Alchemilla
Over Alchemilla
Vrouwenmantel, vorm, kruiden, soorten, plaats, tijd van bloeien, namen, aard, kracht en werking, medisch, bijvoeging, geschiedenis, historie, etymologie, afkomst,
HET XXIV. CAPITEL. Van Synnauvv oft Alchimilla. Ghedaente. De steelen van Synnauw zijn ghemeynlijck een spanne oft by nae eenen voet langh, rondt, in meer sijd-tacken verdeylt, ruyghachtigh, dickwijlder ter aerden ligghende dan recht opstaende, haer selven herwaerts en derwaerts verspreydende. De bladeren die uyt de wortel spruyten zijn grooter dan de ghene die aen de steelen groeyen: ende die zijn breedt, rondt, nochtans met sommighe uyt-stekende hoecken (ghemeynlijck acht in ’t ghetal) beset, rontsomme ghelijck een saghe ghekerft, de Maluwe-bladeren by nae ghelijck; maer harder dan die, ende meer gekrolt oft gekronckelt, ende witter in ’t aenschouwen, ende bovendien in het eerste uyt-komen zijn sy t’ samen gevouwen, ende gheployet: dan met langheydt van tijden ontdoen sy haer selven, ende spreyen haer heel breedt uyt. Op ’t sop van de tackskens wassen kleyne, teere [205] by een ghehoopte ende aen een hanghende groen-geele oft gras-verwighe bloemkens; nae de welcke volght heel fijn ende dun saet, in kleyne huyskens oft hauwkens besloten. De wortel is somtijts een palme langh, ende bijnae eenen vingher dick, van buyten swartachtigh oft bruyn, met vele veselinghen in der aerden sinckende. Plaetse. Synnaeuw wast op grasachtige vochte beemden, ende aen afgaende dellingen oft dalen van de bergen; ende op meer andere woeste onghebouwde plaetsen. Tijdt. Dit cruydt bloeyt in Mey ende Braeckmaendt; ende blijft het heele iaer door groen, ende de wortelen blijven des winters over. Naemen. Men noemt dit cruydt nu ter tijdt in ’t Latijn Alchimilla ende Achimilla: sommighe noemen ’t Stellaria: daer is nochtans een ander Stellaria, diemen oock Aster Atticus noemt. De Hooghduydtschen noemen ’t Sinnauw, Lewenfuss, Lewentatzen, Unser Frauwen mantel, ende Gross Sanikel; ende daer nae hebben ’t sommige op ’t Latijnsch Planta leonis, Pes leonis ende Sanicula maior gheheeten. Hier te lande noemtmen ’t oock nae den Hooghduydtschen naem, Synnauw, ende Onser Vrouwen mantel; in Vranckrijck Pied de lion; in Enghelandt Ladies mantel. Het en is by de ouders niet bekent gheweest, datmen weet: want al is ’t sake dat sommighe oordeelen datter het oprecht Leontopodium van de ouders is, nochtans is het seker dat sy bedrogen zijn gheweest door den Hooghduytschen naem, die dat Lewenfuss noemen; want het is seer verscheyden van ghedaente van ’t oprecht Leontopodium van de ouders. Aerd. Synnauw is van krachten de Sanikel heel ghelijck; maer sy treckt meer te samen, ende verdrooght krachtelijcker dan de Sanikel. Kracht ende Werckinghe. De Synnauw is dienstelijck in alle de wonden ende ghebreken daer de Sanikel goedt toe is, in de selve maniere als de Sanikel ghebruyckt zijnde. Sy stelpt het bloedt ende de maendtstonden die onmatelijcken vloeden. De selve ghestooten ende op de vrouwen ende maeghden borsten gheleyt, maeckt die hard ende stijf; belettende dat sy niet te seer en swillen ende te bol oft dick en worden. BIJVOEGHSEL. Dit cruydt wordt veel ghevonden op sommighe vochte beemden aen de gheberghten hanghende, daer leemachtighe vette ende roode aerde is. Het krijght kleyn geel saet, niet grooter dan Heulsaet, in kleyne huyskens. Het heet oock Schenebladt. Valerius Cordus noemt het Drosium: de Italiaenen Stellaria. Alchimilla met vvitte bloemen is somtijdts van Clusius ghesien. Alchimilla met dieper