Coridothymus
Over Coridothymus
Tragoriganum, vervolg Dodonaeus, vorm, geurende kruiden, soorten, plaats, tijd van bloeien, namen, aard, kracht en werking, medisch, bijvoeging, geschiedenis, historie, etymologie, afkomst,
mJoost van Ravelingen. Vervolg van Dodonaeus of Dodoens. Cruydt-boeck, 1644.
Geschreven en omgezet door Nico Koomen.
HET XVIII. CAPITEL. Van Tragoriganum. Gheslachten. Nae de Orega volght het Tragoriganum oft Bock-Orega: van ’t welcke wy hier dry gheslachten sullen beschrijven; te weten ’t ghene dat ghemeynlijck met dien naem over al bekent is; ende behalven dat noch twee andere soorten van ’t selve ghewas, die van Carolus Clusius eerst aengheteeckent zijn: welcke dry soorten met de gheslachten daer Dioscorides af spreeckt, groote gemeynschap hebben. Want Dioscorides schrijft, datter twee soorten van Tragoriganum ghevonden worden: het eene breeder ende groener, het andere met kleyner steelkens ende smaller bladeren. Ghedaente. 1. Tragoriganum, ’t welck meest bekent is, heeft dunne harde houtachtighe, wat swartachtighe steelkens, kleyner bladeren dan die van de Grove Marioleyn, maer grooter dan die van den ghemeynen Serpyllum oft Quendel, goedt van reuck, rouw, ende een weynighsken ruygh oft hayrachtigh. De bloemkens zijn kleyn, wervels-ghewijse om ’t hooghste van de steelkens wassende, purpurachtigh van verwe. De wortel is kleyn, hardt ende houtachtigh. 2. Het Tweede Tragoriganum, dat van Clusius behalven dit Eerste beschreven is, heeft houtachtighe steelkens, bijnae anderhalven voet hoogh: de bladeren zijn van grootte tusschen de Orega ende tusschen het Wildt Serpyllum oft Quendel: de bloemen wassen rondsom de steelkens, als die van de voorgaende soorte, maer zijn wit van verwe: ende bovendien zijn de bladeren van dit cruydt wat witachtigh ende grijs, waer mede dat van het Eerste Tragoriganum verschilt. 3. Het Derde Tragoriganum, oock van Clusius beschreven, heeft teerer spruytkens, ende is leegher dan het voorgaende, ende heeft smaller bladeren, een weynighskens grijsachtigh. De bloemen zijn witachtigh, somtijdts purpur, grooter dan die van de voorgaende soorte, oock als de andere langhs ‘tsop van de roeykens oft steelkens wassende. Plaetse. 1. Matthiolus schrijft, dat Tragoriganum in het landt van Friul pleegh te wassen; maer oft het Tragoriganum dat hy beschrijft met het onse over een komt, dat en soude ick niet konnen versekeren, ghemerckt dat hy daer soo luttel bescheedts af geeft, met seer korte woorden de beschrijvinghe van sijnen Tragoriganum [461] begrijpende. Sommige zijn van gevoelen, dat ’t gene dat wy beschreven hebben, van Matthiolus met naeme van Marum gethoont ende gheschildert is gheweest; van het welcke dat nochtans seer verschilt: want het Marum en bloeyt gheensins in wervels-gewijse ringhskens, maer brenght sijn bloemen voort uyt kleyne aders-gewijse langhe hoofdekens, ghelijck de Spaensche Orega doet. Voorts, soo wast dit Eerste Tragoriganum dat wy nu beschrijven hier te lande in de hoven van de Cruydt-beminners, ende wordt aldaer met neerstigheydt onderhouden. 2.3. De andere twee soorten van Tragoriganum heeft Carolus Clusius in sommige Koningh-rijcken van Spaegnien ghevonden. Tijdt. 1. Het eerste Tragoriganum bloeyt hier te lande in de hoven omtrent de Oogstmaendt. 2.3. De andere twee bloeyen in Spaegnien omtrent den Meert. Naem. Dit ghewas is by de Griecken Tragoriganos gheheeten; by de Latijnen insghelijcks oock Tragoriganum: in de Apoteken ende by den ghemeynen man is het onbekent. 1. De eerste soorte maghmen eygentlijck Tragoriganum noemen: oft (als sommige dat in Nederduytsch over-gesett hebben) Bock-Orega. 