12 oktober

Over 12 oktober

Heiligen van de dag, naamgeving, etymologie, relikwieën, hun werken en plaats, verering, wonderen, sterven, hoe ze afgebeeld worden,

Uit www.dolfi.com

12 oktober, H. Maximiliaan van Celeia (van Cili, Pongau of van Lorch): Latijn maximus: Ԥe grootsteՠen uitbreiding van die naam. Het werd een eretitel voor succesvolle legeraanvoerders, bijvoorbeeld. Quintus Fabius Maximus. In verschillende vormen heiligennaam.

Maximiliaan van Celeia, (Cilli), dit ligt in N. Joegoslavië, Slovenië. Hij is geboren als enigst kind uit een edel geslacht, rijke en vrome ouders in Slovenië. Na de dood van zijn ouders verdeelde hij zijn goederen onder de armen en bevrijdde de slaven. Met de wens om missionaris te worden maakte hij een pelgrimsreis naar Rome. Paus Sixtus II (gestorven in 258) stuurde hem als missionaris naar Noricum en Pannonia, ten Zuiden van de Donau. Hij werd bisschop van Laureacum (Lorch) aan de Enns, hoofdstad van Noricum. Na 20 jaar daar gewekt te hebben keerde hij terug naar Celeia om te preken. Toen hij weigerde om aan afgodendienst mee te doen werd hij onthoofd onder gouverneur Eulasius op 12 oktober 284. Zijn lichaam werd buiten de stad begraven. Zijn relikwieën werden in 958 naar Passau overgebracht.

Patroon van Linz en Passau. Hij wordt afgebeeld als bisschop met een meestal brandend zwaard en houdt een kruis of boek in zijn handen.

De verhalen in de ‘Vita Sancti Maximiliani’, (geschreven rond 1290) kunnen niet bevestigd worden. De vita zelf laat sterke parallellen zien met de vita van St. Pelagius.

Uit www.meteo-maarssen.nl

24 april / 12 oktober, H. Wilfridus (Wilfrith): Germaans wil: ‘het willen of het streven,’ fried: ‘vrede of bescherming.’

Wilfridus is geboren rond 634 te Northumbria als zoon van een edelman, zijn moeder is al ion zijn jeugd gestorven. Met zijn veertiende ging hij in een klooster in het eiland Lindisfarne, aan de kust van Northumberland dat nu Holy Iland heet. In 658 ging hij naar Rome waar hij in contact kwam met de aartsdiaken Bonifatius. Hij bleef op de terugreis drie jaar in Lyon waar hij de tonsuur ontving. Bij zijn terugkomst is hij door een nauwe vriendschap herenigd met koning Alfridus en op diens bevel werd hij priester gewijd door Agilbertus, bisschop van Winchester. In 661 werd hij abt van Ripon (bij York) en introduceerde de kerkelijke regels van Rome wat inging tegen de dan gebruikelijke Engelse leer wat geregeld werd op een concilie te Whitby in 664. Hij streed vooral voor het verdringen van de oude Keltische gebruiken in Northumberland. Het verschil lag voornamelijk in het vieren van het Paasfeest. Die vierden het op 14 maart als de maan op een zondag (na 21 maart) kwam te vallen waar de Kerk om dat feest niet op dezelfde dag met de Joden te vieren volgens het besluit Van Nicea en niet vieren voor de eerste zondag na de veertiende maan. Dus de ene groep was al aan het vieren en de anderen aan het vasten.

In 669 werd hij bisschop van York, stichtte vele benedictijner kloosters in Engeland. Door die conflicten werd hij door koning Egfridus uit zijn land verjaagd en door Ebroinus, opper hofmeester van Frankrijk, zelfs buiten Engeland vervolgd.

In 678 zou hij op een tocht naar Rome, om de hulp van de paus in te roepen inzake gerezen conflicten, op de Friese kust schipbreuk hebben geleden. Of volgens anderen tekende hij beroep aan tegen de beslissing van de paus om een bisdom op zich te nemen en dat betekende verbanning. Hij vertrok in afwachting van de uitslag naar Friesland en Saxen voor missiewerk. Hij kwam op de kusten van Friesland aan waar koning Aldgissus hem vriendelijk ontving en zou daar duizenden bekeerd hebben. Toen hij in het voorjaar naar Frankrijk ging werd hij door Dagobert II goed onthaald die wilde dat hij het bisdom Straatsburg zou aannemen, wat hij weigerde en ging verder naar Rome. Daar werd zijn zaak voor paus Agatho in een vergadering besproken en werd hij vrij gepleit. In datzelfde jaar keerde hij naar Engeland terug waar men het pauselijk schrijven niet erkende.

