Rorippa
Over Rorippa
Waterkers, vervolg Dodonaeus, vorm, waterplanten, soorten, plaats, tijd van bloeien, namen, aard, kracht en werking, medisch, bijvoeging, geschiedenis, historie, etymologie, afkomst,
Geschreven en opgezet door Nico Koomen.
Joost van Ravelingen, vervolg van Dodonaeus of Dodoens, cruydt-boeck, 1644.
HET XIII. CAPITEL. Van VVater-Kersse. Gheslacht. De Water-Kersse wordt oock voor een soorte van Sion ghehouden, ende van sommighe Sion Cratevae gheheeten. Ghedaente. Water-Kersse heeft eenen dicken, langhen, ronde ende holen steel: daer aen wassen veele langhachtighe rijen van bladeren, van veele bijsonder langhworpighe ronde bladerkens vergadert, schoon groen van verwe. De bloemen zijn wit ende kleynen: ende wassen aen d’opperste ende langhs de steelen ende sijdtackskens, d’een voor ende d’ander nae, op bijsondere steelkens by een staende: ende daer nae volghen ronde dunne langachtige hauwkens, daer in het saedt leydt, dat kleyn ende geel is. In stede van wortelen heeft dit ghewas dunne witte veselinghen onder aen den steel, soo verre als hy onder ’t water schuylt, op veele plaetsen herwaerts ende derwaerts hanghende. Dit gantsche cruydt is van reuck, maer meest van smaeck de Tamme oft Hof-Kerse gelijck. Plaetse. Men vindt dit cruydt inde schoone klaere beeckskens ende andere grachten ende kuylen die reyn water hebben. Tijdt. Dit cruydt bloeyt in den Somer: ter wijlen wordt het saedt rijp. Naem. Dese Kersse wordt hier te lande Water-Kersse gheheeten; in Hooghduytschlandt Brunkresz; in [937] Italien Crassiono; in Vranckrijck Cresson d’ eau; in ’t Latijn noemtmen ’t nu ter tijdt Nasturtium aquaticum, dickwijls oock Nasturtiaria. Het is het Sisymbrion heteron, in ’t Latijn Sysimbrium alterum van Dioscorides; ’t welck sommighe, om dieswille dat het van smaeck de Kersse (Cardamon ghenoemt) wat ghelijck is, Cardamine noemen; sommighe oock Sium. Want het schijnt van Cratevas ende Plinius Sium ghenoemt te wesen: want het Sion, als Cratevas daer van schrijft, is een heesterachtigh oft struyckachtigh cruydt, van kleyner weerden, ende over al ghemeyn, veele bladeren voortbrengende, die rondt zijn, grooter dan de Munte bladeren, swart ende wat nae de bladeren van de Rackette treckende. Dan Plinius in het 22.capitel van sijn 21.boeck schrijft daer aldus van: Sium, seydt hy, is breeder dan Eppe, ende wast in ’t water; ende is vetter, gladder ende swarter, veel saedt voortbrenghende, van smaeck de Kersse ghelijck. Welcke twee beschrijvinghen met dese onse Water-Kersse heel wel over een komen: want dat selve is niet alleen in de verdeylinghe der bladeren oft van bloemen ende saedt de Rackette ghelijck, maer heeft oock van reuck ende smaeck met de Hof-Kersse ende de Rackette seer groote ghelijckenis. Aerd, Kracht ende Werckinghe. Dese Water-Kersse is merckelijck ende werckelijck warm ende droogh van aerd; als voorseydt is, sy komt van reuck, doch meer van smaeck, met de oprechte Hof-Kersse, ende oock de Rackette over een. Dit cruydt is sonderlinghen nut teghen den Scheurbuyck, in ’t Hooghduytsch Schorbauch gheheeten, alsmen ’t in wijn oft melck ghesoden ettelijcke daghen achter een drinckt. De selve Water-Kersse doet de pisse voortkomen, ende morselt den steen ende ’t graveel, ende doet dien rijsen, ende uyt den lijfve gaen: ende is de nieren ende de blase seer nut. Men seydt, dat de oude vervuylde zeeren ende sweeringhen seer nuttelijck met het water, daer dit cruydt in ghesoden is gheweest, ghebaedt ende ghewasschen worden, alsmen daer nae ’t cruydt selve daer op leght. Galenus seydt, dat het Tweede Sisymbrium, daer wy dit cruydt voor houden, droogh ende warm van naturen is; te weten noch groen zijnde, in den eersten; ende dor gheworden, in den derden graed. Men eet dit cruydt rauw, als uyt de boecken van Dioscorides blijckt; ende het is bequaem om de pisse te doen rijsen: ende soo wordt dese Water-Kersse in dese landen van