Lycopus

Over Lycopus

Wolfspoot, vervolg Dodonaeus, vorm, waterplanten, soorten, plaats, tijd van bloeien, namen, aard, kracht en werking, medisch, bijvoeging, geschiedenis, historie, etymologie, afkomst,

Geschreven en opgezet door Nico Koomen.

Joost van Ravelingen, vervolg van Dodonaeus of Dodoens, cruydt-boeck, 1644.

HET XVIII. CAPITEL.

Van Water-Andoren.

Ghedaente.

VVater-Andoren oft Water-Malrove is van vierkante hooghe steelen ende stekende rouwe bloemknoopkens, rondom de steelkens wassende, den Swarten Andoren volnaer ghelijck. Sijn bladeren zijn oock swartgroen, maer langher, harder, ende om de kanten dieper ghekerft dan die van Swarten Andoren, doch gheensins hayrachtigh, maer wat gherimpelt oft gheployt. De bloemkens zijn kleyn ende witachtigh. De wortel hanght met veele langhe veselinghen aen een.

Plaetse.

Water-Andoren wordt hier te lande veel gevonden in de diepe waterstroomen, aen de kanten van de waterachtighe kuylen, ende neffens de grachten: want het is gheerne met water besproyt; maer op dorre drooghe plaetsen en komt het nimmermeer voort.

Tijdt.

Dit cruydt is meest te sien, ende bloeyt in de Somersche maenden, maer ghemeynlijck in Hoymaendt ende Oogstmaendt.

Naem.

Wy noemen dit cruydt Water-Andoren oft Water-Malrove; in ’t Latijn Marrubium aquatile oft Marrabium palustre: Matthiolus siet het voor een soorte van Sideritis aen, te weten de ghene die van Dioscorides eerstelijck beschreven wordt: dan met de selve komt de Herba Iudaica beter over een, als wy in ’t vierde Boeck claerlijck ghenoegh betoont hebben. Met de tweede Sideritis, daer sommighe dese Water-Malrove oock voor houden, heeftse noch veel min gelijckenisses; want sy en komt met gheenerley gheslacht van Varen aengaende haer bladeren over een. Sommighe willense oock Herba Aegyptia, dat is Heydens-cruydt oft Egyptenaers-cruydt noemen.

Aerd, Kracht ende Werckinghe.

Water-Andoren schijnt verkoelende van aerd te wesen, ende daer by een sterckelijck tsamentreckende kracht te hebben.

Dit cruydt heeft den naem van Heydens-cruydt oft Egyptenaers-cruydt ghekreghen, om dieswille dat die landtloopers ende bedriegelijcke waersegghers, die hun selven voor Egyptenaers oft Heydenen willen uytgeven, hun huyt met dit cruydt bestrijckende, de selve een swartachtighe verwe doen krijghen, sulcks alsmen de Egyptenaers ende de Geele Mooren oft Africanen siet hebben.

Want het sap van dese Malrove pleegh al ’t ghene dat daer mede bestreecken wordt een dusdanighe swarte verwe te gheven; die in de selve soo vastelijck blijft houdende, datmense met wasschen ende wrijven gheensins niet uyt doen en kan: in voeghen dat de lijne doecken, die daer eens in ghedoopt oft gheverwt zijn gheweest, de voorseyde verwe daer nae eeuwighlijck behouden.

BIIVOEGHSEL.

De ghene, die dit cruydt alle de krachten van de oprechte Malrove oft Andoren toeschrijven, zijn bedroghen; al is ’t saecke dat het de selve van ghedaente niet qualijck en ghelijckt, ende daerom in Duytschlandt Wasser Andoren ende Weiher Andoren heet; in Vranckrijck Marrube d’eau oft Marrubin du lacq. Want men soude dat alsoo wel, iae beter voor een soorte van Glas-cruydt oft Parietarie moghen nemen. De bladeren, noch iongh zijnde, zijn hier te lande hayrigh, met sacht dons beset (als oock de vierkantighe, somtijdts roode gheknoopte steelen, die sacht ruygh zijn) ende komen niet uyt de wortel, maer uyt de knoopen van de steelen voort twee teghen den anderen over staende, van maecksel langher dan die van Parietarie, ende tusschen die van Agrimonie ende Parietarie middelmatighlijck ghestelt, rondom de kanten gheschaert, sonder merckelijcken smaeck. Wt den oorsprongh oft schoot der selver bladeren spruyten de bloemkens, rondom de steelen wervels-gewijs gheschickt, scherpachtigh ende rouw om aen te raecken, doch niet heel stekelich. Elck bloemken is kleyn, van vier witte bladerkens ghemaeckt, somtijdts met wat peersch verciert. Het pleegh hier te lande Hondts-ooren te heeten: welcken naem de Bocksboonen ende meer andere cruyden oock hebben. Eenighe houden ’t voor Rhodora Gallica Plinii; andere noemen ’t Cardiaca mollis, om dat de bladeren als Eycke-bladeren ghekertelt zijn, kruys-ghewijs staende, als die van Herts-ghespan; de saedt-huyskens oock als die van Cardiaca, maer niet rouw, in vieren ghesneden, met vier dierghelijcke saden, doch wat kleyner ende platter.