Wilfrith werd verbannen en ging onder de heidenen in Sussex en op Wight werken. Hij leerde zijn bekeerlingen ook de visserij tot hij in 687 het verkleinde bisdom York terug kreeg. In 692 moet hij wegens conflicten met koning Aldfrith en aartsbisschop Brithwald van Canterbury weer uitwijken naar Mercia. In zijn ballingschap heeft hij Suidbertus in 703 tot bisschop gewijd zonder hem aan een bisschoppelijke stoel te verbinden. Ondertussen had paus Johannes VI zijn zaak bepleit in een vergadering van Esterfeld die in 702 tegen hem uitgeschreven was waar al zijn zaken verbeurd waren wat dusdanig uitgevoerd werd dat niemand zijn spijzen die door hem gezegend waren durfden aan te raken. In 703 ging hij reeds oud geworden, 70 jaar, daarvoor weer naar Rome waar paus Johannes VI hem volkomen rehabiliteerde. Op zijn terugreis werd hij te Meaux ziek, 705, en werd na vier dagen voor dood liggende werd hij op de vijfde dag door een Goddelijk teken beter. Brithwald verzoende zich met hem bij zijn terugkomst en hij vestigde zich weer in het klooster Ripon. Hij is overleden op 12 oktober 709 zijn klooster te Undal of Gundle, door de abt Rudbaldus werd hij naar zijn eerste klooster Rippon gebracht.

Met Wilfridus begint een serie Ierse missionarissen het Europese vaste land op te trekken voor zendingswerk. Hij drukte een belangrijke stempel op de vorming van de heilige Willibrord, met name in de beleving van de band met de bisschop van Rome.

Hij wordt als bisschop afgebeeld met een schip naast hem of een boek in de hand en een bouwvallige toren als verwijzing naar het feit dat hij tweemaal zijn bisdom verloor en weer herwon zodat zijn leven op een bouwvallige toren leek. Ook met een dood kind dat hij opnieuw tot leven zou hebben gewekt omdat het nog niet gedoopt was. Soms ook door enkele heidenen die zich door hem laten dopen.

Uit www.heiligen.net

12 oktober, H. Serafinus van Montegranaro, (Seraphinus) : Hebreeuws seaph: ‘adel of vlammend.’ De serafs of serafiem waren in het O.T. hogere engelen die bij Gods troon stonden, slechts vermeld in Jes. 6:2.

Serafinus is geboren in 1540 te Montegranaro bij Ancona in Italië als Felix de Nicola (of Felice Piampiani). Hij was eerste herder en metselaarsknecht die in 1557 als kapucijn intrad te Ascoli Piceno bij Fermo. Een ongeletterde lekenbroeder der Kapucijners die het nederige werd van portier deed en om aalmoezen bedelde voor het klooster en in vele opzichten uitmuntte, hij was in staat harten en zielen te lezen, had een wonderlijke gave om zieken te genezen, kon profeteren en werd daarom raadgever werd van kerkelijke en wereldlijke autoriteiten. Hij is gestorven in 1604, gecanoniseerd door paus Clement XIII op 16 juli 1767.

Hij wordt afgebeeld in het bruine habijt van de orde met in de hand een rozenkrans en aan zijn voeten zieken.

Uit www.heiligen.net

12 oktober, H. Herlindis en Relindis, die wordt op 6 februari gevierd. (Harlindis, Herlinde, Reilinde of Relinde) Germaans her: ‘deger,’ lind: ‘schild van lindehout.’ Het was een tijdlang gebruikelijk dat broers en zusters namen met gelijke elementen kregen en zo nodig werden ze gevormd uit bestaande naamstammen waardoor niet alle Germaanse namen een duidelijke betekenis hebben.

Het waren zusters en ze zijn geboren rond 605 in het gebied van Maaseik als dochters van de Frankische edelman Adelardus (Alardis, Adelhard) en Grinuara en opgevoed in een klooster te Valenciennes. Herlindis werd door H. Willibrordus gewijd tot eerste abdis van het klooster te Aldeneyck aan de Maas, toen ze overleed in 753 werd Relindis door Bonifatius tot tweede abdis gewijd.

Deze twee zusters worden beschouwd als de stichtsters van het klooster te Eik bij de Maas, thans Alden-Eik. Hun ouders waren rijke mensen en toch brachten deze twee maagden met hun eigen handen stenen en zavel van de Maas naar het op te richten klooster over een weg die nog Groene Weg heet. Doch zij deden het buiten het weten van hun ouders. Eens dat ze opnieuw hun schoot met stenen hadden geladen kwamen ze hun vader tegen op de brug die nog Leugenbrug wordt genoemd. Omdat ze vreesden dat hij het hun kwalijk zou nemen en boos zou zijn, werden op miraculeuze wijze de stenen in bloemen en rozen veranderd. Het gebouwde klooster noemden ze Eike, omdat er veel eiken groeiden. In 730 stichtten de ouders van Harlindis het klooster Aldeneik bij Maaseik. Hier staat hier het kapelletje van Aldeneik met haar eeuwenoude waterput die nog door Willibrordus gebruikt zou zijn voor het dopen van nieuwe gelovigen. Harlindis werd door de H. Willibrordus gewijd en werd de eerste abdis van dit klooster. Toen Harlindis in 753 te Aldeneik overleed werd Relindis door de heilige Bonifatius gewijd tot tweede abdis.

Samen met haar zuster zou zij het thans oudste manuscript (evangeliarium) geschreven hebben. Ze worden meestal samen afgebeeld en vaak dragen de beide een abdissenstaf, soms houden ze het model van een klooster in de hand.

Harlindis en Relindis worden meestal samen afgebeeld in het habijt van de Benedictessen of ook wel in gezelschap van enkele medezusters. Vaak dragen ze allebei een abdissenstaf, soms ook houden ze het model van hun klooster in de hand. Ze worden aangeroepen tegen keelpijn en oogziektes.

Inula undalata wordt met zijn dag verbonden, ook het pampasgras, Cortaderia.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/