2. De Tweede heet Tweede Tragoriganum, oft Bock-Orega met witte bloemen. 3, De Derde heete ick in ’t Latijn Tragoriganum Clusij alterum, ende is onse Derde Bock-Orega. Sy is misschien de ghene die Dioscorides Prasion noemt, in ’t Latijn Prasium, om dat sy kleyner is, ende dunner bladeren heeft dan d’andere twee. Aerd. De soorten van Tragoriganum zijn oock verdrooghende ende verwarmende van aerdt tot in den derden graed, als de Orega: dan (soo Galenus seydt) daer is een kleyne t’samen-treckinghe bijghevoeght. Kracht ende Werckinghe. Tragoriganum, seydt Dioscorides, doet pissen, ende is den buyck nut ende bequaem: want het water daer dat in gesoden is, te drincken ghegheven, doet de galle met den kamergangh af komen. De miltsuchtighe sullen dit cruydt seer nuttelijck met Edick dickwijls drincken. Voorts soo is Tragoriganum seer goedt, sacht ende lieffelijck te drincken oft anders ingegeven den genen die van de spijsen walgen, ende suere oft bracke rispen op-worpen uyt de maghe, ende slap van mage zijn: iae oock soo wanneer iemandt Zee-sieck geworden is, ende door de onghewoonte ende beroerte van de Zee onstelt ende bangh aen ’t herte ghebleven is. Men drinckt het oock met wijn tegen het vergift datmen ghemeynlijck Ixia noemt: ’t welck uyt de Maren-tacken ghemaeckt is, oft, als andere segghen, uyt den swarten Chameleon. Het verweckt de maendt-stonden, ghedroncken zijnde. Met honigh vermenght, ende daer een leckinghe af ghemaeckt, wordt seer nuttelijck ghegheven den ghenen die hoesten, ende longhersuchtigh zijn, ende etter op de borst beghinnen te vergaderen. Met polenta oft Gersten-meel vermenght, wordt nuttelijck op alle koude geswillen geleydt, om die te ontdoen, vermorwen ende weeck oft sacht te maken, ende te verteeren. BIIVOEGHSEL. Alle dese soorten van Tragoriganum blijven altijdt even groen: ende en vergaen des winters niet: dan ghemeynlijck komen uyt elck knieken twee bladeren teghen den anderen staende voort, in sommighe soorten (als boven verhaelt is) rondachtigher, in sommighe smaller ende langhworpigher, sommighe van ghedaente de Marioleyne-bladeren gelijck, ende seer welrieckende, sommighe niet soo welrieckende, sommighe grijsachtigh, als oock de steelen, sommighe swartachtigher: ende meestendeel ruygh ende met hayrachtigheydt bedeckt: dan den reuck van sommighe treckt terstondt in den neuse, in sonderheydt alsmen de bladeren wrijft: den smaeck is oock bitter. De bloemkens omringhelen de t’sopkens van de steelen, ende spruyten uyt huyskens, helms-gewijs ghemaeckt, wit, oft peersch.. Naemen. De Spaegniaerts noemen de eerste soorte van Tragoriganum Sarillo. Den naem Tragoriganum in ’t Griecks is soo veel te segghen als Bock-Orega, seydt Lobel, als oft de Bocken ende Geyten die seer gheerne aten (ghelijck de soorte van Orega Onitis gheheeten, die naem voert om dat de Esels de selve seer geerne eten) niet om datse souden stincken ghelijck eenen Bock. De Eerste soorte wordt van sommighe Clinopodium gheheeten, van andere Marum, van andere Helenium Theophrasti; iae sommighe hebben Clinopodium in het 3. Capitel van dit Boeck beschreven, dat te Nurenbergh Abckraut heet, voor het Eerste Tragoriganum (oft ten minsten voor een mede-soorte daer van) ghehouden: dan de ghedaente ende schickinghe der bloemen wijst ghenoegh uyt dat het gheen Tragoriganum en is. De soorten hier van ons beschreven uyt Clusius zijn van hem met naeme Tragoriganum Hispanicum van ’t ghemeyn onderscheyden, dat is Spaensch Tragoriganum: dierghelijcke ghewas met peersche bloemen ende seer smalle bladeren is van Lobel Bock-Orega van Candien, in ’t Latijn Tragoriganum Creticum gheheeten. By de gheslachten van Scordium is oock een cruydt beschreven, dat sommighe Tragoriganum Prassoïdes noemen; te weten de Sideritis van Montpelliers; het welck van dese teghenwoordighe Bock-Orega ghenoegh verschilt. Verkiesinghe. ‘Tbeste Tragoriganum is dat in Cilicien, Candien, Smyrne, Chios ende Cos groeyt, seydt Dioscorides. |
