Den Nederlandtsen hovenier
Over Den Nederlandtsen hovenier
Jan van der Groen, beschrijft allerhande prinselijke en heerlijke lusthoven en hoe men die met vele bomen, bloemen en kruiden kan beplanten, zaaien en versieren, krachten, medicinaal, vermeerderen, enten, afbeeldingen van modellen van fonteinen, versieringen, parterres, bloemperken, latwerken, prielen, zonnewijzers etc.
Door Nico Koomen. Ik zet het in gewoon Nederlands, voor het origineel, zie; http://caliban.mpiz-koeln.mpg.de/groen/high/IMG_5863.html
Den Nederlandtsen Hovenier. 1670.
Zijnde het I. Deel von het Vermakelijk Landt-Leven. Beschrijbende alderhande Princelijke en Heerlijke Lust-hoven en Hofsteden, en houmen de selve, met veelderley uytnemende Boomen, Bloemen en Kruyden, kan beplanten, bezaeyen, en vercieren.
I. van der Groen.
Inhoud en verklaring van hetgeen in dit deel begrepen is.
[11] I. De eerste figuur vertoont het vorstelijke Huis en Hof te Rijswijk, een half uur buiten 's Gravenhage, gelegen op de weg naar Delft, toebehorende aan zijn doorluchtige hoogheid de heer Prins van oranje etc., naar het leven getekent.
II. Is het prinselijke hof en huis te Honselersdijk, omtrent 2 uur van 's Gravenhage bij het dorp Naaldwijk gelegen.
III. Is het Prinselijke hof en huis in 't Bosch, dicht bij 's Gravenhage, gewoonlijk d’ Oranje Zaal genoemd, bewoont door haar doorluchtige hoogheid, mevrouw de Princes Douairière van Oranje etc., naar het leven getekend.
IV. V, VI. Zijn 3 heerlijke Franse gebouwen en hun lusthoven, bestaande uit parterres of loofwerken, bloemperken, fonteinen, oranje- en citroenbomen en beplantingen met omgaande hulst – of dorenheggen; geplante gaanderijen of overdekte lanen, alles regulier, en leggen de parterres, loofwerken of bloemperken zowel in plano; plat, als perspectief.
VII. Is een gewone hoftuin op de Hollandse of Nederlandse wijze, verdeelt in 4 perken, met grote of kleine palm (Buxus) bezet; waarvan men de eerste gebruiken kan tot bloemen of loofwerken; de tweede tot allerlei moes of salade; de derde voor asperges, bloem- en Savoie kool, de vierde voor peulen, Roomse en Turkse bonen, (Phaseolus) wortels etc. Deze hof is met houten schuttingen rondom bezet waartegen morellen, kersen, abrikozen en perziken gevlochten zijn. Langs dezelfde loopt een rabat (langwerpige ophoging naast greppels) dat men met aardbeien bezetten kan; de appels, peren en andere grote vruchtbomen zet men zo hier en daar en ver van elkaar zodat de hof zijn behoorlijke open lucht kan behouden. De kwee en mispelbomen plant men aan de kanten van de sloten, over het water. Voorts zijn de perken rondom bezet met rozen, aalbessen en kruisbessen bomen. [12] Een gewoon tuinhuisje zie men hierin aan wiens muren met een wijngaard kan leiden die tegen het zuiden, zuidoosten of zuidwesten staan; aan de ene zijde is een gras of bleekveld, aan de andere zijde een hoenderhok.
VIII. Beeldt af drie veranderingen van uitspringend water die, met nog meer andere, op een fontein gesteld kunnen worden.
X. Nog een fontein, die men met kleine kosten maken kan, met van onder uitspringende stralen zoals hierna volgen zal.
XI. Afbeelding hoe men wijngaarden, zo in de aardboden als ook in mandjes vol aarde, zo wel in het onderste als opperste van de wijngaard, kan in- en afeggen, en daarna afsnijden.
XII. Vertoont hoe men de vruchtbomen kan winnen door afzuigen.
XIII. Tekening van het inenten der bomen.
XIV. Vertoning hoe men de bomen oculeert.
XV. Afbeelding van de oranje en citroen of limoenbomen, met hun tobben en bakken etc., als ook de galerij, stoven en kachels waarin men 's winters ze voor koude bewaart.
Hierop begint in de Nederlandse hovenier in het uitgebreid met elke zaak apart, te onderwijzen hoe men een hofstede, boomgaard en lusthof behoorlijk zal behandelen.
Daarna volgen omtrent 200 tekeningen of modellen van allerlei bloemperken, parterres of loofwerken, kleine en grote, gewone en ongewone, slechte en kunstige, lichte en zware, goedkope en dure, elk naar zijn believen, ook enige ontwerpen van doolhoven.
Hierna ziet men verschillende modellen van sierlijke doorluchtig gevlochten priëlen, voetstukken om bloempotten op te zetten, heiningen met kijkgaten etc., die men met groente kan laten begroeien en netjes geschoren houden of anders met wit of andere kleuren kan laten beschilderen. Eindelijk worden verschillende afbeeldingen van zonnewijzers getoond, zo om het plat te gebruiken als tegen het oosten, zuiden, westen etc., ook enige om in palm als een bloemperk te leggen.
[15]
De lieflijkheid van het landleven.
De hof-bouw en het buitenleven is, naar het zeggen van veel geleerden, het vermakelijkste, voordeligste, gezondste, ja menigmaal ook wel het zaligste leven dat men zou kunnen wensen, voor diegene die aan geen beroep in de steden vastgebonden is.
Het vermakelijkste leven is het omdat alles wat ademhaalt, in de lente, zomer, ja ook zelfs in het begin van de herfst, door de aangename en zachte lucht uit de steden naar buiten gelokt, ja getrokken wordt, als waar men eerst alle dorheid in groen ziet veranderen en hetgeen als dood was wederom herleven, het jonge gras met de spruitjes en allerlei bloemen uit de schoot der aarde voortkomen die met hun liefelijke reuk de neus en aangename kleuren het oog vermaken. Deze worden later van lekkere zomer vruchten gevolgd die door hun verversende smaken de tong van de aanschouwers bekoren. Niet lang daarna ziet men de bomen met herfst en winter vruchten geladen die de keukens, naast de aardvruchten, tegen de onvruchtbare winter ooft van voorraad voorzien.
Het voordeligste leven is het omdat bijna alles wat tot de mensen voedsel en onderhoud nodig is van het land, uit de boomgaard en de hof moet worden gehaald wat men aldaar veel verser en betere koop kan bekomen dan in de steden; ook kan men daar met veel minder pracht en kosten zichzelf en zijn huisgezin onderhouden.
Het gezondste leven is het doordat die verse lucht met geen stinkende dampen, gelijk als in de steden, besmet is, waardoor het verteren van spijzen in de maag belet wordt en veel hoofdpijn, verkoudheid, hoest en kortademigheid veroorzaakt. Buiten dit kan men hier ook een geregeld leven leiden omdat men niet belet wordt op de gewone tijd eten en drinken, slapen en opstaan. Maar bovenal kan men ook matiger leven dan in de steden alwaar men door de bijeenkomsten van vrienden [16] en kennissen zeer dikwijls wordt verleid, door overdadige maaltijden, gasten en brassen, drinken en klinken, zittingen etc. Die menigmaal geen geringe oorzaak zijn dat het de mens slecht gaat, ziekten, ja wel van de dood zijn.
Het zaligste leven kan het ook wel wezen indien men zich daarnaar stelt; dit is zeker dat buiten op het land zoveel valsheid en goddeloosheid niet omgaat als in de steden. Maar daartegen heeft men veelvoudige stof om de naam van de grote schepper van al deze kruiden, bloemen, vruchten, bomen etc., te verheerlijken, loven, danken en prijzen waartoe de volgende versjes van de vloeiende poet J. Cats ook gesteld zijn;
‘t Wierdt Adam opgeleyt het Paradijs te bouwen,
om in dat schoon Prieel den Schepper aen te schouwen,
Te sien sijn hoogh beleydt, en onbegrepen macht,
En wat hy voor den mensch in wesen had gebracht.
Het Veldt heeft wonder in, de stomme Boomeu spreken
Ja, dat noch hooger gaet, de domme Beesten preecken;
Niet een soo kleynen Dier, niet een soo teeren Kruydt,
Of մ rept, oock sonder stem, den Grooten Schepper uyt.
De oude Latijnse poten hebben al lang geleden de lof van het landleven gezongen. Doch om tot onze Nederlanders te komen zo heeft een Petrus Hondius, een Vlaming, al in het jaar 1621 een zeker boek, genoemd de Moufeschans, vol versjes daarvan uitgegeven waarin hij de dagelijkste bezigheden van het buiten leven van tijd tot tijd beschrijft. De heer van Zuylichem heeft ook nog laatst zijn hofstede Vitaulium; dat is Hofwijk, met deftige verzen potisch beschreven. Deze is aanstonds door de heer Westerbaen in het berijmen van zijn hofstede Ockenburgh gevolgd geworden. Daarna heeft ook de heer J. Cats het buitenleven en hof gedachten op zijn hofstede Sorg-vliet in het licht gebracht en hetzelfde als een doodskist voor de levenden nagelaten. De nauwkeurige lezer die de lof en nuttigheid van het buiten leven verder wil onderzoeken kan die voornoemde poten doorlezen.[17]
[19] Inleiding.
De overvloedige natuur (bestuurt door de eeuwige God) die de mensen haar voedsel en onderhoud zo milddadig toezendt heeft de tijd in jaren en elk jaar in vier delen verdeeld. De winter (hoewel nodig) doet door haar koude, vochtigheid en bulderend wind, hagel en sneeuwbuien de andere drie delen in onaangenaamheid uitsteken. De lente brengt haar bloemen, de zomer haar vruchten en de herfst haar winteroogst tevoorschijn. Maal al deze dingen worden op hun tijd van de natuur voortgebracht, doch ze kunnen en dienen noodzakelijk (indien men daar het rechte gebruik van wil genieten) door de kunst geholpen en verbeterd worden. Want door de kunst kan men de aarde die op sommige plaatsen door de natuur onvruchtbaar geworden is met dezelfde goed vermaken en vruchtbaar laten worden; de kunst kan de wilde, harde onsmakelijke vruchten door bemesten, koesteren en inenten tam zacht, eetbaar en smakelijk maken.
Deze en meer andere zijn algemeen en ook nodig. Doch, om op ons voornemen te komen, zeggen we dat de natuur die zich vaak wanschikkelijks vertoont door de kunst kan opgeschikt, op gepronkt, in goede orde, sierlijk en vermakelijk gemaakt worden. En hiervoor kruit men soms bergen en heuvels weg, laagten en dalen verhoogt men, men maakt water tot land en land tot water etc. Al deze dingen worden in de lusthoven opgemerkt daar men alles regulier, dat is, beide de zijden gelijkvormig maakt. Hier leert de kunst dat men de boomgaarden en lusthoven met hoge eiken, abeel of iepenbomen rondom dient te beplanten opdat ze door de marteling van de koude winden, zo veel als mogelijk is, bevrijd zijn. Dat men het water, (als het daar is) rondom de hofsteden heen legt, daar men van het geboefte meer beschermd wordt; hetzelfde ook tot visvijvers ordineert en gebruikt de uitgegraven aarde tot verhoging van boomgaard en hof. Al deze wateren, als die ververst kunnen worden, geven grote aangenaamheid aan [20] de lusthoven; als mede doen de levende wateren of springbronnen die van de naast gelegen hoogten, onder de aarde door, in de lusthoven worden gelegd en aldaar door heerlijke fonteinen haar frisse en koele stralen tot groot vermaakt laten uitspringen. De kunst heeft hier ook geleerd de bedden zodanig te leggen dat ze geschikt zijn door de tussen lopende paden om gemakkelijk bezaaid, beplant, gewied, gesneden en geplukt te worden. Al zulke en diergelijke kunsten, ervaringen en uitvindingen, daar door de natuur geholpen, verbeterd en versierd wordt zijn er ontelbaar en hoe men de lusthoven daarmee verheerlijken kan zal de liefhebber in de hierbij gevoegde figuren (als ook diegene die achteraan van de bloemperken, parterres of loofwerken, zonnewijzers, prielen etc., vertoond worden) beter zien als uit een beschrijving verstaan.
De eerste die men weet dat de lusthoven in enige geschikte orde hebben gebracht zijn de oude Romeinen geweest die daarna van de Italiaanse prinsen loffelijk en met verbetering zijn nagevolgd zodat Italië onder andere uitstekendheden hiermee beroemd is geweest. Van daar is deze lustige vermakelijkheid door gans Europa voort geplant en van tijd tot tijd door aardige nieuwigheden toegenomen, doch voornamelijk steekt Frankrijk tegenwoordig boven alle andere landen in deze heerlijkheid uit, alwaar men niet alleen de koninklijke huizen en hoven Fontaine Bleau, St. Germain etc., maar ook bijna ontelbare prinsen, graven en edellieden hun paleizen en lusthoven als aardse paradijzen ziet pronken en pralen.
Al diegene die de Nederlanden bekend zijn weten ook wel dat die aan lustigheden niet ontbreekt en vooral ons klein doch tot nog toe gezegde Holland. Want hierin heeft men (naar zijn kleine omvang te rekenen) wel zo veel heren huizen, lusthoven en hofsteden als in Frankrijk, hoewel doorgaans niet zo prachtig en kostbaar. Evenwel moeten de prinselijke huizen en hoven bij Rijswijk, Hontsholredijk, (bij Waalwijk) de Oranje Zaal (hiervoor figuur 1, 2, 3, in de plattegrond [21]
[23] vertoont) wel bij enige van de voornaamste in Frankrijk gerekend worden. De andere mindere bestaan uit een groot getal, hiervan kunnen getuigen omtrent Amsterdam het uitgemalen Diemer meer, de omliggende landen van Naarden, Weesp, Woerden, Leiden, 's Gravenhage, Haarlem, Beverwijk, Alkmaar als ook de uitgemalen meren daar omtrent en voornamelijk de vette kleigrond van de Beemster, Schermer, Purmer, Wormer etc., zonder de vermakelijke plaatsen bij de stad Utrecht te vergeten, aan de rivier de Vecht gelegen. Hierin mag Holland zich dan gelukkig noemen dat zo wel alle kunsten en wetenschappen als zeldzame vreemdigheden, lekkernijen, kostelijkheid, ja schatten en rijkdommen door de Goddelijke zegen overvloedig tot haar vloeien want daar de kunstenaars beloond worden is er nooit gebrek. Op Holland kleinheid en wonderlijke toevloeiing speelt de heer J. Cats met de volgende verzen;
al wat men Hollandt noemt, en zijn maer weynigh Steden,
en Hollants Vrienden self en zijn mar weynigh Leden.
En al van kleyn begrijp, maer des al niet te min
Daer schuylen over al verscheyde wonders in.
Soo wie maer eens betreet den Ringh van Hollandts Kusten, die vint een schoon Prieel vol alderhande lusten;
Al wat den Hemel sent, of uyt der Aerden groeyt,
Dat komt hier met de Zee ter Haven in-gevloeyt.
Godt is gelijck een Son, die duystent fulde Stralen
Laet op dees kleynen Tuyn geduurigh neder-dalen;
Wat oyt aen Boomen hingh, of op den Velde stondt,
Dat komt hier aen het Volck gevallen in den mondt.
De auteur mening is niet om in dit deel te beschrijven hoedanig de heren landhuizen gebouwd dienen te worden, hij laat dat aan de bouwmeesters. Zijn voornemen is slechts om hier te onderwijzen hoe men de lusthoven met mooie en ongewone bomen, kruiden en bloemen zal versieren en onderhouden; en al eer we verder gaan zullen nog iets schrijven. [24]
Van de fonteinen.
Gans vermakelijk en sierlijk zijn de fonteinen in de lusthoven, vooral als die met levend water dat van de bergen of hoogte langs of door de aarde neder komt lopen voorzien zijn. Maar deze gelegenheid heeft men niet overal zodat men zich met regenwater (dat omhoog in goten, op daken, zolders of loden bakken verzameld en standgehouden wordt) moet behelpen. In deze loden bak maakt men een loden pijp of buis die het water naar omlaag leidt alwaar men dan met een kraan in deze buis het aflopende water (wanneer de fontein niet springt) kan tegen houden; indien men maar 1 fontein heeft, al mooi die met veel stralen gelijk springt, zo heeft men slecht alleen deze kraan nodig, van deze kraan leidt men verscheidende loden pijpen naar de plaatsen daar de waterstralen uit moeten komen, maar die men niet gelijk wil laten springen moet men aparte kranen in elke pijpje hebben. Deze fonteinen kan men wel in vijvers maken alsof het eilanden, bergen, rotsen of grotten waren. Ze worden ook wel zeer kostbaar gemaakt van gehouwen marmer, grauwe of blauwe arduinsteen, ook wel van koper, lood of hout dat men sierlijk kan beschilderen. In de bijgaande figuur 8 wordt een heerlijke fontein getoond wiens onderste bak van gehouwen steen is, maar omdat men die drie, vier of zes of achtkantig wil maken kan die van hout zijn, doch van binnen met lood bekleed. Het pedestal of voetstuk dient (om de gestadige vochtigheid) van steen te zijn, de bovenste kon kan men wel van dun geslagen koper maken; het bovenste beeld kan gegoten koper of anders verguld of geschilderd hout zijn; doch deze gehele fontein kan wel van gehouwen steen gemaakt worden en aldus kan men allerlei beelden van Goden, mensen, beesten, vissen, vogels etc., hierop stellen. De figuur 9 beeld af drievormige koperen pijpjes die men de ene voor en de andere na op zodanige voet als A is stellen kan. B vertoont een zon, C een overlopende kristallen wijnglas, D een ster en aldus kan men met het veranderen van de pijpjes veelvormige veranderingen te weeg brengen [25]
[27] De figuur 10 vertoont een fontein, zeer licht en kostbaar; op de grond ziet men de vorm van een straat van kleine kei of baksteentjes, tussen deze steentjes komen verschillende loden pijpjes waar stralen uitkomen die snel en recht naar boven schieten waarmee men de toekijkers kan verrassen. De onderste waterbak kan men van klinkers maken gelijk de regenbakken, met cement gemetseld en bestreken. Het pedestal of voetstuk is van vier ijzeren of koperen staven die onder van elkaar af, maar boven naar elkaar toekomen. Deze zijn bezet met kleine stukje steen die men van de rotsen afkapt en in de grotwerken gebruikt, men kan deze ook wel in het geheel of ten dele beleggen met zee hoorntjes en schelpen die men met steenlijm (die tegen het water bestand is) vastmaakt zoals men in grotten gebruikt. De bovenste kom is van dun geslagen koper, aldus uitgedreven. Van dezelfde stof is het schaaltje in het midden waaruit de waterstralen komen, als ook het kopje daar daarop staat op wiens straal (die dikker is dan de andere) men een licht, hol, koperen balletje ziet drijven en spelen en op deze wijze kan men kroontjes, cupidootjes, fortuintjes, vogeltjes etc. op de stralen laten vliegen en draaien.
