Setaria

Over Setaria

Panikkoren, vervolg Dodonaeus, vorm, koren, soorten, plaats, tijd van bloeien, namen, aard, kracht en werking, medisch, bijvoeging, geschiedenis, historie, etymologie, afkomst,

Geschreven en opgezet door Nico Koomen.

Joost van Ravelingen, vervolg van Dodonaeus of Dodoens, cruydt-boeck, 1644.

HET XXV. CAPITEL.

Van Panick-koren.

Ghedaente.

Panick-koren komt uyt, ghelijck den Hirs, met veele dierghelijcke halmen, die binnen vol ende ghelijfvigh zijn, ende veele knoopen krijghen (iae somtijdts tien aen eenen steel) allenghskens spitser wordende: maer sijn loof is scherper, rouwer, ende veel breeder dan de Terwe bladeren, soo dat uyt elcken knoop een bijsonder langh smal rietachtigh bladt voort-komt: de aere, Riet-pluyme oft rietachtigh bloeysel is langhworpigh, dick ende seer dicht, van veele graenen vergadert ende t’samen ghehoopt, haer selven een luttel nederwaerts buyghende. Die saedekens oft Granen zijn rondt, hardt, blinckende, in sommighe vellekens oft huyskens als blaeskens besloten oft bedeckt, van verwe wat gheelachtigh, de Korenen van Hirs niet seer onghelijck, doch kleyner. De wortel is gheveselt, sterck ende vast.

Plaetse.

Panick-koren wordt ghesaeyt op dierghelijcke landt daermen den Hirs pleegh te saeyen: ende wast gheerne in rouwe sandachtighe aerde, maer liefst in warme ende drooghe landen oft ghewesten. Het en begeert niet veel reghens (ghelijck den Hirs oock niet en doet) oft vochtigheydts: want als het te veel reghent, soo laet het sijn bladeren sincken, als Theophrastus af schrijft: dan hy seydt daer noch by, dat het Panick-koren soeter is ende onstercker dan den Hirs.

Tijdt.

Dit Panick-koren wordt in de Lente gesaeyt, want het bemint de heete oft lauwe tijden des iaers: het komt haest tot volkomen rijpigheydt: selfs men maeyt het in heete landen binnen veertigh dagen nae dat het gesaeyt is gheweest. Men kan dat oock seer langhe ende menige iaeren goedt houden ende bewaeren, sonder te bederven.

Naem.

Men noemt dit Koren in onse tael hedensdaegs Panick-koren, nae den Latijnschen naem Panicum: welcken naem ghekomen is nae sijn rietachtighe trosse oft aere, die in ’t Latijn Panicula heet: den Medicijn Diocles noemde dat Mel frugum: in ’t Griecks heet het [818] Elymos, by sommighe Meline oft Melinos; in ’t Hooghduytsch Heydelpfennigh oft Pfennigh; in het Spaensch Panizo; in ’t Fransch Panic; Ruellius schrijft, dat het in ’t Italiaensch Melica ghenoemt soude wesen: dan Matthiolus heeft het Sorgh-saedt Melica gheheeten. Maer Ruellius mach in dwalinghe ende misverstandt ghebroght zijn gheweest, soo het schijnt, door de ghemeynschap oft ghelijckenisse van den naem Melica met den voorseyden Grieckschen naem Melina oft Melinos; soo dat hy daerom het Panick-koren ende het Sorgh-saedt voor eenerhande koren ghehouden ende haer beschrijvinghe onder een verwerret heeft.

Aerd, Kracht ende Werckinghe.

Panick-koren geeft den lijfve luttel voedsels, seydt Galenus, ende is koudt ende droogh van aerd.

Saedt vanPanick-koren met Geyten Melck ghesoden, ende tweemael ’s daeghs inghenomen, stopt den loop des buycks, ende stilt dat krimpsel, alsoo wel als den Hirs, voeght Plinius daer noch by. Van buyten opgheleydt, is verdrooghende ende verkoelende.

