Anabasis

Over Anabasis

Ephedra, vorm, kruiden, soorten, plaats, tijd van bloeien, namen, aard, kracht en werking, medisch, bijvoeging, geschiedenis, historie, etymologie, afkomst,

HET XXII. CAPITEL.

Van Ephedra oft Anabasis.

Gheslachten.

Men vindt noch een ander ghewas, ’t welck met Peerdt-steert eenighe ghelijckenisse schijnt te hebben: dat wordt van de ouders Anabasis oft Ephedra ghenoemt.

Ghedaente.

Dit ghewas is grooter ende hoogher dan Peerdt-steert: ende staet somwijlen op met eenen struyck die eenen arm dick is, ende in vele sijd-tacken verspreydt wordt: uyt de welcke dunne, ende daer nae langhworpighe rijskens komen ghesproten, met vele knoopen lidtghewijs verdeylt, die tuyten oft uytspruytselen van Peerdt-steert-cruydt ghelijck. Omtrent de knoopkens krijght het mosachtighe, kleyne, bleeck-geele bloemkens, als die van de Kornoelien: nae de welcke de vruchten volghen, vol van suer sap, niet onghelijck de kleyne Moerbesiekens: in de welcke het saet steeckt. De wortel is herdt ende houdtachtigh.

Het wast somwijlen seer hoogh, somwijlen blijft het leegher ende kleynder: selden sietmen ’t alleen staen: want het wast ghemeynlijck achter eenighen boom oft heester: [100] wiens hooghte dat het oock ghemeynlijck in ’t wassen nae pleegh te volghen.

Bellonius schrijft in het boeck van sijn Sonderlinghe Aenmerckinghen, dat hy dit ghewas soo hoogh heeft sien wassen als eenen Platanus.

Neffens leeger oft kleynder boomen oft heesteren groeyt het oock leegher ende niet wel soo groot ende weeldigh.

Het en maeckt sich selven met geene klauwkens oft endekens aen de boomen vast, als den wijngaert: noch het en hecht oft en vlecht sy selven om de tacken niet, als de Veyl; ende noch veel min windt het sich selven daer rondom, als de Winden ende de gheslachten van Clematis; dan het schijnt dat het alleen ghenoeghte neemt, om by oft achter de boomen oft heesteren te blijven staen, ende nae haer hooghte sijn selven op te rechten, ende hoogh op te schieten, oft leegh te blijven.

Plaetse.

In sommige dalen van den bergh Olympus, ende oock niet verre van Raguza in Slavonijen is dit ghewas van den selven Bellonius ghevonden gheweest.

Tijdt.

Het bloeyt in den Mey: in Augustus zijn de vruchten rijp.

Naemen.

Plinius noemt dit ghewas Ephedra oft Ephedron; ende oock Caucon: andere noemen ’t Anabasis, om dat het om hooghe klimt. Plinius beschrijft het in ’t sevenste capitel van sijn ses-en-twintighste boeck met dierghelijcke woorden: Caucon, seght hy, ’t welck oock Ephedra ende van andere Anabasis ghenoemt wordt, wast meest in windighe ghewesten: het klimt op de boomen, ende hanght van de tacken van dien af: het en heeft gheen bladeren, maer krijght vele tuyten oft krollen, de welcke anders niet en zijn dan rijsen oft biesen vol knoopen: de wortel is bleeck-geeluwe van verwen.

Den selven Plinius vermaent van dat voorseyde ghewas oock in ’t derthienste capitel van ’t voornoemde boeck, als hy van Hippuris spreeckt; van de welcke hy seght, dat de Griecken seer verscheyden meyninghen oft ghevoelen hebben: Want sommighe van dien, seght hy, noemen ’t Ephedron, sommighe Anabasis: ende seggen dat het neffens de boomen wast, ende dat het daer op klimt, ende daer af hanght met vele biesachtighe swarte rijsen, den steert van een Ros seer ghelijckende, met kniewijs geknoopte tackskens: ende dat het luttel, dunne, kleyne bladeren heeft, ende rond saet, als Coriander, met eene houtachtighe wortel: ende dat het meest aen kleyne boomkens wast.

