Retama
Over Retama
Heesterachtig Spartum, vervolg Dodonaeus, vorm, heesters, soorten, plaats, tijd van bloeien, namen, aard, kracht en werking, medisch, bijvoeging, geschiedenis, historie, etymologie, afkomst,
Geschreven en opgezet door Nico Koomen.
Joost van Ravelingen, vervolg van Dodonaeus of Dodoens, cruydt-boeck, 1644.
HET III. CAPITEL. Van Heesterachtigh Spartum. Gheslachten. De gheslachten van Spartum oft Spartium zijn tweederhande: het eerste is een heester; ende daer van sullen wy teghenwoordigh van spreken: het ander is een cruydt; ende dat beschrijven wy in ’t volghende Capitel. (1197) Ghedaente. Het Heesterachtigh Spartum is van rijskens oft tacken den Brem die in Italien groeyt seer ghelijck: want die zijn groen, ghestreept, dun ende taey, bequaem om gheboghen ende ghevlochten te worden: ende dese rijskens zijn naeckt ende sonder bladeren, oft zijn alleen in haer eerst uytbotten met seer kleyne bladerkens hier ende daer, verre van een beset; de welcke seer haest rijsen ende afvallen. De bloemen komen aen de sijd-steelkens aers-ghewijs voort, ende zijn geel, de bloemen van den anderen Brem niet onghelijck: ende daer nae volgen oock hauwkens, langhworpigh rondt, de hauwkens van de Kleyne Boonkens soo seer gelijckende, datmen de steelkens wegh ghenomen zijnde, de selve van die Boonkens niet haest onderscheyden en kan; ende daer in leydt hardt bruyn oft swartachtigh saedt. De wortel is houtachtigh. Veranderinghe. Dit gewas wordt op sommighe plaetsen grooter, ende schiet hoogher ende rechter op: in andere plaetsen blijft het kleyner ende leegher; maer heeft nochtans grooter saedt-huyskens oft hauwkens dan ’t ghene dat soo hoogh op wast. Plaetse. Heesterachtigh Spartum wast in verscheyden landen van Spaegnien, op drooghe ende dorre plaetsen: ende nae de verscheydentheyt van den grondt krijght het daer oock verscheyden grootte, als voorseydt is. Naem. Wy noemen dit gewas Heesterachtigh Spartum, tot onderschil van het ander Spartum dat een cruydt is; te weten de groote soorte Groote Heesterachtigh Spartum; ende de ander Kleyne Heesterachtigh Spartum.. Den Grieckschen naem is Sparton ende Spartion; den Latijnschen is oock Spartum frutex, oft alleen Spartum ende Spartium; den Spaensche naem is Retama. Aerd, Kracht ende Werckinghe. Heesterachtigh Spartum is bequaem om de wijngaerden te binden ende vast te maecken, ghelijckmen met de teenen pleegh te doen. Dan men gebruyckt het oock wel in de medicijne teghen eenighe ghebreken oft sieckten: want het sap van de rijskens ende oock van de vruchten van de selve is sterckelijcken naetreckende van krachten, als Galenus betuyght. Dan Dioscorides seydt daer aldus van, De bloemen ende saden van het Spartum omtrent een vierendeel loots swaer inghenomen met Honighwater, doen overgheven ende braecken met ghewelt, ghelijck Wit Niescruydt, doch sonder sorghe oft achterdencken. Maer het saedt alleen ingenomen maeckt den buyck weeck ende los. De rijskens in water gheweyckt, ende dan ’t sap daer uyt gedouwt oft gheperst, een kleyn kroesken vol ’s morghens ghedroncken, is goet de ghene die de Squinancie, dat is swillinghe met hitte ende pijne in de keele hebben. Sommighe legghen die selve rijskens in Zeewater te weycken, ende spuyten dat water van achter door een klisterie in de darmen, om de sciatica, dat is heupgicht, te ghenesen; ende soo inghegoten zijnde drijven sy veele dicke slijmerighe bloedighe onsuyverheden uyt den lijfve. BIIVOEGHSEL. Dese soorte van Heesterachtigh Spartum met haer mede-soort is van Clusius eerst aengheteeckent gheweest: ende hy seydt dat de eerste Groote soorte, in ’t Latijn van hem Spartium tertium Hispanicum ghenoemt, die soo ghemeyn niet en is, somtijdts meer dan een mans lenghde hoogh wordt: maer nochtans dunner ende taeyer rijsen heeft: ende dat de bloemen wat grooter zijn, doch heel wit van verwe: ende daer nae volghen kleyner hauwen met kleyner saden: ende sulcks is de ghene die Lobel Spartium secundum flore albo Clusii noemt; in ’t Spaensch Retama, Yniesta oft Hemista, in onse tael Welrieckende Brem van Damas met witte bloemen, oft Tweede Brem met witte bloemen. Dan de kleyne ende ghemeynste noemt den selven Clusius Spartium secundum Hispanicum; Lobel heetse Spartum Hispanicum alterum flore luteo Clusii, oft Spartum monospermum Hispanicum Mutoni. Ende dese heeft dicke