Men kan ook uit verschillende hoeken van de hoven en paden de waterstralen laten komen daar men als overwelfde bogen onderdoor gaat of in besloten wordt, ja uit de balusters of leuningen, trappen, poorten, zitplaatsen gemaakte kruipende slangen en kikkers, bloemen, rotsen, grotten en bergwerken; men kan mede gemaakte vogeltjes die in de groente gedoken zitten door waterstralen, die uit de aarde komen, laten opvliegen die de wandelaars laten verschieten en de bijzitters als onvoorziens bespringen. Lichte bollen doet men ook door en langs de paden rollen die omlopende veel stralen en vliezen van zich in de ronde afschieten. Alle veranderingen die men door dit fontein werk teweeg kan brengen zijn niet mogelijk te beschrijven want de gelegenheid van de plaatsen en de kosten kunnen hier veel toe doen. [28]
Inleggen van de wijngaard.
De Nederlandse hovenier legt de wijngaard in februari in de aarde om voort te telen en dat op de volgende wijze. Men neemt een van de eenjarige ranken die dicht bij de aarde staat en buigt die zo veel naar beneden dat die met een bocht in de aarde komt gelijk in deze figuur 11 bij de letters A en B gezien kan worden. Op deze manier kan men in korte tijd een gehele heining vol wijngaarden voorttelen. Anders zet men ook wel mandjes in de aarde waardoor een gat, dat een weinig uit de bodem is gesneden, een van de eenjarige loten eerst is doorgetrokken en dan de mand met aarde vullen om die het volgende jaar, zonder de wijngaard wortel te beschadigen, te verplaatsen waar men die begeert te hebben. En wanneer uw wijngaard zo hoog is opgeschoten dat er geen eenjarige loten zo dicht bij de aarde waren; neem dan een mandje en breng dat zo hoog als ge begeert, trek gelijk hiervoor gezegd is, een van de loten door het gat en vul het met aarde gelijk bij de letter C te zien is. Uw wijngaard zal wortelen en geschikt zijn om in het volgende jaar, naar uw goedvinden, geplant te worden.
Men teelt ook wijngaarden van stekken; dat is wanneer ge uw wijngaard snoeit, neem dan een afgesneden rank waar een duim of twee oud hout aan gebleven is, gelijk bij de letter D gezien kan worden; snij de bast van het oude hout aan de ene zijde wat af en aan het lootje, laat drie knoppen boven het oude hout en steek het dan op een beschaduwde plaats schuin in de aarde, het zal wortelen en met de tijd tot een goede wijngaard groeien gelijk de liefhebbers in deze volgende figuur 11 alles goed kunnen zien. [29]
Afzuigen der bomen.
Het afzuigen, inenten en oculeren, verbeterd en maakt de boon veel mooier dan ze tevoren waren, laat die van naturen wild zijn door kunst de mooiste vruchten voortbrengen die men kan wensen of begeren, verandert de onsmakelijke in smakelijke, vroege in late, onvruchtbare en vruchtbare, zure in zoete en zomer- in winter vruchten, ja leveren van een boom verschillende soorten van vruchten gelijk men bij de liefhebbers dagelijks kan aanschouwen, maar het beste is dat men appel op appel en peer op peer voort teelt. Het wordt mede wel anders gedaan, maar vermits het oneigen is, heeft het geen aard. Men doet dat met afzuigen als volgt;
Kies een boom die u aanstaat en geschikt is om vanaf te zuigen. Plant een jaar eer ge uw werk zal beginnen een of meer jonge stammen daarbij, deze zal men wanneer ze een jaar gestaan hebben en goed geworteld zijn in de maand maart of zo lang de boom waarvan de zuigen zal nog gesloten van knoppen is en zo hoog als het nodig is hen afzagen, snij het bovenste glad af en kloof die verder met een snoei bijtel of entmes. Trek dan een van de naaste takken af die u daarvoor het beste lijkt naar beneden, snij een weinig van het op entje aan de wederzijde schuin af gelijk alsof u enten wil, uitgezonderd dat het aan de tak moet blijven, en de bast van de tak en de uiterste ent moet verenigd blijven; voeg dit in de gekloofde stam zodat de basten van buiten goed gelijk staan, bind het ingevoegde takje dan aan het stammetje vast, gelijk in deze bijgaande figuur 12 aangegeven wordt. Dan goed verzorgen met entwas opdat er door ingedrongen vochtigheid geen verrotting komt.
En omdat er door het bewegen van de oude boom geen schade aan het afzuigen geschiedt zet men een staak bij de tak die voor het schudden van de boom vast staat. Als dit zo in de herfst gestaan heeft snijdt men (zo de ent, die men afgezogen heeft, gegroeid is) beneden de invoeging af. [32]
Inenten.
De Nederlandse hovenier begint te enten in het begin van maart en zo lang dat de knoppen nog gesloten zijn en dat op deze manier. Men verkiest een stam die gaaf en glad is en van dezelfde soort als men wil enten (dat is peer op peer en appel op appel, maar mispels en kwee worden op meidoorn gent) die een jaar daarvoor geplant zijn en die zal men met een scherp zaagje zo hoog of laag als men de kroon wil hebben afkorten en met een mes het gezaagde boven glad afsnijden, zonder de bast van de stam los te maken. Dan met een entmes die recht in het midden zover opensplijten dat de ent daar goed ingezet kan worden. De ent die men zal inenten kiest men van eenjarig hout, uit de toppen van zo’n boom daar u de vruchten van behagen. Daaraan laat u ten hoogste 3 knoppen en zal ge aan weerszijde van de onderste knop die schuin afsnijden naar beneden tot elkaar toe en laat voor en achter de bast eraan zoals ge in figuur 13 bij de letter A kan zien. Als dit gedaan is steek het in de gespleten stam en er goed op letten dat de bast van de ingestoken ent met de buitenkant van de bast van de stam goed overeenkomt en dat de ene niet verder uitsteekt dan de andere gelijk in B te zien is.
Dan zal ge met entwas of potaarde, met koeienhaar gemengd, de kloof rondom de ent boven de stam en waar het kan inwateren goed dicht besmeren, sommigen nemen maar klei die met een doek daar de ent doorsteekt er dicht en vast om gebonden is. Op de voor gezegde manier kan men nadat de stam dik is een of aan elke zijde van de spleet een inenten. Ook als een boom 3 of 4 takken heeft kan men die afzagen en zo op elke tak een apart soort laten groeien, gelijk de stam bij de letter C twee soorten vertoont.
De beste bomen zijn die tweemaal geënt zijn, uitgezonderd suikerperen die maar eens geënt worden. Die worden als ze nog jong zijn omtrent een halve voet boven de grond geent gelijk bij D gezien wordt. Laat die tot een geschikte hoogte opgroeien en dan voor de tweede maal [33]
[35] enten gelijk bij de letter E gezien kan worden. Deze tweede enting beneemt alle wildgroei die de natuur van de boom de eerste enting enige mate toekomt.
Oculatie.
De Nederlandse hovenier oculeert in juli en augustus. En als hij een boom heeft waar hij op wil oculeren kiest hij daarvan de takken van eenjarig hout of diegene die in deze zomer gegroeid zijn en snijdt met een scherp mesje een rechte snede even door de bast tot op het hout en daarboven een dwarse snede gelijk of men een Latijnse T wilde maken zoals in figuur 14 bij de letter A te zien is. Dan neemt men een tak van die boom waarvan men vruchten begeert te hebben en van dezelfde ouderdom als daar ge op zal oculeren. Die is in zijn bladeren even boven de knop afgesneden en snijdt men die onder en boven de knop met een dwarssnede omtrent de helft van de dikte van de tak en die ten weerszijde tot de andere snijden als een vierkant schildje. Dit dan zachtjes met de vinger en de duim van het takje aftrekken gelijk hier bij de letter B, daar het takje met twee uitgesneden schildjes nauwkeurig getoond wordt. Als dit gedaan is neemt men een benen of buxus houten mesje en licht daarmee de bast op die door het insnijden van de Latijnse T gemakkelijk van de stam komt te scheiden en voegt daar het schildje tussen bast en hout met de knop opwaarts daarin. Wel goed erop letten dat de bovenkant van het schildje dicht tegen de dwarssnede van de Latijnse T is gezet, gelijk bij C, waar het zich ongebonden vertoont, te zien is. Dan neemt men een band uit een Moskouse mat en bindt de snede onder en boven de knop dicht gelijk bij B perfect gezien kan worden. Als dit zo twee maanden gestaan heeft doe dan de band daaraf zo de knop nog groen is dan zal die in het volgende voorjaar uitschieten, dan moet de tak een handbreed boven de oculatie afgesneden worden en het daarop volgende jaar, net naast de uitgegroeide oculatie, afsnijden opdat het te beter naar elkaar groeit. [37]
Van de oranjebomen. (Citrus aurantium subsp. amara)
e oranje bomen worden hier te lande eerst geteeld van kernen of zaden of in goede aarde geplant; drie of vier jaren oud. En als de stam dik is, omtrent een halve duim, zal men die dan oculeren in de maand juni of juli in het wassen van de maan bij droog weer op oranje stammetjes. Maar er moet goed opgelet worden dat men die takjes van rond hout neemt. Als die voortkomen zal men het stammetjes tot omtrent een duim nabij de oculatie afsnijden en dat in de maan mei en de kleine spruitjes die eraan mochten komen van de wilde zal men er aan laten blijven zodat het sap beter naar boven kan schieten. Ze zijn aan veel moeite onderworpen door de koude dampen die hier te lande veel vallen en worden in Brabant op diergelijke manieren geteeld zoals gezegd is. Daar worden ook veel bomen of stammen van Genua of van Lissabon naar hier gezonden. De takken worden afgesneden en als dan de stammen in goede geprepareerde aarde geplant, in potten of bakken met oude koeienmest en met goede aarde verzorgt. En als het gebeurde dat de stammen wat droog geworden zijn in het overbrengen dan zal men een spons nemen of doek met melk of water met honing gemengd en die stammen daarmee wassen en bestrijken om de schors of bast week te maken zodat ze dan te beter zouden groeien. De knoppen moet men goed bewaren voor de oorwormen of pissebedden met een stuk van een oud zeil of lap in de kroon van de boompjes te hangen die men dan moet uitschudden zodat de wormen daaruit vallen. Deze bomen moeten af en toe tegen de avond begoten worden met schoon regenwater dat in de zon gewarmd is als men ziet dat de bladeren wat beginnen te krimpen. In de winter giet men soms met biest of zoete melk om de ader worteltjes voedsel te geven. Het is goed voor het afrijpen of afvallen van de bladeren. En in de mei tijd worden ze begoten met loog van oude koeien, schapen of herten mest. Men maakt daarvan een koek om de aarde vetheid te geven door het gieten van het water. Sommige nemen schraapsel van hammen of baarden van walvissen, ze zeggen dat het goed is en grote vetheid geeft. Deze bomen worden in begin van oktober of november geplant met mooi droog weer in een kachel huis of kelder die daartoe geschikt is gemaakt daar de glazen naar het zuiden of zuidwesten staan om soms als de zon schijnt de stralen daarbinnen te laten komen en als het vriest moeten de vensters gesloten worden. Maar indien de vorst zo sterk is dat het in de stoof begint te vriezen dan moet men de koude met kachels tegen gaan en dat in zulke mate dat de hitte en de koude geen van beiden de overhand hebben. Daarom zal men 2 of 3 emmers met water bij de bomen zetten en zo lang het daarin niet vriest zo behoeft men geen vuur te maken en als er ijs in is zal men het maar zo warm maken dat het begint te ontdooien [38]
[39] Ze worden wederom uitgezet in de maand mei wanneer een zoete aangename regen mocht vallen. Dan snoeit men die en de rijpe vruchten zal men afsnijden in de maand januari. Mocht daar te veel bloemen aan zijn dan zal men die afplukken in de maand juli zodat de boom kracht houdt.
Van de citroen- en limoen bomen.
Citroen- en limoen bomen (Citrus medica, Citrus aurantifolia) komen mede van dezelfde plaatsen als gezegd is en worden ook op zodanige manier voortgeteeld en onderhouden.
In de neven gaande figuur 15 wordt de lezer de afbeelding van de oranje-, limoen- en vijgenboom getoond, als met de stoof daar men niet alleen de genoemde bomen, maar ook al diegene die van zodanige warmen zwakke aard zijn en onze koude winters niet kunnen verdragen, in brengen en bewaren.
A. Is de stoof.
B. Zijn de kachel ovens.
C. Zijn de tobben, bakken en potten waarin de bomen gezet zijn en groeien. Ook in welke orde men die op rijen zet om dat goed bij te kunnen komen.
D. De gedaante der tobbe en bakken met de bomen waarin, met hun handvaten en haken waarmee die met handbomen de stoof in een uitgedragen worden zoals in de figuur te zien is.
E. Zijn waterpotten waarin een reepje laken ligt waaruit het water langs steeds naar de wortel druppelt.
F. Is een klein kopje waarin men de jonge spruitjes aflegt op die manier zoals tevoren van de wijngaard gezegd is.
g. Een pot waar een glazen lantaarn op staat om door de zon deze tere planten te beter laten uitkomen.
Van de vijgenbomen.
De vijgenbomen (Ficus carica) worden hier te lande geteeld van uitschieters die onder uit de wortel schieten en dan verplant worden in een warme hoek in het begin van maart. Ze worden ook in potten geplant in de winter in huis of in de stoof te zetten. Als ze buiten staan moeten ze onder de aarde gebogen of onder de basten van boekweit of hennep schijven bedekt worden opdat de oude vruchten die in de herfsttijd zijn aangekomen niet zouden vergaan. Ge kan dan daar tweemaal in het jaar vruchten aan hebben, maar men moet die niet eerder uit de bedekking weghalen als in het begin of midden van april met een zuidwestenwind. Deze bomen willen sterke aarde hebben die goed bemest is met paarden- of schapenmest.
Deze vijgenbomen zijn drievormig, daar zijn witte, blauwe en ook wilde die het blad van de moerbei hebben, (Ficus sycomorus) maar hier te lande komen er weinig vruchten aan. Men zegt dat de vrucht aan de stam groeit. Daar zijn ook tweevormige vijgen van Indië wat planten zijn die dikke bladeren hebben en goed zijn om op een apothekers venster te pronk te zetten; de kleine draagt gele bloemen en daarna roodachtige vruchtjes, maar de grote soort wil in de winter droog en warm bij een kachel gehouden worden. (Opuntia stricta, Opuntia ficus-indica)
Van de granaatbomen.
(Punica granatum) Daar worden twee soorten granaatbomen gevonden; die enkele bloemen hebben worden van zaden geteeld en dragen vruchten. Die met dubbele bloemen worden van stekken of uitlopers geteeld. Deze worden in bakken of potten geplant en moeten in de zomertijd veel begoten worden met schoon water en ook in de winter in huis gezet om die goed te laten bloeien. Men zal die niet zo grote bakken of potten geven omdat die niet zo sterk zouden groeien en meer bloemen geven. Sommigen mengen de aarde met as van eikenhout [40] om ze goed te laten bloeien, maar ik bevind oude koeienmest beter te wezen.
Van de olijfbomen.
(Olea sativa) De olijfbomen worden uit Spanje of Italië gebracht. Ze willen goed staan in goede zwarte aarde of kleiachtig; deze staan in de wintergroen en moeten mede bij de kachel bewaard worden. Maar hier te lande groeien wilde en die zijn in de winter dor of bladloos en worden van stekken in de aarde gestoken. (Elaeagnus angustifolia) Ze willen goed groeien daar het vochtig en veel loof is. Als ze bloeien geven ze een zeer lieflijke reuk van zich en mogen in de winter steeds buiten staan.
Van de mirte bomen.
(Myrtus communis) het vermeerderen van mirt bomen geschiedt van stekken in mei, gestoken in een bak of pot en de takjes een klein draaitje gegeven, het zal goed wortelen in zandachtige aarde. Men steekt die ook in de maand augustus op dezelfde manier. Men kan ook dubbele mirt op andere stammen zuigen, maar die willen in de zomertijd veel begoten worden. Ook in goede aarde, hetzij bakken of potten. Ze moeten in de winter in droge kelders of kachels bewaard worden. Hiervan zijn veel soorten zoals dubbele mirt, mirt met rozemarijn bladeren, mirt met laurierblad, mirt met palmbladeren, mirt met fijne bladeren, mirt met gekruiste bladeren, mirt met rode stelen met citroen geur en tong bladeren en ook Joden mirt met kleine bladeren. Ik heb ook gezien dat daaruit zaad wordt gewonnen.
Van Genista of brem bomen.
(Genista hispanica, Cytisus scoparius) Genista of brem bomen worden van zaad geteeld, de Spaanse moeten in de winter in huis gezet worden, maar de wilde groeit genoeg in de heide. Daar zijn nog brems met grote dorens (Ulex europaeus) die uit Gallië komen en kunnen in de winter wel buiten staan. Er zijn nog kleine soorten van deze brem die met stekels zijn die in de heide of bieten groeien. (Genista anglica) Die met witte bloemen (Spartium junceum) vindt men hier te lande weinig als dan bij de edele heer van Beveringh of groot liefhebber van gewassen. De anderen hebben allemaal geelachtige bloemen. Deze soorten willen wel in magere aarde groeien die zandig is. Men verplant ze in maart.
