Corallina
Over Corallina
Koraalmos, vervolg Dodonaeus, vorm, varens, soorten, plaats, tijd van bloeien, namen, aard, kracht en werking, medisch, bijvoeging, geschiedenis, historie, etymologie, afkomst,
Geschreven en vermeld door Nico Koomen.
Joost van Ravelingen, vervolg van Dodonaeus of Dodoens, cruydt-boeck, 1644.
HET XX. CAPITEL. Van Corallina. Gheslacht. By de gheslachten van Mosch wordt de Corallina van sommighe oock gherekent. Ghedaente. Corallina brenght dunne, doch harde steenachtighe steelkens voort, als met kniekens oft ledekens onderscheyden: de welcke wederom in dunne snippelinghen ende bijnae hayrs-gewijse sijd-tackskens verdeylt ende verspreydt worden; ende t’samen uyt een steenachtigh hoofdeken wassende, aen de klippen ende steenrotsen hanghen. Dit gantsche ghewas is soo hardt, dat het de ghestaltenisse ende wesen van eenen steen meer dan van eenigh cruydt schijnt te hebben: van verwen is het witachtigh; somtijdts oock wat nae den rooden treckende. Plaetse. Dit cruydt wast op steenrotsen ende klippen van de Zee, ende op allerhande schelpen, somwijlen oock op de Oesters-schellen. Sommighe betuyghen, dat het aen ’t Corael somtijdts vast houdende ghevonden wordt. Naem. De Apotekers, de Italiaenen ende de Fransoysen noemen dit ghewas nae den Latijnschen Coralline ende Corallina; de Spaegniaerts Yerva Malborquiana. In Nederlandt is het oock met den naem Corallina bekent. Het schijnt dat het eenighe ghelijckenisse heeft met dat geslacht van Fucus, ’t welck Trichophyllon van Theophrastus genoemt is. Want van bladeren, die in dunne hayrsghewijse snippelinghen ende als de Venckel-bladeren verdeylt zijn, ende insghelijcks van verwe, de welcke geensins grasachtigh en is, komen sy beyde met malkanderen seer wel over een. Dan alleen isser een onderschil in; te weten dat dese Corallina gantsch hardt ende steenigh van stoffe is; sulcks als Theophrastus sijnen Fucus Trichophyllus niet beschreven en heeft. Aerd, Kracht ende Werckinghe. De gantsche gestaltenisse ende stoffe van Corallina is eerdachtiger dan die van de voorbeschreven soorten van Mosch, ende is t’samen oock mededeelachtigh van eenige niet seer kleyne siltigheydt oft brackigheyt: waer door sy seer krachtigh verdroogt, ende allerhande wormen des buycks doodet ende uytdrijft. ‘Twelck [778] sy seer merckelijck ende sterckelijck te wege brenght, ghelijck nu kortelingen door sekere ervarentheydt bevonden ende versocht is gheweest. Ten dien eynde gheeftmen ’t poeder daer van omtrent het gewicht van een vierendeel loots seffens met eenigh nat te drincken, oft oock wel min, als de kinderkens heel iongh zijn. BIIVOEGHSEL. Dit cruydt heeft sommighe oneyghene naemen, als Bryon Thalassion, Muscus marinus, Zee-Mosch ende Soldanella; maer de ghene die dat Corael-cruydt noemen, hebben meer ghelijcks. Coralline, seydt Lobel, in ’t Latijn Corallina, in ’t Enghelsch Zea Mosse gheheeten, is nu ter tijdt in de Apoteken seer wel bekent, met haer seer veele hayrs-ghewijse dunne in een verwerrede scheuten den Corael ghelijck, maer sonder steel, roodt van verwe, somtijdts oock geelachtigh, groenachtigh, aschverwigh oft wit, ende soo hardt als een been. Dan in ’t laetste van dit gantsche Werck sullen wy noch ettelijcke vremde soorten van Corallinen uyt Clusius boecken beschrijven, beneffens de ghene die alhier verhaelt sullen worden. Wit Coraels-gewijse Zee-Mosch wast op de schelpen, ende selfs is als uyt schelps-ghewijse op den anderen ligghende schubbekens spruytende: de bladeren zijn dun, maer hardt: men heetet Muscus candicus Coralloïdes squamulis loricatus in ’t Latijn. Ander