steelen ende rijsen met haest afvallende bladeren, ende daer nae geele bloemen als die van Soethout oft ghemeyne Geele Klaveren, sonder eenighen reuck; ende daer nae hauwen als die van de Peerde-boonkens, meest maer een saedt (selden twee) inhoudende; ’t welck een gheluydt gheeft alsmen de hauwe schudt, ende swart is, de ghedaente van een kleyn Nierken hebbende; soodanigh als hier te lande somtijdts uyt Spaegnien met de Blauwe Rosijnen ghebroght wordt, seydt Lobel: die noch van een ander Kleyn Spartium vermaent, in ’t Latijn Spartium aphyllon fruticosum iunceis aculeis capitulis; dat is Spartium sonder bladeren: maer dese en is anders niet dan de Erizo van Valentzen, oft de Erinacea voren van ons uyt Clusius by de gheslachten van Stekende Brem vermaent: alwaer Genista-Spartium spinosum oock beschreven wordt. Spartium minimum montanum triphyllum wast op de koude berghen van Apulien, seydt Fabius Columna; ende is een wijt verspreyde heester, onder houtigh, in ontallijcke sijd-steelen verdeylt; ende soo een ronde vergaderinghe maeckende. De steelen zijn eerst biesachtigh; daer nae houtigh, ghestreept ende geelachtigh groen: aen elck lidt komt een dick wiecksken, oock hardt: uyt de welcke dry bladeren aen elcke sijde spruyten, seer dun, witachtigh, bijnae hayrs-ghewijs, kleyner dan die van ’t Averoon Wijfken. Het tsop der wiecken oft sijd-steelen is scherp, oft heeft seer veele kleyne bladerkens, oft heeft vier oft vijf tsamen ghevoeghde hoofdekens, met geele bloemen, als die van Brem, voortkomende uyt ruyghachtighe ende wat witachtighe huyskens, teghen den anderen over staende: nae de welcke volghen korte hauwkens, een duymbreedde langh, ruygh, uyt den groenen witachtigh, spits eyndende als een sweert, met een krommen rugh; in de welcke vier saden hanghen als hertekens. Het heel gewas is ten hooghsten dry voeten hoogh: den stam is dick als dien van een heester. Noch van de krachten. Al is ’t saecke dat Dodoneus alhier de voorbeschreven heesterachtighe soorten van Brem alle de krachten van het Spartium gheeft, nochtans, nae de leeringhe van meest alle andere Cruydt-beschrijvers, salmen de selve krachten onsen Spaenschen oft Italiaenschen Brem toeschrijven, als wy in ’t Bijvoeghsel van ’t eerste Capitel van dit tegenwoordigh Boeck gheseydt hebben: hoe wel nochtans dat de teghenwoordighe soorten bijnae dierghelijcke krachten hebben, als haeren smaeck betoont, die bitterachtigh is, uytwijsende, dat sy oock warm ende droogh van naturen zijn. |
HET III. KAPITTEL. Van heesterachtig Spartum. (Retama raetam) Geslachten. De geslachten van Spartum of Spartium zijn tweevormig, het eerste is een heester en daarvan zullen we nu van spreken en het ander is een kruid en dat we in het volgende kapittel beschrijven. (1197) Gedaante. Het heesterachtig Spartum is van twijgen of takken de brem die in Italië groeit zeer gelijk, want die zijn groen, gestreept, dun en taai en geschikt om gebogen en gevlochten te worden en deze twijgen zijn naakt en zonder bladeren of zijn alleen in hun eerste uitbotten met zeer kleine bladertjes hier en daar en ver van elkaar bezet die zeer gauw rijzen en afvallen. De bloemen komen aan de zijsteeltjes aarvormig voort en zijn geel en lijken veel op de bloemen van de andere brem en daarna volgen ook hauwtjes die langwerpig rond zijn en zo zeer op de hauwtjes van de kleine boontjes lijken dat men als de steeltjes weg genomen zijn die van die boontjes niet gauw onderscheiden kan en daarin ligt hard bruin of zwartachtig zaad. De wortel is houtachtig. Verandering. Dit gewas wordt op sommige plaatsen groter en schiet hoger en rechter op, in andere plaatsen blijft het kleiner en lager, maar heeft nochtans grotere zaadhuisjes of hauwtjes dan hetgeen dat zo hoog groeit. Plaats. Heesterachtig Spartum groeit in verschillende landen van Spanje op droge en dorre plaatsen en naar de verscheidenheid van de grond krijgt het er ook verschillende grootte, als gezegd is. Naam. Wij noemen dit gewas heesterachtig Spartum tot verschil van het andere Spartum dat een kruid is, te weten de grote soort grote heesterachtig Spartum en de ander kleine heesterachtig Spartum. De Griekse naam is Sparton en Spartion, de Latijnse is ook Spartum frutex of alleen Spartum en Spartium, de Spaanse naam is retama. Aard, kracht en werking. Heesterachtig Spartum is geschikt om