sommighe in de Wintersche maenden op tafel ghebroght, ende voor salaet ghegeten. Water-Kersse doet oock de sproeten van de huyt vergaen, ende de placken des aensichts, die van de hitte der Sonne ghekomen zijn, als sy ’s nachts daer op gheleydt wordt, ende ‘smorghens afghewasschen. BIIVOEGHSEL. In dese Noordsche landen is dit een van de seer bekende cruyden, in sonderheydt van de Zeevaerende lieden. De bladeren zijn grooter dan die van de Hof-Kersse; ende de meeste ghelijckenisse, die sy daer mede hebben, is in den smaeck, ende in ’t ghebruyck. In Enghelandt is het oock Water-Cressis gheheeten; in Hooghduytschlandt van sommighe Brunnen Kress, ende oock Wasser Kresse, van andere Sion Erucae-folium Cratevae, ende Senacio oft Senation Serapionis; Senecion oft Senetion by Crescentius; ende Sisymbrium aquaticum Matthioli; van andere Apium aquae, doch oneyghentlijck; in onse tael oock Brun Kersse, ende qualijck Bruyne Kersse; in ’t Fransch oock Senassons. Veel heeten ’t Sisymbrium Cardamine, ende Cardamina altera Dioscoridis, ende Iberis Fuchsij. Veranderinghe. De Water-Kersse, seydt Lobel, is van tweederhande ghedaente ende grootte: want de ghene, die in diepe waterkens groeyt, die schiet op, ende heeft bladers bijkants soo groot als die van den Terebinthijn boom: maer die in andere ondiepe ende bijkants uytghedrooghde beeckskens groeyt, is drijmael kleyner, ende bijkants ghelijck den Sion oft Laver van Dioscorides, soo dat de Boeren dickwijls d’een voor d’ander nemen in salaet, ende oock in de drancken teghen ’t graveel: doch dat selve en vergaet hunlieden niet qualijck: want de krachten van alle beyde zijn even ghelijck. Sion van Matthiolus, ende van de Italiaenen, in ’t Latijn Sion Matthioli & Italorum, komt voorts in de vochte plaetsen ende beeckskens daer de Cardamine groeyt, seydt Lobel, van bladers de Hof-Kersse ende Cardamine seer ghelijck. De steelen zijn eenen voet oft somtijdts oock anderhalve voet hoogh. De bloemen zijn wit: ende de hauwkens die van de Water-Kersse ghelijck. De bloemen ende ’t saedt is scherp van smaeck. Het wast oock veel in de beeckskens omtrent Turin in Piemondt. Water-Kersse met smalle bladeren, van Fabius Columna Sium alterum aquaticum luteum vel Cardamine tenuifolia montana gheheeten, wast in de beken van Italien met veele onderharyighe gheleedde oft gheknoopte steelkens langhs den grondt kruypende, aen beyde sijden met bladeren bewassen op langhe steelkens, meer ghetandt oft gheschaert aen de kanten dan het Sisymbrium, kleyner ende smaller: uyt den oorsprongh van de welcke komen de sijd-steelen, op haer tsop met seer kleyne druyfs-ghewijse knopkens gheladen, die kleyne geele bloemkens vertoonen, ende daer nae dunne uytspruytende hauwkens, met kleyn saedt. Den smaeck is wat scherp, de verwe wat geelachtigh. Ghesaeyt zijnde kruypt heel verre voort, ’s winters ende ‘somers overblijvende. Met Sium van Columna heeft eenighe ghelijckenisse het Sium minimum van Prosper Alpinus beschreven: maer heeft witter bloemen ende, nae ’t segghen van sommighe, wanneer ’t saedt rijp is aengheraeckt wordende kruypt wegh, ende springht, ghelijck dat van Herba impatiens oft Noli me tangere. Middelbaer Water-Kersse, in ’t Latijn Cardamina alpina media, heeft bladeren in de ronde ghevoeght, de ghemeyne oft Groote Water-Kersse ghelijck, wat rouw ende ruygh, aen de bovenste sijde aschverwigh, aen de onderste groener, eerst suer, daer nae wat scherpachtigh van smaeck: de bloemen zijn wit. Water-Kersse met dobbel bloemen, in ’t Latijn Cardamina altera pleno flore, is van Clusius in drooghachtighe weyen ghevonden gheweest met heel dobbele ende menighvuldighe bloemen. Kleyne Water-Kersse met haer mede-soorten is in ’t volghende Capitel ende Bijvoeghsel beschreven. Andere mede-soorten van Water-Kersse zijn de Winter-Kersse ende Boeren-Kersse. Noch van de krachten. De Water-Kersse met haer mede-gheslachten worden veel ghebruyckt van de Zeevarende lieden, die onderheevigh zijn van Scheurbuyck, in salaet, ende anders. De ghene, die dickwijls met de koude pisse ende droppelpisse gequelt zijn, vinden daer oock groote baete in. Men houdtse oock soo krachtigh als het Laver van Dioscorides teghen het graveel, als gheseydt is; ende men maghse seer wel ghebruycken in al ’t ghene daer de Hof-Kersse nut toe is. |