Coraels-ghewijse witte Zee-Mosch, in ’t Latijn Muscus Coralloïdes alter albus, is dunner van bladeren. Heesterachtigh Zee-Mosch is in Italien Corallina cordiale geheeten, ende is de Corallina ghelijck: sijn tacken zijn taey ende hardt, bewassen met knobbelen: de welcke opengedaen zijnde een beestken vertoonen, dat wegh vlieght, seyt Castor Durante. Sulcks wordt in de Zee-Eycke ende soorten van Fucus oock bevonden. Corallina met breede bladeren, oft anders Zee-Lever-cruydt, dat is Lichen marinus, van Clusius beschreven, wordt een palme hoogh, veele tackskens iet ter sijden verspreydende, die bladigh zijn: want elck bladt brenght noch een ander oft oock wel twee oft dry voort, ende de selve wederom andere; soo dat het heele gewas van bladerkens op een staende ende uyt malkanderen spruytende ghemaeckt is: dese bladerkens zijn plat rondt, op malkanderen soo vast ghehecht, dat sy aen een dun draeyken ghereghen schijnen te wesen. De onderste bladerkens, die aen de steenrotsen vast zijn, zijn bruyn, de andere zijn wit, de uyterste, die noch iongh zijn, bleecker groen: allegader zijn glat, effen ende blinckende, siltigh van smaeck. Sommighe noemen dit cruydeken Sertularia, om dat de bladeren aen een ghereghen zijn als Pater nosters van Corael oft Peerlen. Andere, die dat uyt Corsica ghesonden hebben, noemen dat Corallina latifolia: Cortusus noemt het Opuntia marina littoralis & saxatilis, om dat het de Opuntia van Theophrastus wat gelijckt. Want het is te gelooven, dat dit cruydt noch versch zijnde, met Azijn, Sout ende Olie, oft sonder Sout gheten kan worden. Haer vremde ende wonderbaerlijcke gedaente is oorsaeck geweest, dat ickse alhier in schilderije heb willen stellen. Aerd, Kracht ende Werckinghe. Corallina is van smaeck seer t’samentreckende ende beschermende van aerd: daerom is sy seer goedt gheleydt op alle heete beghinnende gheswillen, ende op heete pijne van flercijn. Heesterachtigh Zee-Mosch, oft Corallina cordiale is van de Italiaenen soo gheheeten, om dat de tackskens daer van, kleyn gheschaeft, oft gheraspt, de ghebreken van ‘t herte ghenesen. |
HET XX. KAPITTEL. Van Corallina. (Corallina officinalis) Geslacht. Bij de geslachten van mos wordt van sommigen ook Corallina gerekend. Gedaante. Corallina brengt dunne, doch harde steenachtige steeltjes voort als met knieën of leden onderscheiden die wederom in dunne snippers en bijna haarvormige zijtakjes verdeeld en verspreid worden en tezamen uit een steenachtig hoofdje groeien en aan de klippen en steenrotsen hangen. Dit ganse gewas is zo hard dat het de gestalte en wezen meer een steen dan van enig kruid schijnt te hebben, van kleur is het witachtig en soms trekt het ook wat naar het rode. Plaats. Dit kruid groeit op steenrotsen en klippen van de zee en op allerhande schelpen, soms ook op de oesterschelpen. Sommige betuigen dat het aan het koraal soms vast houdend gevonden wordt. Naam. De apothekers, de Italianen en de Fransen noemen dit gewas naar het Latijnse coralline en corallina, de Spanjaarden yerva malborquiana. In Nederland is het ook met de naam corallina bekens. Het schijnt dat het enige gelijkenis heeft met dat geslacht van Fucus wat Trichophyllon van Theophrastus genoemd is. Want van bladeren die in dunne haarvormige snippers en als venkelbladeren verdeeld zijn en insgelijks van kleur die geenszins grasachtig is komen ze beide met elkaar zeer goed overeen. Dan alleen is er een verschil in, te weten dat deze corallina gans hard en stenig van stof is zulks als Theophrastus zijn Fucus Trichophyllus niet beschreven heeft. Aard, kracht en werking. De