Crozophora
Over Crozophora
Tournesol, Vervolg Dodonaeus vorm, kruiden, soorten, plaats, tijd van bloeien, namen, aard, kracht en werking, medisch, bijvoeging, geschiedenis, historie, etymologie, afkomst,
Joost van Ravelingen. Vervolg van Dodonaeus of Dodoens. Cruydt-boeck, 1644.
Geschreven en omgezet door Nico Koomen.
HET XIX. CAPITEL. Van Kleyn Heliotropion oft Tornesol. Ghedaente. Kleyn Heliotropion schijnt het Groote van bladeren oock seer ghelijck te wesen; maer sy zijn uyt den groenen, wat swarter dan die van het Grootte: de bloemkens zijn geel; nae de welcke de vrucht volght, [95] die van dry draeykens oft korenkens aen een ghemaeckt is, ghelijck die van de Tithymallen, oft Wolfsmelck, aen dunne steelkens oft voetkens hanghende. De wortel heeft ettelijcke veselinghen. Plaetse. Dit cruydt wordt meest over al in Italien by de Wijngaerden gevonden: elders vindtmen ’t oock veel daer de Olijf-boomen wassen. Dioscorides verhaelt, dat het omtrent de moraschachtighe plaetsen ende by de poelen wast. In Duytschlandt is het vremdt, ende en wordt daer nerghens in ’t wilt ghevonden. Tijdt. Het bloeydt oock in de Somersche maenden. Het saet wordt rijp in September. Naemen. Heliotropion micron, noemen de Griecken dit ghewas, dat is in ’t Latijn Heliotropium parvum, oft Kleyn Heliotropion. Aëtius in het 3.boeck van sijn vierde Diereboeck, in ‘t 14.capitel noemt dat Heliotropium Tricoccum. Plinius in ‘t 21.capitel van ‘t 22.boeck schrijft, dat hy ’t oock Tricoccum ghenoemt heeft; en dat het anders oock Scorpiouros genoemt is. Nu ter tijdt wordt het van sommige Verrucaria oft Wrattencruydt gheheeten: de Fransoysen noemen ’t Tornesol; het welcke by nae soo veel te segghen is als Heliotropion, en Sonnewende. Aerd, Kracht ende Werckinghe. Kleyn Heliotropion oft Tornesol, mitsgaders sijn saet met water ghedroncken, mits daer Sal nitri, Yssop, ende Kers by doende, verdrijft alle soorten van wormen des buycks, soo wel de breede oft platte als de ronde. Dioscorides seght, dat het selve cruydt met sout op de wratten ende andere dierghelijcke uyt-wassen geleyt zijnde, de selve doet verdwijnen. Ander ghebruyck. In Vranckrijck pleeghmen Lijne doecken met het sap van dit cruydt te verwen; de welcke daer nae als sy droogh zijn geworden, purpur verwe houden: ende dan dienen die lappekens, soo wel in Nederlandt als in Vranckrijck, om alle sausen, soppen, ende vruchten diemen in ’t laetste van de maeltijden op tafel pleegh te bringhen, een roode purpurachtighe verwe te gheven. Het welcke al is ’t sake dat de andere oude schrijvers onbekent schijnt geweest te zijn; nochtans heeft Plinius dat seer wel gheweten, die in ’t achtste capitel van sijn 21.boeck verklaert van een soorte van de purpure verwe, de welcke in het Heliotropium ghevonden wordt. BIIVOEGHSEL. Dit cruydt wordt van Clusius Heliotropium minus Tricoccum ghenoemt, om dat in elck huysken oft hauwken dry saeden steken, dan het wordt van hem in de navolgende maniere beschreven: Kleyn Heliotropion staet op met eenen steel, die tackigh is, eenen voedt hoogh: de bladeren en ghelijcken die van ’t Groot Heliotropium niet, maer komen wat by die van Kleyne Klissen, ende noch meer by die van Nachtschaye, die Solanum somniferum in ’t Latijn genoemt is, sacht, ende grijsachtigh in ’t aensien. De bloem is kleyn, druyfsghewijse by een vergaert, geelachtigh, onnut ende sonder saet vergaende, als de bloem van Ricinus ende van sommighe andere cruyden pleegh te doen, die haer saet met de bloemen niet en krijghen. Uyt de holligheydt van de tacken oft omtrent de oorspronck van de tacken komen sommighe hauwkens van langhe steelkens af-hanghende, bijnae met de bladeren bedeckt, de welcke gheen bloemkens en krijghen, maer dry-kantigh zijn, als die van Tithymallus, maer rouwachtigh, oneffen, swertachtigh, in de welcke aschverwigh saet steeckt, ’t welck uytspringht als de hauwkens open gaen; als het ghebeurt in de Ricinus ende Wolfs melck. De wortel is onnut, ende en kan des winters niet overblijven: maer het cruydt komt alle iaer van het saet voordt. Het wast veel door heel Spaegnien en Languedoc. Al hebben wy dat in Nederlandt ende te Wienen in Oostenrijck dickwijls ghesaeydt, het en is nochtans noyt tot sijnen rechten wasdom ghekomen. Plinius meynt, dat dit cruydt het selve is dat Dioscorides Scorpioïdes noemt. Die van Castilien noemen ’t Tornasol, ende de Fransoysen Tornesol: welcke naemen schijnen van