ghesneden bladeren, eertijdts van Clusius Heptaphyllon, ende daer nae van andere Tormentilla candida gheheeten, dat is Witte Tormentille, is van hem om den wille van haere krachten ende andere teeckenen in ’t gheslacht van Alchimilla ghehouden. Sy krijght uyt haere wortel twee oft dry tackskens, rond, stijf, wat gheknoopt, ghemeynlijck eenen voedt hoogh: op de welcke staen bladeren, in ses, seven oft meer diepe doorkervinghen oft snippelinghen tot den steele toe ghesneden, heel grijs ende by nae silververwigh, van smaeck verdrooghende ende t’ samentreckende, als dit heele ghewas oock is. Dierghelijcke bladeren komen insghelijcks oock uyt de knopkens oft kniekens ghesproten, maer kleynder. Op het sop van de tackskens wassen vele by een ghehoopte bloemkens, de bloemen van den Olijf-boom seer ghelijck, kleyn, ghesterret ende wit. De wortel is dick ghenoegh, van buyten swartachtigh, een spanne langh. Sy bloeyt in Spaegnien omtrent de Mey; elders wat spaeder. Alderkleynste Bergh-Synnaevv, van Fabius Columna Alchimilla minima montana gheheeten, wast met menighte in Apulien. Het is ten hooghsten eenen halven voedt langh. De wortel is houtigh, geelachtigh. De steelkens zijn rond, ruygh, wat roodachtigh, onderwaerts wat houtigh. De onderste bladers ghelijcken de eerst-uytkomende bladers van Eert-roock, met oorkens daer aen ghelijck die van Synnauw: de selve van sijd-steelen, saet-blaekens ende vruchten ghelijck. De bloem is als een kleyn blaesken oft sacksken, in vijven ghedeylt, vol geelachtigh inghedouwt saet, kleynder dan Geers. De bladeren die aen de steelen groeyen zijn seer kleyn. Het is t’ samentreckende ende verdrooghende. Het en is gheen Percepier van de Enghelsche. Kracht ende Werckinghe. Dit cruydt wordt van de vrouwen veel gheacht, om dat het sonderlinghen goedt is om de onvruchtbaere vrouwen tot ontfanghen te brenghen; te weten eenen lepel vol van dit drooghe cruydt twintigh daghen achter den anderen met wijn oft vleesch sop ghedroncken. Sommighe houden dit cruydt voor koelder dan de Sanikel, ende daerom achten sy dat seer goedt om de pijne te versoeten, ende af te nemen de hitte van alle ontstekene wonden ende sweeringhen, daer op gheleyt zijnde. De Chirurgijns gebruycken dit cruydt om de gescheurtheyt ende inwendighe quetsuren te ghenesen, ende de uytwendighe te doen sluyten, in sonderheydt in de schenen, daer het vel af ghestooten is. Om dat het soo drooghende ende t’ samentreckende is, daerom wort het seer ghepresen teghen den witten vloet van de vrouwen, ende waterachtighe vloeden, die de moeder soo nat ende glat maecken dat het saet weder af schiet, ende het ontfangen van de vrucht belet wort. Het water ghedistilleert van dit cruydt gedroncken, kan den witten vloet der vrouwen doen ophouden; insghelijcks oock van buyten met een spongie opgheleyt oft ghebaeyt. Dit selve water heeft sulcken kracht om het vleesch by een te halen, ende de huyt stijf ende vast te maecken, dat sommighe ionghe dochters, nae dat sy gheschent zijn gheweest, door het ghebruyck van dit water voor maeghden aenghesien zijn gheweest, bijsonder als sy ettelijcke daghen gheseten hadden in het water daer dit cruydt in ghesoden was. De ghene die de borsten met dit water stijf, hard ende rond willen maecken, sullen dat veel eer te weghe konnen brenghen, midts daer wat Hypocystis, ende drooge Roosen, Peerdtsteert-cruydt ende Aiuyn by doende. De Alchymisten willen versekeren dat sy met dit cruydt hunnen Mercurius congeleren konnen: immers sy doen alle daghe hun beste om dat te versoecken ende te proeven; maer oft het naer hun hope luckt, dat en willen wy een ieghelijck niet ontdecken. De Alchimille met dieper gesneden bladeren oft Witte Tormentille, is nae ’t ghevoelen van Clusius, aengaende haer krachten, van de oprechte ghemeyne Alchimille niet seer verscheyden. |