Dioscorides heeft dese twee soorten van gewas, te weten de groote Peerdt-steert ende dese Anabiasis oft Ephedra, die wy nu beschrijven (de welcke beyde den naem van Hippuris by de ouders hadden) alle beyde met een beschrijvinghe begrepen ende verwerret: seggende, dat Hippuris op vochte plaetsen ende in de kuylen oft grachten wast, ’t welck de Groote Peerdt-steert pleegh te doen. Daer nae voeght hy daer noch meer by, dat het hoogh op schiet, ende op tacken van de boomen die daer by wassen klimt: het welcke de Anabasis ghemeynlijck doet, die wy nu beschrijven; de welcke oock niet in vochte plaetsen groeyt, maer eer in vasten grondt, ende daer boomkens staen, als Plinius betuyght. Sulcks dat Dioscorides daer onbedachtelijck in schijnt ghehandelt te hebben, dat hy die twee gheslachten voor maer eenderhande t’ onrecht ghehouden ende beschreven heeft.

Aerd, Kracht ende VVerckinghe.

Dat Anabasis oft Ephedra kout ende daer toe oock droogh van aerd is, blijckt ghenoegh uyt haere krachten, de welcke gantsch met die van Peerdt-steert over een komen: ende ghelijck dit gantsche ghewas dat selve van ghedaente niet onghelijck en is, so komt het oock van kracht ende werckinghe daer aldernaest by.

BIIVOEGHSEL.

Het saet van dit ghewas is somtijdts seer overvloedigh, ende gelijck de Androsace, seght Bellonius, ende is seer rood van verwen. Dan die van dit cruydt meer begheert te weten, lese het 14.capitel van het eerste boeck der Vremder ghewassen van den hoogh-gheleerden Carolus Clusius, alwaer hy verhaelt voor wat soorte van ghewas dit cruydt te houden is, ende hoe dat van de Ouders, als Plinius, Dioscorides ende andere ghenoemt is gheweest. Ende om dat het met de Zee-druyve soo grooten ghelijckenisse heeft, sal ’t ghene wy in ’t Bijvoeghsel van ’t naevolgende Capitel sullen schrijven, tot verklaringhe van dit Capitel oock moghen dienen; al is ’t dat Dodoneus de sake alhier uytdruckelijck ghenoegh beduyt heeft.

HET XXII. KAPITTEL.

Van Ephedra of Anabasis. (Anabasis articulata)

Geslachten.

Men vindt noch een ander gewas wat met paardenstaart enige gelijkenis schijnt te hebben en dat wordt van de ouders Anabasis of Ephedra genoemd.

Gedaante.

Dit gewas is groter en hoger dan paardenstaart en staat soms op met een stam die een arm dik is en in vele zijtakken verspreid wordt waaruit dunne en daarna langwerpige twijgen komen gesproten met vele knopen lidvormig verdeeld en de tuiten of uitspruitsels van paardenstaartkruid gelijk. Omtrent de knoopjes krijgt het mosachtige, kleine, bleekgele bloempjes als die van de kornoelje en daarna volgen vruchten vol van zuur sap die veel lijken op de kleine moerbeien waarin het zaad steekt. De wortel is hard en houtachtig.

Het groeit soms zeer hoog en soms blijft het lager en kleiner, zelden ziet men het alleen staan want het groeit gewoonlijk achter enige boom of heester [100] wiens hoogte dat het ook gewoonlijk in het groeien na plag te volgen.

Bellonius schrijft in het boek van zijn bijzondere aanmerkingen dat hij dit gewas zo hoog heeft zien groeien als een Platanus.

Naast lagere of kleinere bomen of heesters groeit het ook lager en niet zo groot en weelderig.

