Bupleurum
Over Bupleurum
Doorwas, vorm, kruiden, soorten, plaats, tijd van bloeien, namen, aard, kracht en werking, medisch, bijvoeging, geschiedenis, historie, etymologie, afkomst,
H ET XX. CAPITEL. Van Deurwas oft Perfoliata, ende oock van Vaccaria. Gheslachten. In dit Capitel sullen wy twee verscheyden cruyden beschrijven, die malkanderen eenighsins schijnen te ghelijcken; te weten Perfoliata, ende Vaccaria. Ghedaente. 1. Perfoliata oft Deurwas heeft eenen dunnen, ronden, kalen ende gladden steel, hoogher dan eenen voet, in meer tacken verdeylt: aen de welcke bladeren wassen in dier voeghen, dat sy de steelen schijnen te omvanghen, al oft sy door de bladeren quamen gedronghen: de bladeren zijn breet, kael, effen, glat, gheribt, ende met vele aderen, bleeck-groen van verwe: op ’t sop van de steelen komen breedachtighe kroonen oft kranssen, uyt de welcke tusschen sommighe kleyne bladerkens vele kleyne bloemkens spruyten, wat geelachtigh van verwe, nae de welcke wat swartachtigh saet volght, grooter dan dat van Paleye. De wortel is slecht ende eenigh, wit, met luttel af hanghende veselinghen. 2. Vaccaria wordt van sommighe voor een medesoorte van Deurwas ghehouden: dese wast hoogher op dan een spanne, met ronde, gheknoopte, effene ende gladde steelkens oft rijskens, in ander sijd-tackskens verdeylt: uyt elck lidt oft knoop spruyten twee langhachtighe bladeren, oock kael ende glat, scherp, recht tegen over den anderen wassende, aen haer onderste oft by den steel soo vast by een staende, dat die twee maer een bladt en schijnen te wesen. Op ’t hooghste van elck rijsken oft tacksken staet een teer roodachtigh bloemken, het welck spruyt uyt een rondt knopken, met dunne vellekens oft lieskens bedeckt, niet seer ongelijck de huyskens van Wilde Christus-oogen oft Wilde Jenettekens; in ’t welcke swart saet rijp wordt, by nae als dat van Melanthium oft Nigelle. De wortel is verdeylt in sommige faselingen, dit gantsche cruydt is soo bleeck-groen, dat het schijnt witachtigh te wesen. Plaetse. 1. Deurwas groeyt van selfs in sommighe ackers, koren-velden ende besaeyde landen. Het wast oock in de beemden ende by de kanten van de weyen, [143] in Italien, Duydtschlandt, ende Behemen: elders wordt het in de hoven ghesaeydt. 2. Vaccaria wort oock over al in de velden ende ghebouwde landen ghevonden; besonder op vette ackers. Tijdt. Deurwas bloeyt meestendeel in Hoeymaendt ende Ooghstmaent; ende als het saet rijp is, soo vergaet dat cruydt gheheel, ende en blijft des winters nimmermeer over. Vaccaria bloeyt van ’t beginsel van den Somer tot in den Herfst toe; daerentusschen wordt het saet rijp. Naemen. 1. Dit cruydt wordt Perfoliata oft Perfoliatum in ’t Latijn van de nieuwe Cruydt-beschrijvers geheeten, om dat de steelen uyt de bladeren schijnen te komen, ende daer door te dringen: om die selve oorsake is ’t in Nederduytsch oock Deurbladt oft Deurwas gheheeten; ende in ’t Hooghduytsch Durchwachss ende Bruchwurtz; in ’t Fransch Perfoliate; in ’t Enghelsch Thorouw ware. 2. Vaccaria wort dese andere soorte gheheeten: Gesnerus heeftse liever Perfoliata rubra, dat is Rood Deurwas, ghenoemt: Valerius Cordus noemtse Tamecnemum. Sy spriet-ooghen seer, die meynen dat het Glastum oft Weede is, oft eenighe medesoorte daer van : want sy is heel onbequaem tot de verwerije, noch en gheeft gheensins eenighe blauwe verwe van haer, als de Weede pleegh te doen. Aerd. Deurwas is tamelijcken warm, maer nochtans een weynigh droogher; als wesende wat bitterachtigh ende t’ samentreckende van kracht. Kracht ende Werckinghe. Deurwas wordt gherekent onder de dingen die de wonden heelen ende genesen konnen. Men gheeft het water, daer dit cruydt in gesoden is geweest, oft het poeder daer van, den ghenen die ghescheurt oft ghequetst zijn, oft van hooghe ghevallen. Het wordt seer ghepresen in de