Nymphaea
Over Nymphaea
Lotus van Egypte, vervolg Dodonaeus, vorm, gras, soorten, plaats, tijd van bloeien, namen, aard, kracht en werking, medisch, bijvoeging, geschiedenis, historie, etymologie, afkomst,
Geschreven en opgezet door Nico Koomen.
Joost van Ravelingen, vervolg van Dodonaeus of Dodoens, cruydt-boeck, 1644.
HET XVI. CAPITEL. Van Lotus van Egypten. Ghedaente. De Lotus, die in de velden oft beemden van Egyptenlandt (die eenen langhen tijdt des iaers onder ’t water pleghen te liggen) voortkomt, heeft eenen steel, als Dioscorides betuyght, die van de Egyptische Boone ghelijck: de bloeme is kleyn, wit, de Lelien ghelijckende: de welcke (soomen seydt) als de Sonne opstaet, haer selven op doet ende ontluyckt: ende als de selve onder gaet, wederom toe sluyt, ende met haer gantsch hooft onder het water duyckt: uyt het welcke sy haer ‘sanderen daeghs wederom verheft, teghen dat de Sonne op sal staen. De bol oft hooft daer van, is soo groot als een van de grootste Heul-bollen: daer het saedt binnen is, soo groot als Hirs-saedt, dat die van Egypten drooghen, ende daer broodt af backen. Dese Lotus heeft de wortel ghelijck eenen Queeappel. Bijnae al ’t selve verhaelt Theophrastus van dese Lotus; hoe wel dat hy die wat breeder beschrijft: De bloemen, seydt hy, zijn wit, de Lelien van smalligheyt van bladeren seer ghelijck: dan dese bloemen komen veel ende dicht by een voort, ende hunnen bol als de Sonne ondergaet in een treckende, ende hunnen bol bedeckende; maer als die wederom opstaet, hun wederom ontluyckende, ende boven ’t water verheffende: dit doen sy soo langh tot dat dien bol volkomen is, ende de bloemen verwelckeren ende afvallen; desen bol is soo groot als den grootsten Heul-bol diemen vindt. De wortel is rondt, soo groot als eenen Queeappel, met een swarte oft bruyne schorsse als de Castanien bedeckt, maer binnen met wit mergh vervult. In den voorseyden ouden Boeck van de Keyserlijcke Boeck-kamer staet een schilderije van dese Egyptische Lotus, dan onvolmaeckt, als de ghene die anders niet dan de bladeren ende wortel uyt en druckt. Dan de bladeren, die daer gheschildert staen, zijn dry in ’t ghetal, breedt, [910] elck op een bijsonder langh dick steelken staende, ende uyt een wortel voortkomende. De wortel is rondt als eenen Appel, soo dese schilderije uytwijsen kan. Naem. Dese Lotus is Egyptische Lotus, in ’t Latijn Aegyptica Lotus geheeten, om dat sy in Egypten wast. De wortel daer van wordt Corsium genoemt, als Theophrastus betuyght. Dan Strabo in sijn 17.boeck seydt dat Corsium een vrucht is de Peper ghelijck. Aerd, Kracht ende Werckinghe. De wortel van de Lotus van Egyptenlandt wordt rauw ende gaer ghemaeckt zijnde ghegeten, als Dioscorides schrijft: Theophrastus seydt, datse gesoden oft ghebraden zijnde ghedaente van het wit van een Ey krijght, ende datse een aenghenaeme spijse is: maer datse oock wel rauw geten wordt: hoe wel datse beter ende lieffelijcker van smaeck is. Strabo betuyght dat het volck, dat hun leven met dese wortelen onderhiel, Lotophagi pleegh te heeten: daer-en-teghen schrijft Theophrastus, dat de gene, die by de vrucht van den boom Lotus, die soet ende aenghenaem van smaeck is, leefde, dien naem Lotophagi voerden. In voeghen dat daer niet veel sekerheyts van en is. BIIVOEGHSEL. De Lotus van Egypten wordt van den seer gheleerden Prosper Alpinus voor onse ghemeyne Nymphaea oft Witte Plompen ghehouden: van andere wordt het Arum van Egypten voor de oprechte Aegyptia Lotus ghehouden. De redenen van Alpinus zijn dese: Dat de Nuphar (dat is Nymphaea) de Lotus van Egypten is blijckt, om datter in den gantschen waterstroom van den Nijl anders gheen ghewas en is dat met de beschrijvinghe van den Lotus beter over een komt dan dese onse Plompen: sy is de Colocassia ghelijck: haer bloem is wit als een Lelie: de welcke in het opgaen der Sonne opengaet, ende sich boven de aerden verheft: als de Son ondergaet, dan gaet de bloeme toe, ende duyckt onder het water. Al ’t selve seydt hy datmen self in de Plompen, die by Venegien wassen, oock kan bemercken, soo datmen des avondts den steel met de bloemen niet vinden en kan; maer des ’s morghens hem wederom siet. Nae de bloem volght een saedthooft als een Heul-kop (sulcks als Plinius Papavera noemt) met veel kleyn saedt als Hirs;.de wortel is dick. Soo dat hem dunckt, dat onse Plompen niet van de teeckenen van de Lotus Aegyptia en ontbreeckt. Dan ghemerckt, dat de wortelen van onse Plompen met de beschrijvinghe van Dioscorides ende Theophrastus niet over een en komen, daer om hebben wy Clusius, die daer seer aen twijffelt, eer willen naevolghen, dan de redenen van den selven Alpinus gantsch voor goet houden. In ’t Latijn heet het niet alleen Aegyptia Lotus, maer oock wel Nilotica Lotus, oft Lotus Euphrataea. Serapio heeftse Andacoca gheheeten; uyt wiens saedt een olie ghedouwt (Oleum de Andacoca oft Handacoca gheheeten) seer bequaem ghehouden wierdt om het beven ende de slappigheyt der zenuwen te doen vergaen. |