Van de laurier bomen.
(Laurus nobilis) De bakelaar wordt van zaden of boontjes gestoken en daarvan gewonnen. De stekken worden in maart gestoken. Deze moeten in de winter in huis of kelder bewaard zijn en in bakken of potten staan. De Vlaamse laurier (Ruscus hypoglossum) groeit met bossen, men scheurt die van elkaar en zo teelt men die voort, men bedekt die in de winter met stro of riet, men buigt die ook wel omlaag en werpt daar aarde op of wit zand in het laatste van oktober. Die ontbloot men weer in het begin van april met een zachte regen. Daar zijn nog hier te lande laurierbomen die uit Amerika komen. (Laurus americana Mill.) van deze zegt men dat de schors kaneel is. Ze moeten in de winter goed bij de kachel bewaard worden. Daar zijn hier te lande niet veel van die bomen, maar deze boom wil in de zomertijd goed begoten worden. Daar is nog Viburnum tinus waar vier soorten van zijn, een met blinkend blad, een met dof blad, twee soorten met ruige bladeren. Deze soorten moeten ook in de winter in huis staan en worden van inleggen vermeerderd of soms van stekken. Daar is Laurus silvestris of [40] wilde laurier (Prunus laurocerasus) die zwarte bessen of kersen draagt; het wil goed groeien in vochtige plaatsen en uit de zon. Het heeft heel mooie bladeren om de spijs in de schotels mee te versieren. Deze legt men van de takken in de aarde en men verplant die in april in zandachtige aarde. Daar is een plant die Laurus Alexandrinus heet (Ruscus hypoglossum) en draagt rode vruchtjes. Het is een goede plant voor de apothekers om het op vensters te zetten. Deze plant wordt in potten gezet en om te vermeerderen scheurt men die van elkaar.
Van Phyliren en Alaternus.
(Phillyrea angustifolia, Rhamnus alaternus) Men krijgt dit zaad uit Frankrijk en men zaait het in de maand maart. Men verplant het als het 5 0f 6 bladeren heeft. Men kan die ook van stekken vermeerderen. Daar is een boom die men Celastrus noemt, (Rhamnus imeretina of Rhamnus glandulosa) die is van dezelfde natuur. Ze moeten in de winter in huis gezet worden, maar in Frankrijk staan die buiten en maakt men er heggen van of zet die tegen muren om die met groen te laten begroeien. Daar zijn niet lang geleden hier te lande gekomen Phyliren die met zilverachtige bladeren zijn on ook met vergulde balderen. Dezen worden geteeld van inleggen of zuigen op de stammen die groene bladeren hebben. Maar willen in de winter wel bij een luchtige kachel staan.
Van Arbutus.
(Arbutus unedo) Arbutus is een boompje die in de winter groen is met tandachtige bladeren. Het draagt bloemen als de witte spekwortel (Dioscorea communis). Er is nog een die Durperkoornigh heet, genaamd Arbutus folio, Aradus Candi en verliest in de winter zijn blaadjes. Deze bomen worden van inleggen of uitspruitsels voort gekweekt en moeten in de winter in een kachel huis gezet worden.
Van de Syringa.
(Syringa vulgaris) Syringa wordt gewonnen van uitspruitsels. Men zet die aan prielen of maakt er stammen van en zet die hier of daar in de tuinen. Maar van die met witte bloemen (Philadelphus coronarius) worden ook wel heggen gemaakt; het is een soort van vlier. Er is hier te lande een Syringa met witte bloemen zoals de paarse zijn of de blauwe. Ze willen goed staan in vochtige plaatsen. Ze bloeien in mei.
Van de Pieper boompjes.
(Daphne mezereum) Dezen worden van zaad voortgeteeld. Men scheurt die ook van de anderen. Daar zijn er van deze soorten die hebben bruinrode bloemen en ook heel bleke bloemen, (Daphne alpina) daar zijn er met groene bloemen en worden Laureola (Daphne laureola) genoemd, deze draagt zwarte bessen, maar de voor genoemde rode bessen. Er zijn hier te lande ook met witte bloemen, maar zeer weinig als bij de voornaamste liefhebbers als bij de heer van Beveringh of andere. Deze wil goed groeien in zandachtige aarde, wel geen mest aan de wortel verdragen. Ze bloeien al vroeg in het voorjaar.
Van Laburnum.
(Laburnum anagyroides, Laburnum alpinum) Laburnum draagt gele bloemen als kettingen. Is tweevormig. Ze komen van zaad voort, men plant die ook van uitschieters. Ze staan in de winter in buiten en willen wel uit de zon staan.
Van de rozemarijn bomen te vermeerderen.
(Rosmarinus officinalis) De rozemarijn steekt men van stek in de maand maart of in het begin van april, men duwt wat sterk de aarde bijeen voor het uitdrogen van de zon. De oude planten zet men zo diep in de aarde tot aan het nieuwe hout toe en men moet die in de zomertijd goed begieten en het zal dan goed groeien. Me zegt als men de rozemarijn met loog begiet of sop dat van vrouwen hemden komt die vuil zijn dan het dan op een nacht wel een paar duimen zal groeien. Ze worden hier te lande meest geteeld te Gouda of te Noordwijk bij Leiden; daar worden ook van zaad gewonnen, maar hier te lande kan men [42] die in de winter niet over houden. Daar is ook dat van Luik komt, heeft brede bladeren, maar die uit Egypte komt is wel de sterkste van reuk, doch die van Gouda komt bloeit het beste. Daar zijn er die bonte of vergulde bladeren hebben en fijne. Ik heb er gezien met verzilverde bladeren die uit Engeland kwamen, maar groeien hier te lande niet goed voort en zijn daar weinig.
Van de Jasmijn bomen.
(Jasminum grandiflorum) De gele die van Amerika komt wordt van inleggen voort gewonnen en gesneden gelijk men een anger afzet of men steekt daardoor en daar zet men een pot aan met goede zavelachtige aarde, men legt die in in het begin van mei en zet daar een potje boven op de andere pot, met water onder met een gat, en werpt daarin een hand aarde, het lekt daar met de tijd door zodat het natuurlijke vochtigheid krijgt. De witte Spaanse jasmijn die van Catalonië komt (Jasminum sambac) wordt op de wilde gezogen en hier te lande wordt die ook zo vermeerderd gezogen of geënt op wilde stammetjes die omtrent een tabakspijp dik zijn. De wilde witten worden van inleggen vermeerderd en in potten gezet en daarop gezogen of geënt zoals voorgezegd is, maar moeten in de winter bij een kachel staan zodat ze niet bevriezen alzo men in het laatste van de zomer de beste bloemen daaraan heeft. In de maand april snijdt men die tot een handbreed boven de ent of afzuiging af en ze schiet dan weer loten op en maakt alzo een kroontje. Daar is een gele zo gelijk van bloem als diegene die van Amerika komt, maar heeft geen reuk. Daar is nog een met gele bloemen, (Jasminum fruticans) en heeft hout als brem, staat in de winter ook buiten. Deze kan men van zaad vermeerderen, wil wel staan in magere aarde. Daar zijn nog twee soorten van blauwe, de ene met gesneden bladeren, de andere met onbesneden bladeren. Deze hebben bloemen wat kleiner dan de blauwe Syringa. Men kweekt die van oplopers en kunnen in de winter buiten staan.
Van de rozenbomen.
Deze worden vermeerderd van uitspruitsels of scheuten, men kan die ook oculeren van de ene soort op de andere. Dit gebeurt in het laatste van juli in het afgaan van de maan. Mede kan men ze vermeerderen uit de dikke wortels die men dan een handbreed boven de aarde moet zetten. Maar de aard rozen en duinrozen lopen machtig voort. De namen van de rozen zijn deze. Muskus rozen, (Rosa moschata), Morleyne rozen, bleke en bruine, (Rosa x centifolia ?) maand rozen, (var. semperflorens) enkele muskus rozen, rozen met 300 bladeren, (Rosa centifolia) peer dragende rozen, (Rosa pendulina?) Provence rozen, gele dubbele Provence rozen, (Rosa gallica ‘Officinalis’,camelot rozen, fluwelen, dubbele aard rozen. Nog drie soorten van aard rozen, egelantier (Rosa rubiginosa) dubbel en enkel, gele egelantier, Turkse rozen, kaneel roos en ruige roos. Al deze kan men planten tot heggen of struikgewas, behalve de dubbele muskusroos, die plant men in potten alzo die in de winter binnen moet staan of worden met doppen van boekweit bedekt.
Van Viburnum.
(Viburnum lantana) Deze draagt witte bloemen en wolachtige bladeren, wit ruigachtig hout en maakt een mooie boom. Kan in de winter buiten staan.
Van cipres bomen.
Het zaad wordt ons hier gezonden uit Frankrijk en hier gezaaid, maar moet eerste in zoete melk geweekt worden en in de winter in huis gezet. Geeft een hele fraaie opgaande boom om in het midden van een parterre, bloemperk of bij de inkomst van grote paden te zetten; als die 5 of 6 jaren oud worden komen [43] ze in de winter buiten te staan als ze voor de wind beschut worden.
Van dennen of mastbomen.
(Picea, Abies) Het zaad wordt ons gezonden uit Noorwegen en geweekt in water wordt het gezaaid in de maand maart in een bak. De eerste winter wordt het bedekt tegen de schrale winden en in het laatste van maart of begin april zal men die verplanten, twee voeten van elkaar in goede zavelachtige aarde. Verder als ze 4 of 5 jaren oud zijn kan men die verplanten in een zodanig bos, laan of dreef als men het beste oordelen zal. Men zet ze dan 16 of 18 voeten van elkaar. Men kweekt ze ook wel van stek, doch dan worden het geen opgaande bomen zoals de gezaaide. Er zijn ook verschillende soorten, namelijk vuren, (Picea abies) grenen, (Pinus sylvestris) fijne en grove masten met deze bij-soorten als daar pingels (Pinus cembra) aan groeien, als mede Larix europaeus die men niet kan branden en is in de winter bladloos en dor.
Tan Taxus.
(Taxus baccata) Deze wordt mede geteeld van inleggen, men maakt daar ook heggen van en blijven in de wintergroen. Men verplant die in het begin van maart in zavelachtige aarde. Men maakt ze ook tot opgaande bomen, men scheert ze met kronen of laat ze rond-recht opgaan, naar welgevallen. Ze blijven in de winter groen.
Van fijne en grove seven bomen.
(Juniperus sabina, vorm ‘Tamariscifolia,’ Ze worden vermeerderd van stek of inleggen. Men maakt daar ook heggen van. Men verplant die in maart. Deze bomen worden niet veel geplant omdat ze de meisjes die niet huis vast zijn zich ervan bedienen om niet zwanger te worden.
Van hulst.
(Ilex aquifolium) Deze wordt vermeerderd van zaad of bessen. Die worden in een tobbe met nat zand geweekt en dan in greppels of voren gezaaid, men zaait ze in het laatste van maart of in het begin van april. Het ligt een heel jaar voor het opkomt, maar worden veel gewonnen van inleggen. Men maakt er heggen van als men die een voet van elkaar zet. Deze hulst is drievormig, namelijk met gladde bladeren, steenachtige bladeren en vergulde of bonte bladeren. Deze worden wel mede gezogen op de groene hulst om daarvan opgaande of stal boompjes te maken.
Van palm.
(Buxus sempervirens) De grootste of grove palm plant men tot heggen, maar de kleine (kleine c.v.) wordt geplant om bedden en parterres of loofwerken en in de maand maart of april moeten ze verplant worden. Men kan die ook verplanten in september. Daar is nog een soort met grote bladeren dat verguld is. Die kan men opkweken tot kronen. Daar is ook de echte palm (Phoenix dactylifera) daar de dadels aan groeien, doch die vindt men hier te lande niet veel, als in de academie hoven of bij grote liefhebbers. Die moet in de winter binnen staan. Deze worden geteeld van de stenen van de dadels, die het eerste jaar opkomen willen niet goed overblijven.
Van Spaanse doren.
(Pyracantha coccinea) Die wordt geteeld van zaad of bessen en blijft in de wintergroen. Kan ook vermeerderd worden van inliggen en is de andere doren gelijk, maar wordt zeer gekweld van de rupsen. Men maakt er ook heggen van gelijk de andere dorens, 't zij om vijvers of boomgaarden, die verplant men in februari. [45]
Van Ligustrum of mondhout.
Die wordt gezaaid van bessen in zandachtige aarde, twee of drie jaren oud zijnde maakt men er heggen van. Er is nog een soort van Ligustrum die in de winter groen staat, (Syringa x persica?) ze moet in huis gebracht worden, alzo in potten gezet worden.
Van els.
(Alnus glutinosa) Daar worden heggen van gemaakt, 't zij in de tuinen of boomgaarden, van drie of vierjarige els die hier vermeerderd worden in venen en men plant die een voet van de andere in de maand maart. Men kan die ook scheren zoals de voorgaande die allen geschoren worden begin juni.
Van de amandel boom.
(Prunus dulcis) Die worden gezogen op stammetjes van pruimen of kroosjes in het laatste van maart. Ze geven vele mooie bloemen op dezelfde manier als perziken. Er zijn er ook met dubbele bloemen, maar hier te lande weinig. Er is nog een kleine amandel boom (Prunus tenella) die in de bloemtuinen ook geplant wordt. De groene vruchten om te konfijten plukt men in juni af als die nog geen steen hebben. Ze worden geplant in de maand februari in goede aarde, maar het gat of de kuil waar men die in plant wordt in de voorwinter gemaakt omdat die wat moet verluchten.
Van de appel bomen.
(Malus) De zaden van appelbomen worden bij elkaar gezaaid in het laatste van januari en als ze drie jaar oud zijn zal men die verplanten in goede aarde een voet of anderhalf van elkaar. Maar ze moeten onder de penwortel en boven een voet van de aarde afgesneden worden tot twee jaar achtereen, het bovenste hout om de stammetjes dik te maken en als ze een duim of anderhalf dik zijn dan zal ge daar op enten Clapstarten of Rabatmen, vroege bruyntjes die het meeste waterloten maken om alzo snel een mooie rechte stam te krijgen. De ent die men daarop zetten wil zet zal men in het laatst van december afsnijden en in de aarde leggen met de toppen er bovenuit. In de volle maan van februari zal men op de voorgenoemde stammetjes deze ent zetten of griffelen en in plaats van was daarop te doen zal men leggen wat koeienmest en wat koeienhaar met wat zand dat onder elkaar gemengd is en de ent daarmee bestrijken voor het inlekken van water. Als nu de opgaande stam dik geworden is, anderhalve duim, zal men daarop griffelen van de beste die het aangenaamst mochten zijn, hetzij goudappels, renetten en aeghten of andere; ge dient daar goed op te letten dat ge die enten die ge daarop wil zetten afsnijdt daar bloemknoppen aan zijn aan die takjes die ge wil enten, het zal zo veel eerder vrucht dragen volgens de mening van velen en de ent aan de zon zetten. Daar zijn ook appels die van stek worden gestoken en komen uit Engeland, een soort van pipingen, zo ook paradijsappeltjes of andere die pittig hout hebben, maar de boompjes duren niet lang.
Van de peren bomen.
(Pyrus) Van het opkweken van de perenbomen doe zoals voorgezegd is van de appels die van zaden gezaaid zijn zoals boven verhaald is. Men zal die verplanten en enten als de appels. Maar in Frankrijk worden de peren op kweeperen geënt en de winter peren op meidoren en op lage stammen omdat de vrucht te langer goed zou blijven en veel harder en veel [44] vaster. Hier te lande worden de peren tweemaal geënt, behalve suikerperen alzo men van die de eerste maal ent of van bergamotten of herfst suikerperen. Voor de tweede maal ent men daarop peren, tafel peren, muskus peren of andere peren, hetzij van zomer of van winter. Maar als men diverse peren op een boom wil enten is het beste zomerpeer op zomerpeer en winter op winter peer, alzo die beter tot perfectie zullen komen. Men kan ze ook oculeren hetzij op jonge of oude bomen waar jonge takjes aan zijn.
Van het planten van appels en peren tot een boomgaard.
In het begin is er goed op te letten waar ge de boomgaard wil planten dat die goed door de derrie bedolven is en om dat land goed te breken zal men daar een jaar kool op zetten om alzo van de aarde het venijn en het vuil weg te nemen. Het land moet altijd zo hoog wezen dat het twee voeten boven het winter water ligt. Men zal de gaten maken daar men de voor vermelde bomen in wil planten in de maand van november, 30 of 32 voeten uit elkaar en vier voet in het ronde en diep navenant en daarop twee goede kruiwagens met mest brengen en is daar wat vergane bagger bij, het zal daar geen kwaad aan doen. En als ge puin kan hebben om onder in de gaten te werpen om het water van de wortel van de boom te beter te laten zinken of in plaats van dat, als men Prins Mauris bomen plant; snij daar vier of vijf takkenbossen of mutsers (takkenbossen) in zo men die noemt en de bomen groeien zeer goed. Maar geen mest onder in de gaten alzo dat de mest vergaat dat dan de bomen zeer zakken. De bomen maar in goede aarde met vergane mest met het andere vermengt en met de wortel daarin zetten en de wortel daarmee bedekt en daar dan rondom mest en bagger leggen en die met aarde bedekken. Als de bomen met goede wortels zijn zullen ze niet nalaten te groeien. Deze bomen worden geplant in het laatste van de maand januari of in het begin van februari, sommigen zeggen in het wassen van de maan en anderen in de afgaande. Als ge deze bomen zo wijdt van elkaar zet kan ge daar kersen, pruimen of kroosjes op dezelfde linie of rij in het midden zetten. En als deze appels en peren groot geworden zijn de kersen er dan uitwerpen en in het midden van de twee rijen zal men aalbessen of kruisbessen planten. Het zal een goede boomgaard geven.
Van de perziken en abrikozen aan de heining te zetten.