den Grieckschen Heliotropium ghemaeckt te wesen, al ofmen Sonnevvend seyde. In ’t Latijn wordt het van sommighe Herba Clitiae ghenoemt, om dat de Poëten versieren dat Clitias in dierghelijck cruydt verandert is gheweest. De boeren van Languedoc (waer dat dit saet seer veel rijp is omtrent September) vergaeren ’t selfde met groote winste: want sy verkoopen dat aen de voorkoopers, ende oock aen de Chirurgijnen. Uyt Spaegnien wordender oock lappen ghesonden die met dit cruydt gheverwt zijn, die sy oock Tornesole oft Tornasol noemen. Het wast oock in Italien by Bolognien ende in Abruzzo. Kleyn Kreeft-cruydt van Lobel. Dit cruydt is van hem in Vranckrijck ghevonden gheweest in marasachtighe grachten oft putten. Het heeft vele ghevoeghsame, teere, dunne cruypende scheuten, ende rondachtighe bladers, drijmael kleynder dan die van ’t Groot Creeft-cruydt, andersins dat van fatsoen seer ghelijck, ende veel in ghetal. De bloemen zijn die van de Groote oock ghelijck, maer veel korter, ende min omgheboghen, oock gheen orden houdende, hanghende dan onder dan tusschen de bladers, ghelijck inde Tornesol. De wortel is kleyn ende enckel. Het en wil oock niet wel van saet hier te lande voordtkomen. Kracht. Kleyne Sonnewende is seer krachtigh teghen den cruypende Cancker, ende dierghelijcke voordts-etende quade zeeren; ende alderley vuyle sweeringhen. De bladeren met olie van Roosen op het hoofdt gheleydt, ghenesen de smerte daer van in korter tijdt. Het is oock goedt om de beten van de Scorpioenen te ghenesen. Ander ghebruyck. Men seydt datmen met Tornesol een schoone purpure oft peersche verwe kan maken, alsmen het sap van dit cruydt onder den wijn menght: waer mede den Hippocras, Geleye ende andere Medicijnen rood gheverwet worden. De hauwkens van dit cruydt aen papier, doeck en laken ghestreken, verwen die met een groene bloeyende oft glinsterende verwe: die daer nae haestelijck in een schoone blauwe oft blijde peersche verandert. De lappen die uyt Spaegnien ghesonden worden, in ’t sap van dit cruydt ghedopt zijnde, verwen oock peersch, ghelijck de ghene die uyt Vranckrijck ghebroght zijn. Alsmen de holen, daer de Mieren in plegen te nesten, met dit cruydt toe stopt, soo doetmense daer alle gader sterven, sonder daer uyt te moghen komen; ende alsmen de holen oft gaten daer de Scorpioenen in woonen met een kransken van dit cruydt beset, soo en derven sy niet uyt komen; ende alsmense met het cruydt selve maer eens aen en raeckt, soo sterven sy terstont. |
HET XIX. KAPITTEL. Van klein Heliotropion of tornesol. (Crozophora tinctoria L) Gedaante. Klein Heliotropium schijnt het grote van bladeren ook zeer gelijk te wezen, maar ze zijn uit het groene wat zwarter dan die van het groot, de bloempjes zijn geel waarna de vrucht volgt [95] die van drie draadjes of korreltjes aan elkaar gemaakt is zoals die van de Tithymallen of wolfsmelk die aan dunne steeltjes of voetjes hangen. De wortel heeft ettelijke vezels. Plaats. Dit kruid wordt meest overal in Italië bij de wijngaarden gevonden en elders vindt men het ook veel daar de olijfbomen groeien. Dioscorides verhaalt dat het omtrent de moerasachtige plaatsen en bij de poelen groeit. In Duitsland is het vreemd en wordt daar nergens in het wild gevonden. Tijd. Het bloeit ook in de zomerse maanden. Het zaad wordt rijp in september. Namen. Heliotropion micron noemen de Grieken dit gewas dat is in het Latijn Heliotropium parvum of klein Heliotropion. Aëtius in het 3de boek van zijn vierde dierenboek in het 14de kapittel noemt dat Heliotropium Tricoccum. Plinius in het 21ste kapittel van het 22ste boek schrijft dat hij het ook Tricoccum genoemd heeft en dat het anders ook Scorpiouros genoemd wordt. Tegenwoordig wordt het van sommige Verrucaria of wrattenkruid genoemd, de Fransen noemen het tornesol wat bijna zoveel betekent als Heliotropion en zonnewende. Aard, kracht en werking. Klein Heliotropium of tornesol met zijn zaad met water gedronken en mits daar Sal nitri, hysop en kers bij te doen verdrijft alle soorten van wormen van de buik, zowel de brede of platte als de ronde. Dioscorides zegt dat hetzelfde kruid met zout op de wratten en andere diergelijke uitwassen gelegd die laatverdwijnen. Ander gebruik. In Frankrijk plag men linnen doeken met het sap van dit kruid te kleuren die daarna als ze droog zijn geworden een purperen kleur houden en dan dienen die lapjes, zowel in Nederland als in