HET XVI. KAPITTEL. Van Lotus van Egypte. (Nymphaea lotus) Gedaante. Lotus die in de velden of beemden van Egypte (die een lange tijd van het jaar onder het water plegen te liggen) voortkomt heeft een steel, als Dioscorides betuigt, die van de Egyptische boon gelijk, de bloem is klein en wit en lijkt op de lelies die (zo men zegt) als de zon opstaat zichzelf open doet en ontluikt en als die onder gaat wederom toe sluit en met haar gans hoofd onder het water duikt waaruit het de volgende dag zich weer verheft tegen de tijd dat de zon op zal staan. De bol of hoofd er van is zo groot als een van de grootste heulbollen daar het zaad binnen is zo groot als hirszaad dat die van Egypte drogen en er brood van bakken. Deze Lotus heeft de wortel als een kweeappel. Bijna al hetzelfde verhaalt Theophrastus van deze Lotus, hoewel dat hij die wat uitvoeriger beschrijft: ‘De bloemen, zegt hij, zijn wit en de lelies van smalheid van bladeren zeer gelijk, dan deze bloemen komen veel en dicht bijeen voort en trekken hun bol als de zon ondergaat ineen en bedekken hun bol, maar als die wederom opstaat dat ze zich wederom ontsluiten en zich boven het water verheffen en dit doen ze zo lang totdat die bol volkomen is en de bloemen verwelken en afvallen en deze bol is zo groot als de grootste heulbol die men vindt. De wortel is rond en zo groot als een kweeappel met een zwarte of bruine schors als de kastanje bedekt, maar binnen met wit merg vervult’. In het voor vermelde oude boek van de keizerlijke boekkamer staat een schilderij van deze Egyptische Lotus, dan onvolmaakt als diegene die niets anders dan de bladeren en wortel uitdrukt. Dan de bladeren die daar geschilderd staan zijn drie in het getal die breed zijn [910] en elk staat op een apart lang dik steeltje en komt uit een wortel voort. De wortel is rond als een appel, zo deze schilderij uitwijzen kan. Naam. Deze Lotus is Egyptische Lotus en in het Latijn Aegyptica Lotus genoemd omdat ze in Egypte groeit. De wortel er van wordt Corsium genoemd, als Theophrastus betuigt. Dan Strabo in zijn 17de boek zegt dat Corsium een vrucht is die op peper lijkt. Aard, kracht en werking. De wortel van de Lotus van Egypte wordt rauw en gaar gemaakt gegeten, als Dioscorides schrijft, Theophrastus zegt dat als ze gekookt of gebraden is de gedaante van het wit van een ei krijgt en dat ze een aangename spijs is, maar dat ze ook wel rauw gegeten wordt, hoewel dat ze beter en lieflijker van smaak is. Strabo betuigt dat het volk dat hun leven met deze wortels onderhield Lotophagi plag te heten en daartegen schrijft Theophrastus dat diegene die bij de vrucht van de boom Lotus die zoet en aangenaam van smaak is leefde en die naam Lotophagi voerden. Op die manier dat er niet veel zekerheid van is. BIJVOEGING. De Lotus van Egypte wordt van de zeer geleerde Prosper Alpinus voor onze gewone Nymphaea of witte plompen gehouden, van anderen wordt het Arum van Egypte voor de echte Aegyptia Lotus gehouden. De redenen van Alpinus zijn deze: ‘Dat de Nuphar (dat is Nymphaea) de Lotus van Egypte is blijkt omdat er in de ganse waterstroom van de Nijl geen ander gewas is dat met de beschrijving van de Lotus beter overeenkomt dan deze onze plompen, ze is de Colocasia gelijk, haar bloem is wit als een lelie die in het opgaan van de zon opengaat en zich boven de aarde verheft en als de zon ondergaat dan gaat de bloem dicht en duikt onder het water. Al hetzelfde, zegt hij, dat men zelf in de plompen die bij Venetie groeien ook kan bemerken zodat men ‘s avonds de steel met de bloemen niet vinden kan, maar ’s morgens hem wederom ziet. Na de bloem volgt een zaadhoofd als een heulkop (zulks als Plinius Papavera noemt) met veel klein zaad als hirs,.de wortel is dik’. Zodat hij denkt dat van onze plompen niets van de tekens van de Lotus Aegyptia ontbreekt. Dan gemerkt dat de wortels van onze plompen niet met de beschrijving van Dioscorides en Theophrastus overeenkomen, daarom hebben we Clusius die daar zeer aan twijfelt eerder willen navolgen dan de redenen van Alpinus gans voor goed houden. In het Latijn heet het niet alleen Aegyptia Lotus, maar ook wel Nilotica Lotus of Lotus Euphrataea. Serapio heeft het Andacoca genoemd uit wiens zaad een olie geduwd (Oleum de Andacoca of Handacoca genoemd) die zeer geschikt gehouden werd om het beven en slapheid van de zenuwen te laten vergaan. |
Zie verder: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl en : http://www.volkoomen.nl/