Perziken worden op zodanige manier voortgeteeld. Men neemt de uitlopers van pruimen, (maar de kroosjes zijn beter) die zal men planten in goede aarde 2 voet van elkaar. Als ze een jaar daar gestaan hebben zal men die in februari afsnijden 7 of 8 duim boven de aarde en laat daar twee of drie spruiten aankomen en daar zal men dan op oculeren abrikozen of perziken in de maand juli of tegen het wassen van de maan in augustus. Men houdt voor goed perziken op abrikoos geoculeerd dat de vrucht smakelijker is en ook droger. Als ge oculeert moet het droog weer wezen, het is beter na de middag dan ervoor. Ze worden ook wel gezogen, maar wordt niet zo veel gedaan. Geoculeerd en de oculatie blijft groen zal ge in de aankomen maart afsnijden 1 of 2 duimen boven de oculatie om alzo een volkomen boom te maken om aan heiningen te planten 12 voeten van elkaar in het zuiden of zuidwesten. Of aan de oost heining abrikozen en perziken door elkaar zoals de manier is. De perziken worden ook van de stenen geteeld en brengen soms wel goede vruchten voort, in Brabant [45] worden de abrikozen ook tot stalbomen geplant, maar in Holland wordt het niet zo veel gedaan omdat de vrucht alzo niet goed voortkomt.
De namen van de beste perziken zijn deze;
Perziken van der Meer, dubbele Montanien, enkele Montanie, bloed perziken, enkele en dubbele Zwolse perziken, perziken van der Nat, late perziken van Rijn en meer andere soorten. Dan de abrikozen zijn tweevormig, rode en gele, maar de rode is de beste van smaak, maar de gele beter om te konfijten.
Van de kersen bomen.
(Prunus cerasus) Aan de west heining zal men planten goed dragende kersen of Marijsse kersen die aan het oude hout dragen zijn de lage stammen. De kersen worden vermeerderd van stenen of van oplopers van krieken en worden daar van de voor vermelde stammetjes als die een duimdik zijn daarop gezogen. De bomen daar men van wil zuigen moeten een jaar stil gestaan hebben tussen de voor genoemde stammetjes in om aan de stammen daar ze op gezogen worden te beter hun voedsel te geven. Dit gebeurt in de maand maart. Zo wordt ook bevonden te enten, maar is niet lang in gebruik geweest. Daar zijn ook kersen die uit stenen voortkomen en goede vruchten voortbrengen en ook langer houdbaar en dikke bomen worden. De soorten van kersen zijn veelvormig, dubbele en enkele meikers, kruidkers, morellen, (cv. Mustera, die veenboer, goed dragende kers, bloedkers, Marijsse-kers, kers van der Nat, Jan kerse kars, vroege en late volgers, Spaanse kers, zwarte krieken kers met dubbele bloemen, Ongers kers en meer andere zijn daar van deze soorten.
Van de pruim bomen.
(Prunus domestica) Deze kan men aan heiningen of in boomgaarden zetten. De boeren witte pruim hoeft niet geent te worden, die groeit uit de natuur en ook de Kroosjes. Maar andere pruimen moeten geënt of geoculeerd worden, hetzij op hoge of lage stammen. Men kan ze goed enten of oculeren naar ieder zijn welgevallen. Doch alle pruimen staan lange tijd eer ze vruchten voortbrengen, het komt dat die veel waterloten maken. De waterloten zal men in de maand juli uitknippen boven de top, dan zullen daar kleine takjes uitschieten die het volgende jaar bloeien en daarna vruchten zullen aankomen. Dit is een boom die wel vochtig wil staan.
Van de moerbei boom.
(Morus nigra) Deze worden hier te lande gekweekt van zaad, maar hebben wel 10 tot 12 jaren eer ze hun vruchten voortbrengen. Toch kunnen ze ook van inleggen gekweekt worden die hier te landen in de tuinen of boomgaard geplant zijn. Het maakt een grote wortel en draagt zwarte bessen in augustus.
Van frambozen (Flamboysen)
(Rubus idaeus) Die plant men hier te lande tot heggen in schaduwachtige plaatsen, groeien ook in bossen als mede de braambessen. Het is een goed dat wel voort wil. Men plant die in februari, maar de bramen (Rubus fruticosus) komen genoeg als onkruid voort.
Van peren.
(Cydonia vulgaris (geeft twee vormen) Ze worden ook van zaden gezaaid in de maand maart en als ze drie of vier oud zijn wordt daarop geënt of gegriffeld. Maar hier te lande worden die op meidoren stammen geënt, zo appels op kweeperen. Ze moeten geplant worden in vochtige plaatsen, hetzij aan de kant van de vijvers of sloten. Men plant die wel in tuinen, maar de vrucht blijft dan klein of tenzij dat het natte zomers zijn. Daar wordt van enkele gezegd dat men de bomen planten moet in het wassen van de maan, anderen stellen daar geen geloof in, alzo die in januari of februari geplant worden, als [46] wanneer het hout gesloten is. Deze vrucht wordt in oktober rijp en met mooi weer geplukt zijnde en in een luchtige kamer gezet of in gekapt stro gelegd zullen lang goed blijven.
Van de mispel boom.
(Mespilus germanica) In de maand januari zal ge deze pitten of stenen in de aarde leggen, alzo die hard zijn. En daarop enten als die een duimdik zijn. Men kan die ook aantelen van oplopen of stekken van de waterloten. Er wordt gezegd als de mispel twee- of driemaal geënt worden dat er geen stenen in zijn, maar dat is waar dat die dan veel grotere vruchten voortbrengen. Er is nog een kleine soort van mispel, genoemd Naentjes mispel, het is een klein heestertje of boompje. (Sorbus chamaemespilus)
Van de jenever boom.
(Juniperus communis) Deze groeit veel omtrent Wesel die in het wild uitspruit van zijn bessen. Men maakt er hier heggen van. Men kan die ook aankweken van inleggen.
Van de walnoten of okkernoten.
(Juglans regia) Ze worden voortgeteeld va de noten, gestoken in de aarde van diegene die lang en dun van schil zijn. De dubbele noten zijn zeer goed om te konfijten. Deze noten moeten eerst in nat zand gelegd worden en 14 of 15 dagen daarin liggen zodat ze te beter voort mogen komen en dat in de mand maart. Als ze twee of drie jaren gestaan hebben zal men die verplanten in zavelachtige aarde, 2 of 3 voeten van elkaar, maar moeten onder de penwortel afgesneden worden. Die groot en hoog tot stammen en oud geworden zijn van 5 of 6 jaren zal men planten in februari ter plaatse daar men begeert omtrent 10 voeten van elkaar.
Van de hazelaar noten.
(Corylus avellana) Deze bomen groeien veel omtrent Wesel en komen voort van hun pitten en groeien aldaar in het wild. Maar hier te lande worden die voort gekweekt van oplopen. Ze willen goed staan onder schaduwachtige plaatsen. Daar zijn de Spaanse hazelaar noten, (Corylus maxima) die zijn kort en rond. Daar zijn noten die lang zijn en hebben van binnen een roodachtige schors aan de pitten. Nog is er een andere soort die wit is aan de schors van de pit. Deze worden verplant in januari op lommerachtige plaatsen.
Van de aecker of eikenbomen.
(Quercus robur) Die worden vermeerderd van eikels die in voren gezaaid worden, een halve voet diep in de aarde. Dat moet in maart gedaan worden. Gesnoeid en 4 of 5 jaren oud kan men die verplanten en onder de penwortel afsnijden om de wortel meer te verspreiden. Dik geworteld 2 of 2 ½ duim kan men die tot laan verplanten of dreven, 18 of 20 voet van elkaar. Ze willen goed groeien in zandachtige of zavelachtige aarde. Het is een boom die lang kan staan. De verplanting kan men doen in januari of februari, maar de putten moet men van tevoren graven, 3 of 4 voeten wijdt in de rondte.
Van de blaasnoten.
(Staphylea pinnata) Deze worden van zaad geteeld. Hebben een mooi loof en langachtige witte bloemen waaraan blaasjes komen waar de nootjes in besloten zijn. Het hout wordt gebruikt om lardeerpriemen van de te maken. Ze worden in de maand februari verplant.
Van de lindebomen.
(Tilia x europaea) Die worden van oplopen vermeerderd die men met een houw afhakt van andere oude bomen daar enige worteltjes of vezeltjes aan zijn. Ze worden 1 of 2 voeten van elkaar gezet en dan tot de grond toe afgesneden, uitgezonderd een scheutje die men oordeelt best en geschikt te wezen om er een rechte stam van te maken. [47] 4 of 5 jaar oud en twee duimdik kan men ze verplanten ter plaatse die men daartoe geschikt oordeelt te zijn en dat 24 voeten van elkaar. Men maakt de gaten in september en men verplant ze in februari. Ze worden ook wel van zaad geteeld, maar daar is veel moeilijkheid aan eer het tot een boom komt.
Van iepen met brede en smalle bladeren.
(Ulmus glabra, Ulmus procera) Die worden vermeerderd van oplopen van de oude bomen waar enige wortels of vezels aan zijn en worden verder gekweekt zoals de voor gemelde linden bomen. Men verplant die in het laatste van februari, 16 voeten uit elkaar. De laan wordt 30 voeten breed gemaakt.
Van populieren.
(Populus nigra) Deze worden vermeerderd van oplopen en in gehuchten of bossen gezet. Het worden grote zware bomen en willen wel staan in moerassige aarde. Het geeft heel slecht hout.
Van abelen.
(Populus alba) Die worden mede geteeld zoals de populieren. Daarvan worden lanen gemaakt om te beschutten van de noorden of noordwesten winden. Willen wel staan in zandachtige aarde.
Van berkenbomen.
(Betula pubescens) Deze groeien van zaad. Men plant daar bossen of lanen van tot beschutting van de wind. Ze worden gezet in zandachtige aarde in de maand februari. Ze zijn goed voor kuipers om hoepen van te maken, het hout geeft een heet vuur.
Van boomachtige Althaea.
(Lavatera arborescens) Ze worden geteeld van inleggen, maar enige jaren geleden heeft men ze ook van zaad gewonnen en rijp zijnde die gezaaid en zo verder geteeld. Ze geven heel mooie bloemen gelijke enkele stokrozen en bloeien in het begin van september. Er zijn witte, paarse, vleeskleurige, rode en meer andere kleuren die van zaad voortkomen. Ze worden verplant in de maand januari.
Van agnus castus.
(Vitex agnus-castus) Dit zijn bomen die hier te lande niet voortkomen, maar worden door de liefhebbers in bakken geteeld. Dit boom of gewas wordt voor de zuiverheid gebruikt en voornamelijk in de kloosters en daar veel geestelijke zijn.
Van wilgenbomen.
(Salix alba) Deze groeien aan de waterkant en worden van poten of stekken geteeld. Zijn geschikt tot velerhande dingen alzo ze zeer gedwee zijn, namelijk de jonge rijzen om te binden, de dikke om hoepen van te maken als mede tot rietdaken, boonstaken en anders.
Van Euonymus of papenmutsen hout.
(Euonymus europaeus) Die wordt van oplopen of uitspruitsels of zaad geteeld en geeft vierkant hout. Draagt witte kleine bloempjes en vierkante zaadjes. Opgaande wordt het van binnen zeer mooi rood en van buiten paarsachtig.
Van Colutea.
(Colutea arborescens) Dit wordt gezegd een boom te zijn daar de senna bladeren aan groeien en draagt blaasjes daar het zaad in voortkomt.
Van Lentiscus.
(Pistacia lentiscus) Dit is een boom die hier niet algemeen is en komt uit Italië en moet drie winters goed beschermd worden. Draagt hele mooie bladeren met roodachtige steeltjes. Wordt hier te lande weinig geteeld (vanwege de hardheid van het hout) als alleen met inleggen. [48]
Van terebinthus.
(Pistacia terebinthus) Deze komt voort uit zaad dat uit Oost-Indië wordt gebracht, het is blauwachtig en ligt een geheel jaar onder de aarde eer het voortkomt. Het heeft witte bloempjes en is in de winter dor en moet dan evenwel in huis bewaard worden.
Van Sint-Jans brood.
(Ceratonia siliqua) Dit wordt hier te lande van zaad of Sint-Jan brood dat uit Portugal komt voort geteeld en op een warme of meloen berg gezet en dan in potten geplant om in de winter bij de kachel te zetten. Maar het gewas is hier weinig als bij een grote liefhebber zo in de academie hof als andere vermaarde hoven.
Van de Hypericum boom.
(Hypericum canariense) Het is een klein boompje met de bladeren van Hypericum gelijk. Het draagt witte bloempjes en tijdens het bloeien groeien gelijk tussen de bladertjes die boompjes uit. Ze staan zeer sierlijk en vermakelijk en worden geteeld van oplopen wat onder de wortel uitspruit. Ze mogen in de winter wel buiten staan. Men plant het in tuinen in goede zavelachtige aarde in de maand februari.
Van Platanus.
(Platanus orientalis) Dit is een boom die veel in Italië groeit. Wordt meest geteeld van inleggen en daar veel geplant omdat het een dicht loof geeft. Heeft mooi blad. Het wil wel staan daar het vochtig en warm is. Het worden heel zware bomen die lang kunnen uren. Staan in de winter buiten.
Van esdoren.
(Acer platanoides) Van dit wordt gezegd dat het een soort zou wezen van Platanus, maar heeft weinig om op die te gelijken, maar de oude vroegere kruid onderzoekers hebben die hier te lande voor gehouden. Het maakt een heel sierlijke boom en geeft bladeren gelijk de wijngaard bladeren. Deze wordt hier te lande wel gebruikt tot lanen. Ze willen wel geplant worden in zandachtige gronden. Komen voort van zaad dat afgeplukt wordt of van hetgeen dat ze zelf laten vallen.
Van es bomen.
(Fraxinus excelsior) Die worden gewonnen van zaad en daarna een voet of anderhalf van de andere gezet in tamelijk goede aarde. Dik geworden zijnde, omtrent drie vierde duim, kan men die verplanten tot lanen of dreven daar men het beste zal ordeneren omtrent 15 voet van elkaar, hetzij aan de kanten van de sloten om die vanwege de grote wortel vaste kanten te maken. Ze worden verplant in de maand februari of begin maart. Maar de gaten daar men die in zet moeten drie of vier en een half voet wijd gemaakt worden, daar moet goed op gelet worden dat de opgaande toppen niet afgesneden worden.
Van de beuken bomen. (boecken)
(Fagus sylvatica) deze worden van beukenpitten geteeld en in goede aarde gezaaid in een greppel en daarna snoeit men die op tot stalbomen. En als ze 5 of 6 jaren oud zijn geworden kan men die verplanten tot lanen of bossen zo men het beste zal ordineren. Ze worden gezet 20 of 24 voeten van de andere en willen goed groeien in zandachtige aarde. Jong zijnde kan men er heggen van maken en worden haegh-boecken genoemd. Ze hebben kleinere bladeren dan de andere die mooi groen zijn. Men gebruikt ze mede bij priëlen en lusthuizen, een voet van elkaar gezet. Ze worden verplant in het begin van januari vanwege het grote sap dat ze bij zich hebben.
Van azedarach.
(Melia azedarach) Deze worden van zaad geteeld wat komt [49] uit Virginie. Het is een mooi boompje met grauwachtige stam en heeft het blad als de lijsterbes, dan lieflijker groen. Ze moeten in de winter in huis gezet worden.
Van lijsterbessen of qualster bomen.
(Sorbus aucuparia) Deze worden van de bessen of zaad geteeld. Een duim of twee dik zijnde worden ze geplant rondom de boomgaard, 12 voeten van elkaar. Ze staan eerst mooi met bloemen en daarna met bessen dat zeer vermakelijk is.
Van vogelkers.
(Prunus avium) Deze heeft mooie takjes met mooie witte bloempjes en daarna zwarte besjes gelijk kersjes. Ze worden vermeerderd van oplopen en willen wel staan in lommerachtige plaatsen.
Van hondskersen of periclymenum
(Lonicera mahaleb, Prunus xylosteum, Prunus fruticosa) Deze zijn drievormige, de ene draagt rode vruchten of bessen die tussen de bladeren uitkomen. De tweede heeft witte bloemen met zwartachtige bessen. De derde draagt witte bloemen met rondachtige bladeren en geeft bleek rode vruchten. Dezen worden vermeerderd van zaad en oplopen. Men zet die in de hoven of tuinen.
Van vlier bomen.
(Sambucus nigra) De gewone vlier die hier te lande groeit heeft witte bloemen en daarna zwarte bessen en komen voort van oplopen of stekken. Men plant die om boeren huizen of woningen om die te bevrijden. Daar zij nog twee andere soorten die men hier noemt Gelderse of Vlock- rozen. (Viburnum opulus en ‘Roseum.’ De ene draagt rode bessen die heel sierlijk staan in mei vanwege zijn bloemen. Ze willen in vochtige plaatsen staan en worden mede geteeld zoals gezegd is,
Van Judas bomen.
(Cercis siliquastrum) Deze bomen worden van zaad geteeld en hebben bladeren als mansoor. Ze krijgen in het begin van maart aan de dorre stammen paarsachtige bloempjes. Ze willen wel staan tegen een warme muur of hoek in goede aarde.
Van de wijngaarden.
(Vitis vinifera) Die worden geteeld van inleggen en ook van stekken die gestoken worden daar oud hout aan is. Men snoeit die in de maand februari tegen het afgaan van de maan want in het wassen van de maan, de jonge wijngaard gesnoeid zijnde, maken als dan zwaar en groot hout. De advocaat van Leeuwen heeft uitgezocht in de lengte van het hout 14 of 15 knoppen of botten daaraan te laten omdat de lengte van het hout de meeste vruchten geeft, dan daarop dient goed gelet te worden, zo wanneer men een lang hout neemt dat men als dan een jonge loot onder aan het hout laat met 2 of 3 knoppen omdat het beter zijn voedsel kan krijgen. Aan de oude wijngaard die een jaar of 7 of 8 gestaan hebben zal men onder aan de wortel fijne puin of kleine gehakte leien leggen om die daardoor vruchtbaar te maken. Ze worden geplant in zavelachtige aarde in de maand januari. Daar wordt rondom wat koeienmest gedaan, maar het moet de wortel niet raken zodat de jonge worteltjes of spruitjes daardoor niet komen te verrotten.
Van de kastanje bomen (Karstanje).
