Myosurus
Over Myosurus
Muizenstaartjes, Vervolg Dodonaeus, vorm, kruiden, soorten, plaats, tijd van bloeien, namen, aard, kracht en werking, medisch, bijvoeging, geschiedenis, historie, etymologie, afkomst,
Joost van Ravelingen. Vervolg van Dodonaeus of Dodoens. Cruydt-boeck, 1644.
Geschreven en omgezet door Nico Koomen.
HET XXVII. CAPITEL. Van Muysen-steertkens. Ghedaente. Muysen-steert is een kleyn neer cruydeken, met aderkens, schier ghelijck de Wechbre, maer in alle sijn deelen kleynder ende teerder. Het heeft kleyne ende seer smalle bladerkens: tusschen de welcke van de wortelkens voortkomen kleyne recht op groeyende ronde dunne steelkens: op de welcke aen d’ opperste wassen seer kleyne grasverwighe bloemkens, ende daer nae langhachtighe kaele aderkens als tortskens, kleyne Muysen-steertkens seer ghelijckende, maer nochtans korter: in de welcke besloten light seer kleyn bruyn saet. De wortel is seer veselachtigh, ende als in vele hayrkens verdeylt. Plaetse. Muysen-steertkens wassen op goede vette landen; dickwijls oock in de koren-velden, ende somtijts in de beemden, ende by de weghen. Tijdt. Dit gehwas bloeyt in April: in den Mey worden de tortskens rijp: korts daer nae vergaet dat cruydt, sulcks dat het nae de Braeckmaendt by nae niet en wordt dan dorre ghevonden. Naem. Men heet dit cruydt hier te lande Muysen-steert, op ’t Latijnsch Cauda murina ende Cauda muris; in ’t Griecks Myosouros, ende Myos oura; in ’t Hooghduytsch Tausentkorn; in ’t Fransoys Queue de souris; in ’t Enghelsch Blodstrange. Sommighe houden ’t voor het Holostium; maer my dunckt dat het de ouders onbekent is gheweest: het en is gheensins dat cruydt, welck Ruellius Denticula canis noemt. Aerd, Kracht ende Werckinghe. Muysen-steertkens zijn verkoelende van aerd, ende met enighe t’ samentreckinghe een weynigh verdrooghende, als haeren smaeck ghenoeghsaem uytwijst. BIIVOEGHSEL. De tortskens van dit cruydt wassen ghemeynlijck een palme hoogh, ende zijn de tortskens van Wechbre eer dat sy bloeyen seer ghelijck. Dese draghen vele witachtighe bloemkens, die haest vergaen. De bladerkens zijn heel grasachtigh ende smal, eenen duym oft anderhalf langh, stijf ende van smaeck den Water-peper ghelijckende. De Enghelsche noemen ’t oock Mouse taile. Om dat het van de ouders niet beschreven en is, daerom en heeft het gheenen naem in ’t Griecks oft Latijn by de ouders ghekreghen; ende Dodoneus heeft dat eerst nae den Duytschen naem Muysen-steertkens op ’t Griecks Myosouros ende op ’t Latijn Cauda muris ghenoemt. Een ander dierghelijck ghevvas van Lobel beschreven wast niet verre van de Zee, ende wort overvloedigh ghevonden onder de Tragacantha op de heuvels ende rotsen omtrent Marseille, gheleghen aen de Zee; het heeft seer vele uytghespreyde bladers, van ghedaente ende stijfvigheydt van den minsten steenachtighen Bergh-Sedum oft Wilden Pijnboom ghelijck, oock versien zijnde met seer vele steelkens, van dry palmen langh, die anderkens voortbrenghen, waer in dat kleyn saet besloten is, die van de Wechbre oft ghemeyne Serpentine ghelijck. De wortel is langhachtigh, houdtachtigh, dick, ende een weynigh heet van smaeck ende aromatijck. Hy noemt dat in ’t Latijn Coronopi & Sedi mantani media planta Massiliensium. Dit is een vremt cruydt, dat noch van de ouders noch van de ionghe Herbaristen, anders dan van Lobel, niet beschreven is gheweest. Kracht ende Werckinghe. Den rechten aerd van dit cruydt en is noch niet bevonden: maer voor alsoo veel als den smaeck betuyght, soo is ’t van krachten ende werckinghe de Wechbre seer ghelijck. |