HET XXIV. KAPITTEL. Van vrouwenmantel of Alchemilla. (Alchemilla vulgaris) Gedaante. De stelen van vrouwenmantel zijn gewoonlijk een zeventien cm of bijna dertig cm lang, rond en in meer zijtakken verdeeld, ruigachtig en liggen vaker op de aarde dan dat ze rechtop staan, zichzelf en herwaarts en derwaarts verspreiden. De bladeren die uit de wortel spruiten zijn groter dan diegene die aan de stelen groeien en die zijn breed en rond, nochtans met sommige uitstekende hoeken (gewoonlijk acht in het getal) bezet en rondom gelijk een zaag gekerfd en bijna gelijk als de maluwebladeren, maar harder dan die en meer gekruld of gekronkeld en witter in het aanschouwen en bovendien in het eerste uitkomen zijn ze tezamen gevouwen en geplooid, dan met langheid van tijden openen ze zichzelf en spreiden zich heel breed uit. Op de top van de takjes groeien kleine, tere [205] bijeen gehoopte en aaneen hangende groengele of graskleurige bloempjes waarna volgt heel fijn en dun zaad in kleine huisjes of hauwtjes besloten. De wortel is soms een tien cm lang en bijna een vinger dik, van buiten zwartachtig of bruin die met vele vezels in de aarde zinkt. Plaats. Vrouwenmantel groeit op grasachtige vochtige beemden en aan afgaande hellingen of dalen van de bergen en op meer andere woeste en niet gebouwde plaatsen. Tijd. Dit kruid bloeit in mei en juni en blijft het hele jaar door groen en de wortels blijven ‘s winters over. Namen. Men noemt dit kruid tegenwoordig in het Latijn Alchimilla en Achimilla, sommige noemen het Stellaria maar er is nochtans een ander Stellaria die men ook Aster Atticus noemt. De Hoogduitsers noemen het Sinnauw, Lewenfuss, Lewentatzen, Unser Frauwen mantel en Gross Sanikel en daarnaar hebben sommige het op het Latijns Planta leonis, Pes leonis en Sanicula major genoemd. Hier te lande noemt men het ook naar de Hoogduitse naam vrouwenmantel en onzer vrouwenmantel, in Frankrijk pied de lion, in Engeland ladies mantel. Het is bij de ouders niet bekend geweest dat men weet want al is het zaak dat sommige oordelen dat het echt Leontopodium van de ouders is, nochtans is het zeker dat ze bedrogen zijn geweest door de Hoogduitse naam die dat Lewenfuss noemen, want het is zeer verschillend van gedaante van het echt Leontopodium van de ouders. Aard. Vrouwenmantel is van krachten sanikel heel gelijk, maar ze trekt meer tezamen en verdroogt krachtiger dan sanikel. Kracht en werking. Vrouwenmantel is nuttig in alle wonden en gebreken daar sanikel goed toe is als het op dezelfde manier als sanikel gebruikt wordt. Ze stelpt het bloed en de maandstonden die onmatig vloeden. Hetzelfde gestampt en op de vrouwen en maagdenborsten gelegd maakt die hard en stijf en belet dat ze niet te zeer zwellen en te bol of dik worden. BIJVOEGSEL. Dit kruid wordt veel gevonden op sommige vochtige beemden die aan de bergen hangen daar leemachtige, vette en rode aarde is. Het krijgt klein geel zaad niet groter dan heulzaad in kleine huisjes. Het heet ook schenebladt. Valerius Cordus noemt het Drosium de Italianen Stellaria. Alchemilla met witte bloemen is soms van Clusius gezien. Alchemilla met dieper ingesneden bladeren, eertijds van Clusius Heptaphyllon en daarna van andere Tormentilla candida genoemd, dat