Noch van de krachten.

Dat de ghene, die dit cruydt alle de krachten van Andoren toeschrijven, onghelijck hebben, is seer merckelijck: dan oft het den Herts-ghespan oft het Glas-cruydt in werckinghen ghelijck is, ’t welck waerschijnlijcker is, staet noch te ondersoecken. Immers sommighe Alchimisten distilleren daer een water van, dat sy voor krachtigh houden in al ’t ghene dat verkoelinghe ende verdrooginghe behoeft.

HET XVIII. KAPITTEL.

Van waterandoren. (Lycopus europaeus)

Gedaante.

Waterandoren of watermalrove is van vierkante hoge stelen en stekende ruwe bloemknopjes die rondom de steeltjes groeien volledig de zwarte andoren gelijk. Zijn bladeren zijn ook zwartgroen, maar langer, harder en om de kanten dieper gekerfd dan die van zwarte andoren, doch geenszins haarachtig, maar wat gerimpeld of geplooid. De bloempjes zijn klein en witachtig. De wortel hangt met vele lange vezels aaneen.

Plaats.

Waterandoren wordt hier te lande veel in de diepe waterstromen en aan de kanten van de waterachtige kuilen en naast de grachten gevonden, want het is graag met water besproeid, maar op dorre droge plaatsen komt het nimmermeer voort.

Tijd.

Dit kruid is meest te zien en bloeit in de zomerse maanden, maar gewoonlijk in juli en augustus.

Naam.

Wij noemen dit kruid waterandoren of watermalrove, in het Latijn Marrubium aquatile of Marrabium palustre, Matthiolus ziet het voor een soort van Sideritis aan, te weten diegene die van Dioscorides eerst beschreven wordt, dan met die komt de Herba Judaica beter overeen zoals we in het vierde boek duidelijk genoeg betoond hebben. Met de tweede Sideritis, daar sommige deze watermalrove ook voor houden, heeft ze noch veel minder gelijkenis, want ze komt met geen geslacht van varen aangaande haar bladeren overeen. Sommige willen het ook Herba Aegyptia, dat is heidens kruid of Egyptenaren kruid noemen.

Aard, kracht en werking.

Waterandoren schijnt verkoelend van aard te wezen en heeft daarbij een sterk tezamen trekkende kracht.

Dit kruid heeft de naam van heidens kruid of Egyptenaren kruid gekregen omdat die landlopers en bedrieglijke waarzeggers die zichzelf voor Egyptenaren of heidenen willen uitgeven hun huid met dit kruid bestrijken en die een zwartachtige kleur laten krijgen zulks als men de Egyptenaren en de gele Moren of Afrikanen ziet hebben.

Want het sap van deze malrove plag al hetgeen dat er mee bestreken wordt een dusdanige zwarte kleur te geven die er zo vast in blijft dat men het met wassen en wrijven er geenszins uit kan doen op die manier dat de linnen doeken die daar eens in gedoopt of geverfd zijn geweest die kleur daarna eeuwig behouden.

BIJVOEGING.

Diegene die dit kruid alle krachten van de echte malrove of andoren toeschrijven zijn bedrogen, al is het zo dat het van gedaante er niet slecht op lijkt en daarom in Duitsland Wasser Andoren en Weiher Andoren heet, in Frankrijk marrube d’eau of marrubin du lacq. Want men zou dat alzo goed, ja beter voor een soort van glaskruid of Parietaria mogen nemen. De bladeren die noch jong zijn zijn hier te lande harig en met zacht dons bezet (als ook de vierkantige en soms rode geknoopte stelen die zacht ruig zijn) en komen niet uit de wortel, maar uit de knopen van de stelen voort die met twee tegenover elkaar staan en van vorm langer zijn dan die van Parietaria en middelmatig tussen die van Agrimonia en Parietaria gesteld, rondom de kanten geschaard zonder merkelijke smaak. Uit de oorsprong of schoot van de bladeren spruiten de bloempjes die rondom de stelen wervelvormig geschikt staan en scherpachtig en ruw om aan te raken zijn, doch niet heel stekelig. Elk bloempjes is klein en van vier witte bladertjes gemaakt en soms met wat paars versiert. Het plag hier te lande hondts-ooren te heten welke naam de boksbonen en meer andere kruiden ook hebben. Enige houden het voor Rhodora Gallica Plinii, andere noemen het Cardiaca mollis omdat de bladeren als eikenbladeren gekarteld zijn en kruisvormig staan als die van hartgespan, de zaadhuisjes ook als die van Cardiaca, maar niet ruw en in vieren gesneden met vier diergelijke zaden, doch wat kleiner en platter.

Noch van de krachten.

Dat diegene die dit kruid alle krachten van andoren toeschrijven ongelijk hebben is zeer merkelijk, dan of het de hartgespan of het glaskruid in werkingen gelijk is, wat waarschijnlijker is, staat noch te onderzoeken. Immers sommige alchimisten distilleren er een water van dat ze voor krachtig houden in al hetgeen dat verkoeling en verdroging nodig heeft.

Zie verder: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl en : http://www.volkoomen.nl/