de wijngaarden te binden en vast te maken net zoals men met de tenen plag te doen. Dan men gebruikt het ook wel in de medicijnen tegen enige gebreken of ziekten want het sap van de twijgjes en ook van de vruchten er van is sterk natrekkend van krachten, als Galenus betuigt. Dan Dioscorides zegt er aldus van; ‘De bloemen en zaden van het Spartum omtrent een vierendeel lood zwaar ingenomen met honigwater laten overgeven en braken met geweld net zoals wit nieskruid, doch zonder zorg of achterdocht. Maar het zaad alleen ingenomen maakt de buik week en los’. De twijgjes in water geweekt en dan het sap er uit geduwd of geperst en een klein kroesje vol ’s morgens gedronken is goed diegene die Squinancie, dat is zwelling met hitte en pijn in de keel hebben. Sommige leggen die twijgjes in zeewater te weken en spuiten dat water van achter door een klysma in de darmen om de sciatica, dat is heupjicht, te genezen en zo ingegoten drijven ze vele dikke slijmerige bloedige onzuiverheden uit het lijf. BIJVOEGING. (Retama monospermum) Deze soort van heesterachtige Spartum met haar medesoort is van Clusius eerst aangetekend geweest en hij zegt dat de eerste grote soort, in ’t Latijn van hem Spartium tertium Hispanicum genoemd, die niet zo algemeen is en soms meer dan een mannen lengte hoog wordt, maar nochtans dunner en taaier twijgen heeft en dat de bloemen wat groter zijn, doch heel wit van kleur en daarna volgen kleiner hauwen met kleinere zaden en zulks is diegene die Lobel Spartium secundum flore albo Clusii noemt, in het Spaans retama, yniesta of hemista en in onze taal welriekende brem van Damascus met witte bloemen of tweede brem met witte bloemen. (Retema monospermum) Dan de kleine en gewoonste noemt dezelfde Clusius Spartium secundum Hispanicum en Lobel noemt het Spartum Hispanicum alterum flore luteo Clusii of Spartum monospermum Hispanicum Mutoni. En deze heeft dikke stelen en twijgen met gauw afvallende bladeren en daarna gele bloemen als die van zoethout of gewone gele klaver, zonder enige reuk en daarna hauwen als die van de paardeboontjes die meest maar een zaad (zelden twee) bevatten wat een geluid geeft als men de hauw schudt en is zwart en heeft de gedaante van een klein niertje, zodanig als hier te lande soms uit Spanje met de blauwe rozijnen gebracht wordt, zegt Lobel, die noch van een ander klein Spartium vermaant, in het Latijn Spartium aphyllon fruticosum junceis aculeis capitulis, dat is Spartium zonder bladeren, maar deze is niets ander dan de erizo van Valencia of de Erinacea tevoren van ons uit Clusius bij de geslachten van stekende brem vermaant waar Genista-Spartium spinosum ook beschreven wordt. (Spartium radiatum) Spartium minimum montanum triphyllum groeit op de koude bergen van Apulië, zegt Fabius Columna, en is een wijdt verspreide heester die onder houtig en in ontelbare zijstelen verdeeld is en zo een ronde verzameling maakt. De stelen zijn eerst biesachtig en daarna houtig, gestreept en geelachtig groen en aan elk lid komt een dik wiekje dat ook hard is waaruit drie bladeren aan elke zijde spruiten die zeer dun, witachtig en bijna haarvormig zijn en kleiner dan die van averone wijfje. De top van de wieken of zijstelen is scherp of heeft zeer vele kleine bladertjes of heeft vier of vijf tezamen gevoegde hoofdjes met gele bloemen als die van brem die uit ruigachtige en wat witachtige huisjes voortkomen die tegenover elkaar staan waarna korte hauwtjes volgen van een duimbreed lang die ruig en uit het groene witachtig zijn en spits eindigen als een zwaard met een kromme rug waarin vier zaden hangen als hartjes. Het heel gewas is ten hoogste negentig cm hoog, de stam is dik als die van een heester. Noch van de krachten. Al is het zo dat Dodonaeus alhier de voorbeschreven heesterachtige soorten van brem alle krachten van het Spartium geeft nochtans, naar de lering van meest alle andere kruidbeschrijvers, zal men die krachten onze Spaanse of Italiaanse brem toeschrijven zoals we in het bijvoegsel van het eerste kapittel van dit tegenwoordig boek gezegd hebben, hoewel nochtans dat de tegenwoordige soorten bijna diergelijke krachten hebben zoals hun smaak betoont die bitterachtig is uitwijst dat ze ook warm en droog van naturen zijn. |
Zie verder: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl en : http://www.volkoomen.nl/