Het maakt zichzelf niet met klauwtjes of eindjes aan de bomen vast als de wijngaard, noch het hecht of vlecht zichzelf niet om de takken als de klimop en noch veel minder windt het zichzelf daar rondom als de winde en de geslachten van Clematis, dan het schijnt dat het alleen genoegen neemt om bij of achter de bomen of heesters te blijven staan en naar hun hoogte zichzelf op te richten en hoog op te schieten of laag te blijven.

Plaats.

In sommige dalen van de berg Olympus en ook niet ver van Raguza in Slovenië is dit gewas van dezelfde Bellonius gevonden.

Tijd.

Het bloeit in mei en in augustus zijn de vruchten rijp.

Namen.

Plinius noemt dit gewas Ephedra of Ephedron en ook Caucon, andere noemen het Anabasis omdat het omhoog klimt. Plinius beschrijft het in het zevende kapittel van zijn zes en twintigste boek met diergelijke woorden; ‘Caucon, zegt hij, wat ook Ephedra en van andere Anabasis genoemd wordt, groeit meestal in windige gewesten, het klimt op de bomen en hangt van de takken er van af, het heeft geen bladeren, maar krijgt vele tuiten of krullen die niets anders zijn dan rijzen of biezen vol knopen, de wortel is bleekgeel van kleur’.

Dezelfde Plinius vermaant van dat voor vermelde gewas ook in het dertiende kapittel van het voornoemde boek als hij van Hippuris spreekt waarvan hij zegt dat de Grieken zeer verschillende meningen of gedachtes hebben ‘Want sommige er van, zegt hij, noemen het Ephedron, sommige Anabasis en zeggen dat het naast de bomen groeit en dat het daar op klimt en daar af hangt met vele biesachtige zwarte rijzen die veel op de staart van een ros lijken met kniewijs geknoopte takjes en dat het weinig, dunne en kleine bladeren heeft en rond zaad als koriander met een houtachtige wortel en dat het meestal aan kleine boompjes groeit’.

Dioscorides heeft deze twee soorten van gewas, te weten de grote paardenstaart en deze Anabasis of Ephedra die we nu beschrijven (die beide de naam van Hippuris bij de ouders hadden) alle beide met een beschrijving begrepen en verwart en zegt dat Hippuris op vochtige plaatsen en in de kuilen of grachten groeit, wat de grote paardenstaart plag te doen. Daarna voegt hij daar noch meer bij, dat het hoog opschiet en op takken van de bomen die erbij groeien beklimt, wat de Anabasis gewoonlijk doet die we nu beschrijven en die ook niet in vochtige plaatsen groeit, maar eerder in vaste grond en daar boompjes staan als Plinius betuigt. Zulks dat Dioscorides daar onbedachtelijk in schijnt gehandeld te hebben dat hij die twee geslachten voor maar een soort te onrecht gehouden en beschreven heeft.

Aard, kracht en werking.

Dat Anabasis of Ephedra koud en daartoe ook droog van aard is blijkt genoeg uit haar krachten die gans met die van paardenstaart overeen komen en net als dit ganse gewas dat ook van gedaante gelijk is zo komt het ook van kracht en werking daar het dichtste bij.

BIJVOEGING.

Het zaad van dit gewas is soms zeer overvloedig en als de Androsace, zegt Bellonius, en is zeer rood van kleur. Dan die van dit kruid meer begeert te weten leest het 14de kapittel van het eerste boek van de vreemde gewassen van de hooggeleerde Carolus Clusius waar hij verhaalt voor wat soort van gewas dit kruid te houden is en hoe dat van de ouders als Plinius, Dioscorides en andere genoemd is geweest. En omdat het met de zeedruif zo’n grote gelijkenis heeft zal hetgeen we in het bijvoegsel van het volgende kapittel zullen schrijven tot verklaring van dit kapittel ook mogen dienen, al is het dat Dodonaeus de zaak alhier uitdrukkelijk genoeg verklaard heeft.


Zie verder: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl en : http://www.volkoomen.nl/