(Castanea sativa) Deze orden van kastanjes geteeld door die in de aarde te steken. Het geeft een sierlijke boom en wil wel groeien op hoge zandachtige grond. Men plant ervan bossen of lanen. Wanneer die 6 jaren oud worden dan worden ze verplant, 24 voeten uit elkaar in de mand februari. Maar de vruchten die hier te lande komen zijn niet zo goed als die uit Spanje of Frankrijk.
Daar is nog een soort die uit Indië komt of van de Caep de Bona Esperance; (Kaap de Goede Hoop). (Anacardium occidentale) Die geeft een vrucht gelijk een nier van een schaap. Maar deze bomen vindt men hier weinig omdat ze niet goed opkomen als men ze stekt. Ze hebben dichter en bruiner loof dan de voor genoemde gewone kastanjes.
Einde van de bomen.
Van de planten.
Twee figuren van boren worden hier getoond die zo wel dienstig zijn tot de planten en struiken als tot de bolbloemen zijn waarmee men de bloembollen en planten (ook wel met bloemen daaraan) kan verplaatsen of verplanten zonder dat die hun aarde komen te missen om alzo geen gevaar van uitgaan onderworpen te zijn. De langste maakt men van ijzer en wordt gebruikt in harde kleiachtige landen. De kortste is van het zwaarste dubbele blik om in de weke aarde te gebruiken. Het heeft boven 2 handvaten om mee te boren en achter 2 leden die opengaan en van voren insgelijks, maar dezen worden met het insteken en uittrekken van een ijzeren pennetjes gesloten en geopend. Men boort met die in de grond dat de bol in het midden staat en dan graaft men met een spade de aarde wat aan de ene kant uit totdat men beneden de boor komt en steken de spade onder de boor, dan kan men de aarde met de boor tezamen uitlichten. Dan verplant men het daar men wil, in een kuil, ruim, zo wijd als de boor is (van tevoren daartoe gegraven) en trek dan de pen eruit opent de boor die men ophaalt en de aarde blijft staan die men rondom aan de zijden met andere aarde opvult.
Aloë uit Amerika.
(Agave inermis) Dit zijn grote planten met dikke bladeren en scherpe punten. Ze worden in tobben of potten gezet waar die in groeien en schieten jonge spruiten ter zijden de of de tobben uit waarvan die voortgeteeld worden. Ze moeten in de winter bij warme kachels staan en heel drooggehouden worden. En als het mocht gebeuren dat er enige rotheid in kwam zal men zand in een pot heel heet maken en dat daaraan doen en het dichtstoppen met pluksels waarmee de verdere rotting dan wordt voortkomen.
Aloë uit Portugal.
(Agave americana) Deze wordt gezegd de echte Aloë te wezen. Het heeft hele dikke bladeren vol sap [51] en worden in de winter uit de potten gedaan en aan de wortel een wollen lap gehouden en met olie van lis begoten en zo gehangen bij de kachel, alwaar het warm is en daar het droog hangt. Tegen mei wordt die wederom in potten met zavelachtige aarde gedaan. Het gebeurt wel dat ze bloeien met geelachtige bloemen boven aan de stengel gelijk de bloemen van Cana Indica (Canna indica), maar het gebeurt zelden.
Blanche musque.
(Hesperis matronalis) Van deze zijn paarse, witte en bonte. Ze worden van stekken geteeld die men van de stengels neemt, zijnde een hand lang en dan uit de zon in de aarde gestoken. Het wordt gedaan als het in bloei staat. Men scheurt ze wel mede van elkaar in het laatste van augustus. Ze willen wel staan in aarde daar geen of weinig mest in is.
Dubbele Damast bloemen.
(Hesperis matronalis) Deze zijn gelijk de Blanche Musque en worden op dezelfde manier vermeerderd; de enkele komen van zaad voort, maar groeien genoeg in wildernis en hebben ook dezelfde reuk als de dubbele.
Beren oren of Auricula ursi.
(Primula auricula) Deze zijn van velerhande kleuren tot wel in de dertig toe. Er zijn ook dubbele, maar die zijn heel ongewoon. Er is nog een soort met loof van bernagie die heel zeldzaam is. Dezen worden gescheurd in de maand mei of april als er bloemen aan zijn. Ze willen wel staan daar weinig zon komt.
Filipendula.
(Filipendula vulgaris) Deze heeft loof een hazengerst (Achillea millefolium) gelijk en draagt witachtige bloemen in de maand juni. Onderaan de wortel is het heel knobbelachtig gelijk de affodil.
Nieswortel of Helleborus.
(Helleborus niger) Van deze is er een soort met witte bloemen en zwarte wortels. Ze bloeien in februari en staan lang bij de aarde. Daar is nog een met zwarte wortels (Helleborus viridis) en draagt groene bloemen. Deze wordt gebruikt tot kropkruid. Daar zijn nog twee soorten, een met witte bloemen (Helleborus foetidus) en een met zwarte bloemen. (Epipactis helleborine) Dezen hebben witte wortels en dragen bladeren gelijkende een Brabantse huik. Al deze genoemde soorten willen wel groeien uit de zon in zavelachtige aarde.
Wintergroen.
(Pyrola rotundifolia) Dit kruid blijft in de winter groen. Het heeft witte goed ruikende bloemen zoals lelietje der dalen. Het groeit in open luchtige valleien zoals in de duinen. Hier te lande ook wel in de hoven op vochtige en goed van de zon beschenen plaatsen.
Hof bloemen.
(Dianthus barbatus?) Deze zijn van vele soorten als dubbele, gele, er zijn er waarvan de ene bloem uit de andere komt. Ook zijn er die veel op een stengel groeien, van velerlei kleuren. Er zijn nog enkele die mede velerlei kleuren hebben. Deze worden gescheurd in de maand mei en geplant op rabatten of andere plaatsen daar men die begeert te zetten.
Affodil.
Hiervan zijn drie soorten, twee witachtige die aan de kanten wat bontachtig zijn. (Asphodelus fistulosus, Asphodelus albus) Ze hebben vierkantig loof en heel knobbelachtige wortels. Daar is een soort geelachtig. (Asphodeline lutea) Die heeft een wortel als hanenvoeten. Ze willen goed groeien in goede aarde en worden van elkaar gescheurd in het begin van maart.
Lelie van een dag.
(Hemerocallis lilio-asphodelus, Hemerocallis fulva) Van deze zijn twee soorten, een met rode bloemen en een met gele bloemen. Die met gele bloemen geeft een ongemene goed reuk gelijk als de jasmijn. Ze bloeien in de maand mei. De wortel is [52] gelijk de affodil waarvan ze de naam heeft van Lilium asphodilus. Men scheurt die plant van de anderen in de maand augustus, maar groeien van zichzelf heel goed voort.
Franse lelies. (Iris?)
Deze zijn tweevormig, kleine en grote soorten. De wortels zijn de jonge asperges gelijk en de wortels worden van elkaar gescheiden. Ze moeten niet lang uit de aarde blijven, maar ten eerste wederom geplant zijn. Dat moet gedaan worden in augustus. Ze willen wel staan in zavelachtige aarde.
Pioen (Pyonie).
(Paeonia mascula, Paeonia officinalis) Daarvan zijn verschillende soorten. Mannetjes pioen, pioen die een maand goed blijft, rode dubbele, dubbele witte, kleine vleeskleurige, enkele die geen zaad dragen en nog meer andere soorten. Deze worden vermeerder van de wortels die onderaan zijn. Ze lijken op peen die men verdeelt in de voortijd of het laatste van december. Dezen worden veel geplant in grote tuinen omdat ze heel sierlijk staan.
Anjers. (angelieren).
(Dianthus caryophyllus) Deze zijn van velerlei kleuren en verschillende soorten, zowel kleine als grote. Maar de grote zonder uitstel en mooi van kleur worden voor de beste gehouden. De voornaamste zijn Prins d' Orange, Keyser Augustus, Paragon, Alette, Don Jan, Graef Willem, Blan de Liege, Koningin van Vranckrijck, den Uytersten Dom, Koningh van Vranckrijck en dan nog meer andere namen die hier om de veelheid niet gedrukt staan. Ze worden verplant in het laatste van maart in goed toe gemaakte aarde met mest en wit zand, dit bevindt men goed te zijn. Dan daar zijn er die halen vermolmt hout van wilgenbomen en bloed van beesten en doppen van boekweit en geklopte leien en meer andere wissewasjes. Maar goede aarde is het beste gelijk voor is gezegd. Deze planten worden gezet in de aarde of potten. Men zal die soms (als ze droog zijn geworden) met regen- of slootwater begieten. En op het eind van juni zal men die inleggen of insnijden in het tweede of derde lid van het hart en leg die met haakjes neer. Men moet daarbij doen zandachtige aarde om ze beter aan het wortelen te brengen. Geworteld zijnde zal men die van de moederstam af nemen en verplant ze in goede aarde uit de zon. En als het mocht gebeuren dar er enige slappe onder waren die zal men in potten zetten om die in huis te bewaren. Ze worden gezaaid in de maand mei in het wassen van de maan. Als ze 3 of 4 blaadjes hebben worden ze verplant bij de anderen. Het jaar daarop moet men die verplanten een voet van elkaar en dan wachten wat voor dubbele daaruit zullen komen, maar moet wel gelet worden op diepe kleuren daar men het zaad van wint.
Tijm.
(Thymus vulgaris) Deze wordt geplant aan de kant van de rabatten of bedden. Het geeft een zeer aangename reuk. Men scheurt die in het laatste van maart of begin van april.
Lavendel.
(Lavandula latifolia of angustifolia) Die wordt ook gesteld zoals de voor beschreven tijm. Men verplant die mede op dezelfde tijden. Daar is een plantje die men lavendel noemt met brede bladeren, in het Latijn Marum Syriachum. (Lavandula stoechas?) Die wordt vermeerderd van stek, maar moet voor de winter in huis gezet worden.
Salie.
(Salvia officinalis en vormen en var. major) Dit zijn verschillende als bonte bladeren, fijne koning salie, grove salie, boomachtige salie, salie met witte bloemen. Ze worden gesteld onder het loof van bomen en in de maand juni [53] afgesneden om te drogen en wordt ook veel groen gebruikt.
Mater of Matricaria.
(Tanacetum parthenium) De dubbele mater scheurt men van de anderen in de maand april. Men zet die de tuin door al waar men wil. De enkele groeit met grote overvloed in het koren en of bloemen of kruid worden veel bij de apothekers gebruikt.
Kamille.
(Chamaemelum nobile) De dubbele Roomse kamillen worden in de paden van de tuinen gebruikt vanwege de liefelijke reuk. Ze mogen goed betreden worden, maar de enkele groeien overvloedig in het koren. Het loof en de bloemen worden bij de apothekers veel gebruikt.
Aardbeien.
(Fragaria vesca) Deze worden verplant in goede vette aarde, een voet van de anderen in het vierkant, ze lopen dan wel naar elkaar toe. Ze moeten in de winter bedekt worden met paarden- of koeienmest om in het begin van mei of juni betere vruchten voort te brengen. Daar groeien aardbeien in het wild in Zeeland en elders en hebben lange grote bessen maar zijn niet zo smakelijk als die men hier in de hoven zet.
Alsem.
(Artemisia absinthium) Die wordt geplant in vochtige plaatsen en in begin maart van de andere gescheurd en afgesneden in het begin van augustus en dan gedroogd om er alsemwijn van te maken.
Venus navel.
(Umbilicus rupestris) Deze heeft knobbelachtige wortel en rondachtige bladeren, Saxifraga gelijk en wil wel staan in vochtige plaatsen. Ze worden vermeerderd van de knobbels of wortelen die men scheurt in begin maart.
Plant zuring.
(Rumex patientia?) Die wordt gescheurd of verplant in de maand maart of augustus. Wil goed staan in schaduwachtige plaatsen of uit de zon. De Spaanse zuring heeft kleine rondachtige, bleekgroene blaadjes, maar is wel zo scherp van zurigheid als die van zaad voortkomt.
Artisjokken.
(Cynara scolymus en Cynara cardunculus) Die willen goed groeien in vette moerachtige aarde en worden vermeerderd van zijscheuten van oude planten. Ze worden in maart verzet, twee voeten van elkaar. Ze moeten in de winter bedekt worden met lange paardenmest zodat ze niet bevriezen. De artisjokken zijn tweevormig, ene met groene vruchten of zaadbollen en de andere die uit Engeland komen zijn rood. Ze worden wel gezaaid, maar niet hier te lande alzo die langzaam groeien.
Asperges.
(Asparagus officinalis) Deze worden gezaaid bij de anderen en twee voeten in het verband geplant als die een jaar oud zijn en worden beter gehouden dan de tweejarige. De aarde daar men die in zal planten moet men van onderen met twee voeten koeienmest of poortaarde, dat is mensenmest, bemesten. Men moet die leggen met greppels, te weten een rij met mest en een rij met aarde opdat het water te beter doorzakt. Als dan de planten daarop gezet zijn moet men er aarde over werpen negen duim of een voet hoog. Men moet de asperges drie jaren laten staan eer men die snijdt om die te dikker te hebben. In de winter bedekt men ze met koeien- of paardenmest.
Krieken over zee of Alkekengi.
(Physalis alkekengi) Die wordt uit de zon gezet in vochtige aarde en groeit van zichzelf voort uit het onderste van de wortels. Het draagt witte bloempjes en daarna rode blaasjes waar de kersjes in te zien zijn. [54]
Martelaars bloempjes. (immortelle als Helichrysum?)
Er zijn twee gele soorten van, de ene enkele en dubbele bloemen. De gele dubbele zijn hier weinig. Ze worden van stekken of inleggen vermeerderd en moeten in de winter in een pot in huis gedaan worden op een droge luchtige plaats. Maar de witte zet men voort van plantjes of scheutjes die terzijde uitkomen. Deze zetten goed voort en willen in de winter wel buiten staan. Als de bloempjes droog afgesneden kunnen ze lange tijd goed blijven.
Scolopendria of hertstong.
(Asplenium scolopendrium) Die scheurt men van elkaar in het begin van maart. Men zet die uit de zon onder schaduw in zavelachtige aarde.
Hepatica.
(Hepatica nobilis) Deze zijn 4 of 5 soorten, dubbele blauwe, enkele witte, met dorentjes daarin of doren bloemen gelijk, voorts rode, enkele blauwe, witte zonder dorens. Al deze soorten verplant men in april in zandachtige aarde alzo daar geen mest bij mag komen. De enkele komen te mits van zaad voort.
Dragon.
(Artemisia dracunculus) Deze wordt geplant op warme plaatsen in goede vette aarde in het laatst van maart of begin april. In de winter bedekt men die met stro, paardenmest of boekweit. Het komt voort van zijscheuten, dat zijn die terzijde van de oude uitspruiten.
Zegeltjes (segeltjens).
(Polygonatum) Deze wordt geplant in het wild, maar in goede aarde in tuinen geplant zijnde, uit de zon, geven grotere bloemen. Ze worden van de wortels voortgeplant.
Salomons zegel.
(Polygonatum multiflorum) Die heeft dubbele bloempjes tussen de bladertjes. Ze worden vermeerderd of afgescheurd van de wortels en willen wel staan in goede zandachtige aarde, wat uit de zon.
Valeriaan.
(Centranthus ruber, Valeriana phu) Van deze zijn er twee soorten die Dodonaeus beschrijft, de ene met rode en de andere met witte bloemen. Men scheurt die van planten van de wortel, maar soms vallen ze van zaad en willen wel staan in goede zavelachtige aarde. Die hier in het gebruik van de apotheek zijn groeien aan de kanten van de sloten. (Valeriana officinalis) Daar zijn nog twee soorten, de ene met blauwe en de andere met witte bloemen die genoemd worden Valeriana graeca. (Polemonium caeruleum) Men scheurt die planten van de andere en men kan die mede zaaien maar ze moeten een jaar over staan eer ze bloeien.
Haveruit, wel averuit.
(Santolina chamaecyparissus en Artemisia campestris). Die is tweevormig, de ene met loof van tijm en de andere met wat grover loof. Deze heester of plant scheurt men van elkaar in het begin van de maand april. Ze willen wel groeien in zandachtige aarde.
Wijnruit.
(Ruta graveolens) Deze scheurt men van elkaar en men plant die in tuinen op rijen van brede paden, in plaats van heggen. Ze komen ook wel voort met het vallen van het zaad. Het is heel goed voor het gevogelte die de pip of andere kwalen hebben. Het wordt ook gebruikt in tijden van de pest.
Berenklauwen.
(Acanthus spinosus) Die teelt men voort van wortels en willen wel staan in hete zonneschijn. Men zet die wel in potten om te beter te bloeien, ook om apothekers winkels te versieren. Ze geven een lange sierlijke bloem met bruingroene bladeren, zeer mooi besneden en worden in maart verplant. [55]
Bieslook.
(Allium schoenoprasum) Die scheurt men de in maand april. Men zet die op rabatten of bedjes bij het gewone kruid.
Sjalotten.
(Allium ascalonium) Die steekt men in goede vette aarde. Ze komen van klistertjes voort. Het loof is bieslook zeer gelijk en worden op dezelfde manier gebruikt, het zij in sausen of anders. De klistertjes er van, die veel in spijs gebruikt worden, worden in begin augustus opgenomen en men laat ze drogen. Deze sjalotten gegeten hebben dezelfde smaak als knoflook maar geen bange reuk zoals de uien of knoflook.
Knoflook.
(Allium sativum) Deze wordt veel geplant in kleilanden van de klistertjes. Er zijn drie of vier soorten van, de echte knoflook heeft paarsachtige bloempjes. Er is een soort die men beren look noemt en heeft witte bloempjes. (Allium ursinum) Die wordt als het loof begint droog of dor te worden in het laatste van augustus opgenomen en men steekt die wederom in de aarde in het begin van de maand maart.
Lychnis van Constantinopel.
(Silene chalcedonica) Er zijn drie of vier soorten van als dubbele, inkarnate, enkele witte, enkele vleeskleurige en enkele inkarnate. Dezen worden vermeerderd met het scheuren van de planten van elkaar in maart. Ze willen wel staan in zandachtige aarde. Als ze bloeien wordt de tuin daar mooi mee versierd.