breuckingen ende scheurselen oft sinckinghen der darmen, sonderlinghen van de ionghe kinderen. ’T selve is oock seer goedt om den uytpuylenden navel van de ionge kinderen, versch met meel ende wijn gestooten, ende papsghewijse daer op gheleyt, wederom te doen keeren, ende die weder innewaerts te doen vertrecken. In de selve maniere gheneest het oock de krop-sweeren ende klieren van den hals. BIIVOEGHSEL. Somwijlen heeft dit cruydt lustiger bloemen ende aerdiger ronde kroonkens. Het wordt veel gevonden aen de kant van de Maes: dan elders wordt het van de lief-hebbers in de hoven gesaeyt. Sijne geele bloemen komen uyt sommighe knopkens als sterren ghesproten. ’T saet is van smaeck termentijnachtigh, dat van den Hypericum oft Clymenum ghelijckende. Met dit cruydt hebben de soorten van Cerinthe groote ghelijckenisse; maer daer van sullen wy handelen, als wy van Maru sullen spreken. 1. Enghelschen ghehauvvden Deurvvas met bladers van Steckrapen, wordt van Lobel beschreven, ende in ’t Latijn Perfoliata Napifolia Anglorum, siliquosa genoemt. Clusius noemt het Brassica campestris, dat is Veldt-Koole; in ’t Spaensch Collejon, alsoo veel te segghen als Kleyn-Koolken. Maer al is ’t dat het van sommighe voor een soorte van Deurwas ghehouden is, nochtans schijnt het te wesen van twijfelachtighe natuere tusschen de Winter-kersse, Bunias ende Deurwas; ’t welck oock veel ghevonden wordt, maer meest in ’t gheberghte van de heete landen, hebbende grooter, langher, rouwer, ghelijvigher ende stijver bladers, die een weynigh uytgheholt zijn, ghelijck die van de Dentillaria: oock seer langhe, dunne hoeckachtighe hauwkens hebbende, die van de Koolen oft Violieren ghelijckende. Den smaeck en is gheensins bijtende noch scherp. Dit cruydt is van ons in ’t Capitel van de Wilde Koole beschreven. 2. Kleyn Deurvvas is de Groote seer ghelijck, ende wast veel in Duringherlandt. 3. Ghekrolde oft Ghekronckelde Deurvvas komt somwijlen voordt van het saet van ’t ghemeyn Deurwas, seght Camerarius, die dat Perfoliata crispa oft muscosa noemt, om dat de bloemen mosachtigh ende ghekrolt zijn: maer sy en krijghen gheen saet, als meest alle de dobbele bloemen niet en doen. 4. Bergh-Deurvvas blijft des winters over, ende is scherp van smaeck. De bloemkens zijn veel by een in een bladigh huysken oft hoosken. Camerarius beschrijft dat, en noemt het Perfoliata montana. 5. Alderkleynste Deurvvas, van Fabius Columna in Apulien ghevonden, ende Perfoliata minima Bupleuri folio ghenoemt, heeft smalle langhworpighe, dry duymbreedden langh, gheladde, hardachtighe bladeren, inde lenghe met zenuwen beset, doncker groen op vet landt, maer bleecker groen op dorren grondt, altijdt twee teghen een aen ’t leeghste van den steel staende: welcken steel enckel is, een span hoogh, dun, kantigh, in ’t midden met weynigh bladerkens over ander staende beset: op ’t sop heeft hy als eenen krans van bladeren, ghelijck ghemeyn Deurwas: daer onder staen vijf sterrewijs ghevoeghde bladerkens, als Myrtus bladeren, knorselachtigh [144] daer tusschen komen kranskens van vijf oft min kleyne geele bloemkens by een, oock vijf-bladigh, elck twee saden begrijpende. Het is bitter van smaeck. Vaccaria wordt van Lobel Wilde Weede ghenoemt, hoewel dat Dodoneus daer teghen is; den selven Lobel noemt dat oock Ocymioïdes, in ’t Engelsch Couvv basill: als van ons in ’t Bijvoeghsel van de Weede breeder vermaent is. Kracht ende Werckinghe. Deurwas (besonder de kleyne die in Duringerlandt groeyt) wordt seer krachtigh ghevonden om den overwas van ’t ghebeente oft van de zenuen te verdrijven, daer op gheleyt, kleyn ghestooten zijnde. De groene bladeren van Deurwas ghestooten ende op de wonden gheleydt ghenesen die. ’T selve doet oock ’t saet ghepoedert, in de selve maniere ghebruyckt. Met Propolis op alle uyt-wassen ende wratten gheleydt, verdrijft die, ende belet die grooter te worden. Het water van dit cruydt ghedistilleert bedwinght alle voordtloopende sweeren, roodhont ende brandighe zeeren; ende de sweeringhen van den navel. Vaccaria heeft gheene, oft immers tot noch toe van niemandt beschreven krachten. |
