Aegilops
Over Aegilops
Festuca, vervolg Dodonaeus, vorm, onkruiden, soorten, plaats, tijd van bloeien, namen, aard, kracht en werking, medisch, bijvoeging, geschiedenis, historie, etymologie, afkomst,
Geschreven en opgezet door Nico Koomen.
Joost van Ravelingen, vervolg van Dodonaeus of Dodoens, cruydt-boeck, 1644.
HET II. CAPITEL. Van Aegilops oft Festuca. Ghedaente. De Aegilops heeft bladeren als de Terwe oft Gerste; maer brenght dunne korte halmen voort, niet hoogher dan een spanne wordende, op haer tsop kleyne aeren draghende: aen de welcke meest maer twee, somtijdts oock dry graenen wassen, wat kleyner dan Gerste-korenen, besloten in gestreepte vellekens: ende uyt den punct oft uyterste van iegelijck graen steken dunne langhe ende scherpe vlimmen. De wortel is die van de Terwe ghelijck. Plaetse. In de ackers van Provencen ende Languedock, ende oock van Italien wordt dit ghewas seer dickwijls tusschen het Koren ghevonden. Het groeyt veel-tijdts, als Galenus schrijft, tusschen de Gerste. In dese Duytsche landen is het min bekent: hoe wel daer veele andere miswassen van Koren te vinden zijn, die het graen moeyelijck ende lastigh vallen. Naem. In ’t Griecks is dit cruydt Aegilops gheheeten, in ’t Latijn, als Plinius tuyght, Festuca. Aerd, Kracht ende Werckinghe. Aegilops heeft kracht om te verteeren, seydt Galenus: ’t welck uyt den smaeck blijckt: want het is wat scherpachtigh op de tonghe: het blijckt noch daer uyt, te weten, om dat het alle verharden gheswillen, ende de puysten die aen de ooghen komen gheneest. ‘Tselve versekert Dioscorides oock, segghende: Het cruydt Aegilops geheeten met Meel gemenght ende van buyten op geleyt, verdrijft de hardigheden, ende gheneest het gebreck dat Aegilops heet, dat is de holle zeerigheden aen de kanten van de ooghen komende. ‘Tsap met Meel ghemengt, wordt ghedroogt ende tot het selve gebruyck bewaerdt. BIIVOEGHSEL. In heete landen ende op savelachtigen grondt is dit cruydt tusschen de Terwe ende Gerste veel te vinden. Het heeft den naem Aegylops, oft beter Aegilops in ’t Griecks ghekregen, om dat het ghelooft wordt te konnen ghenesen het voorseyde qualijck gheneesbaer ghebreck Aegilops geheeten, ’t welck komt in de hoecken van beyde de oogen, te weten een hol, oft ingaende sweerken oft puystzeerken. Wy hebben oock somtijdts ghevonden, seydt Lobel, dat het gheholpen heeft het voorseyde ghebreck, te weten doen dat eerst was aencomen, ende noch niet veroudert en was. Want dit cruydt drooght tsamen-treckende, sonder groote verhittinghe. Het heet oock Aegilops herba, tot onderschil van Aegilops arbor, dat eenen Eeckel-draghende boom is, anders Cerris ghenoemt. Daer is oock eenen Aegylops onder de bulben gheweest; dan dien is noch onbekent: ten zy dat het een Druyfkens-Jacinthe waer. Den Dravick ende Dolick heeten oock Aegilops. Dan Kleyn Beemdt-Phalaris heet Aegilops Plinij by sommighe. Tweede Aegilops van Matthiolus is de Iidel Haver. Tweeden Aegilops van andere, in Italien Squala gheheeten, in het Latijn Aegilops altera feu secunda, is een miswas van Gerste, die verargert is, anders Loose Gerste. Den selven Lobel noemt dit teghenwoordigh cruydt Festuca sive Aegilops Narbonensis; ende twijffelt, oft het de Festuca Hordeum van Plinius soude moghen zijn. Het verschilt van de Festuci; want dat zijn boom-vruchten, die anders Pistacien heeten. In ’t Italiaensch is het van sommighe Orzo salvatico gheheeten, dat is Wilde Gerste: daerom sullen wy de volghende soorten van Wilde Gerste alhier verhaelen. Bastaert Gerste, van Lobel beschreven ende Hordeum spontaneum spurium gheheeten, oft Holcus Plinij, nae de meyninghe van Anguillara in ’t Enghelsch Ilhasse koren is oock een miswassen koren. De kinders van Nederlandt, Engelandt ende Vranckrijck maecken daer bessemkens van, pluckende die aen de dijcken, ghebroken