HET XIII. KAPITTEL. Van waterkers. (Rorippa officinale) Geslacht. Waterkers wordt ook voor een soort van Sion gehouden en van sommige Sion Cratevae genoemd. Gedaante. Waterkers heeft een dikke, lange, ronde en holle steel en daaraan groeien vele langachtige rijen van bladeren die van vele aparte langwerpige ronde bladertjes verzameld en mooi groen van kleur zijn. De bloemen zijn wit en klein en groeien aan het opperste en langs de stelen en zijtakjes, de een voor en de ander na die op aparte steeltjes bijeen staan en daarna volgen ronde dunne langachtige hauwtjes waarin het zaad ligt dat klein en geel is. In plaats van wortels heeft dit gewas dunne witte vezels onderaan de steel zover als het onder het water schuilt die op vele plaatsen herwaarts en derwaarts hangen. Dit ganse kruid is van reuk, maar meest van smaak de tamme of hofkers gelijk. Plaats. Men vindt dit kruid in de schone heldere beekjes en andere grachten en kuilen die rein water hebben. Tijd. Dit kruid bloeit in de zomer en ondertussen wordt het zaad rijp. Naam. Deze kers wordt hier te lande waterkersse genoemd, in Hoogduitsland Brunkresz, in [937] Italië crassiono, in Frankrijk cresson d’ eau en in het Latijn noemt men het tegenwoordig Nasturtium aquaticum en dikwijls ook Nasturtiaria. Het is het Sisymbrion heteron, in het Latijn Sysimbrium alterum van Dioscorides wat sommige omdat het van smaak wat op de kers (Cardamon genoemd) lijkt Cardamine noemen en sommige ook Sium. Want het schijnt van Cratevas en Plinius Sium genoemd te wezen, want het Sion, als Cratevas er van schrijft, is een heesterachtig of struikachtig kruid van kleine waarde en overal algemeen die vele bladeren voortbrengt die rond zijn en groter dan de muntbladeren, zwart en wat naar de bladeren van raket trekken. Dan Plinius in het 22ste kapittel van zijn 21ste boek schrijft er aldus van: ‘Sium, zegt hij, is breder dan eppe en groeit in het water en is vetter, gladder en zwarter die veel zaad voortbrengt en van smaak de kers gelijk’. Welke twee beschrijvingen met deze onze waterkers heel goed overeen komen want dat is niet alleen in de verdeling van de bladeren of van bloemen en zaad de raket gelijk, maar heeft ook van reuk en smaak met de hofkers en de raket zeer grote gelijkenis. Aard, kracht en werking. Deze waterkers is merkelijk en werkelijk warm en droog van aard, als gezegd is, ze komt van reuk, doch meer van smaak met de echte hofkers en ook met de raket overeen. Dit kruid is bijzonder nuttig tegen de scheurbuik dat in het Hoogduit Schorbauch heet als men het in wijn of melk kookt ettelijke dagen achter elkaar drinkt. Die waterkers laat de plas voortkomen en vermorzelt de steen en niergruis en laat die rijzen en uit het lijf gaan en is de nieren en de blaas zeer nuttig. Men zegt dat de oude vervuilde zeren en zweren zeer nuttig met het water daar dit kruid in gekookt is geweest gebaad en gewassen worden als men daarna het kruid zelf er op legt. Galenus zegt dat het tweede Sisymbrium, daar we dit kruid voor houden, droog en warm van nature is, te weten als het noch groen is in de eerste en dor geworden in de derde graad. Men eet dit kruid rauw, zoals uit de boeken van Dioscorides blijkt, en het is geschikt om de plas te laten rijzen en zo wordt deze waterkers in deze landen van sommige in de winterse maanden op tafel gebracht en voor salade gegeten. Waterkers laat ook de sproeten van de huid vergaan en de plekken van het aanzicht die van de hitte van de zon gekomen zijn als ze er ’s nachts opgelegd wordt en ‘s morgens