21 april
Over 21 april
Heiligen van de dag, naamgeving, etymologie, relikwieën, hun werken en plaats, verering, wonderen, sterven, hoe ze afgebeeld worden,
Uit www.wolbodo.org
21 april, Sint Wolbodo, Germaans wolf; wolf (ca. 950-20 april 1021).
Van Wolbodoճ geboortejaar is niets opgetekend, nergens in de vitae in de Acta Sanctorum wordt gemeld dat hij of heel oud geworden is of heel jong is gestorven. Volgens de oudste beschrijving stamt Wolbodo uit een verder niet genoemd adellijk Vlaams geslacht en kwam hij als kind in de dagen van bisschop Balderik (920-976) naar de Domschool van Utrecht, waar hij als leerling werd aangenomen. Onder Balderiks opvolgers, Folcmar, Boudewijn I, Ansfried en Adelbold steeg Wolbodo op de ladder van kerkelijke waardigheid. Reeds in zijn studententijd (waarschijnlijk) werd hij er kanunnik en het is aannemelijk dat Wolbodo rond 1012 als magister scholarum of scholaster de leiding over de Utrechtse Domschool kreeg. Hij bleef onderwijzen, ook nadat hij tot proost van het Domkapitel was benoemd. Uit deze periode stammen zijn betrekkingen met het keizerlijk hof. Aan zijn vriendschap met keizer Heinrich II de heilige dankte Wolbodo zijn benoeming als hofkapelaan. De Ottomaanse keizers hadden de gewoonte om capabele clerici, die zij aan hun staatsdienst meenden te kunnen verbinden, een verdere opleiding te geven en dicht bij zich in de buurt te houden. Vaak werden zij aan een soort test onderworpen, die, wanneer zij daarvoor slaagden, veelal leidde tot een bisschopsbenoeming (of iets dergelijks) Wolbodo ‘s belangrijkste wapenfeit is waarschijnlijk zoծ test geweest. De opstandige graaf Dirk III (van Friesland, later Holland) had namelijk bij Vlaardingen aan de toenmalige Merwede wederrechtelijk een tol opgericht waarover de schippers bij de bevoegde instanties heftig klaagden. De bisschop van Luik en de hertog van Neder-Lotharingen, Godfried II, werden er met legers op af gestuurd om Dirk mores te leren. De Luikse bisschop overleed echter op weg naar Vlaardingen bij Tiel waarna zijn leger terug trok en het leger van Godfried gruwelijk werd verslagen. Volgens het verhaal zouden de lijken een jaar later nog aanspoelen in het drassige, zompige Hollandse moeras waar het hertogelijke leger helemaal niet op voorbereid was. Godfried werd gevangen genomen door Dirk wat beschouwd werd als een directe belediging van het keizerlijk gezag. Keizer Hendrik de Heilige zond Wolbodo uit om te onderhandelen en wist Godfried vrij te krijgen. Bovendien wist hij voor Dirk bij de keizer het tol en het gebied in leen te krijgen. Deze succesvolle onderhandeling wordt door de hagiografen toegeschreven aan Wolbodo ‘s faam en heiligheid. Het is niet onmogelijk dat Dirk en Wolbodo elkaar kenden of misschien zelfs familie van elkaar waren. Wolbodo was immers van hoge Vlaamse adel en Dirks vader was Arnulf van Gent, zijn moeder was er een van Vlaanderen. Dit betekent dat Wolbodo het begin van het latere graafschap Holland mogelijk heeft gemaakt en een zeker vermelding in de Nederlandse geschiedenis verdient. Het verhaal wordt in elk geschiedenisboek vermeld zonder Wolbodo ‘s beslissende bemiddeling.
In 1018 volgt zijn benoeming tot bisschop van Luik. Zijn zorg voor armen en zieken bezorgde hem grote populariteit. Hij schrok er niet voor terug de kerkschatten te gelde te maken om de behoeftige te kunnen ondersteunen. Hij moest zich zelfs bij de keizer verdedigen tegen valse beschuldigingen die tegen hem waren ingebracht. Het was destijds gebruikelijk de vorst te vereren met een passend geschenk. Daartoe bracht Wolbodo een grote hoeveelheid goud en zilver bijeen. Op moment van vertrek naar de keizer bekeek Wolbodo de schat die hij wilde meenemen en besloot dat er heel wat mensen waren die dit beter konden gebruiken. Binnen enkele uren was alles onder de armen verdeeld. Wolbodo verscheen met lege handen voor de keizer. Die had er geen probleem mee dat Wolbodo alles aan de armen had gegeven en antwoordde: Je had je geschenken in geen betere schatkist kunnen opbergen. Tijdens zijn sterven bleef hij de gebeden uit zijn psalterium opzeggen totdat zijn tong dienst weigerde. Dat was op 19 april van het jaar 1021. Slechts drie jaar was hij bisschop van Luik geweest, maar het was voor het volk voldoende om hem na zijn dood als een heilige te gaan vereren.