vesten ende mueren. De wortel is kleyn, faselachtigh, veele grasachtighe bladers uytghevende; uyt de welcke veele halmen voort-komen, omtrent anderhalven voet hoogh, met aeren ende vlimmen, als die van Gerste, maer kleyner, sachter ende sonder graen, ghelijck de Bastaert Haver oft Gebaerde Evene. Heete Gerste, in Italien ende Spaegnien Orzada gheheeten, is van Castor Durante beschreven. Sy is de Gerste van bladeren ende aeren heel ghelijck: maer sy is van aerd heet ende droogh tot in den vierden graed, ende wordt alleen van buyten gebruyckt; ende is in het bijten ende bleyn-maecken oft verbranden van de huyt veel krachtiger dan Sublimaet oft Regael; iae is het sterckste kanterie potentiael dat hedens-daeghs bekent is. Daerom geneestse den kancker, hoe quaedt die zy: doodet de wormen der wonden: bijt het quaedt ende verrot vleesch af, ende maeckt de wonden schoon. Men ghebruyckt dit cruydt meest ghepoedert, mengende dat poeder met Roose-water oft Wechbre-water; ende de doecken oft wiecken, die daer in nat ghemaeckt zijn, worden op de huydt, zeer oft wonde gheleydt, als sy eerst met ander sachte dinghen wel bewaert ende beschermt zijn. Cevadilla oft Hordeolum, als of men Kleyne Gerste seyde, wast in Nieuw Spaegnien, ende is onse Ghemeyne Gerst van aeren ende saedt-huyskens ghelijck: maer het saedt en is niet grooter dan Lijnsaedt: ende schijnt een mede-soorte van de voorseyde Heete Gerste te wesen. Noch van de krachten. Behalven dat de Festuca door haer drooghe tsamentreckende matelijcken verwermende kracht de zeere hoecken der ooghen gheneest, soo is dat selve saedt oock bequaem om het Bier kracht te gheven; dan het loopt in de herssenen al te seer, ende maeckt de menschen droncken, als Dolick. Het asschen van ’t stroo ghebrandt, is seer goedt teghen de gheswillen van het flercijn. De Bastaert Gerste, oft Holcus Plinij, om het hooft, oft om de arm gebonden, treckt de vlimmen oft splinters uyt den lichaeme. Met dese Gerst, gheweyckt in Looge, maecken de vrouwen haerlieder hayr geel, soo wel als met de halmen van de Rogghe ende groote Gerste. Heete Gerste is van aerdt heel strijdende teghen die van de Ghemeyne Gerste; ende heeft de kracht van ’t vier, als gheseydt is. |
HET II. KAPITTEL. Van Aegilops of Festuca. (Aegilops squarrosa) Gedaante. Aegilops heeft bladeren als tarwe of gerst, maar brengt dunne korte halmen voort die niet hoger dan zeventien cm worden en op hun top kleine aren dragen waaraan meest maar twee en soms ook drie granen aan groeien die wat kleiner zijn dan gerstekorrels en besloten in gestreepte velletjes en uit de punt of uiterste van elk graan steken dunne lange en scherpe vlimmen. De wortel is die van tarwe gelijk. Plaats. In de akkers van Provence en Languedock en ook van Italië wordt dit gewas zeer dikwijls tussen het koren gevonden. Het groeit vaak, als Galenus schrijft, tussen gerst. In deze Duitse landen is het minder bekend, hoewel er vele andere miswassen van koren te vinden zijn die het graan moeilijk en lastig vallen. Naam. In het Grieks is dit kruid Aegilops genoemd en in het Latijn, als Plinius betuigt, Festuca. Aard, kracht en werking. Aegilops heeft kracht om te verteren, zegt Galenus, wat uit de smaak blijkt want het is wat scherpachtig op de tong en het blijkt noch daaruit, te weten omdat het alle verharde gezwellen en puisten die aan de ogen komen geneest. Hetzelfde verzekert Dioscorides ook en zegt: ‘Het kruid Aegilops genoemd met meel gemengd en van buiten opgelegd verdrijft de hardigheden en geneest het gebrek dat Aegilops heet, dat is de holle zeren die aan de kanten van de ogen komen’. Het sap met meel gemengd wordt gedroogd en tot het zelfde gebruik bewaard. BIJVOEGING. In hete landen en op zavelachtige grond is dit kruid veel tussen de tarwe en gerst te vinden. Het heeft de naam Aegylops of beter Aegilops