Oryza
Over Oryza
Rijst, vervolg Dodonaeus, vorm, koren, soorten, plaats, tijd van bloeien, namen, aard, kracht en werking, medisch, bijvoeging, geschiedenis, historie, etymologie, afkomst,
Geschreven en opgezet door Nico Koomen.
Joost van Ravelingen, vervolg van Dodonaeus of Dodoens, cruydt-boeck, 1644.
HET XXVIII. CAPITEL. Van Rijs, uyt Theophrastus, ende andere. Gheslacht. Van het Duytsch Rijs, dat eyghentlijck gheen Rijs en is, hebben wy vooren ghehandelt; nu sullen wy van het oprecht ende uytlandtsch Rijs spreken. Ghedaente. Rijs is den Dolick oft Lolium in ’t eerste aenschouwen gelijck, als Theophrastus betuyght: ende en brenght eygentlijck geen aere voort, maer eer een dichte Riet-pluyme, gelyck den Hirs oft Panick-koren. De bladeren zijn ghelijfvigh, seydt Plinius, ende de Porreye-bladeren ghelijckende, doch breeder: de bloeme is purpur verwigh: de wortel is soo rondt als een Peerle. Aristobulus (als Strabo betuyght) seydt dat het Rijs in ’t water besloten staet en wast; langhs voorkens, oft in sommighe beddekens gheschicktelijck gemaeckt zijnde, ghesaeydt; ende dat het omtrent de ses voeten hoogh wast; een menighvuldighe aere draeght; veele saeden oft vruchten voort-brenght: ende dat het ghemaeyt wordt omtrent den onderganck van de Pleiades oft Seven sterren; dat is omtrent der Sonnen stilstandt van den Herfst: ende dat het ghelijck de Spelte ghesuyvert ende uyt sijn schubben oft kaf ghedaen wordt: daerenboven, dat het wast in ’t landtschap Bactra gheheeten, ende omtrent Babylonien, by Susa, ende oock in Neder-Syrien. Plaetse. Nu ter tijdt wordt het Rijs niet alleen in de voorseyde landen, maer oock in veele andere rijcken onderhouden ende gheoeffent: te weten in de Eylanden van Canarien, ende oock in Spaegnien: van daer wordt het ghestooten, ende als Gepelde Gerste uyt sijn buysten ghedaen ende ghesuyvert zijnde, overghesonden. Het wast in poelachtighe, ende met water besproyde oft in ’t water staende plaetsen. Tijdt. Rijs wordt in de Lente ghesaeyt: in Indien, als Eratosthenes betuyght, saeyt men dat als de Somersche reghenen eerst beginnen te vallen. Naem. In Hoogh ende Nederduytschlandt heet dit ghewas Risz ende Rijs; in Vranckrijck Riz. Den Grieckschen naem is Oryza, oft, als Theophrastus seydt Oryzon: welcken naem by de Latijnschen ghebruyckelijck is, te weten Oryza ende Oriza. Aerd, Kracht ende Werckinghe. Dit saedt (te weten van Rijs) seydt Galenus, wordt van alle man ghebruyckt, om den buyckloop te stoppen: ende wordt tot dien eynde gantschelijck als den Chondrus ghesoden ende bereydt. Nochtans is het harder ende moyelijcker om verdouwen dan den Chondrus; ende en gheeft soo veel voedsels niet. In gantsch Nederlandt wordt het Rijs met Melck gesoden, ende gegheten: welcke spijse den buyck matelijcken stopt, ende te samen oock ghenoegh voedsels geeft. BIIVOEGHSEL. Ghelijck het Rijs aldermeest ghebroght is gheweest uyt Indien, seydt Lobel, insghelijcks soo schijnt oock dat den naem daer van ghekomen is. Het is in Asien ende Europa seer wel bekent. Den selven Lobel betuygt, dat hy niet meer dan een soorte daer van ghesien en heeft in ’t landt van Narbonen, ende in Spaegnien. Het groeyt seer overvloedigh in de vlacke ende opene velden ende ackers van den landt van Milanen: ’t welck sy met beeckskens ende loopende wateren dickwijls, ende wanneer dat van noode is, nat maecken: andersins en soude het niet wassen, oft gheen graen voorts-brenghen: soo dat het wonder is, dat soo drooghen ende dorren graen soo vochtighen ende waterachtighen grondt begeert, ende soo goedt ende wel smaeckende voedsel geeft, dat oock soo ghesondt is. Den Ooghst van Rijs valt heel laet, te weten omtrent half September: want het wordt rijp door veel Somersche Sonneschijnen: ende daerom en soeckt het niet de Noordtsche streken, al zijn die vochtigh, mits datse koudt zijn. ]821] ‘Tgraen groeyt uyt kromme vlimmen, die stijfachtigh zijn, aers-ghewijs over andere sijden by beurten staende, in geelachtighe