Huislook.
(Aeonium korneliuslemsii) Dit is een plantje dat tot een struik of boompje groeit. Het wordt van takken gestoken en moet in de winter bij een luchtige kachel staan en drooggehouden worden. Het draagt gele bloemen als het in huis staat. (Sempervivum tectorum) Daar is ook die op het dak groeit met brede bladeren en die krijgt mede een struik met bloemen en is hier algemeen, wil ook wel buiten staan. Daar is een soort die men noemt tripmadam. (Sedum reflexum) Deze wordt geteeld van de zijscheuten en gezult om bij gebraden vlees te gebruiken. Er zijn nog wel veel bijsoorten, maar zijn meest onkruiden in de tuinen.
Duizendschoon.
(Dianthus barbatus) Deze zijn verschillend van kleur als wit, paars, bonte en fluwelen. Men legt ze in gelijk de anjelieren. Ze worden mede van stek gestoken. Men kan die ook vermeerderen van zaad, maar ze moeten een jaar over staan. Men heeft laatst een met dubbele bloemen gewonnen, ze zijn paarsachtig van kleur en wordt mede vermeerderd zoals voorgezegd is.
Lychnis.
(Silene coeli-rosa) Van deze slag zijn er dubbele witte en rode. De dubbele witte worden vermeerderd van stekken of men scheidt soms de plantjes van de andere. Van deze soorten groeien wel mede in de velden, maar enkele. Daar zijn nog twee soorten die komen uit de Canarische eilanden en hebben wit loof en purperen en witte bloemen. Van dezen worden de planten van elkaar gescheurd in het laatste van augustus. Er zijn nog twee soorten, de ene met purperen en de andere met witte bloemen die in het wild voortkomen.
Juncus gloriosus. (?)
Dit is een plant die in de voortijden uit Indië gekomen is. Het heeft scherpe biesachtige bladeren en geeft een ronde zware plant. Ze worden in tobben of bakken gezet en heeft een grote stengel met uitschietende takjes waaruit de bloemen neer hangende voortkomen, zeer gelijk de lelies. Deze plant wordt vermeerderd van de grote dikke wortels die [56] tegen de bak aan groeien en wordt geplant in potten of in de aarde en schiet zijn bladeren vanzelf voort. Deze plant kan redelijk tegen de kou.
Mandragora.
(Mandragora officinarum en Mandragora autumnalis) Ze geven grote zware wortels. Er zijn twee soorten, een mannetje en wijfje en hebben brede groene bladeren. Tussen de bladeren geven ze mooie vruchten, de appelen der liefde gelijk. (Solanum lycopersicum of tomaat) Ze willen wel staan op hete plaatsen in de zon. Ze worden vermeerderd van het zaad dat in de vruchten is. Ze hebben wel een 3 of 4 jaar werk eer de vruchten voortkomen.
Koekoeksbloemen.
(Silene flos-cuculi) De dubbele worden vermeerderd van stekken, men kan ze ook scheuren. Ze geven sierlijke mooie bloemen. Men verplant die in de maand augustus. De enkele groeien genoeg in de heide landen.
Dubbele waterkers.
(Nasturtium officinale) Deze wil wel staan in vochtige plaatsen van de tuinen. Men scheurt die in de maand september, de enkele vindt men genoeg in het wild of bij de sloten.
Galega.
(Galega officinalis) Deze zijn tweevormig, een met witte en een met paarsachtige bloempjes. Ze hebben heel witte wortels en willen wel staan in zandachtige aarde. Men scheurt die of worden ook gezaaid.
Irias of lis.
Van deze zijn veel soorten. De beste zijn deze; Iris susiana, (Iris susiana) heeft een zwartachtige bloemen. Men neemt die in juni uit de aarde en men plant die in augustus waar ze in de winter bedekt kunnen worden. De Gloriosa, Florentina, (Iris germanica en var. ҆lorentinaөblauwe en witte, en dan nog meer andere soorten als gele, (Iris lutescens) bonte, (Iris variegata) blauwe en anderen die scheurt men van de wortel in de maand april of in het begin van maart. Ze willen wel staan in lage vochtige plaatsen.
Passiebloem.
(Passiflora lutea? Passiflora caerulea) Er zijn twee soorten, de ene met groene en de andere met groene paarsachtige bonte bloemen. Die met het groene heeft witte wortels en die met bonte heeft gele wortels. Ze worden in potten gezet en moeten in de winter droog in huis staan. Men teelt die voort van de wortels die men afneemt. Men plant die ook wel in een hete meloenberg om die dan vroeger te laten voortkomen.
Boterbloemen.
(Ranunculus repens of Ranunculus auricomus) De dubbele worden geteeld door het scheuren van de planten of wortels. Er zijn veel soorten onder deze begrepen; het is een soort van Ranunculus en als Anthonie rapen. (Ranunculus bulbosus) Daar zijn nog andere soorten als die met weegbree blad, (Ranunculus flammula) met loof van gras (Ranunculus illyricus) etc., die onder deze soorten worden gerekend. Men verplant die in augustus, maar de enkele vindt men genoeg in het veld.
Leeuwenbekken.
(Antirrhinum majus). Ze zijn van velerlei soorten als witte, gele, bonte, rode, vleeskleurige en worden in maart gekweekt met het scheuren van de planten. Men kan die mede wel zaaien, maar moeten een jaar over staan eer er bloemen aan komen. Er groeit nog een plant die geelachtige bonte bloemen heeft die Linaria genoemd wordt. (Linaria repens) Ze zijn die bloemen zeer gelijk. Ze willen wel groeien in zavelachtige aarde.
Scordium.
(Teucrium scordium) Dit is een plant die langs de grond kruipt en wil wel staan in vochtige aarde, uit de zon. Het wordt verplant in april en bij apothekers gebruikt.
Ogentroost.
(Euphrasia officinalis) Dit groeit wel in natte vochtige velden en wordt soms in de apothekers tuinen geplant.
Reinvaarn, (reynevaern).
(Tanacetum vulgare) Dit groeit mede aan de waterkant e wordt in de tuinen van de kruidkenners ook geplant.
Althea of heemst wortel.
(Althaea officinalis) Dit is een plant die wel wil staan in zavelachtige aarde. Het heeft bleekachtige paarse bloempjes. De wortels worden veel in de apotheek gebruikt alzo die zeer medicinaal zijn.
Dubbele muur bloemen of violette.
(Matthiola incana) Deze worden van stekken vermeerderd alzo daar geen zaad van gewonnen wordt. Men neemt de stekken daar geen bloemen aan zijn en steekt die in de aarde waar het wat uit de zon staat en dat in de maand april.
Phalangium.
(Anthericum liliastrum, Tradescantia virginiana). Deze is tweevormig, de ene wit en de ander blauw. Ze worden van elkaar gescheurd in de maand maart.
Glaskruid.
(Parietaria officinalis) Dit kruid is mooi in het opkomen, heeft glasachtige stelen en men wast er glazen mee vanwege de scherpheid die het bij zich heeft. Het groeit in het wild en zet van zichzelf wel voort.
Juffrouw merk (marck).
(Apium graveolens) Dit is het wijfje van de Lavas (Levisticum officinale). Het wil goed groeien in verdorven hoeken of ongeschikte plaatsen. Van deze plant is voortgekomen de selderij die ook peterselie van Macedoni genoemd wordt.
Madelieven (Maeghdeliefden)
(Bellis perennis) De dubbele worden van elkaar gescheurd en rond de bedden gezet op vochtige plaatsen. Hoe minder dat men die scheurt hoe die beter en grotere bloemen voortbrengen. Er zijn velerhande soorten als witte, bonte, rode en vleeskleurige. Het scheuren moet gedaan worden in oktober of maart. Er is nog een soort die matelieven (?) genoemd wordt met dorenachtige bladeren. Deze is geelachtig van kleur en wordt mede geteeld van stek of scheuten van de planten.
Marjolein.
(Origanum majorana, Origanum vulgare) Hiervan zijn grove en fijne. Het wordt gescheurd en in zavelachtige aarde gezet en verplant in het laatste van het jaar. Het heeft een zeer liefelijke reuk en bij apothekers gebruikt om er mee te balsemen.
Dovenetels.
(Lamium maculatum, Lamium purpureum, Lamium album) Van deze zijn er met bontachtige bloem, er is een dovenetel met een rode bloem en de witte groeien hier te lande veel aan de kanten van de sloten. Er zijn bloemen die deze gelijken als aan hennep. Ze willen wel groeien in vochtige plaatsen.
Aconitum of napellus.
(Aconitum napellus) Dit is een vergiftig goed waar nooit geen bijen op komen. De eerste soort die gele bloemen draagt (Aconitum vulparia) en laag bij de aarde groeit komt op het eind van februari of begin van maart voort. Daar zijn nog veel soorten van blauwe en witte en bonte (Aconitum variegatum). Die hebben een wortel als hanenpoten en bloeien in juni die van de wortels vermeerderd worden.
Rabarber.
(Rumex obtusifolius) Hiervan zijn twee soorten, de ene is monniken rabarber (munninx) en heeft bladeren gelijk de peperwortel. De andere die Rhaponticum (Rheum rhaponticum) genoemd wordt heeft grote brede bladeren, de kool zeer gelijk, en is niet zo krachtig als die uit Portugal komt. Men scheurt die van de wortel. Het wil wel staan in vochtige aarde uit de zon. [58]
Esula of ezelsmelk.
(Euphorbia esula) Die wordt voortgeteeld van planten en geeft melk uit de balderen of takjes. Er zijn nog velerhande soorten van cataputia of kroontjes kruid die allen voortkomen van zaden en worden bijna gehouden voor onkruiden.
Trachelium.
(Campanula trachelium) Van deze zijn velerhande soorten, de ene heet Trachelium pulliferum. Er is nog een kleine soort met vele bloemen die laag bij de aarde groeit. Er is ook een kleine soort daar (als men de stelen afsnijdt) melk uit komt die men Trachelium piramidale noemen (Campanula pyramidalis). Nog zijn er vier soorten die men belvedre noemen, twee met blauwe bloemen en twee met witte bloemen. Ze worden vermeerderd van scheuten in april en willen wel staan in vochtige aarde. Ze worden mede gezaaid.
Arundo, Laconica.
(Miscanthus sinensis, Phragmites australis) Deze is tweevormig, de ene met bont loof, moet in de winter in huis gezet worden. De ander met groen loof, mag in de winter wel buiten staan. Het wordt van de anderen gescheiden in het laatste van februari of begin maart.
Canna indica.
(Canna indica) Er zijn twee soorten van, de ene met gele en de andere met rode bloemen. Ze hebben hele mooie brede bladeren, de krucke bladeren gelijke. Deze moeten in de winter gans droog bij een kachel staan of men legt ze in heel droog zand dicht bij de kachel; het loof dat net uitkomt is de peper huizen zeer gelijk. Het wordt van dezelfde planten vermeerderd en is wel twee of drie voeten hoog. Men steekt ook het zaad daarvan in de aarde en ze bloeien wel hetzelfde jaar, dan geven geen rijp zaad.
Hase gerst of duysent blade, duizendblad.
(Achillea millefolium) Hiervan zijn drie soorten, de ene met purper, (Achillea atrata) de andere met gele bloemen. (Achillea nobilis) Ze worden in de tuinen vermeerderd, men scheurt die van elkaar in het begin van april. Ze willen heel goed verder groeien, maar die met witte bloemen groeien genoeg in de wildernissen.
Jacobaea.
(Senecio cineraria) Dit is een plant die witachtig loof geeft, groeit in Frankrijk wel aan de rivieren, maar hier te lande wordt die wel in potten gekweekt. Ze komen voort van scheutjes die onderuit komen.
Petercelle de mair. (Apium nodiflorum?)
Die komt veel gezult uit Portugal. Men teelt die van struiken. Het wordt gezet in tobben of potten, men kan het hier te lande ook inleggen
Ferula.
(Ferula communis, Ferula gummosa) Hiervan zijn twee soorten, de ene heet men Ferula galbanifera, de andere Ferulago. Het geeft een sierlijke plant en heeft bladeren als veren. Het wordt geplant in tuinen en mag in de winter wel buiten staan.
Genistella.
(Geen brem, blauwe bloemen, moet Gentiaan zijn als Gentiana asclepiadea, Gentiana cruciata, Gentiana acaulis) Dit zijn 2 of 3 soorten, een met blad van Asclepias en heeft veel bloemen op een steel. Er is nog een die in de duinen groeit met kruisvormige bladeren, de derde is een laag plantje. Deze dragen mooie hemelsblauwe bloemen en willen wel groeien op lage zandachtige gronden. Ze worden geteeld door die van de anderen te scheuren in de maand maart.
Smilax.
(Smilax glauca, Smilax aspera, Smilax excelsa) Dit wordt gezegd de sarsaparilla te zijn en heeft stekelachtige bladeren. Het maakt zichzelf vast en draagt bloempjes als posthorens. Er zijn er met gevlekte en met groene bladeren. Nog zijn er twee [59] soorten, Smilax levens en Smilax longens. Deze planten worden in potten gezet en in de winter in huis genomen. Ze worden door het scheuren van de planten voort gewonnen.
Capparis fabago.
(Zygophyllum fabago) Dit is een mooie plant, eertijds door zaad aangewonnen, maar wordt nu van scheuten geteeld wat in de voortijd gebeurt. Ze dragen loof als duivenbonen en tussen de bladeren groeien de bloempjes dat heel sierlijk staat. Ze moeten in de winter in huis gezet worden.
Buphthalmum of koeienogen.
(Buphthalmum salicifolium) Deze bloeit in de voortijd met mooie gele bloemen en heeft loof als venkel. Men wint die aan met het scheuren van de planten. Ze wil wel in de zon staan.
Bryonia of wilde wijngaard.
(Bryonia dioica) Deze vindt men wel in de duinen. De wortels worden uitgenomen om aan prielen te zetten om van het loof dicht begroeid te worden, maar het loof gaat in de winter weg.
Clematis.
(Clematis vitalba, Clematis viticella) Dit zijn drie of vier soorten, de dubbele paarse hebben bloemen gelijk als de anemoon. De enkele zijn licht purper en licht paars. Deze willen wel groeien aan prielen en geven veel bloemen. Men kan ze inleggen en ook van planten afscheiden.
Gentianell
(Gentiana purpurea) Hiervan zijn twee soorten, de ene wit en het andere rood. Ze komen wel van zaad voort maar het duurt lang eer het bloeit, het scheuren van de planten is beter. Ze geven mooie stengels met bloemen en het loof heeft geen onaangename reuk.
Mansoren.
(Asarum europaeum) Deze wil wel groeien op vochtige plaatsen en worden bij de apothekers gebruikt. Men scheurt die in maart.
Einde van de planten. [60]
Van de bol bloemen.
Corona imperiaal of keizers kroon. (Fritillaria imperialis)
Deze zijn drie of vierdehandse soorten. De gele worden voor de beste gehouden, daarna de dubbele met twee kronen, die met enkele kronen zijn van twee kleuren, de ene bleek rood en de andere vleeskleur. Deze bollen worden vermeerderd van afzetsels ervan. Men zaait die mede ook wel, maar men moet 8 of 9 jaar wachten eer die vruchten of bloemen dragen. Dezen worden geplant in het begin van september.
Hyacinten.
(Hyacinthus orientalis) Deze zijn van velerlei soorten en namen die tegenwoordig de zeldzaamste zijn, dat zijn Turck-koyse-bloem, Bultenaers, Passetoeten, Mayckeslips, Celestine, witte van Katelijn, gekroonde en velerhande Simbolynen en meer andere soorten. Deze bollen worden opgenomen in de maand juli en wederom geplant in het laatste van september of begin van oktober. Ze willen wel staan in goede zavelachtige aarde. Er zijn nog velerhande hyacinten met sterbloemen, witte, blauwe en vleeskleurige. Er is nog een grote, bijna dubbele en dog een dezelfde gelijk met de bloemen van bernagie. Nog zijn er die genoemd worden Comuyn, hiervan zijn drie soorten, rode blauwe en witte, hebben witachtige bollen. Nog is er een medesoort Hyacinthen van Campinularis, maar hier worden veel veranderingen gevonden door het zaaien en moeten wel 7 of 8 jaren staan eer die vruchten of bloemen voortbrengen en eer ze goed zijn. Daar is nog een Hyacinthus firgianen of die uit Indi komt, Hyacinthus tuberosus genoemd. (Polianthes tuberosa) Dezen worden gezet in potten omdat men die in huis moet zetten, lijken op de Franse lelie. Ze groeien wel 2 of 3 voeten hoog en geven ongemeen goede reuk. Als die vers komen bloeien ze beter dan die lang hier te lande zijn geweest. Daar zijn nog hyacinten die uit Peru komen, (Camassia quamash) hebben grote bollen die van binnen haarachtig zijn en worden van afzetsels voort geteeld. Ze moeten in de winter wat bedekt zijn en zijn van drie kleuren, witte, blauw en vleeskleur. Nog is er een hyacint met de bol van een lelie, die draagt witte bloempjes en is genoemd hyacint met het driekantige blad. (Galtonia candicans?) Nog zijn er meer andere bijsoorten die voor hyacinten worden gerekend. Ze willen wel staan in zavelachtige aarde en worden in september geplant.
Gladiolus.
(Gladiolus communis, Gladiolus illyricus, Gladiolus imbricatus). Die zijn van vier of vijf verschillende kleuren, de Italiaanse is een purperen kleur, ook zijn er witte, vleeskleurige en kleine paarse. Dezen krijgen biesachtig loof en worden geteeld van bollen. Ze willen heel goed voortgroeien en worden in het laatste van april geplant of in het begin van september.
Krokus.
(Crocus vernus met var. albiflorus en var. violaceus, Crocus flavus, Crocus biflorus, Crocus angustifolius, Crocus sativus) Hiervan zijn wel acht of negen verschillende soorten gelijk als zijn er gele, witte, blauwe, goud laken, silver laken, viceroy krokus, barsiacken, herfst krokus. Dit wordt gezegd de echte saffraan te zijn. Deze soorten bloeien heel vroeg in maart en zetten voort van bollen. Worden ook wel gezaaid maar staan wel 5 of 6 jaar eer die bloemen dragen. Ze worden geplant in oktober aan de kant van de bedden al waar men die zetten wil. [61]
Fritillaria.
