Arction

Over Arction

Naar de beschrijving van Dioscorides, vorm, kruiden, soorten, plaats, tijd van bloeien, namen, aard, kracht en werking, medisch, bijvoeging, geschiedenis, historie, etymologie, afkomst,

HET XXXIII. CAPITEL.

Van Arction, nae de beschrijvinghe van Dioscorides ende andere.

Gheslacht.

De Wolle-cruyden van bladeren ghelijck is oock dat ghewas ’t welck Arction van Dioscorides ende van ander oude Cruydt-beschrijvers genoemt plagh te wesen; daerom hebben wy dat hier willen beschrijven.

Ghedaente.

Arction wordt beschreven met bladeren die van de Wolle-cruyden ghelijckende, te weten wollachtigh ende ruygh, maer nochtans wat hayrigher ende ronder dan die van ’t Wolle-cruydt; hoe wel dat Plinius alleen seydt dat sy ruygher zijn, sonder van de rondigheydt te vermanen. Den steel is langh ende sacht; het saet ghelijckt dat van den Kleynen Comijn: de wortel is teer en dun, wit, ende soet van smaeck, soo Dioscorides betuyght.

Dierghelijcke ghedaente wort het Arction ghegeven in de schilderije die ick ghevonden hebbe te Weenen in een oudt boeck van de Keyserlijcke Biblioteque oft Boeck-kamer; want daer isset gheschildert met breede bladeren, aen de kanten ghekertelt, met eenen teeren dunnen recht opstaende steel; op ’t sop van den welcken sommighe sachte wollachtighe hoofdekens oft knopkens staen, alsmen siet aen de eerste soorte van Wilden Comijn.

Plaetse.

Arction wast op steenachtighe plaetsen, soo Plinius schrijft.

Naemen.

Dut cruyt heet in ’t Griecks ende daer nae oock in ’t Latijn Arction: sy noemen ’t oock somtijdts Arcturon. Die naem heeft het ghekreghen van den Beer diemen in ’t Griecks Arctos noemt.

Sy zijn in groote swalinghe die ghelooven, dat het Arction ende Arcion oft Arceion, dat is Personata oft Groot Klissen-cruydt, voor eenderhande ghewas te houden zijn; noch meer dwalen die ander, de welcke seggen dat Arction ende Ungula Caballina, dat is Hoef-bladeren, van den anderen niet en verschillen: want Bechion oft Hoef-bladen, ende het Arction dat wy nu beschrijven, te samen ghebroght zijnde ende overleydt, worden bevonden gheene ghelijckenisse met malkanderen te hebben.

Aerd.

De krachten van Arction zijn verdrooghende, ende nochtans matelijcken afvaeghende, soo Galenus [220] betuyght; aenghesien dat het heel dun van deelen ende fijn van stoffe is.

Kracht ende Werckinghe.

De wortel van Arction in wijn ghesoden, om daer mede den mondt te spoelen alsmen den tandtsweer heeft, wordt seer goet ghehouden van Plinius in het 5.capitel van sijn 27.boeck.

De selve wort oock met wijn ghedroncken van de gene die met de heup-gichte oft Schiatica gequelt zijn, ende oock tegen de druppel-pisse, oft alsmen ons water qualijck kan maken. Men leghtse van buyten op de verbrantheyt ende op de kackhielen.

Het saet kleyn ghestooten zijnde, by de wortel ghedaen, ende t’ samen met wijn in de voorseyde ghebreken ghebruyckt, mits daer mede stovende ende baeyende, wordt seer krachtigh ghevonden.

BIIVOEGHSEL.

Al is ’t sake dat Dodoneus, soo wel hier als elders met vele redenen bethoont, dat het Arction verscheyden is van het Arcion oft Klissen-cruydt, nochtans en heeft hy de Cruydt-beschrijvers van de verouderde ende te seer inghewortelde meyninghe niet konnen af trecken. Want meest al de ghene die van Arcion schrijven, houden dat voor het Arction van de ouders, sonder daer eenigh onderschil tusschen te maken. Het welcke soo sal moeten blijven tot der tijdt toe datmen eenigh cruyt vinden sal, ’t welck met de schilderije die wy hier van het Arction ghegheven hebben, gantsch over een komt. Want het ghemeyn ghevoelen van de menschen, al waer het oock heel valsch ende bedrieghlijck, en pleegh niet eer te veranderen, voor dat de onsekere redenen door de waerheydt selve omghestooten, ende met verscheyden beproevinghen ende versoeckinghen valsch bevonden worden. Daerentusschen staet het een ieghelijcken vry te ondersoecken ende te doorgronden wat cruydt met het Arction van Dioscorides ende van de ouders meest over een soude moghen komen.