HET XVIII. KAPITTEL. Van Tragoriganum. (Sideritis tragoriganum, Coridothymus capitatus) Geslachten. Na Origanum volgt het Tragoriganum of bok Origanum waarvan we hier drie geslachten zullen beschrijven, te weten hetgeen dat gewoonlijk met die naam overal bekend is en behalve dat noch twee andere soorten van hetzelfde gewas die van Carolus Clusius eerst aangetekend zijn welke drie soorten met de geslachten daar Dioscorides van spreekt grote gemeenschap hebben. Want Dioscorides schrijft dat er twee soorten van Tragoriganum gevonden worden, het ene breder en groener en het andere met kleiner steeltjes en smaller bladeren. Gedaante. 1. Tragoriganum wat het meest bekend is heeft dunne harde houtachtige en wat zwartachtige steeltjes en kleinere bladeren dan die van de grove marjolein, maar groter dan die van de gewone Serpyllum of quendel en goed van reuk, ruw en wat ruig of haarachtig. De bloempjes zijn klein en groeien wervelvormig op het hoogste van de steeltjes en zijn purperachtig van kleur. De wortel is klein, hard en houtachtig. 2. Het Tweede Tragoriganum dat van Clusius behalve dit eerste beschreven is heeft houtachtige steeltjes en bijna vijf en veertig cm hoog, de bladeren zijn van grootte tussen Origanum en tussen het wilde Serpyllum of tijm en de bloemen groeien rondom de steeltjes als die van de voorgaande soort, maar zijn wit van kleur en bovendien zijn de bladeren van dit kruid wat witachtig en grijs waarmee dat van het eerste Tragoriganum verschilt. 3. Het derde Tragoriganum is ook van Clusius beschreven en heeft teerder spruitjes en is lager dan het voorgaande en heeft smallere bladeren die wat grijsachtig zijn. De bloemen zijn witachtig en soms purper en groter dan die van de voorgaande soort die ook als de andere langs de top van de roeden of steeltjes groeien. Plaats. 1. Matthiolus schrijft dat Tragoriganum in het land van Friul plag te groeien, maar of het Tragoriganum dat hij beschrijft met het onze overeen komt, dat zou ik niet kunnen verzekeren, gemerkt dat hij er zo weinig van vertelt en met zeer korte woorden de beschrijving van zijn Tragoriganum [461] omvat. Sommige zijn van mening dat hetgeen dat we beschreven hebben van Matthiolus met naam van Marum getoond en geschilderd is geweest waarvan het nochtans zeer verschilt, want Marum bloeit geenszins in wervelvormige ringetjes, maar brengt zijn bloemen voort uit kleine aarvormige lange hoofdjes net zoals de Spaanse Origanum doet. Voorts zo groeit dit eerste Tragoriganum dat we nu beschrijven hier te lande in de hoven van de kruidbeminnaars en wordt aldaar met naarstigheid onderhouden. 2.3. De andere twee soorten van Tragoriganum heeft Carolus Clusius in sommige koninkrijken van Spanje gevonden. Tijd. 1. Het eerste Tragoriganum bloeit hier te lande in de hoven omtrent augustus. 2.3. De andere twee bloeien in Spanje omtrent maart. Naam. Dit gewas is bij de Grieken Tragoriganos genoemd en bij de Latijnen insgelijks ook Tragoriganum, in de apotheken en bij de gewone man is het onbekend. 1. De eerste soort mag men eigelijk Tragoriganum noemen of (als sommige dat in Nederduits overgezet hebben) bock orega. 2. De tweede heet tweede Tragoriganum of bok Origanum met witte bloemen. 