Impatiens
Over Impatiens
Balsemien, vervolg Dodonaeus, vorm, komkommers, soorten, plaats, tijd van bloeien, namen, aard, kracht en werking, medisch, bijvoeging, geschiedenis, historie, etymologie, afkomst,
Geschreven en opgezet door Nico Koomen.
Joost van Ravelingen, vervolg van Dodonaeus of Dodoens, cruydt-boeck, 1644.
HET IX. CAPITEL. Van Balsam-Wijfken. Balsam-appel Wijfken is van het voorbeschreven Manneken in veele dinghen ende teeckenen verscheyden: want het en heeft gheen dunne oft ranckachtighe vlechtbaere steelen, maer recht, dick, van onder af ghetackt, [1049] gladt ende effen, volsappigh, als die van Porcelyen, dickwijls onderwaerts wat roodtachtigh van verwe, ghemeynlijck meer dan eenen voet hoogh opschietende: daer aen wassen langhe, smalle, voor spitse bladeren, de Wilghe-bladeren niet seer onghelijck, rondom wat ghekerft: uyt den oorsprongh oft schoot van de welcke spruyten twee oft dry bloemen, op roodtachtighe steelkens staende; de welcke voorwaerts een omghekromt steertken oft dun horenken draghen, schoon lijfverwigh, oft bleeck-roodt van verwe. Daer nae volght de vrucht, diemen Balsam-appel Wijfken noemt: ende die is rondt, van buyten rouw, scherp ende hayrachtigh, kleyner dan de vrucht van het Manneken, van verwe eerst groen, ende daer nae, rijp zijnde, geel oft bleeck. Als desen Appel heel rijp is, dan gaet hy open, oft splijt, ende verspreydt sijn saedt, dat de Linsen niet qualijck en ghelijckt. De wortel is oock ghetackt ende gheveselt. Plaetse. Dit ghewas is hier in Nederlandt vremdt ende wordt daer nerghens dan in sommighe cruydt-beminners hoven ghevonden. Tijdt. In Hoymaendt sietmen de bloemen van dit ghewas: in den Herfst worden de Appels hier te lande somtijdts volkomen ende rijp. Naemen. In Brabandt is de vrucht van dit cruydt Balsam-appel Wijfken gheheeten; in Hooghduytschlandt Balsam apffel weiblin, nae den ghemeynen Latijnschen naem daer het mede bekent is, te weten Balsamina oft Balsaminum, oft, soo Gesnerus dat noemt, Balsamina amygdaloïdes: dan Cordus heeft het liever Balsamella genoemt: andere heeten ’t Balsamina femina, tot onderscheyt van het boven beschreven, dat sy Balsamina mas noemen. Aerd, Kracht ende Werckinghe. Van de krachten van Balsam-appel Wijfken en wordt niet sonderlinghe beschreven ghevonden, om dat die niet ten vollen bekent zijn. Veele zijnder nochtans die derren versekeren, dat hy den Balsem-appel Manneken in krachten ende werckinghe ghelijckt: maer dat doen sy al te onbedachtelijck ende te stoutelijck; ghemerckt dat niemandt ’t selve tot noch toe niet versocht oft bevonden en heeft. BIIVOEGHSEL. Lobel seydt, dat dit cruydt Persick-cruydt gheheeten magh worden; ende noemt het Balsamina femina Persicifolia, om de gelijckenisse der bladeren ende krachten, diemen in het Persick-cruydt bevindt. Het is een lieflijck ende behaeghlijck ghewas om sien, met sijn bleeck purpure oft nae den blauwen treckende bloemen, ende oock met sijn doorluchtighe steelen, ende met sijn saedt; ’t welck hoe luttel dat de vrucht aengheraeckt wordt uytvalt oft springht, ghelijck dat van het Cruydeken en ruert my niet. In Italien heet het Balsamina altera oft Balsamina maggiore; maer meest Balsamina femina. Het gelijckt het Cruydeken en roert my niet beter dan het Manneken; ende en heeft gheen klauwierkens om sich selven erghens aen te hechten, maer wast recht op. Noch van de krachten. Aengaende dat Lobel ende de Italiaenen den Balsem-appel Wijfken segghen de kracht van Persick-cruydt oft van de Smeerwortele oft Telephium te hebben, ende het Manneken in ’t ghenesen der wonden heel wel te ghelijcken, daer aen twijffelen veele gheleerde seer met Dodoneus alhier: nochtans soo heeft de ervarentheydt naederhandt bewesen, als sommighe segghen, dat de appelen oft vruchten van dit ghewas in olie gheweyckt, de selve een kracht gheven om de ghesneden deelen of delen des lichaems in korten tijdt toe te haelen ende heelen. |