Van Panick-koren wordt oock broot ghebacken, ghelijck van Hirs; maer dat selve broot brenght seer luttel voedsels by, als koudt, bijster dor, breucksaem ende morselbaer wesende, ende gheene taeyigheydt oft vettigheydt in hebbende: waer door het den wecken buyck oock stoppen ende verdrooghen kan.

BIIVOEGHSEL.

In Italien is dit Koren met den naem Panico oock ghenoegh bekent: in Vranckrijck heet het somtijdts Paniz; in Enghelandt Panick, in Hooghduytschlandt Feuch oft beter Pfench, anders Fenich ende oock Welschen Hirs, welcken naem den Amarantus oft Fluweel-bloeme oock heeft. Het graen is somtijdts wit van verwe, somtijdts geel, ende somtijdts bruyn. Hier te landen en is het soo seer niet bekent, als in veele plaetsen van Italien ende Vranckrijck. Dan als het hier in April ghesaeyt is, dan wordt het in de Hoeymaendt rijp; dan is veel trager dan in de heete landen. Want die van Gasconien saeyen dit alsmen het ander Koren maeyt; ende noch wordt het voor den winter rijp, als Ruellius schrijft.

Wildt Panick-koren, in ’t Latijn Panicum herbariorum silvestre, pleegh seer veel te wassen van selfs (seydt Lobel) in steenachtighe plaetsen van Italien ende Vranckrijck. De aere en is niet spits ende rondt, maer veel kleyner dan het Tam oft Ghemeyn Panick-koren, stande boven aen het opperste van den steel, gelijck die van Persicaria. Anders is dit het Panick-koren seer ghelijck, te weten van halmen, bladers, steelen, wortels ende knoopen; maer veel kleyner. Daer is noch een ander Panicum silvestre, dat oock Panicum palustre heet, te weten het Hemels-Dauw gras.

Aerd, Kracht ende Werckinghe.

Ghemeyn oft Tam Panick-koren en wordt hedens-daeghs niet veel ghebruyckt noch in de Apoteken, noch oock om broot te backen: want het is een seer droogh, mager ende slecht voedsel; ende morsele ghelijck savel: maer andere roosten het met boter oft Olie: andere eten het met melck, als het ghepelt is oft met vleesch-sop. Dioscorides seydt dat het gheroost zijnde de selve kracht heeft vanden Hirs, in sonderheydt van buyten opgeleyt, maer dat het min voedt, ende oock min stopt: dan met wijn gedroncken het roodmelizoen ende diergelijcke vloeden geneest. Men geeft het de Canarie vogelkens ende andere kleyne vogelkens t’eten. Sommighe houden dat voor seer heet van aerd.

Wilt Panick-Koren wordt als andere miswassen van graen ende grasachtighe cruyden de vogelen gegheven, maer geensins in spijse ghebruyckt.

HET XXV. KAPITTEL.

Van panikkoren. (Setaria italica)

Gedaante.

Panikkoren komt uit als hirs met vele diergelijke halmen die binnen vol en stevig zijn en krijgt vele knopen (ja soms tien aan een steel) die geleidelijk aan spitser worden, maar zijn loof is scherper, ruwer en veel breder dan tarwebladeren zodat uit elke knoop een apart lang smal rietachtig blad voortkomt, de aar, rietpluim of rietachtig bloeisel is langwerpig, dik en zeer dicht, van vele granen samen gesteld en gehoopt die zichzelf wat naar beneden buigen. Die zaadjes of granen zijn rond, hard, blinkend en in sommige velletjes of huisjes als blaasjes besloten of bedekt en van kleur wat geelachtig en lijken veel op het koren van hirs, doch kleiner. De wortel is gevezeld, sterk en vast.

Plaats.

Panikkoren wordt op diergelijk land gezaaid daar men hirs plag te zaaien en groeit graag in ruwe zandachtige aarde, maar liefst in warme en droge landen of gewesten. Het begeert niet veel regen (net zoals hirs ook niet doet) of vochtigheid want als het teveel regent dan laat het zijn bladeren zinken, zoals Theophrastus er van schrijft, dan hij zegt er noch bij dat het panikkoren zoeter is en zwakker dan hirs.

Tijd.