HET XX. KAPITTEL. Van deurwas of Perfoliata en ook van Vaccaria. (Bupleurum rotundifolium, Vaccaria hispanica) Geslachten. In dit kapittel zullen we twee verschillende kruiden beschrijven die elkaar enigszins schijnen te gelijken, te weten Perfoliata en Vaccaria. Gedaante. 1. Perfoliata of deurwas heeft een dunne, ronde, kale en gladde steel die hoger is dan dertig cm en in meer takken verdeeld waaraan bladeren groeien op die manier dat ze de stelen schijnen te omvangen als of ze door de bladeren kwamen gedrongen, de bladeren zijn breed, kaal, effen, glad, geribd en met vele aderen en bleekgroen van kleur, op de top van de stelen komen breedachtige kronen of kransen waaruit tussen sommige kleine bladeren vele kleine bloempjes spruiten die wat geelachtig van kleur zijn waarna wat zwartachtig zaad volgt, groter dan dat van polei. De wortel is recht en enig, wit en met weinig afhangende vezels. 2. Vaccaria wordt van sommige voor een medesoort van deurwas gehouden, deze groeit hoger op dan een zeventien cm met ronde, geknoopte, effen en gladde steeltjes of twijgjes die in ander zijtakken verdeeld zijn en uit elk lid of knoop spruiten twee langachtige bladeren, ook kaal, glad en scherp die recht tegenover elkaarr groeien, aan haar onderste of bij de steel staan ze zo vast bijeen dat die twee maar een blad schijnen te wezen. Op het hoogste van elk twijgje of takje staat een teer roodachtig bloempje wat uit een rond knopje spruit die met dunne velletjes of vliesjes bedekt is en veel lijkt op de huisjes van wilde Christusogen of wilde jenettekens waarin zwart zaad rijp wordt, bijna als dat van Melanthium of nigelle. De wortel is verdeeld in sommige vezels en dit ganse kruid is zo bleekgroen dat het witachtig schijnt te wezen. Plaats. 1. Deurwas groeit vanzelf in sommige akkers, korenvelden en bezaaide landen. Het groeit ook in de beemden en bij de kanten van de weiden [143] in Italië, Duitsland en Bohemen, elders wordt het in de hoven gezaaid. 2. Vaccaria wort ook overal in de velden en gebouwde landen gevonden en vooral op vette akkers. Tijd. Deurwas bloeit meestal in juli en augustus en als het zaad rijp is vergaat dat kruid geheel en blijft ‘s winters nimmermeer over. Vaccaria bloeit van het begin van de zomer tot in de herfst toe en daartussen wordt het zaad rijp. Namen. 1. Dit kruid wordt Perfoliata of Perfoliatum in het Latijn van de nieuwe kruidbeschrijvers genoemd omdat de stelen uit de bladeren schijnen te komen en daardoor te dringen en om diezelfde oorzaaak is het in Nederduits ook deurbladt of deurwas genoemd en in het Hoogduits Durchwachss en Bruchwurtz, in het Frans perfoliate, in het Engels thorouw ware. 2. Vaccaria wordt deze andere soort genoemd en Gesnerus heeft ze liever Perfoliata rubra, dat is rode deurwas, genoemd. Valerius Cordus noemt ze Tamecnemum. Ze steekt de ogen zeer die menen dat het Glastum of wede is of enige medesoort ervan want ze is geheel ongeschikt tot de ververij en geeft ook geenszins enige blauwe kleur van zich als de wede plag te doen. Aard. Deurwas is tamelijk warm, maar nochtans wat droger omdat ze wat bitterachtig en tezamen trekkende van kracht is. Kracht en werking. Deurwas wordt onder de dingen gerekend die de wonden helen en genezen kunnen. Men geeft het water, daar dit kruid in gekookt is geweest of het poeder er van, aan diegene die gescheurd of gekwetst zijn of van hoog gevallen. Het wordt zeer geprezen in de breuken en scheuringen of verkoudheid der darmen, vooral van de jonge kinderen. Hetzelfde is ook zeer goed om de uitpuilende navel van de