. Soms aan 2 palen gebonden met martelaarspalm en gesel, op andere afbeeldingen met bedelaars of zieken, want hij wordt aangeroepen tegen zenuwziektes en reuma. Meestal zie je hem met een rooster of strop om de hals.

Weerspreuk
‘Mooie Gorgoon, veertig dagen schoon;

Regen op Gorgoon, oktober wordt een demoon.

9 september, Osmanna van Saint-Brieuc. (Argariarga)

Een Ierse heilige uit de 7de eeuw die voor haar doopsel Argariaga heette. Haar heidense ouders wilden haar uithuwelijken waarom ze vluchtte met haar vriendin Acclinitis naar Bretagne en leefde daar als kluizenares in een zelfgebouwde boshut. Ze werd ontdekt door de jachtopziener van bisschop Flodoveicus van Saint-Brieuc die een everzwijn opjoeg naar haar verblijfplaats. Het dier knielde voor haar en ze nam het in bescherming. Toen de bisschop haar doopte kreeg een meisje haar gezichtsvermogen terug, ook gaf ze later een meisje haar spraak terug. Ze bleef tot aan haar dood in 650 in afzondering op een terrein dat haar door de bisschop geschonken werd.

Ze wordt in eenvoudig lang gewaad afgebeeld en naast haar staat het everzwijn. Ze werd daar vereerd als patrones van gezicht, gehoor en spraakgestoorde.

Uit www.pylgeralmanak.nl

9 september, Petrus Claver, (Petrus Claverus)

Hij is geboren in 1580 te Catalonië, Spanje, werd Jezuïet en werd in 1610, dertig jaar oud, als missionaris naar Z. Amerika en later naar Cartagena in Columbia gezonden. Spoedig werd hij door zijn blanke landgenoten met wrevel omgeven omdat hij voor de ongelukkige zwarte slaven opkwam die na verschrikkelijke mishandelingen, waaraan ze blootgesteld waren, in Cartagena ontscheept werden. Hij liet die arme mensen, die men als vee verkocht, zijn zorgende liefde ten deel vallen. Het waren mannen, vrouwen en kinderen die men als buit van de slavenhandelaars uit hun woonplaats in Afrika weggesleept had.

Nog gedurende zijn studie en nauwelijks gewend aan het vochtige, warme klimaat van de omgeving, stelde hij zich ter beschikking, als schuchtere novice, van pater Alfonso Sandroval. Dit was de eerste priester die zich vooral bezighield met de zielzorg onder de zwarte slaven. Zo gauw als de zeilen van een schip aan de horizon opdoken, verlieten beide paters hun klooster dat aan de zee lag en wachtten in de haven. In een dagboek dat de Jezuïeten toen bijhielden, kan men lezen:’Gisteren, 30 mei, op het feest van de H. Drievuldigheid, kwam er een schip aan. Direct begaven wij ons naar die plaats, met 2 grote manden vol met sinaasappels, citroenen en tabak. Nog voordat het schip het anker geworpen had, waren wij al bij de zieken. Die lagen naast elkaar op vodden en tegels. Anders hadden ze niets. Niet eens vodden om zich te bedekken. Wij moesten ons door de mensenmenigte een weg banen om de zieken in twee groepen te leggen. Mijn gezel bekommerde zich om de ene, ik om de andere.’ 12 Jaar later, in 1622, liet de bejaarde Pater Sandoval om ouderdomsredenen zijn medebroeder die uitputtende arbeid alleen voortzetten. Petrus Claver zorgde voor een huis waar de zieke slaven konden worden ondergebracht met een speciale afdeling voor melaatsen. Hij verbond zelf de meest afzichtelijke verwondingen, omringde de arme zieken met zijn liefdevolle zorg en verbleef met eindeloos geduld bij de stervenden.

De Pater vond het niet voldoende om de materiële en lichamelijke nood van de arme slaven te verlichten, hij onderrichtte die arme en vertwijfelde mensen, die vol haat waren jegens hun blanke meesters, in het christelijk geloof en doopte duizenden onder hen (volgens de legende 300 000). Het was daarom niet verwonderlijk dat de zwarte slaven hem als hun eigen vader liefhadden. Nadat hij 41 jaar lang bij teveel werk, onder extreme arme voorwaarden geleefd had, betaalde de missionaris zijn tol aan het moordend klimaat en de bovenmenselijke inspanningen van zijn opofferende diensten.

Door een verlamming was hij drie jaar lang bewegingloos aan bed gekluisterd. De medebroeders, die zich zijn lot hadden kunnen aantrekken, waren bij en pestepidemie bijna allemaal omgekomen. De zwarte bediende, die voor de grote weldoener van de slaven moest zorgen, bracht hem soms dagenlang geen voedsel en bezorgde hem meer lijden dan verlichting. De zieke nam die gruwzame behandeling zwijgend aan. Op 7 september 1654 haalde de Heer Zijn ‘slaaf der slaven, ‘bij zich in het Eeuwige Huis.

Paus Leo XIII zei over hem bij de heiligverklaring in het jaar 1888: Buiten het leven en het sterven van onze Heer Jezus Christus, heeft niets me zo zeer getroffen als het leven van deze grote apostel; de heilige Petrus Claver.’

Hij wordt vrijwel net zo afgebeeld als zijn ordegenoot de H. Franciscus Xaverius maar dan zonder baard. In de ene hand houdt hij een kruisbeeld en in de andere een doopschelp waarmee hij de knielende slaven doopt, ook zie wel eens een doornenkroon en een witte lelie bij hem. Patroonheilige van de missie.

De bloem van hun dag is de Canadese gulden roede, Solidago canadensis en Phlox paniculata.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/