Frankrijk, om alle sausen, sappen en vruchten die men in het laatste van de maaltijden op tafel plag te brengen een rode purperachtige kleur te geven. Want al is het zaak dat het de andere oude schrijvers onbekend schijnt geweest te zijn, nochtans heeft Plinius dat zeer goed geweten die in het achtste kapittel van zijn 21ste boek verklaard van een soort van purperen kleur die in het Heliotropium gevonden wordt. BIJVOEGING. Dit kruid wordt van Clusius Heliotropium minus Tricoccum genoemd omdat in elk huisje of hauwtje drie zaden steken, dan het wordt van hem in de navolgende manier beschreven. Klein Heliotropium staat op met een steel die takkerig is en een dertig cm hoog, de bladeren lijken niet op die van het groot Heliotropium, maar komen wat bij die van kleine klissen en noch meer bij die van nachtschade die Solanum somniferum in het Latijn genoemd wordt, zacht en grijsachtig in het aanzien. De bloem is klein, druifvormig bijeen verzameld, geelachtig, onnut en vergaat zonder zaad zoals de bloem van Ricinus en van sommige andere kruiden plag te doen die hun zaad niet met de bloemen krijgen. Uit de holte van de takken komen of omtrent de oorsprong van de takken komen sommige hauwtjes die van lange steeltjes afhangen en bijna met de bladeren bedekt zijn die geen bloempjes krijgen, maar driekantig zijn als die van Tithymallus, ruwachtig, oneffen, zwartachtig waarin askleurig zaad steekt wat er uitspringt als de hauwtjes open gaan zoals gebeurt in Ricinus en wolfsmelk. De wortel is onnut en kan ‘s winters niet overblijven, maar het kruid komt alle jaar van het zaad voort. Het groeit veel door heel Spanje en Languedock. Al hebben we dat in Nederland en te Wenen in Oostenrijk dikwijls gezaaid, het is nochtans nooit tot zijn echte groei gekomen. Plinius meent dat dit kruid hetzelfde is dat Dioscorides Scorpioïdes noemt. Die van Castilië noemen het tornasol en de Fransen tornesol welke namen van de Griekse Heliotropium gemaakt schijnen te wezen als of men zonnewende zei. In het Latijn wordt het van sommige Herba Clitiae genoemd omdat de poëten versieren dat Clitias in diergelijk kruid veranderd is geweest. De boeren van Languedock (waar dit zaad zeer veel rijp is omtrent september) verzamelen het met grote winst want ze verkopen dat aan de voorkopers en ook aan de chirurgen. Uit Spanje worden er ook lappen gezonden die met dit kruid geverfd zijn die ze ook tornesole of tornasol noemen. Het groeit ook in Italië bij Bolognië en in Abruzzo. (Heliotropium fruticosum of nu Euploca fruticosa hoewel die uit Amerika stamt) Klein kreeftkruid van Lobel. Dit kruid is van hem in Frankrijk gevonden in moerasachtige grachten of putten. Het heeft vele buigbare tere, dunne, kruipende scheuten en rondachtige bladeren, driemaal kleiner dan die van het groot kreeftkruid, anderszins dat van vorm zeer gelijk en veel in getal. De bloemen zijn die van de grote ook gelijk, maar veel korter en minder omgebogen en staan ook niet regelmatig, hangen dan onder en dan tussen de bladeren zoals in de tornesol. De wortel is klein en enkel. Het wil ook niet goed van zaad hier te lande voortkomen. Kracht. Kleine zonnewende is zeer krachtig tegen de kruipende kanker en diergelijke voortsetende kwade zeren en allerlei vuile zweren. De bladeren met olie van rozen op het hoofd gelegd genezen de smart daarvan in korte tijd. Het is ook goed om de beten van de schorpioenen te genezen. Ander gebruik. Men zegt dat men met tornesol een mooie purperen of paarse kleur kan maken als men het sap van dit kruid onder de wijn mengt waarmee hippocras, gelei en andere medicijnen rood gekleurd worden. De hauwtjes van dit kruid aan papier, doek en laken gestreken kleurt die met een groene bloedende of glinsterende kleur die daarna snel in een mooie blauwe of blijde paarse verandert. De lappen die uit Spanje gezonden worden en in het sap van dit kruid gedoopt zijn kleurt ook paars net zoals diegene die uit Frankrijk gebracht zijn. Als men de holen daar de mieren in plegen te nestelen met dit kruid dicht stopt dan laat men ze daar alle samen sterven zonder dat ze eruit mogen komen en als men de holen of gaten waar de schorpioenen in wonen met een kransje van dit kruid bezet dan durven ze er niet uit te komen en als men ze met het kruid zelf maar eens aanraakt dan sterven ze terstond. |
Zie verder: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl en : http://www.volkoomen.nl/