3, De derde noem ik in het Latijn Tragoriganum Clusij alterum en is onze derde bok Origanum. Ze is misschien diegene die Dioscorides Prasion noemt, in het Latijn Prasium, omdat ze kleiner is en dunner bladeren heeft dan de andere twee. Aard. De soorten van Tragoriganum zijn ook verdrogend en verwarmend van aard tot in de derde graad als Origanum, dan (zo Galenus zegt) er is een kleine tezamen trekking bijgevoegd. Kracht en werking. Tragoriganum, zegt Dioscorides, laat plassen en is de buik nuttig en goed want het water daar dat in gekookt is te drinken gegeven laat de gal met de kamergang af komen. De miltzuchtige zullen dit kruid zeer nuttig met azijn dikwijls drinken. Voorts zo is Tragoriganum zeer goed, zacht en lieflijk te drinken of anders ingegeven diegene die van de spijzen walgen en zure of brak oprispen opwerpen uit de maag en slap van maag zijn, ja ook zo wanneer iemand zeeziek geworden is en door de ongewoonte en beroerte van de zee ontsteld en bang aan het hart gebleven is. Men drinkt het ook met wijn tegen het vergif dat men gewoonlijk Ixia noemt wat uit de marentakken gemaakt is of als andere zeggen uit de zwarte Chameleon. Het verwekt de maandstonden als het gedronken wordt. Met honing vermengt en daar een likking van gemaakt wordt zeer nuttig gegeven aan diegenen die hoesten en longzuchtig zijn en etter op de borst beginnen te verzamelen. Met polenta of gerstemeel vermengt wordt het nuttig op alle koude gezwellen gelegd om die op te lossen, vermurwen en week of zacht te maken en te verteren. BIJVOEGING. Al deze soorten van Tragoriganum blijven altijd even groen en vergaan ‘s winters niet, dan gewoonlijk komen uit elk knietje twee bladeren die tegenover elkaar staan voort en in sommige soorten (als boven verhaald is) ronder, in sommige smaller en langwerpiger, sommige zijn van gedaante de marjoleinbladeren gelijk en zeer welriekend, sommige niet zo welriekend, sommige grijsachtig als ook de stelen, sommige zwarter en meestal ruig en met harigheid bedekt, dan de reuk van sommige trekt terstond in de neus en vooral als men de bladeren wrijft, de smaak is ook bitter. De bloempjes omringen de topjes van de stelen en spruiten uit huisjes en zijn helmvormig gemaakt en wit of paars. Namen. De Spanjaarden noemen de eerste soort van Tragoriganum sarillo. De naam Tragoriganum betekent in het Grieks zoveel als bok Origanum, zegt Lobel, als of de bokken en geiten die zeer graag aten (net zoals de soort van Origanum die Onitis heet die naam voert om dat de ezels die zeer graag eten) en niet omdat ze zouden stinken als een bok. (Thymus mastichinia) De eerste soort wordt van sommige Clinopodium genoemd en van andere Marum, van andere Helenium Theophrasti, ja sommige hebben Clinopodium in het 3de kapittel van dit boek beschreven dat te Neurenberg Abckraut heet voor het eerste Tragoriganum (of tenminste voor een medesoort er van) gehouden, dan de gedaante en schikking van de bloemen wijst genoeg uit dat het geen Tragoriganum is. (Coridothymus capitatus) De soorten hier van ons beschreven uit Clusius zijn van hem met naam Tragoriganum Hispanicum van de gewone onderscheiden, dat is Spaanse Tragoriganum en diergelijk gewas met paarse bloemen en zeer smalle bladeren is van Lobel bok Origanum van Kreta en in het Latijn Tragoriganum Creticum genoemd. Bij de geslachten van Scordium is ook een kruid beschreven dat sommige (Sideritis scordioides) Tragoriganum Prassoïdes noemen, te weten de Sideritis van Montpelliers wat van deze tegenwoordige bok Origanum genoeg verschilt. Verkiezing. Het beste Tragoriganum is dat in Cilicië, Kreta, Smyrna, Chios en Cos groeit, zegt Dioscorides. |
Zie verder: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl en : http://www.volkoomen.nl/