vellekens, die hoeckachtighe scherpe strepen inde lenghde hebben, ende boven spitse vlimmen: van de welcke ‘’t graen verlost ende ghesuyvert zijnde, witter, klaerer, harder ende veel lieffelijcker om de pappen te maecken is dan de schoonste Terwe diemen mach hebben. De halmen zijn die van de Gerste ghelijck, twee oft dry voeten hoogh, maer de wortel is als die van de Terwe. De bladers ghelijcken beter die vanden Hirs oft Gerste, dan die van de Pareye. Aengaende dat Plinius het Rijs beschrijft, als voorseydt is, met een ronde wortel, met een roode bloeme, ende vollijfvighe bladers, die van de Pareye ghelijck, maer breeder, anderhalven voet langh (’t welck van ons ghemeyn Rijs seer verschilt) dat selve (seydt den selven Lobel) magh moghelijck zijn dat die van Asien ende Surien de Romeynen vergunden: die welcke de mayers ende de voorkoopers pleghen den eedt af te nemen, dat sy ’t niemanden verkoopen en souden voor dat het ghesoden waer, uyt vreesen dat het saedt in andere landen soude ghesaeyt worden. In de boecken van de Landt-winninghe staet de oeffeninghe van ’t Rijs beschreven. Men saeyt het saedt nae dat het eerste eenen heelen dagh in water ghelegen heeft: ende soo haest als het ghesaeyt is, laeten sy daer water van een beke overloopen; ende laeten dat daer vijf maenden omtrent twee vingeren hoogh op liggen. Als het bloeyt, dan doen sy daer noch eens soo veel waters by. Pyrard schrijft, dat de Koninghen van Indien, die ettelijcke duysenden Elefanten houden, haer meest anders niet dan Rijs t’eten gheven: (sulcken menighte van Rijs waster in die landen) ende dat met Suycker ende Melck, ’t welck men hier te lande niet ghelooven en soude: iae men vindt aldaer Elefanten die ’s daeghs wel hondert pondt van soo toebereyde Rijs in slocken. In de eylanden Maledives houdtmen iaerlijcks eenen vier-dagh, wanneer het Rijs aldaer eerst ghebroght is gheweest. Rijs dat blauw wordt alsmense siedt, is als het ghemeyn Rijs, ende wast in de eylanden Comors: anders van het ander niet verschillende, dan dat het violet blauw van verwe wordt, in water ghesoden zijnde. Aerd, Kracht ende Werckinghe. Rijs, als sommighe segghen, is warm in den eersten graed, ende droogh in den tweeden. Aengaende het voedsel van Rijs, Dioscorides ende Galenus seggen, dat Rijs middelmatighlijck voedt, maer grof voedsel geeft. De Turcken en laeten het Rijs gheensins swellen, ghelijck wy pleghen: maer als het siedt, dan laeten sy dat heel stil staen ende sullen wel een pondt Rijs nemen tot eenen pot waters, daer de Fransoysen niet veel meer dan een once seffens toe nemen en souden. De bloeme oft fijn Meel van Rijs is een seer groot ende goedt voedsel, ghesoden met Melck, Suycker ende Amandels: als daer Kaneel by ghedaen wordt, dan houdtmen dat voor krachtigh om den lust tot bijslaepen te verwecken. Het stopt seer, ende wordt ghepresen teghen het roodtmelizoen: ende het water daer van wordt in clisterien gedaen teghen de selve sieckte. Van buyten wordt het oock ghebruyckt by de pappen. De ghene die weeck van buyck zijn, droogen Rijs seer hardt, ende sieden dat met Koeyen melck, daer veele Keyen in gheblust zijn. De Elefanten eten het Rijs seer geern, ende worden daer af licht annemende, ghewilliger, leerbaer, ende ghehoorsaem; als uyt de schriften van Pyrard ende andere ghenoegh blijckt. Rijs half ghesoden ende dan ghedrooght, wordt wel dry oft vier iaer langh goedt bewaert: ende heel Indien door (in sonderheydt by de Naytes oft Heydenen) wordt dat Rijs veel geacht: ende sy versien hunne schepen daer mede als sy een langhe reyse aennemen, ghelijck wy met biscuyt oft tweeback. Sy eten dat met heele handts vollen: ende het smaeckt seer wel: dan sy doen daer ghemeynlijck Suycker by, oft Daeyen, oft eenigh ander ooft. Die van Malediva weeten nu van dit soo ghesoden ende ghedrooght Rijs verscheyden Koecken, Krakelinghen, Karstelinghen ende Marsepeynen te maecken. Dit selve alsoo ghesoden ende in de Sonne ghedrooght Rijs stooten sy kleyn als meel, ende de pappe daer van ghemaeckt noemen sy Avela. Maer Canje is het water daer Rijs in ghesoden is gheweest: al daer ghebruyckelijck voor eenen gemeynen dranck als sy sieck zijn: ende hunne drancken ende ghenees-middelen gheven sy met het selve water in. In Barbarijen ende Spaegnien wordt ghedistilleert van Rijs ende Melck eerst een klaer water, daer nae een Olie, die soet is ende een gheest niet min en verheugt ende droncken maeckt dan den Wijn. |