HET IX. KAPITTEL. Van balsem wijfje. (Impatiens balsamina) Balsemappel wijfje verschilt van het voorbeschreven mannetje in vele dingen en tekens want het heeft geen dunne of rankachtige vlechtbare stelen, maar recht en dik die van onderaf getakt, [1049] glad en effen en vol sappig zijn als die van postelein en dikwijls van onderen wat roodachtig van kleur die gewoonlijk meer dan dertig cm hoog opschieten en daaraan groeien lange, smalle, voor spitse bladeren die op veel op de wilgenbladeren lijken en rondom wat gekerfd waar uit de oorsprong of schoot er van twee of drie bloemen spruiten die op roodachtige steeltjes staan en die voorwaarts een omgekromd staartje of dun horentje dragen dam mooi vleeskleurig of bleekrood van kleur is. Daarna volgt de vrucht die men balsemappel wijfje noemt en die is rond en van buiten ruw, scherp en haarachtig en kleiner dan de vrucht van het mannetje en van kleur eerst groen en daarna als het rijp is geel of bleek. Als deze appel heel rijp is dan gaat hij open of splijt en verspreidt zijn zaad dat vrij veel op die van linzen lijkt. De wortel is ook getakt en gevezeld. Plaats. Dit gewas is hier in Nederland vreemd en wordt er nergens dan in sommige kruidbeminnaars hoven gevonden. Tijd. In juli ziet men de bloemen van dit gewas en in de herfst worden de appels hier te lande soms volkomen en rijp. Namen. In Brabant is de vrucht van dit kruid balsam-appel wijfken genoemd, in Hoogduitsland Balsam apffel weiblin, nar de gewone Latijnse naam daar het mee bekend is, te weten Balsamina of Balsaminum of, zo Gesnerus dat noemt, Balsamina amygdaloïdes, dan Cordus heeft het liever Balsamella genoemd en andere noemen het Balsamina femina tot onderscheidt van het boven beschrevene dat ze Balsamina mas noemen. Aard, kracht en werking. Van de krachten van balsem appel wijfje wordt niets bijzonders beschreven gevonden omdat die niet te vollen bekend zijn. Vele zijn er nochtans die durven verzekeren dat het op de balsemappel mannetje in krachten en werking lijkt, maar dat doen ze al te onbedacht en te stout, gemerkt dat niemand het tot noch toe niet onderzocht of bevonden heeft. BIJVOEGING. Lobel zegt dat dit kruid perzikkruid genoemd mag worden en noemt het Balsamina femina Persicifolia vanwege de gelijkenis van de bladeren en krachten die men in het perzikkruid vindt. Het is een lieflijk en behaaglijk gewas om te zien met zijn bleek purperen of naar het blauw trekkende bloemen en ook met zijn doorluchtige stelen en met zijn zaad hoe weinig dat de vrucht aangeraakt wordt er uitvalt of springt, net zoals dat van kruidje roer me niet. In Italië heet het balsamina altera of balsamina maggiore, maar meest balsamina femina. Het lijkt op het kruidje roer me niet beter dan het mannetje en heeft geen klauwiertjes om zichzelf ergens aan te hechten, maar groeit rechtop. Noch van de krachten. Aangaande dat Lobel en de Italianen van het de balsemappel wijfje zeggen dat het de kracht van perzikkruid of van de smeerwortel of Telephium heeft en heel goed op het mannetje in het genezen van de wonden lijkt, daaraan twijfelen vele geleerde zeer met Dodonaeus alhier, nochtans heeft de ervaring naderhand bewezen zoals sommige zeggen dat de appels of vruchten van dit gewas in olie geweekt die een kracht geven om de gesneden delen of leden van het lichaam in korte tijd toe te halen en te helen. |
Zie verder: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl en : http://www.volkoomen.nl/