HET XXVII. KAPITTEL. Van muizenstaartjes. (Myosurus minimus) Gedaante. Muizenstaart is een klein laag kruidje met aartjes vrijwel gelijk de weegbree, maar in al zijn delen kleiner en teerder. Het heeft kleine en zeer smalle bladeren waartussen van de worteltjes voortkomen kleine rechtop groeiende ronde dunne steeltjes waarop aan het opperste zeer kleine graskleurige bloempjes groeien en daarna langachtige kale aartjes als toortsjes die veel op kleine muizenstaartjes lijken, maar nochtans korter en daarin ligt zeer klein bruin zaad besloten. De wortel is zeer vezelachtig en als in vele haartjes verdeeld. Plaats. Muizenstaartjes groeien op goede vette landen en dikwijls ook in de korenvelden en soms in de beemden en bij de wegen. Tijd. Dit gewas bloeit in april, in mei worden de toortsjes rijp en kort daarna vergaat dat kruid zodat na juni bijna niets anders dan dor gevonden wordt. Naam. Men noemt dit kruid hier te lande muysen-steert, op het Latijns Cauda murina en Cauda muris, in het Grieks Myosouros en Myos oura, in het Hoogduits Tausentkorn, in het Frans queue de souris, in het Engels blodstrange. Sommige houden het voor het Holostium maar ik denk dat de ouders het niet kenden en is geenszins dat kruid wat Ruellius Denticula canis noemt. Aard, kracht en werking. Muizenstaartjes zijn verkoelend van aard en met enige tezamen trekking wat verdrogend als hun smaak voldoende uitwijst. BIJVOEGING. De toortsjes van dit kruid groeien gewoonlijk een acht cm hoog en zijn de toortsjes van weegbree eer dat ze bloeien zeer gelijk. Deze dragen vele witachtige bloempjes die gauw vergaan. De bladeren zijn heel grasachtig en smal en een duim of anderhalf lang, stijf en van smaak de waterpeper gelijk. De Engelsen noemen het ook mouse taile. Omdat het van de ouders niet beschreven is daarom heeft het geen naam in het Grieks of Latijn bij de ouders gekregen en Dodonaeus heeft dat eerst naar de Duitse naam muysen-steertkens op het Grieks Myosouros en op het Latijn Cauda muris genoemd. (Plantago coronopus var. ceratophylla) Een ander diergelijk gewas van Lobel beschreven groeit niet ver van de zee en wordt overvloedig gevonden onder de Tragacantha op de heuvels en rotsen omtrent Marseille, gelegen aan de zee, het heeft zeer vele uitgespreide bladeren die van gedaante en stijvigheid van de kleinste steenachtige berg Sedum of wilde pijnboom gelijk, ook voorzien met zeer vele steeltjes van vier en twintig cm lang die aartjes voortbrengen waarin klein zaad besloten is die van de weegbree of gewone Serpentine gelijk. De wortel is langachtig, houtachtig, dik en wat heet van smaak en aromatisch. Hij noemt dat in het Latijn Coronopi & Sedi mantani media planta Massieliensium. Dit is een vreemd kruid dat noch van de ouders, noch van de jonge herboristen, anders dan van Lobel, niet beschreven is geweest. Kracht en werking. De echte aard van dit kruid is noch niet bevonden, maar voor al zoveel als de smaak betuigt zo is het van krachten en werking de weegbree zeer gelijk. |
Zie verder: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl en : http://www.volkoomen.nl/