HET XXVIII. CAPITEL. Van rijst uit Theophrastus en andere. (Oryza sativa) Geslacht. Van het Duitse rijst dat eigenlijk geen rijst is hebben we tevoren gehandeld en nu zullen we van het echt en buitenlands rijst spreken. Gedaante. Rijst is dolik of Lolium in het eerste aanschouwen gelijk, als Theophrastus betuigt, en brengt eigenlijk geen aar voort, maar eerder een dichte rietpluim als hirs of panikkoren. De bladeren zijn stevig, zegt Plinius, en lijken op preibladeren, doch breder, de bloem is purperkleurig en de wortel is zo rond als een parel. Aristobulus (als Strabo betuigt) zegt dat het rijst in het water besloten staat en langs voortjes of in sommige bedjes groeit die regelmatig gemaakt zijn, gezaaid en dat het omtrent honderd tachtig cm hoog groeit en een menigvuldige aar draagt die vele zaden of vruchten voortbrengt en dat het gemaaid wordt omtrent de ondergang van de Pleiades of zeven sterren, dat is omtrent de zonnestilstand van de herfst en dat het als spelt gezuiverd en uit zijn schubben of kaf gedaan wordt en daarboven dat het in het landschap Bactra genoemd groeit en omtrent Babylonië bij Susa en ook in Neder Syrië. Plaats. Tegenwoordig wordt rijst niet alleen in de voor vermelde landen, maar ook in vele andere rijken onderhouden en geteeld, te weten in de Kanarische eilanden en ook in Spanje en vandaar wordt het gestoten en als gepelde gerst uit zijn buisten gedaan en als het gezuiverd is overgezonden. Het groeit in poelachtige en met water besproeide of in het water staande plaatsen. Tijd. Rijst wordt in de lente gezaaid en in Indië, als Eratosthenes betuigt, zaait men dat als de zomerse regens net beginnen te vallen. Naam. In Hoog en Nederduitsland heet dit gewas Risz en Rijs, in Frankrijk riz. De Griekse naam is Oryza of, als Theophrastus zegt, Oryzon, welke naam bij de Latijnse gebruikelijk is, te weten Oryza en Oriza. Aard, kracht en werking. Dit zaad, (te weten van rijst) zegt Galenus, wordt van alle man gebruikt om de buikloop te stoppen en wordt tot dat doel gans als Chondrus gekookt en bereid. Nochtans is het harder en moeilijker om te verdouwen dan Chondrus en geeft niet zoveel voedel. In gans Nederland wordt rijst met melk gekookt en gegeten, welke spijs de buik matig stopt en tezamen ook genoeg voedsel geeft. BIJVOEGING. Net zoals de rijst allermeest gebracht is geweest uit Indien, zegt Lobel, insgelijks zo schijnt ook dat de naam daarvan gekomen is. Het is in Azië en Europa zeer goed bekend. Dezelfde Lobel betuigt dat hij niet meer dan een soort ervan gezien heeft in het land van Narbonen en in Spanje. Het groeit zeer overvloedig in de vlakke en open velden en akkers van het land van Milaan wat ze met beekjes en lopende wateren dikwijls en wanneer dat nodig is nat maken, anderszins zou het niet groeien of geen graan voortbrengen zodat het een wonder is dat zulk droog en dor graan zo’n vochtige en waterachtige grond begeert en zo goed en goed smakend voedsel geeft dat ook zo gezond is. De oogst van rijst valt heel laat, te weten omtrent half september, want het wordt rijp door veel zomerse zonneschijn en daarom zoekt het niet de Noorddelijke streken, al zijn die vochtig omdat ze koud zijn. ]821] Het graan groeit uit kromme vlimmen die stijfachtig zijn en aarvormig over andere zijde om beurten staan in geelachtige velletjes die hoekachtige scherpe strepen in de lengte hebben en boven spitse vlimmen en als het graan daarvan verlost en gezuiverd is witter, helderder, harder en veel lieflijker om de