jonge kinderen, vers met meel en wijn gestampt en papsgewijs er op gelegd, terug te laten keren en die weer naar binnen te laten gaan. Op dezelfde manier geneest het ook de kropzweren en klieren van de hals. BIJVOEGING. Soms heeft dit kruid mooiere bloemen en aardiger ronde kroontjes. Het wordt veel gevonden aan de kant van de Maas, dan elders wordt het van de liefhebbers in de hoven gezaaid. Zijn gele bloemen komen uit sommige knopjes als sterren gesproten. Het zaad is van smaak terpentijnachtig en dat van Hypericum of Clymenum gelijk. Met dit kruid hebben de soorten van Cerinthe grote gelijkenis, maar daarvan zullen we handelen als we van Marum zullen spreken. (Conringia orientalis) 1. Engelse deurwas met hauwen en bladeren van stekrapen wordt van Lobel beschreven en in het Latijn Perfoliata Napifolia Anglorum, siliquosa genoemd. Clusius noemt het Brassica campestris, dat is veldkool, in het Spaans collejon wat zoveel betekent als klein kooltje. Maar al is het dat het van sommige voor een soort van deurwas gehouden is, nochtans schijnt het van twijfelachtige natuur te wezen tussen winterkers, Bunias en deurwas, wat ook veel gevonden wordt maar meestal in het gebergte van de hete landen en heeft grotere, langere, ruwere, steviger en stijvere bladeren die wat uitgehold zijn als die van Dentillaria en ook zeer lange, dunne bekachtige hauwtjes hebben die van de kolen of violen gelijk. De smaak is geenszins bijtend, noch scherp. Dit kruid is van ons in het kapittel van de wilde kool beschreven. 2. Klein deurwas is de grote zeer gelijk en groeit veel in Duringerland. 3. Gekrulde of gekronkelde deurwas komt soms voort van het zaad van het gewoon deurwas, zegt Camerarius, die dat Perfoliata crispa of muscosa noemt omdat de bloemen mosachtig en gekruld zijn, maar ze krijgt geen zaad zoals meest alle dubbele bloemen niet doen. (Bupleurum angulosum) 4. Berg deurwas blijft ‘s winters over en is scherp van smaak. De bloempjes zijn veel bijeen in een bladig huisje of doosje. Camerarius beschrijft dat en noemt het Perfoliata montana. (Bupleurum odontites) 5. Allerkleinste deurwas is van Fabius Columna in Apulië gevonden en Perfoliata minima Bupleuri folio genoemd, het heeft smalle langwerpige, drie duimbreed lang, gladde, hardachtige bladeren die in de lengte met zenuwen bezet zijn, donker groen op vet land, maar bleker groen op dorre grond die altijd twee tegen een aan het laagste van de steel staan, welke steel enkel is en acht cm hoog, dun en kantig, in het midden met weinig bladeren die tegenover de andere staan bezet, op de top heeft het als een krans van bladeren als gewoon deurwas en daaronder staan vijf stergewijs gevoegde bladeren als Myrtus bladeren, korzelig en [144] daartussen komen kransjes van vijf of minder kleine gele bloempjes bijeen, ook vijfbladig die elk twee zaden omvatten. Het is bitter van smaak. Vaccaria wordt van Lobel wilde wede genoemd, hoewel dat Dodonaeus daar tegen is, dezelfde Lobel noemt dat ook Ocymioïdes, in het Engels couw basill als van ons in het bijvoegsel van wede uitvoeriger vermaand is. Kracht en werking. Deurwas (vooral de kleine die in Duringerland groeit) wordt zeer krachtig gevonden om den overgroei van het gebeente of van de zenuwen te verdrijven, daarop geleid als het klein gestampt is. De groene bladeren van deurwas gestampt en op de wonden gelegd genezen die. Hetzelfde doet ook het zaad verpoedert op dezelfde manier gebruikt. Met Propolis op alle uitwassen en wratten gelegd verdrijft die en belet die groter te worden. Het water van dit kruid gedistilleerd bedwingt alle voortlopende zweren, rode hond en brandende zeren en de zweren van de navel. Vaccaria heeft geen of immers tot noch toe van niemand beschreven krachten. |
Zie verder: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl en : http://www.volkoomen.nl/