Coix

Over Coix

Jobs tranen, vervolg Dodonaeus, vorm, koren, soorten, plaats, tijd van bloeien, namen, aard, kracht en werking, medisch, bijvoeging, geschiedenis, historie, etymologie, afkomst,

Joost van Ravelingen, vervolg van Dodonaeus of Dodoens, cruydt-boeck, 1644.

Geschreven en opgezet door Nico Koomen.

HET XXIV. CAPITEL.

Van Sint Iobs traenen.

By het gheslacht van Milie oft Geers wordt oock gerekent een soorte van rietachtigh Koren, dat de nieuwe Cruydt-beschrijvers Lacryma Iobi, dat is Sint Jobs traene, heeten, om dat het steenachtigh saedt de ghedaente van traenen schijnt te hebben.

Ghedaente

Dit ghewas heeft langhe, breede ende rietachtighe bladeren, aen dicke gheknoopte steelen wassende; uyt de bovenste knoopkens van de welcke twee, [817] dry oft meer kleyne steelkens spruyten, elck een enckel ende bijsonder saedt oft graen voort-brengende, ’t welck hardt is, bijnae rondt, grooter dan een Erwte: vande welcke sommige niet stekelige aerkens oft aers-gewijse troskens afhanghen: de wortelen zijn in veele faselinghen verdeylt.

Plaetse.

In de hoven van Italien, Vranckrijck, ende somtijdts oock van Nederlandt, wordt dit Koren ghesaeyt: want het is een vremdt ghewas ende uyt verre van hier gheleghen landen ghebroght.

Naem.

Wy noemen dit ghewas Sint Jobs traenen, nae den Latijnschen naem die dat in Italien heeft, te weten Lacryma Iobi: dan men soude het misschien niet qualijck oft onbillighlijck Arundo Lithospermos noemen, dat is Rietachtigh Steen-saedt oft Riet met steenachtigh saedt, als Gesnerus schrijft. Sommighe houden dat voor een soorte van Lithospermum oft Peerel-cruydt: maer het is een gantsch ander gheslacht van ghewas dan het Lithospermum van Dioscorides.

Aerd, Kracht ende Werckinghe.

Dit ghewas en heeft hedens-daeghs gheen ghebruyck oft nuttigheydt: dan alleen, dat de vrouwen het saedt daer van, ghegaet oft doorboort zijnde, aen eenen draet rijghen, ende daer kettenkens van maecken.

BIIVOEGHSEL.

In Provencen wordt dit ghewas van de Monicken veel geoeffent ende onderhouden, om daer Pater nosters van te maecken, seydt Lobel: ende hy noemt dat oock Lacryma Christi ende Lithospermum maius ende Diospyris Plinij: in Spaegnien heet het Lagrimas de Moisen; in t Fransch Larmes de nostre Dame; in ’t Italiaensch Lagrime de Giobbe; het verschilt van Sint Iosephs traenen, ’t welcke een gheslacht van bloemen is, onder de Keykens van sommighe gherekent: dan die naem is hedens-daeghs in gheen ghebruyck meer. In iegelijcke holligheydt komen voort Hirsachtighe aerkens; in de welcke dat saedt light, aen d’een sijde rondachtigh opgescherpt, aen d’ander sijde platachtigh, de Pimper-noten niet onghelijck, blinckende, glat van verwe als het Groot Peerel-cruydt saedt, maer steenachtiger ende taeyer, sonderlinghen dat in Candien, Rhodes ende Syrien ghewassen is. Want in Candien staet het en blinckt ghelijck oprechte Peerlen. Het mergh binnen is luttel, ende heeft eenen gemaeckten oft niet seer aengenaemen smaeck.

Aerd, Kracht ende Werckinghe.

Het saedt van dese Sint Jobs traenen is een ghemeyne bate teghen den steen in de lendenen, ende ’t graveel in de blase, als ’t gestooten ende gesoden is, seydt Lobel.

HET XXIV. KAPITTEL.

Van Sint Jobs tranen. (Coix lacryma-Jobi)

Bij het geslacht van milie of geers wordt ook een soort van rietachtig koren gerekend dat de nieuwe kruidbeschrijvers Lacryma Jobi noemen, dat is Sint Jobs traan, omdat het steenachtig zaad de gedaante van tranen schijnt te hebben.

Gedaante

Dit gewas heeft lange, brede en rietachtige bladeren die aan dikke geknoopte stelen groeien waar uit de bovenste knoopjes er van twee, [817] drie of meer kleine steeltjes spruiten die elk een enkel en apart zaad of graan voortbrengen wat hard is, bijna rond en groter dan een erwt waarvan sommige niet stekelige aartjes of aarvormige trosjes afhangen, de wortels zijn in vele vezels verdeeld.

Plaats.

In de hoven van Italië, Frankrijk en soms ook van Nederland wordt dit koren gezaaid, want het is een vreemd gewas en uit ver van hier gelegen landen gebracht.

Naam.

Wij noemen dit gewas Sint Jobs traenen naar de Latijnse naam die dat in Italië heeft, te weten Lacryma Jobi, dan men zou het misschien niet kwaad of slecht Arundo Lithospermos noemen, dat is rietachtig steenzaad of riet met steenachtig zaad zoals Gesnerus schrijft. Sommige houden dat voor een soort van Lithospermum of parelkruid, maar het is een gans ander geslacht van gewas dan het Lithospermum van Dioscorides.

Aard, kracht en werking.

Dit gewas heeft tegenwoordig geen gebruik of nuttigheid dan alleen dat de vrouwen het zaad er van wat een gaatje heeft of doorboord is aan een draad rijgen en er kettinkjes van maken.

BIJVOEGING.

In Provence wordt dit gewas van de monniken veel geteeld en onderhouden om er rozenkransen van te maken, zegt Lobel, en hij noemt dat ook Lacryma Christi en Lithospermum majus en Diospyris Plinij, in Spanje heet het lagrimas de Moisen, in het Frans larmes de nostre Dame en in het Italiaans lagrime de giobbe, het verschilt van Sint Jozef tranen wat een geslacht van bloemen is die van sommige onder de anjers gerekend wordt, dan die naam is tegenwoordig niet meer in gebruik. In elke holte komen voort hirsachtige aartjes waarin het zaad ligt dat aan de ene zijde rondachtig en gescherpt is en aan de andere zijde platachtig en lijken veel op de pimpernoten, blinkend, glad en van kleur als het groot parelkruidzaad, maar steniger en taaier en vooral dat in Kreta, Rhodes en Syrië gegroeid is. Want in Kreta staat het en blinkt als echte parels. Het merg binnen is weinig en heeft een gemaakte of niet zeer aangename smaak.

Aard, kracht en werking.

Het zaad van deze Sint Jobs tranen is een algemene baat tegen de steen in de lendenen en niergruis in de blaas als het gestoten en gekookt is, zegt Lobel.

Zie verder: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl en : http://www.volkoomen.nl/