is witte tormentil, is van hem vanwege haar krachten en andere tekens in het geslacht van Alchemilla gehouden. (Alchemilla alpina) Ze krijgt uit haar wortel twee of drie takjes die rond, stijf en wat geknoopt zijn, gewoonlijk een dertig cm hoog waarop bladeren staan in zes, zeven of meer diepe kerven of snippers tot de steel toe gesneden, heel grijs en bijna zilverkleurig, van smaak verdrogend en tezamen trekkend als dit hele gewas ook is. Diergelijke bladeren komen insgelijks ook uit de knopjes of knietjes gesproten, maar kleiner. Op de top van de takjes groeien vele bijeen gehoopte bloempjes de veel op de bloemen van de olijfboom lijken, klein, stervormig en wit. De wortel is dik genoeg, van buiten zwartachtig en een zeventien cm lang. Ze bloeit in Spanje omtrent mei en elders wat later. Allerkleinste berg vrouwenmantel is van Fabius Columna Alchemilla minima montana genoemd en groeit met menigte in Apulië. (Aphanes arvensis) Het is ten hoogste een vijftien cm lang. De wortel is houtig en geelachtig. De steeltjes zijn rond en ruig, wat roodachtig en beneden wat houtig. De onderste bladeren lijken op de eerst uitkomende bladeren van aardrook met oortjes er aan gelijk die van vrouwenmantel en is die van zijstelen, zaadblaasjes en vruchten gelijk. De bloem is als een klein blaasje of zakje, in vijven gedeeld en vol geelachtig ingeduwd zaad, kleiner dan geers. De bladeren die aan de stelen groeien zijn zeer klein. Het is tezamen trekkend en verdrogend. Het is geen percepier van de Engelsen. Kracht en werking. Dit kruid wordt van de vrouwen veel geacht omdat het vooral goed is om de onvruchtbare vrouwen tot ontvangen te brengen, te weten een lepel vol van dit droge kruid twintig dagen achter elkaar met wijn of vleessap drinken. Sommige houden dit kruid voor koeler dan sanikel en daarom achten ze dat zeer goed om de pijn te verzoeten en de hitte af te nemen van alle ontstoken wonden en zweren door het erop te leggen. De chirurgen gebruiken dit kruid om de breuken en inwendige kwetsingen te genezen en de uitwendige te laten sluiten en vooral in de schenen daar het vel af gestoten is. Omdat het zo drogend en tezamen trekkend is daarom wordt het zeer geprezen tegen de witte vloed van de vrouwen en waterachtige vloeden die de baarmoeder zo nat en glad maken dat het zaad weer afschiet en het ontvangen van de vrucht belet wordt. Het gedistilleerde water van dit kruid gedronken kan de witte vloed van de vrouwen laten ophouden, insgelijks ook van buiten met een spons er op leggen of baden. Dit water heeft zo’n kracht om het vlees bijeen te halen en de huid stijf en vast te maken dat sommige jonge dochters, nadat ze geschonden zijn geweest, door het gebruik van dit water voor maagden aangezien zijn geweest en vooral als ze ettelijke dagen in het water daar dit kruid in gekookt was gezeten hadden. Diegene die de borsten met dit water stijf, hard en rond willen maken zullen dat veel eerder teweeg kunnen brengen mits daar wat Hypocystis en droge rozen, paardenstaartkruid en ui bij te doen. De alchimisten willen verzekeren dat ze met dit kruid hun Mercurius congeleren kunnen, immers ze doen alle dagen hun best omdat te proberen en te beproeven, maar of het naar hun hoop lukt dat willen we iedereen niet bekend maken. Alchemilla met dieper gesneden bladeren of witte tormentil verschilt naar de mening van Clusius aangaande haar krachten van de echte gewone Alchemilla niet zeer. |
Zie verder: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl en : http://www.volkoomen.nl/