Dit panikkoren wordt in de lente gezaaid, want het bemint de hete of lauwe tijden van het jaar komt gauw tot volkomen rijpheid, zelfs men maait het in hete landen binnen veertig dagen nadat het gezaaid is geweest. Men kan dat ook zeer lang en menige jaren goed houden en bewaren zonder te bederven.

Naam.

Men noemt dit koren in onze taal tegenwoordig panick-koren naar de Latijnse naam Panicum, welke naam gekomen is naar zijn rietachtige tros of aar die in het Latijn Panicula heet, dokter Diocles noemde dat Mel frugum en in het Grieks heet het [818] Elymos en bij sommige Meline of Melinos, in het Hoogduits Heydelpfennigh of Pfennigh, in het Spaans panizo, in het Frans panic, Ruellius schrijft dat het in het Italiaans melica genoemd zou wezen, dan Matthiolus heeft het sorgzaad Melica genoemd. Maar Ruellius mag in dwaling en misverstand gebracht zijn geweest, zo het schijnt, door de gemeenschap of gelijkenis van de naam Melica met de voor vermelde Griekse naam Melina of Melinos zodat hij daarom het panikkoren en het sorgzaad voor hetzelfde koren gehouden en zijn beschrijving onder elkaar verward heeft.

Aard, kracht en werking.

Panikkoren geeft het lijf weinig voedsel, zegt Galenus, en is koud en droog van aard.

Zaad van panikkoren met geitenmelk gekookt en tweemaal per dag ingenomen stopt de loop van de buik en stilt de krampen net zo goed als hirs, voegt Plinius er noch bij. Van buiten opgelegd is het verdrogend en verkoelend.

Van panikkoren wordt ook brood gebakken net zoals van hirs, maar dat brood brengt zeer weinig voedsel bij omdat het koud, bijster dor, breukbaar en vermorzelbaar is en geen taaiheid of vettigheid heeft waardoor het de weke buik ook stoppen en verdrogen kan.

BIJVOEGING.

In Italië is dit koren met de naam panico ook genoeg bekend, in Frankrijk heet het soms paniz, in Engeland panick en in Hoogduitsland Feuch of beter Pfench, anders Fenich en ook Welschen Hirs, welke naam de Amarantus of fluweelbloem ook heeft. Het graan is soms wit van kleur en soms geel en soms bruin. Hier te lande is het niet zo zeer bekend als in vele plaatsen van Italië en Frankrijk. Dan als het hier in april gezaaid is dan wordt het in juli rijp, dan is veel trager dan in de hete landen. Want die van Gascogne zaaien dit als men het ander koren maait en noch wordt het voor de winter rijp, als Ruellius schrijft.

(Echinochloa crus-galli) Wild panikkoren, in het Latijn Panicum herbariorum silvestre, plag zeer veel vanzelf te groeien (zegt Lobel) in steenachtige plaatsen van Italië en Frankrijk. De aar is niet spits en rond, maar veel kleiner dan tam of gewone panikkoren en staat bovenaan het opperste van de steel net zoals die van Persicaria. Anders is dit het panikkoren zeer gelijk, te weten van halmen, bladeren, stelen, wortels en knopen, maar veel kleiner. Daar is noch een ander Panicum silvestre dat ook Panicum palustre heet, te weten het hemelsdauw gras.

Aard, kracht en werking.

Gewoon of tam panikkoren wordt tegenwoordig niet veel gebruikt, noch in de apotheken, noch ook om brood te bakken, want het is een zeer droog, mager en slecht voedsel en vermorzelt gelijk zavel, maar andere roosteren het met boter of olie en andere eten het met melk als het gepeld is of met vleessap. Dioscorides zegt dat als het geroosterd is dezelfde kracht heeft van de hirs en vooral van buiten opgelegd, maar dat het minder voedt en ook minder stopt, dan met wijn gedronken geneest het de rode loop en diergelijke vloeden. Men geeft het de kanarie vogeltjes en andere kleine vogeltjes te eten. Sommige houden dat voor zeer heet van aard.

Wild panikkoren wordt als andere miswassen van graan en grasachtige kruiden aan de vogels gegeven, maar geenszins in spijs gebruikt.

Zie verder: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl en : http://www.volkoomen.nl/