in het Grieks gekregen omdat geloofd wordt dat het voor vermelde geneesbaar gebrek genezen kan dat Aegilops heet wat in de hoeken van beide ogen komt, te weten een hol of ingaand zweertje of puistzeertje. We hebben ook soms gevonden, zegt Lobel, dat het voor vermelde gebrek geholpen heeft, te weten toen dat net was begonnen en noch niet verouderd was. Want dit kruid droogt tezamen trekkend zonder grote verhitting. Het heet ook Aegilops herba tot verschil van Aegilops arbor dat een eikeldragende boom is, anders Cerris genoemd. Daar is ook een Aegylops onder de bollen geweest, dan die is noch onbekend, tenzij dat het een druifjeshyacint was. Dravik en dolik heten ook Aegilops. Dan klein beemd Phalaris heet bij sommige Aegilops Plinij. Tweede Aegilops van Matthiolus is de ijdele haver. (Aegilops geniculata) Tweede Aegilops van andere die in Italië squala heet en in het Latijn Aegilops altera feu secunda is een miswas van gerst die verergerd is, anders loze gerst. (Aegilops ovata) Dezelfde Lobel noemt dit tegenwoordig kruid Festuca sive Aegilops Narbonensis en twijfelt of het de Festuca Hordeum van Plinius zou mogen zijn. Het verschilt van de Festuci, want dat zijn boomvruchten die anders pistaches heten. In het Italiaans is het van sommige orzo salvatico genoemd, dat is wilde gerst en daarom zullen we de volgende soorten van wilde gerst alhier verhalen. (Hordeum murinum) Bastaard gerst, van Lobel beschreven en Hordeum spontaneum spurium genoemd of Holcus Plinij naar de mening van Anguillara in het Engels il hasse koren is ook een miswas koren. De kinderen van Nederland, Engeland en Frankrijk maken er bezempjes van en plukken die aan de dijken, gebroken vesten en muren. De wortel is klein, vezelachtig die vele grasachtige bladeren uitgeeft waaruit vele halmen voortkomen die omtrent vijf en veertig cm hoog worden met aren en vlimmen als die van gerst, maar kleiner, zachter en zonder graan zoals de bastaard haver of gebaarde evenie. (Veratrum sabadilla) Hete gerst, in Italië en Spanje orzada genoemd is van Castor Durante beschreven. Het is de gerst van bladeren en aren heel gelijk, maar ze is van aard heet en droog tot in de vierde graad en wordt alleen van buiten gebruikt en is in het bijten en blaar maken of verbranden van de huid veel krachtiger dan sublimaat of regaal, ja is het sterkste branderd potentiaal dat tegenwoordig bekend is. Daarom geneest ze de kanker hoe kwaad die is, doodt de wormen van de wonden, bijt het kwaad en verrot vlees af en maakt de wonden schoon. Men gebruikt dit kruid meest gepoederd en mengen dat poeder met rozenwater of weegbreewater en de doeken of wieken die daarin nat gemaakt zijn worden op de huid, zeer of wond gelegd als ze eerst met ander zachte dingen goed bewaard en beschermt zijn. (Veratrum sabadilla) Cevadilla of Hordeolum als of men kleine gerst zei groeit in Nieuw Spanje en is onze gewone gerst van aren en zaadhuisjes gelijk, maar het zaad is niet groter dan lijnzaad en schijnt een medesoort van de voor vermelde hete gerst te wezen. Noch van de krachten. Behalve dat Festuca door haar droge tezamen trekkende matig verwarmende kracht de zere hoeken van de ogen geneest zo is dat zaad ook geschikt om het bier kracht te geven, dan het loopt in de hersens al te zeer en maakt de mensen dronken als dolik. De as van het stro gebrand is zeer goed tegen de gezwellen van jicht. De bastaard gerst of Holcus Plinij om het hoofd of om de arm gebonden trekt de vlimmen of splinters uit het lichaam. Met deze gerst, geweekt in loog, maken de vrouwen hun haar geel, zowel als met de halmen van rogge en grote gerst. Hete gerst is van aard heel strijdend tegen die van de gewone gerst en heeft de kracht van het vuur, als gezegd is. |
Zie verder: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl en : http://www.volkoomen.nl/