In het heiligen het jaar rond,' dl. 2 (Bussum, 1949) staat foutief 19 april als feestdag van Wolbodo vermeld. Dit moet 21 april zijn zoals alle andere bronnen als de uitgebreide originele Latijnse vitae in de Acta Sanctorum meldden. Het psalterium met 150 psalmen en de oude heiligenlitanie van het bisdom Utrecht met de namen van de meeste Hollandse Heiligen, dat Wolbodo in Utrecht gebruikte, is bewaard gebleven in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel onder nr. 9188-9189. Dit psalterium bevat glossen waarvan het zeer wel mogelijk is dat die door Wolbodo zelf zijn opgetekend.
Met dank aan Christian van Zitteren.
Uit www.wf.f.org
21 april, H. Anselmus: (Anselmus Cantuariensis, ook wel de Grote genaamd) Germaans ans: ‘god.’ helm: ‘helm of bescherming,’ de door de goden beschermende.
Hij is ca. 1033 te Aosta geboren uit een Lombardisch adellijk geslacht. Al op zijn 15de wilde hij monnik worden, maar zijn verlangen stuitte af op de tegenstand van zijn vader. Hij gaf zich toen over aan allerlei buitensporigheden zodat hij ten gevolge van zijn verfoeilijke gedrag zijn vaderland moest mijden. Hij doolde rond door Bourgondië en Frankrijk totdat eindelijk de roem van de geleerde Lanfranc hem opwekte om de kloosterschool te Bee te bezoeken. In 1060 voegde hij zich bij de Benedictijner orde, in 1064 werd hij priester en in 1079 abt van het klooster te Rouen. Hij bekleedde die betrekking op zulk een voorbeeldige wijze zodat geen klooster in Europa in die dagen groter roem en geen kloosterschool meer toeloop verwierf.
Tegen zijn wil werd hem in 1093 het aartsbisdom Canterbury (Kantelberg) opgedragen, dat gebeurde op aandrang van Willem de Veroveraar. Van dat ogenblik tekent een lange strijd tussen het geestelijke en wereldlijke gezag van Engeland. Ten gevolge hiervan begaf hij zich in 1097 naar Lyon. Weldra riep paus Urbanus hem naar Rome en maakte in 1098 gebruik van zijn scherpzinnigheid bij het bestrijden der Grieken op de Synode van Bari. Op zijn voorspraak werd koning Willem de Rode van Engeland ontheven van de ban. Na de dood van deze vorst, 1100, keerde hij weliswaar weer op uitnodiging van Hendrik I naar Engeland terug, maar dadelijk na zijn komst werd de oude strijd hervat en de koning zag zich eindelijk genoodzaakt om een beslissing van paus Paschalis te vragen. Deze viel uit ten gunste van de geestelijkheid. Anselmus, die het vonnis te Rome gehaald had, waagde het aanvankelijk niet naar Engeland terug te keren. Hij verbleef een 16 maanden te Lyon totdat er eindelijk in 1107 een verzoening tot stand kwam. De aartsbisschop wijdde de priesters die door de koning waren aangesteld en Hendrik deed afstand van het investituurrecht. Van die tijd af streed Anselmus met de meeste ijver voor de invoering van het celibaat en vond hier ook weer veel weerstand. Hij overleed op de 21ste april 1109 en werd onder de heiligen opgenomen.
Hij was een ijverig voorstander der leer der Kerk, maar bezat tevens de overtuiging dat de Christen van het geloven tot het weten moet opklimmen. Hij vertelde onder meer dat je ook moet begrijpen wat je gelooft, ‘Credo ut intelligam.’ Daarom deed hij zijn best om door wijsgerige beschouwingen de kerkelijke leerstellingen tot onloochenbare waarheden te verheffen. Tevens beproefde hij het een bepaald bewijs te leveren voor het bestaan van God, het ontologische bewijs genaamd. De voldoenings- en drie-eenheid leer vonden in hem een krachtige verdediger. Hij onderscheidde zich door scherpzinnigheid en door helderheid van denkbeelden. Zijn werken zijn meer dan eens uitgegeven. Hij was vooral van belang voor de theologische wetenschap, de grondlegger van vroege scholastieke wijsbegeerte, een van de invloedrijkste godgeleerden van zijn tijd.
Er was onder meer bij Heiligenbeil een altijdgroene heilige eik. Deze was door de eerste koning van Pruisen, Waidewutt, geplant en gewijd aan de god van eten en drinken, Gorcho. Van deze boom wordt verteld dat bisschop Anselmus hier predikte en gebood de heidense boom te vellen. Toen dit niet gebeurde liet hij dit een christen doen. Deze werd echter bij de eerste slag zo gekwetst dat hij stierf. De Pruisen jubelden. Toen deed de bisschop het zelf en hem gebeurde niets. Daarna liet hij vuur brengen en verbrandde de boom, ook het godenbeeld van Gorcho.
De H. Anselmus vergeleek een monnik, die zonder noodzaak zijn convent uitloopt, met een uil die overdag een beetje gaat rondvliegen voor zijn eigen genoegen. Alles gaat goed met de uil zolang ze maar rustig bij haar jongen in haar grot zit, dan is ze gelukkig en tevreden. Maar als ze midden op de dag gaat uitvliegen wordt ze aangevallen door kraaien, kauwen en andere vogels. De ene verwondt haar met zijn bek, een ander met zijn klauwen en een derde slaat haar met zijn vleugels, kortom, het gaat helemaal mis met onze uil.