pappen te maken is dan de mooiste tarwe die men mag hebben. De halmen zijn die van gerst gelijk en zestig of negentig cm hoog, maar de wortel is als die van tarwe. De bladeren lijken beter op die van hirs of gerst dan die van prei. Aangaande dat Plinius het rijst beschrijft, als gezegd is, met een ronde wortel, met een rode bloem en zeer stevige bladeren die van prei gelijk, maar breder en vijf en veertig cm lang (wat zeer van onze gewone rijst verschilt) dat (zegt dezelfde Lobel) mag mogelijk zijn dat die van Azië en Syrië de Romeinen verzonden die de maaiers en de voorkopers de eed af plegen te nemen dat ze het aan niemand verkopen zouden voordat het gekookt was uit vrees dat het zaad in andere landen gezaaid zou worden. In de boeken van de landwinning staat de teelt van rijst beschreven. Men zaait het zaad nadat het eerst een hele dag in water gelegen heeft en zo gauw als het gezaaid is laten ze er water van een beek overlopen en laten dat er vijf maanden omtrent twee vingers hoog op liggen. Als het bloeit dan doen ze er noch eens zoveel water bij. Pyrard schrijft dat de koningen van Indien die ettelijke duizenden olifanten houden die meest niets anders dan rijst te eten geven (zulke menigte van rijst groeit er in die landen) en dat met suiker en melk wat men hier te lande niet geloven zou, ja men vindt aldaar olifanten die per dag wel honderd pond van zo toebereide rijst in slokken. In de eilanden Malediven houdt men jaarlijks een feestdag wanneer het rijst daar eerst gebracht is geweest. Rijst dat blauw wordt als men het kookt is als het gewone rijst en groeit in de eilanden Comors die niets anders van het ander verschillen dan dat het violetblauw van kleur wordt als het in water gekookt wordt. Aard, kracht en werking. Rijst, als sommige zeggen, is warm in de eerste graad en droog in de tweede. Aangaande het voedsel van rijst, Dioscorides en Galenus zeggen dat rijst middelmatig voedt, maar grof voedsel geeft. De Turken laten het rijst geenszins zwellen zoals wij doen, maar als het kookt dan laten ze dat heel stil staan en zullen wel een pond rijst nemen tot een pot water daar de Fransen niet veel meer dan een ons tegelijk er toenemen zouden. De bloem of fijn meel van rijst is een zeer groot en goed voedsel, gekookt met melk, suiker en amandels en als er kaneel bijgedaan wordt dan houdt men dat voor krachtig om de lust tot bijslapen te verwekken. Het stopt zeer en wordt geprezen tegen de rode loop en het water er van wordt in klysma ’s gedaan tegen die ziekte. Van buiten wordt het ook gebruikt bij de pappen. Diegene die week van buik zijn drogen rijst zeer hard en koken dat met koeienmelk daar vele keien in geblust zijn. De olifanten eten rijst zeer graag en worden daarvan licht aannemend, gewilliger, leerbaar en gehoorzaam zoals uit de schriften van Pyrard en andere genoeg blijkt. Rijst half gekookt en dan gedroogd wordt wel drie of vier jaar lang goed bewaart en heel Indien door (en vooral bij de Naytes of heidenen) wordt dat rijst veel geacht en ze voorzien hun schepen er mee als ze een lange reis aannemen net zoals wij met biscuit of tweebak. Ze eten dat met hele volle handen en het smaakt zeer goed, dan ze doen er gewoonlijk suiker bij of dadels of enig ander ooft. Die van Malediven weten nu van dit zo gekookte en gedroogde rijst verschillende koeken, krakelingen, karstelingen en marsepeinen te maken. Dit alzo gekookt en in de zon gedroogde rijst stoten ze klein als meel en de pap die er van gemaakt wordt noemen ze Avela. Maar Canje is het water daar rijst in gekookt is geweest en is daar gebruikelijk voor een algemene drank als ze ziek zijn en hun dranken en geneesmiddelen geven ze met hetzelfde water in. In Barbarijen en Spanje wordt gedistilleerd van rijst en melk eerst een helder water en daarna een olie die zoet is en een geest niet minder verheugt en dronken maakt dan wijn. |
Zie verder: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl en : http://www.volkoomen.nl/