afgewassen. BIJVOEGING. In deze Noordelijke landen is dit een van de zeer bekende kruiden en vooral van de zeevarende lieden. De bladeren zijn groter dan die van de hofkers en de meeste gelijkenis die ze daarmee hebben is in de smaak en in het gebruik. In Engeland is het ook water-cressis genoemd, in Hoogduitsland van sommige Brunnen Kress en ook Wasser Kresse, van andere Sion Erucae-folium Cratevae en Senacio of Senation Serapionis, Senecion of Senetion bij Crescentius en Sisymbrium aquaticum Matthioli, van andere Apium aquae, doch oneigenlijk, in onze taal ook brun kersse en kwalijk bruyne kersse, in het Frans ook senassons. Veel noemen het Sisymbrium Cardamine en Cardamina altera Dioscoridis en Iberis Fuchsij. Verandering. De waterkers, zegt Lobel, is van tweevormige gedaante en grootte want diegene die in diepe watertjes groeit die schiet op en heeft bladeren bijna zo groot als die van de terebintboom, maar die in andere ondiepe en bijna uitgedroogde beekjes groeit is driemaal kleiner en bijna gelijk de Sion of Laver van Dioscorides zodat de boeren dikwijls in salade de een voor de ander nemen en ook in de dranken tegen het niergruis, doch dat vergaat ze niet kwalijk, want de krachten van alle beide zijn even gelijk. Sion van Matthiolus en van de Italianen, in het Latijn Sion Matthioli & Italorum, komt voort in de vochtige plaatsen en beekjes daar de Cardamine groeit, zegt Lobel, en is van bladeren de hofkers en Cardamine zeer gelijk. De stelen zijn dertig of soms ook vijf en veertig cm hoog. De bloemen zijn wit en de hauwtjes die van de waterkers gelijk. De bloemen en het zaad is scherp van smaak. Het groeit ook veel in de beekjes omtrent Turijn in Piëmont. (Arabis halleri) Waterkers met smalle bladeren is van Fabius Columna Sium alterum aquaticum luteum vel Cardamine tenuifolia montana genoemd en groeit in de beken van Italie met vele van onder harige gelede of geknoopte steeltjes die langs de grond kruipen en aan beide zijden met bladeren begroeid die op lange steeltjes staan en meer getand of geschaard aan de kanten zijn dan het Sisymbrium, kleiner en smaller en uit de oorsprong er van komen de zijstelen die op hun top met zeer kleine druifvormige knopjes geladen zijn die kleine gele bloempjes vertonen en daarna dunne uitspruitende hauwtjes met klein zaad. De smaak is wat scherp, de kleur wat geelachtig. Als het gezaaid wordt kruipt het heel ver voort en blijft ’s winters en zomers over. (Carum verticillatum?) Met Sium van Columna heeft enige gelijkenis het Sium minimum dat van Prosper Alpinus beschreven is, maar heeft witter bloemen en, naar het zeggen van sommige, wanneer het zaad rijp is en aangeraakt wordt kruipt het weg en springt als dat van Herba impatiens of Noli me tangere. (Cardamine alpina) Middelbare waterkers, in het Latijn Cardamina alpina media, heeft bladeren in de rondte gevoegd en de gewone of grote waterkers gelijk, wat ruw en ruig dat aan de bovenste zijde askleurig en aan de onderste groener is, eerst zuur en daarna wat scherpachtig van smaak, de bloemen zijn wit. Waterkers met dubbele bloemen, in het Latijn Cardamina altera pleno flore, is van Clusius in droogachtige weiden gevonden geweest met heel dubbele en menigvuldige bloemen. Kleine waterkers met haar medesoorten is in het volgende kapittel en bijvoegsel beschreven. Andere medesoorten van waterkers zijn de winterkers en boerenkers. Noch van de krachten. Waterkers met haar medegeslachten worden veel gebruikt van de zeevarende lieden die onderhevig zijn van scheurbuik, in salade en anders. Diegene die dikwijls met de koude plas en druppelplas gekweld zijn vinden er ook grote baat in. Men houdt het ook zo krachtig als het Laver van Dioscorides tegen het niergruis, als gezegd is, en men mag het zeer goed gebruiken in al hetgeen daar de hofkers nuttig toe is. |
Zie verder: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl en : http://www.volkoomen.nl/