(Fritillaria meleagris) Deze zijn van verschillende soorten als met fluwelen bloemen, gele en de naakte, deze drie soorten zijn de zeldzaamste als mede de dubbele, bonte witte en zwarte, twee soorten Franse groene die uit Frankrijk komen en komen voort van verschillende kleuren als die gezaaid worden. Ze worden ook van bollen vermeerderd, maar de bovenste die men het zeldzaamste acht worden in een bak gezet en bedekt om in de winter niet te bevriezen. Ze worden begin juni opgenomen en in september er weer in gezet.
Cyclamen of varkensbrood.
(Cyclamen purpurascens, Cyclamen repandum) Deze zijn tweevormig, de ene met bollen en de andere met wortel. De bollen worden van zaad geteeld en de andere met wortel, die scheurt men van elkaar en hebben heel bleke, paarse en heel rode bloemen. Die met bollen daarvan zijn de kleuren witte, bleke, paarse. De paarse hebben dezelfde bloemen als de hedera folie. (Cyclamen hederifolium) Er is er nog een die uit Aleppo komt, (Cyclamen persicum) die heeft bloemen als die met het rond blad, die bloeien allemaal in het laatste van september. Er zijn nog drie soorten, een die in de winter bloeit en twee die in de zomer bloeien, (Cyclamen coum) als een met paarse bloemen en een met witte bloemen. Dit zijn de ongewoonste van alle soorten alzo er maar hier twee in Holland zijn, zoals de heer van Beverningh en monsieur van Velsen. Deze soorten groeien veel bij Orange en in Zwitserland. Ze worden meest aangehouden omdat de bladeren mooi gevlekt zijn. De bladeren zijn ook verschillend, de ene rond, de andere kantig en sommigen onder rood als de mansoren. Deze worden verplant in het laatste van mei en men plant ze in bakken of potten in zavelachtige aarde om ze in de winter te beter te bedekken. Ze willen wel staan in de zomer op lommerachtige plaatsen.
Colchicum.
(Colchicum autumnale, Colchicum variegatum met Agrippinum) Deze soorten zijn tweevormig, Agrippina kleine en grote. De bladeren van deze voortkomende zijn gekarteld als Scolopendrium en geven heel mooie gevlekte bloemen de Fritillaria gelijk. Daar zijn er twee dubbele, de ene meer dubbel dan de andere. De beste dubbele komen uit Portugal en zijn gevlamd. Nog zijn er 2 of 3 soorten enkele bloemen nog Colchicum, Jan Gerritsz: Daar is nog een die in de voortijd komt met weinig loof, (Colchicum byzantinum) maar alle anderen komen zonder loof als die bloeien, dat is in de maand september. Daar is nog een gele narcissi Colchicum die in de maand oktober bloeit. (Colchicum luteum) Ze worden geteeld van de bollen. Willen wel staan in goede aarde en worden in augustus geplant.
Anemonen.
(Anemone coronaria, Anemone pavonia) Deze zijn van velerlei soorten, ook apart van kleuren en namen. Er zijn er ook met groot en fijn blad gelijk de peterselie, de namen daarvan zijn als volgt; Concordia, Imperatrice, den Hartogh, Pucelle dՠOrliens, Citronateromane, Citronate, Alnatora, Cardus Celeste, Albertina, Quasi-bleu. Unicke de Ruyter, Poolse mutse, St. Karel Overo, St. Marco, Diablessen, gevlamde Aborante, Pavo Mayor, gevlamde Amarante, Parsianen, Bellissima, Colosse, gevlamde en ngevlamde, Ammasona, Duchesse Caritane, Mirabella, Imperatrice, Ciprina Deducke, Schallaringata, Bisschoppen, Prelaet, Belle-Silva, Belle-warande, մ rechter-oogh, Cardinael, Ringata, gevlamde van Poelenburgh, Harmaphrodita, Kram, Cebecken, Ringata Orlata, Belle de Parijs, Liere de Parijs, Amarante gevlamd en nog meer andere soorten. De bollen of wortels zijn zeer gelijk de blauwen van Gember. Ze worden geteeld van kleine pootjes die terzijde aangroeien. Deze plant men in september. Eerst worden ze geweekt een [62]
uur of twee, dan wordt het rot van de oude bol met een pennenmes uitgehaald en in potten gezet of in een bak die men voor de vorst kan bedekken. De aarde moet goed klaar gemaakt worden en beschermen van de zon. Men kan van dezen alle maanden bloemen hebben, deze dan geplant zoals gezegd is worden voor de beste gehouden. Er zijn ook nog soorten van enkele die uit zaad voortkomen waar de dubbele uitkomen, ze zijn van velerhande kleuren en worden gezaaid in de maand maart en in de zomertijd gedurig nat gehouden. Men kan ze ook vermeerderen van de bollen of klauwen en kunnen in de winter beter tegen de koude dan de andere soorten.
Ranunculus.
(Ranunculus asiaticus) Van deze zijn velerlei soorten, de zeldzaamste zijn dezen; Aleppo, Merveljeuse, gevlamde Veenkus, Constantinopolen, Ranuncule de Romane, Grammonster de Spanje, Ossebloet, Pienesko, Lack de borde, gevlamde van de Houten, twee soorten dubbele rode, goudgele en nog meer enkele soorten die vanwege de veelheid hier niet genoemd worden. Deze worden geplant op zodanige manier als bij de anemonen gezegd is, maar moeten wel voor schrale winden bewaakt worden. Brengen in de maand april heel sierlijke bloemen voort om de hof daarmee te versieren.
Martagon ’s.
Deze zijn van velerhande soorten als die van Constantinopel, (Lilium chalcedonicum) van Pomponie, (Lilium pomponium) Calvarium, (Lilium martagon) grote witte met spikkels die de bladeren twee kronen boven elkaar dragen, witte zonder spikkels, vleeskleurige, Lilium canadense gele met spikkels en gele zonder spikkels. Deze en nog meer soorten worden door de klisters of schilachtige bollen voortgezet. Men verplant die in september. Ze willen wel staan in goede zavelachtige aarde omtrent een halve voet diep opdat het kroontje boven de bol te beter voort zou mogen groeien. Maar die van Canada willen in de winter wat bedekt zijn.
Lelies.
(Lilium candidum) Velerlei slag is er van deze als dubbele witte lelies, enkele witte lelies, grote dubbele lelies waarvan er maar 1 lelie op de stengel groeien, rode Haringh lelies die met honderd bloemen voortkomen, kleine met weinig bloemen. Lelies die de kleine klisterbolletjes tussen de bladeren groeien. De lelies van Perzië (Fritillaria persica) zijn tweevormig, de ene zwarter van bloemen dan de andere, ze zijn de bloemen van de zwarte Fritillaria zeer gelijk en worden door klisters of schilletjes vermeerder en verplant in de maand september. Ze willen goed groeien in zavelachtige aarde en mogen in de winter wel buiten staan.
Narcissus.
Deze zij van velerhande soorten als volgt; Narcissus, Tertius Matthioli, trompet narcis en twee soorten van naentjes, maar de eerste met de tweede hebben we hier niet. De bloeien in het laatste van juli met boven een rond kroontje, lelieachtig. Narcissus indicus zijn ook enige soorten die in de herfst bloeien, (Zephyranthes atamasco) sommigen met 1 bloem, purperachtig, (Cyrtanthus elatus) er zijn er ook met brede bladeren en de stengel gespikkeld, Serpentaria, en dragen bloemen gelijk de Italiaanse Gladiolus. Deze en meer die maar 2 of 3 grote bladeren dragen komen van de Caep de Bona Esperance. (Kaap de Goede; Gladiolus bonaspei, Crinum zeylandicum?)
(Narcissus jonquilla, Narcissus tazetta) De soorten die hier groeien met veel bloemen zoals de Besemman, Tacette Bianco, Tacette Souvereyne, Narcissis in Tela Hollande, Stellato, Seconde Besemman; drie soorten vander Neck, Medioluteo met de dubbele kelk, Medioluteo van drie soorten met enkele kelk, Dagiers met dubbele kelken, Narcis van den Houte, Narcissus Totus-Albus, Polyantys, dubbele jonquille of Narcissus Jonci Folio, geeft een ongemeen mooie reuk gelijk als jasmijn, [63] de enkele zijn wel drie of vier soorten als witte, gele en met lange kelken. Narcissus Campennelarus witte en gele. Dezen willen goed bedekt zijn in de winter en worden in september geplant en vermeerderd van bollen. Als ze gezaaid worden staan die wel 10 of 12 jaren een die voortkomen. Er zijn veel slechte bijsoorten die men in de boomgaarden zet zoals andere narcissen.
Narcissus Tradiscanti.
Deze is machtig vol bladeren, voorts die van Sion, dubbele en enkele Nonpareillie, dubbele witte, enkele witte en de Tieloose die onder deze soorten mede worden gerekend.
Leucojum bulbosum.
(Leucojum aestivum, Leucojum autumnalis) Hiervan zijn drie soorten, de grote die veel bloemen draagt, bloeit in het laatste van mei en de andere met drie bladeren bloeien in maart en die met zes bladeren bloeien in april. Deze willen wel verplant wezen als ze in bloei staan en moeten gezet worden op schaduwachtige plaatsen en in zavelachtige aarde.
Dens caninus, hondstand.
(Erythronium dens-canis) De volgende zijn deze soorten, een vleeskleurige, een witte en een heel rode. Als deze bollen opgenomen worden mogen ze niet lang uit de aarde blijven. De bloemen hebben gevlekte bladeren en bloeien in april. Daar zijn nog enige bijsoorten die Dentaria (Cardamine diphylla) genoemd worden omdat ze met de wortels gelijk aan elkaar zijn als kiezen. De bloemen zijn gelijk als de enkele violen. Deze groeien in schaduwachtige plaatsen. Maar de dens-canis die bollen hebben, hebben bloemen als Cyclamen en willen wel in de zon staan in goede zavelachtige aarde. Ze worden op het eind van juli verplant.
Sisyrinchium.
(Sisyrinchium angustifolium) Dit is een bolletje dat uit Portugal komt en heeft bolletjes met netjes zoals de goudlakense krokus. Ze willen wel staan in warme plaatsen. Hebben bloemen als een kleine Iris, maar bloeien niet anders dan als ze vers uit Portugal komen voor een jaar.
Dipkadi.
(Muscari muscarimi, Muscari botryoides, Muscari macrocarpum?) Van dezen worden de gelen voor de beste gehouden. Er zijn twee soorten, de ene die geel opkomt en de andere die geel wordt in het staan. Die hebben een ongemeen goede reuk als muskus. Er is ook nog een soort met groene bloempjes, maar is niet zo zeldzaam. Deze bloeien in april en worden in het laatste van mei wederom opgenomen en wederom gezet in het laatste van september. Ze willen wel staan in goede aarde en kunnen in de winter wel redelijk tegen de koude. Van deze zijn nog bijsoorten zoals witte en blauwe druifjes. Het is een heel kwaad goed in tuinen als ze verzet worden omdat ze jonge bolletjes uitgeven.
Ornithogalum.
(Ornithogalum nutans, Ornithogalum arabicum) Dit is een soort van wilde uien. Er zijn er met groene en witte bloemen, er zijn er ook met witte bloemen die uit Arabië komen. Ze groeien boven met een rond kransje en geven een heel goede reuk, deze zijn hier zeldzaam. Maar de andere voorgenoemde soorten worden van de bollen voortgezet. Men neemt die op in juni en men verplant die weer in oktober door de tuin heen alzo ze goed tegen de koude kunnen.
Arum.
Hiervan zijn vele soorten als Serpentaria, (Dracunculus vulgaris) die draagt een langwerpige bloem waar midden in een tong komt en de bessen of zaden groeien rondom en zijn roodachtig. Er is er noch een die uit Egypte (Colocasia esculenta) komt en heeft bladeren als krukken bladeren. Maar deze plant is hier heel zeldzaam. Ze willen in de in de winter wel droog bij de kachel gehouden worden, [65] maar de soorten met groene bladeren hebben spikkels op de bladeren en groeien goed voort. Men zet die van bollen af als men die opneemt dat gedaan wordt als de bloemen vergaan zijn.
Orchidee.
(Orchis soorten) Deze slag is menigerlei. Ze hebben klootjes als vossen kullen, hondskullen, boks kullen, hanenkullen en hebben bijzondere soorten van bloemen als mannetjes, wijfjes bijtjes, vliegjes. Ook zijn er gele die men zegt Lieve vrouwe schoen te wezen. (Cypripedium calceolus) Van deze soorten vindt men enige in heide groeien en sommigen in hooilanden, mede in de duinen. Maar de beste soorten komen uit Portugal daar groeien mede van die slag omtrent Luik of Spa. Maar die van deze de grootste sortering heeft is de heer van Beverninghe. Al deze soorten om in de tuinen voort te zetten moeten in belommerde plaatsen staan.
Handekens kruid.
(Orchis soorten) Van deze zijn velerlei soorten. Ze zijn de bloemen van de orchideeën gelijk. Er zijn er die de bladeren tussen de bloemen groeien, namelijk die met witte, paarse en gespikkelde bloemen als mede met gevlekte bladeren, ook die met de vleeskleurige en paarse. De bloemen vindt men in hooilanden veel omtrent hier in de Orange polder. Ze bloeien in het begin van juli en alsdan verplant men die op vochtige plaatsen waar een weinig belommerd is.
Iris met bollen.
(Iris latifolia, Iris xiphium) Hiervan zijn velerlei soorten als Engelse, porselein, kamelotten, bleke en blauwe, fluwelen en veel meer andere kleuren van bloemen die uit zaad voortkomen. Er zijn ook Spaanse van velerhande slag als blauwe, witte, gele en bonte, maar de Engelsen willen niet lang uit de aarde blijven en worden in de winter bedekt. Er is ook een soort die Ireas Vleermuys genoemd wordt. De Spaanse willen wel voort die men aan de kanten van de rabatten zet om er de hof mee te versieren.
Moly.
(Allium moly, Allium subhirsutum, Allium roseum, Allium angolusum, Allium nigrum) Hiervan zijn wel drie of vier soorten met smalle bladeren. Ze bloeien gelijk als de uien. Er zijn er ook met brede bladeren en mede die van Indien. Dezen willen goed groeien in goede aarde en op warmachtige plaatsen. Men plant ze in het begin van september, de bollen willen niet lang uit de aarde blijven
Tulpen.
(Tulipa, tulpen soorten) de tulpen zijn van verschillende kleuren en namen. Van de vroege bloemen zijn de zeldzaamste de volgende; Vroege Blyenburger, Parragon Voorhelm, Parragon Klaermont, Hecuba, Pelschotty, Fransche Dorotes, Parragon Grebber, Vroege Motleyne bol, Mols-wijck, Prince-jacht, Krijntje, Ducktol, Viceroy, geel en rood van Leyden, Nonswits, paerse Moerleynen. Drie of vier soorten van Lacken, Vroege Purper, Witrugge, Admirael van Enckhuysen, Generael van Enckhuysen en meer andere soorten van tulpen die vroeg bloeien. De late zijn deze; Bruyn-purpers, hiervan zijn nog 4 of 5 zodanige kleuren, de ene dieper dan de anderen. Nog Brantions mede 3 of viervormig; Vesta, Generael Doctor Balte, witte Doroteas, Astreas, Jeddemully, Grooten Turck, Parragon Gulde-bloem, Mervelje van Quakel, Lantschap-bol, Belle-brusselle, Marvelje de Hollande, Parragon Senekoert, Generael van Hollant, Tulpa gelder. Twee soorten van Admirael de Man, Passetoet, Corenaer, Prins van Walles, Pierpere-kroon waarvan vier soorten zijn, gele purperen witte en Noortse kroon, gemarmelde Jaspe, Unicke, Jan Gerritsz, Generael Swijmende, Admirael van den Bosch, Goudaes, Fenicx van Aertsen, Kardinael Flambolliant, Sayblom Koningh, [65] Nonparelje, Admirael van Zierickzee, Admirael van Engelandt, Parragon Velsen, Switsers, Parragon Jeroen, Belle Dorea, Laboljanten, Spheramundi, Parragon Liefkens, twee of drie soorten Tornoys, witte Agata, drie of vier soorten Passecitadelle, Argus, Dorotea dՠAnvers, Anvers, Laboljante, Dianas, Generael Ouwenaerden, laten Blyenburger, Generallissimo de Costa, Lapovere, Admirael Bogaert, Admirael Backer, Semper Augustus, Fenicx Cieraet en meer andere namen die door de hoeveelheid hier niet gesteld worden. Al deze veranderingen van namen komen door de verscheidenheid en verdeeldheid van kleuren want de tulpen zijn allen van hetzelfde maaksel. De tulpen worden vermeerderd door bollen. Men kan die ook wel zaaien, dan hebben wel 10 of 12 jaren werk eer die voortkomen. Ze worden geplant in het laatste van september in goede aarde die goed door luchtig is en van de zon goed bescheen zodat door de koude de bollen niet komen te vergaan. Ze worden wederom opgenomen in het laatste van mei of begin van juni.
Van de Zaden.
Dit is de afbeelding van drie soorten glazen lantarens die geen bodem hebben en onder open zijn. Men stulpt die over tedere kruiden, planten of bloemen om die voor de wind of koude te bevrijden en evenwel de warme zonnestralen deelachtig te zijn waardoor diezelfde ook vroeger voortkomen.
Deze figuur beeldt een bak af die onder open is en boven met glazen die schuin neer gaan. Men kan die ook wel maken met vensters die men bij vochtig, droog of warm weer kan openen en sluiten. De bak wordt los over de bedden heen gezet daar iets gezaaid of geplant is dat men bewaren wil voor de vorst, koude etc. Ook kan men door dit middel het geplante of gezaaide des te vroeger laten opkomen en tot volkomen wasdom laten brengen. Men maakt die zo groot of klein als men nodig en dienstig acht en zet de glazen tegen het zuiden of zodanig dat er de stralen van de zon het best in schijnen kan.
Ambrette of Turkse korenbloem.