ganse gestalte en stof van Corallina is aardachtiger dan die van de voorgeschreven soorten van mos en is tezamen ook deelachtig van enige niet zeer kleine ziltigheid of brakheid waardoor ze zeer krachtig verdroogt en allerhande wormen van de buik doodt en uitdrijft. Wat [778] ze zeer merkelijk en sterk teweeg brengt net zoals nu pas geleden door zekere ervaring bevonden en onderzocht is geweest. Tot dat doel geeft men het poeder er van omtrent het gewicht van een vierendeel lood tegelijk met enig nat te drinken of ook wel minder als de kindertjes heel jong zijn. BIJVOEGING. Dit kruid heeft sommige oneigen namen als Bryon Thalassion, Muscus marinus, zeemos en Soldanella, maar diegene die dat corael-cruydt noemen hebben meer gelijk. (Sertularia operculata) Coralline, zegt Lobel, in het Latijn Corallina en in het Engels zea mosse genoemd, is tegenwoordig in de apotheken zeer goed bekend met haar zeer vele haarvormige dunne en ineen verwarde scheuten die op koraal lijken, maar zonder steel en rood van kleur, soms ook geelachtig, groenachtig, askleurig of wit en zo hard als een been. Dan op het eind van dit ganse werk zullen we noch ettelijke vreemde soorten van Corallinen uit Clusius boeken beschrijven naast diegene die alhier verhaald zullen worden. (Sertularia argentea) Wit koraalvormig zeemos groeit op de schelpen en zelfs spruit als uit schelpvormige op elkaar liggende schubbetjes, de bladeren zijn dun, maar hard en men noemt het Muscus candicus Coralloïdes squamulis loricatus in het Latijn. Ander koraalvormig wit zeemos, in het Latijn Muscus Coralloïdes alter albus, is dunner van bladeren. Heesterachtig zeemos is in Italië Corallina cordiale genoemd en is de Corallina gelijk, zijn takken zijn taai en hard, begroeid met knobbels en als die open gedaan worden vertonen ze een beestje dat weg vliegt, zegt Castor Durante. (Halidrys siliquosa) Zulks wordt in de zeeeik en soorten van Fucus ook bevonden. (Lichen caninus) Corallina met brede bladeren of anders zeeleverkruid, dat is Lichen marinus en van Clusius beschreven, wordt een tien cm hoog die vele takjes iets terzijde verspreidt die bladig zijn want elk blad brengt noch een ander of ook wel twee of drie voort en die wederom andere zodat het hele gewas van bladertjes gemaakt is die opeen staan en uit elkaar spruiten en deze bladertjes zijn platrond en zo vast gehecht op elkaar dat ze aan een dun draadje geregen schijnen te wezen. De onderste bladertjes die aan de steenrotsen vast zijn die zijn bruin en de andere zijn wit, de uiterste die noch jong zijn bleker groen, allen zijn glad, effen en blinken, ziltig van smaak. Sommige noemen dit kruidje Sertularia omdat de bladeren aaneen geregen zijn als Pater-nosters van koraal of parels. Anderen die dat uit Corsica gezonden hebben noemen dat Corallina latifolia, Cortusus noemt het Opuntia marina littoralis & saxatilis omdat het op de Opuntia van Theophrastus wat lijkt. Want het is te geloven dat als dit kruid nog vers is en met azijn, zout en olie of zonder zout gegeten kan worden. Haar vreemde en wonderbaarlijke gedaante is oorzaak geweest dat ik ze alhier in schilderij heb willen stellen. Aard, kracht en werking. Corallina is van smaak zeer tezamen trekkend en beschermende van aard en daarom is ze zeer goed gelegd op alle hete beginnende zwellen en op hete pijn van jicht. Heesterachtig zeemos of Corallina cordiale is van de Italianen zo genoemd omdat de takjes er van, klein geschaafd of geraspt, de gebreken van het hart genezen. |
Zie verder: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl en : http://www.volkoomen.nl/