HET XXXIII. KAPITTEL.

Van Arction, naar de beschrijving van Dioscorides en andere. (geen Arctium, een Pilosella?)

Geslacht.

De wolkruiden van bladeren gelijk is ook dat gewas wat Arction van Dioscorides en van ander oude kruidbeschrijvers genoemd plag te wezen en daarom hebben we dat hier willen beschrijven.

Gedaante.

Arction wordt beschreven met bladeren die van de wolkruiden gelijk, te weten wollig en ruig, maar nochtans wat hariger en ronder dan die van het wolkruid, hoewel dat Plinius alleen zegt dat ze ruiger zijn zonder van de rondheid te vermanen. De steel is lang en zacht, het zaad lijkt op dat van de kleine komijn, de wortel is teer en dun, wit en zoet van smaak zo Dioscorides betuigt.

Diergelijke gedaante wordt het Arction gegeven in de schilderij die ik gevonden heb te Wenen in een oud boek van de keizerlijke bibliotheek of boekkamer, want daar is het geschilderd met brede bladeren die aan de kanten gekarteld zijn met een tere dunne rechtopstaande steel en op de top ervan staan sommige zachte wollige hoofdjes of knopjes als men ziet aan de eerste soort van wilde komijn.

Plaats.

Arction groeit op steenachtige plaatsen, zo Plinius schrijft.

Namen.

Dit kruid heet in het Grieks en daarna ook in het Latijn Arction, ze noemen het ook soms Arcturon. Die naam heeft het gekregen van de beer die men in het Grieks Arctos noemt.

Ze zijn in grote dwaling die geloven dat het Arction en Arcion of Arceion, dat is Personata of groot kliskruid voor hetzelfde gewas te houden zijn en noch meer dwalen die anderen die zeggen dat Arction en Ungula Caballina, dat is hoefblad, van de anderen niet verschillen, want Bechion of hoefbladen en het Arction dat we nu beschrijven en tezamen gebracht en bekeken hebben worden bevonden geen gelijkenis met elkaar te hebben.

Aard.

De krachten van Arction zijn verdrogend en nochtans matig afvegend zo Galenus [220] betuigt aangezien dat het heel dun van delen en fijn van stof is.

Kracht en werking.

De wortel van Arction in wijn gekookt om daarmee de mond te spoelen als men tandpijn heeft wordt zeer goed gehouden van Plinius in het 5de kapittel van zijn 27ste boek.

Dezelfde wordt ook met wijn gedronken van diegene die met de heupjicht of schiatica gekweld zijn en ook tegen druppelplas of als men het water moeilijk kan maken. Men legt het van buiten op de verbranding en op de kakhielen.

Het zaad klein gestampt en bij de wortel gedaan en tezamen met wijn in de voor vermelde gebreken gebruikt, mits daarmee stoven en baden wordt zeer krachtig gevonden.

BIJVOEGING.

Al is het zaak dat Dodonaeus en zowel hier als elders met vele redenen betoont dat het Arction verschilt van het Arcion of kliskruid, nochtans heeft hij de kruidbeschrijvers van de verouderde en te zeer ingewortelde mening niet kunnen afbrengen. Want meest al diegene die van Arcion schrijven houden dat voor het Arction van de ouders zonder er enig onderscheid tussen te maken. Wat zo zal moeten blijven tot de tijd toe dat men enig kruid vinden zal wat met de schilderij die we hier van het Arction gegeven hebben gans overeen komt. Want de gewone mening van de mensen, al is het ook heel vals en bedrieglijk, plag niet eerder te veranderen voordat de onzekere redenen door de waarheid zelf omgestampt en met verschillende proeven en onderzoeken vals bevonden wordt. Daartussen staat het iedereen vrij om te onderzoeken en te doorgronden welk kruid met het Arction van Dioscorides en van de ouders meest overeen zou mogen komen.

Zie verder: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl en : http://www.volkoomen.nl/