Hij had zo ook de koning al eens flink de les gelezen. Net waren ze bij een jacht in het open veld of ze kregen een haas in de gaten, de honden er op af. Anselmus riep hen met vervaarlijke stem terug, maar de honden waren al te ver weg. Plotseling kwam de haas uit het kreupelhout te voorschijn en ging tussen de poten van Anselmus paard lopen alsof hij bij hem bescherming wilde zoeken. De honden waren al snel terug en sprongen grimmig bassend om het paard heen. Hij stond stil en verbood de honden de haas enig letsel te doen, wat dan ook gebeurde. Ze kropen dichterbij en likten de haas alsof het een van hun jongen was. Daar kwamen de ruiters en zagen het wonderlijk tafereel en een ervan begon daarom luid te lachen. Toen zei Anselmus;’ hier valt niets te lachen, knaap. Dit dier was in doodsnood en het zocht bij ons beschutting voor zijn leven. O, broeders, dit is nu een beeld van de onsterfelijke ziel die belaagd wordt door de boze en voortgejaagd door de zonde bescherming zoekt bij God.’
Hij wordt afgebeeld met Maria en Jezuskind omdat de Moeder Gods hem verscheen in zijn studievertrek en hij een boek schreef over de Onbevlekte Ontvangenis. Verder zie je bij hem een boek, schrijftablet en ganzenveer als verwijzing naar zijn theologische geschriften. Vaak heeft hij een schip in de hand naar de graaf van Montgomery die tijdens een windstille periode in de zee dreigde om te komen van honger en dorst. Toen hij H. Anselmus aanriep stak de wind onmiddellijk op en werd gered. Schutspatroon van pluimveehouders.
Uit www.heiligen.net
21 of 22 of 24 april april, St. Egbertus, Germaans eg: ‘zwaard,’ en bert: ‘glanzend of schitterend,’ dus ongeveer glanzend zwaard.
Egbertus is geboren rond 639 als zoon van een voorname familie. In 664 brak in Z. Engeland de pest uit die een spoor van dood en verderf naliet, ook Egbertus zou getroffen geweest zijn. hij wilde beter worden en trok weg en beloofde dat hij zich aan de Heer zou wijden als hij genezen zou worden. Hij ging naar Ierland om te leren en voor het kloosterleven en werd abt van Rathmelsigi, Ierland, waar missionarissen opgeleid werden als bijvoorbeeld Willibrord om het christendom overzee te verkondigen. Eenmaal priester gewijd, op voordracht van de aartsbisschop van Canterbury, werd Egbertus uitgezonden om via Ierland naar het noorden van het Europese vasteland te reizen om daar te prediken. Een stem liet hem weten, het niet te doen, maar hij ging toch en leed schipbreuk aan de zuidkust van Ierland. Het lukte niet om het vasteland te bereiken en hij stuurde zijn metgezel Wigbertus naar het land van de Friezen om zijn taak daar uit te voeren. Die lukte het ook niet om de zee over te steken, vervolgens werd Willibrordus gestuurd. Ook in Duitsland wilde hij missionarissen sturen. Later trok hij naar het eiland Hy waar hij de Keltische monniken er toe bracht zich bij het Romeinse kerkgebruik aan te sluiten en afstand te doen van hun afwijkende berekening van het Paasfeest. Op het eerste Paasfeest dat volgens de Romeinse kalender werd gevierd stierf Egbert in 729. Later ging Egbertus naar het West-Schotse eiland Iona, waar hij nog 13 jaren zou blijven.
Door zijn leerlingen werd de zijn verering ook bij ons verspreid. De grote waardigheid en de nederigheid van Egbertus waren een voorbeeld voor de Ieren. Door zijn kennis van de Heilige Schrift had hij gezag onder de Ieren. Egbertus was goed voor de armen: wat hij zelf van de rijken kreeg, gaf hij aan mensen, die het nodig hadden. Hij wordt vereerd in Hoek van Holland.
21 april, Conradus van Parzham (Koenraad).
Hij is geboren te Parzham in 1818 als Johann Birndorfer. Al in zijn jeugd was hij zo gelovig dat hij de stal van zijn ouders met bidprentjes versierde en altijd een rozenkrans om zijn pools droeg. Hij werd Kapucijner en was 40 jaar lang de nederige portier in het Beiers klooster Altotting, hij was bekend vanwege zijn Maria verering. Hij zou gedachten kunnen lezen en de toekomst voorspellen zodat er duizenden om raad kwamen vragen. Hij stierf in 1894 en heilig verklaard in 1934.
Hij wordt afgebeeld meest knielend voor het altaar, heeft het bruine habijt van de orde aan en draagt een lange baard. Vaak zie je hem terwijl hij kinderen een brood geeft. Schutspatroon van portiers.
De Oosterse narcis, Narcissus orientalis, is de bloem van de dag.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/