(Amberboa moschata) Deze ruiken als muskus en zijn vier soorten als twee witte en paarse dubbele, zo ook de enkele paarse en witte. Ze worden gezaaid in het begin van april op een warme plaats of meloen berg en als ze 4 of 5 bladeren hebben zal men die in de tuin planten daar men begeert. De eerste bloemen daar het zaad van komt moet men met droog weer afplukken en die droog leggen zodat ze niet beschimmelen. Nog zijn er verscheidene soorten van korenbloemen (Centaurea cyanus) als paarse, witte, blauwe, rode en meer andere kleuren. Als men die maar eens gezaaid heeft hoeft men die niet meer te zaaien alzo die van zichzelf genoeg voorttelen. [66]
Helena’s tranen of Hedysarum.
(Helenium autumnale) Deze zijn twee soorten van bloemen, witte en rode. Ze worden gezaaid in april en verplant in potten omdat ze in de winter binnen moeten staan. Het gebeurt wel dat die het eerste jaar bloeien. Ze willen wel staan in zandachtige aarde.
Sint Theunis bloemen.
(Oenothera biennis) Deze zijn fluwelen en gelen. Ze worden gezaaid in april, dan hebben geen goede reuk zowel stelen als bloemen, maar alleen in het aanzien en het sieraad in de hoven. Dit zaad wil wel gewonnen worden met droog weer want met natte zomers zo verrotten ze in hun knopjes. Ze willen wel staan in potten en dan in de tuin of daar men die wil stellen.
Flos Afrycanus.
(Afrikaantjes, Tagetes erecta en Tagetes patula) Deze zijn de Sint Theunis bloemen gelijk. Van daar zijn er drie of vier soorten, namelijk gele, grote dubbele en een dubbele die wat naar het oranje trekt en een die geel en kleiner dan de anderen is. Die hebben een goede reuk en de enkele trekt men uit vanwege dat men het zaad wint van de dubbele. Het wordt gewonnen zoals gezegd is.
Scabiosa.
Dit zijn velerhande soorten van kleuren als de Spaanse (Scabiosa stellata) die heel bruin is, bleke, gevlekte, bijna heel zwarte (Scabiosa atropurpurea) en ook daar kindertjes bovenuit komen en meer andere kleuren. Dezen worden in de maand maart gezaaid en dragen dit jaar vruchten, maar het gebeurt wel dat die een jaar over staan. Ze worden bij de anderen gezaaid en verplant als ze 5 of 6 bladen hebben door de tuin daar men die begeert. Van deze wint men zaad met droog weer om in de winter over te houden. Er zijn nog twee soorten die in de velden groeien, gele en paarse, (Knautia arvensis, Succisa pratensis) die worden wel bij de apothekers gebruikt.
Leeuwenbekken.
(Antirrhinum majus) Deze zijn verschillend van bloemen, doch allemaal bont, de ene roodbont, paars bont etc. Ze worden gezaaid in de maand april en hebben hetzelfde jaar vruchten. De planten blijven wel 2 of 3 jaren goed. Ze geven een zeer fraai groen en beginnen te bloeien in augustus, men houdt die lang. Daar is ook een bijsoort die in de velden groeit, maar als die in de tuinen gekomen is (Linaria vulgaris) is het een soort van onkruid op de manier van vlas.
Zonnebloemen.
(Helianthus annuus) Die is van twee of drie soorten, de ene met kinderen en de ander zonder kinderen wiens zaden zwart zijn en nog is er een met wit zaad. Dit zaad steekt men slechts in de aarde daar men die wil laten staan. Ze versieren de tuinen niet weinig doordat ze wel 7 of 8 voeten hoog uit de aarde groeien zodat ze boven alle andere bloemen uitsteken. Die zonder kinderen (dat zijn die maar 1 bloem aan de hele stam dragen) zijn de grootste en de beste, hun naam schijnen ze gekregen te hebben omdat hun mooie gele en lange spitse bladeren die rondom de middelste ronding staan (die met zwarte zaden bezaaid is) uitschieten de zonnestrallen afbeelden. Enige zeggen dat de zonnebloemen die van de rechte aard zijn, de ganse dag als de zon helder schijnt zich tegen die draait en daarmee draaien en ճ nachts wederom herstellen waarom ze in het Italiaans heten Torne al Sole.
Parmica, wel ptarmica.
(Achillea ptarmica) Dit is een sierlijk bloempje met paarse kleur. Men kan het lang houden. Het wordt gezaaid in april en als het eens gezaaid is hoeft men het niet meer te zaaien alzo het van zichzelf genoeg voortkomt. [67]
Venus spiegel.
(Legousia speculum-veneris) Dit is een heel mooi purperen bloempje. Die wordt gezaaid in april, tenzij dat men die wil laten staan of verplanten op de hoeken van de bedden.
Tapsus barbatus of wolkruid.
(Verbascum lychnitis, Verbascum densiflorum) Van deze zijn er twee soorten, de ene met gele en de andere met witte bloemen. Ze worden gezaaid in april. Ze groeien wel in de velden en worden veel bij de apothekers gebruikt. Het is een kruid dat wel voort wil alzo het een menigte van kleine zaden voort brengt. Men verplant die op de hoeken van de bedden omdat het een lange stengel maakt.
Amaranthus.
(Amaranthus caudatus en’Viridis’. Amaranthus tricolor) Dit zijn vier of vijf soorten. Er zijn er die de bladeren gelijk zijn als de papegaai veren, een is er met purperen bloemen als kattenstaarten, een met nog grotere kattenstaarten die rood zijn en een voet of 2 of 3 lang, dan is er nog een die paarsachtig is met rode stelen die de papegaai veren gelijk is. Het zaad wordt hier niet gewonnen alzo het uit de Barbados of Virginie komt, daarom moet het op hete bergen gezaaid worden als meloen bergen.
Lathyrus.
(Lathyrus latifolius of Lathyrus grandiflorus, Lathyrus lusitanicus) Hiervan zijn twee soorten, kleine en grote. De grote wordt gezaaid en het blijft een 10 à 3 jaar een plant. Men zet er sterke hoepen bij waar die aan vast komen. Ze geven heel sierlijke mooie bloemen en bloeien heel lang van begin juli tot het eind van het jaar. Er is nog een kleiner soort die alle jaren gezaaid moet worden. Die heeft paars en witachtige bloempjes, de oude wijven gelijk. Ze worden gezaaid in het begin van april in goede zavelachtige aarde.
Riddersporen.
(Consolida regalis en Consolida ajacis) Hiervan zijn vier of vijf soorten als witte, paarse, bleke, vleeskleurige, gevlamde, dubbele en Engelse. Nog zijn er veel soorten van enkele die gevlamd zijn. Deze worden gezaaid in de maand april en zaaien zich daarna vanzelf voort. Ze geven een aangename sierlijkheid in grote tuinen.
Nardus.
(Nigella sativa, Nigella damascena) Deze heeft purperen bloemen en zaad dat zwart is. Ruikt zeer goed. Hiervan zijn medesoorten die in het blad staan gelijk loof van venkel. Ook zijn er dubbele die niet in het loof staan. Ze worden alle jaren gezaaid in het laatste van april, maar komen ook wel voort van zaad dat afgevallen is.
Marionette, wel Mariette.
(Campanula medium) Van deze zijn velerhande soorten. Ze hebben bloemen als belvedre’ s of grote klokken. Ze verschillen veel in kleuren als purper, wit, paars met lange spitse klokken en ronde klokken. Deze worden gezaaid in maart, maar staan een jaar over eer ze dragen. Dan als het zaad valt komen ze vanzelf wel voort. De gewone soorten zijn onkruiden in de tuinen zoals het Ranunculus dat mede een van deze bijsoorten is.
Prince bloemen. (?)
Dit is een blauw bloemetje en wordt bij de apothekers vensters gezet. Dan zijn er nog twee soorten, purper en wit. Ze worden in de tuinen gezaaid en men laat die tegen een stok oplopen. Het zijn bloemen gelijk het duivelsnaaigaren die in het wild groeit. Het wordt alle jaren gezaaid in april en men verplant die waar men wil.
Linaria.
(Passerina vulgaris, Passerina globosa) Linaria, Lusitanica, Americana geeft een groot blinkend zaad zoals het gewone vlas. [68] Er is nog een klein plantje met witachtige bloempjes en witachtig loof en rondom witte bloempjes draagt. Die worden gezaaid in het laatste van maart bij de anderen op een hoekje van een bed of rabat.
Wonderboom of Ricinus.
(Ricinus communis) Deze zaden zijn spikkelachtig in de herfst als spinnenkoppen gelijk. Ze groeien in korte tijden heel hoog en geven grote bladeren en hebben blauwachtige stelen. Daar ze bloeien komt het zaad niet voort, maar wel aan de stelen. Tussen de bladeren komt een stengel daar het zaad in groeit. Het is stekelachtig. Ze worden alle jaren gestoken in hete plaatsen.
Lupinen.
(Lupinus hirsutus, Lupinus angustifolius, Lupinus albus) Daarvan zijn 4 of 5 soorten als de grote blauwe kleine blauwe, witte en gele die de bloemen heel goed ruiken als de flamboyse bonte; deze worden van de zaden die in peultjes groeien gestoken in de aarde in de maand april en worden alle jaren gezet daar men die hebben wil.
Mervelje de Peru.
(Mirabilis jalapa) Deze zijn van veel kleuren als paarse bonte, gele bonte, roodbonte en hele witte. Deze zaden worden gestoken in een meloen berg om die hetzelfde jaar te laten dragen en rijpe zaden daarvan te mogen krijgen. Maar de wortels worden in de herfst uit de aarde genomen en in gekapt stro gelegd of wit zand. Die in de voortijd geplant worden geven grotere planten als die gezaaid zijn en zijn beter om zaad van te winnen.
Datura.
(Datura metel, Datura stramonium met “(Cornucopia of Brugmansia fastuosa) Hiervan zijn dubbele en enkele, ze geven grote struiken. De bloemen zijn wit en ruiken zeer goed, maar de bladeren daarvan hebben geen goed reuk. De dubbele witte vindt men hier heel weinig tenzij het zaad van Tobago (Tabago) kwam. De bloemen zijn langachtig. De zaadbollen die er aan komen lijken zeer goed op kastanjes. Ze willen wel staan op grote plaatsen alzo het een grote plant geeft die elk jaar vergaat.
Boomachtige violetten.
(Matthiola incana ) Deze zijn van vier of vijf soorten die van zaad voortkomen, maar het zaad wordt gewonnen uit de enkele bloemen en afgeplukt in het wassen van de maan. Er wordt voor de beste gehouden het zaad dat gewonnen wordt van een boom die overjarig is. Het zaad wordt gezaaid bij de anderen om veel dubbele te krijgen in het wassen van de maan. Men neemt (om de beste te hebben) het zaad dat achter in de peultjes ligt of dicht aan de stelen is. Die worden dan door de tuin gezet om te zien wat het voortbrengt. Deze planten moeten niet gezet worden daar veel mest is, omdat het zelf een witte wortel heeft en geen mest kan verdragen, maar het moet staan in zandachtige aarde. Die van zaad worden gewonnen zijn deze, witte, rode, paars bonte, roodbonte, witte met loof van paarse. Ze worden gezaaid in het begin van april.
Momordica (Mamordica).
(Momordica balsamina? Zie de volgende) Dit is een plant die de kleine klis bladeren gelijk is. Het heeft een wit bloempje en groeit gelijk een ei met zwarte purperen stippeltjes. Ze moeten gezaaid worden op een meloen berg. Het zaad daarvan komt uit Virginie.
Balsem appel.
(Momordica balsamina en Impatiens balsamina) Hiervan zijn twee soorten als een mannetje en wijfje. Het mannetje is een plant die men tegen een staak of prieel laat opklimmen. Het heeft een blad als de wilde wijngaard en geeft witachtige bloemen en daarna kleine appeltjes. Het is een gewas dat hier niet veel geteeld wordt, maar in Duitsland hebben ze die veel. Het [69] wijfje heeft rode stelen gelijk postelein, het draagt paarsachtige bloemen gelijk als zotten kapjes, het wordt veel op apothekers vensters gezet. Het komt allen jaren voort uit zaad en wil wel staan in goede vette aarde.
Stokrozen.
(Alcea rosea) Deze worden vermeerderd van zaad, maar bloeien pas het tweede jaar. Ze zijn verschillend van kleuren als rood, purper, wit, heel bruin en geel. Van al deze soorten zijn dubbele en enkele, maar het zaad dat van de dubbele gewonnen is brengt betere dubbele voort. Ze worden door de tuinen gezet waar men wil, hetzij aan de heggen of kanten van wateren. Ze staan sierlijke en bloeien in de herfst en willen wel voort in zandachtige aarde. Het gebeurt wel dat men deze plant scheurt, maar ze komen niet zo goed voort als die van zaad.
Carduus.
(Silybum marianum) Carduus Mariae heeft heel mooi groen en wit gestreepte bladeren. Het is de vervalste saffraan en heeft een oranjeachtige bloem, het groeit veel in Duitsland. (slaat wel op Carthamus tinctorius) De Roomse Carduus (Echinops ritro) groeit boven gelijk een netje de bloem van uien gelijk. Carduus benedictus (Cnicus benedictus) wordt gebruikt in de alsemwijn. Er zijn nog veel soorten van Carduus of distels die in het veld groeien en hier niet gesteld worden omdat men die niet veel in de hof gebruikt. Dezen worden gezaaid in het begin van maart. Maar de Roomse staan een jaar over eer die bloemen draagt en wordt gezaaid in goede aarde en daarna verplant als die 4 of 5 bladeren heeft. De Carduus benedictus wordt op een bed gezaaid en die laat men daar staan totdat ze geschikt zijn om uit te trekken.
Medica.
(Medicago sativa) Deze geven kleine bloempjes als de gele klaver gelijk. De vruchten die er aan groeien zijn de rupsen gelijk en meten alle jaren gezaaid worden in de maand april.
Slakkenhuisjes.
(Medicago arabica) Deze zijn er met dorentjes en zonder dorentjes. Ze worden gezaaid als hierboven van de rupsen gezegd is.
Blattaria.
(Verbascum blattaria) Deze komt van zaad voort en is van kleur geel, wit en paars. Als dit kruid eens gezaaid is komt het dan van zichzelf voort. Er is er nog een dat een plant blijft en wordt van de anderen afgescheurd.
Vingerhoed.
(Digitalis ferruginea, Digitalis lutea, Digitalis purpurea) Hiervan zijn drie of vier soorten als de gele die uit Virginie komt, (Physostegia virginiana, is roze) een kleine paarse, deze gelijk een grote witte, een paarsachtige met spikkels vanbinnen. Dezen worden gezaaid in april en staan een jaar over eer die bloeien. De andere twee grote soorten komen van zaad voort dat vanzelf gevallen is en geven grote lange stengels met brede bladeren. Ze willen wel staan in grote tuinen.
Maankop.
(Papaver somniferum) Er zijn verschillende soorten in kleur als de grote paarse, bonte, witte en anderen meer die van zaad worden gezaaid onder dreven of grote tuinen en willen van ver bezien zijn alzo die zeer mooi staan. Er zijn nog 3 of 4 soorten die Papaver theador of klaprozen genoemd worden. (Papaver rhoeas) Ze hebben mooie inkarnate of purperen kleur. Er is nog een gehorende papaver, (Glaucium flavum corniculatum) en nog een met gele en rode bloemen en hebben witachtig loof. Nog is er een Papaver spinosa, die heeft geelachtige bloempjes waaraan zaadbollen komen met dorens. Deze zaad plantjes willen goed voortkomen met verplant te worden omdat er maar 1 zaadwortel aan is, daarom moeten ze gezaaid worden daar ze zullen blijven staan [70] en eens gezaaid vallen ze vanzelf uit wel uit zaad voort.
Thlaspi van Candia. (Kreta)
(Iberis umbellata, Iberis sempervirens) Dit zijn twee soorten, paarse en witte. Ze geven fraaie bloempjes en worden in april gezaaid. Men kan die verplanten waar men wil, ze staan sierlijk in kleine tuintjes. Er is nog een met witte bloempjes, het is een plant die over blijft. Men vermeerdert die van scheuten. (Thlaspi saxatilis)
Condrilla.
(Prenanthes purpurea, Chondrilla juncea) Deze zijn van 2 of 3 soorten, de ene met paarse en de andere met witachtige bloempjes. Ze geven sierlijke bladertjes en worden alle jaren in de voortijd gezaaid.
Devatium barbatum. (?)
Dit wordt bij elkaar gezaaid of op bedden in de maand april. Het geeft een hele mooie citroen kleurige bloempjes die van binnen zwart zijn. Ze geven rare bloempjes om in een bloempot te zetten en om boeketjes van te maken.
Ooievaarsbek.
(Geranium maculatum, Geranium pratense, Geranium palustre, Geranium phaeum, geranium sanguineum) Deze worden gezaaid en moeten een jaar over staan eer ze bloeien. Ze maken een grote plant en daarom zijn die goed in grote tuinen. Er zijn er met gevlamde bloemen die Mirabilis jalapa gelijk zijn en meer andere als bonte, witte, paarse, heel bruine en andere kleuren. Ze worden gezaaid in april. Die eens gezaaid zijn komen genoeg van zichzelf voort.
Parelzaad.
(Lithospermum officinale) Deze wordt gezaaid en staat een jaar over eer het bloeit, dan bloeien ze met geelachtige bloemetjes en groeien de bladertjes tussen de zaden in. De planten blijven in de winter over en willen wel staan op zavelachtige aarde.
Bruynetjes.
(Brunel, Prunella vulgaris? Heeft geen loof van venkel) Deze worden op bedden gezaaid en verplant. Ze geven mooie rode bloempjes, het loof is de venkel gelijk. Ze worden in april gezaaid. Als het zaad bewaard is kan men die zaaien in het laatste van mei en dan de hele zomer door bloempjes hebben.
Penningkruid of Bolbonac.
(Lunaria annua) Deze worden gezaaid, maar staan een jaar over eer die bloeien. De bloemen zijn de enkele violieren gelijk daar het zaad in komt en rijp worden zijn het als dubbeltjes. Ze worden op de kasten gezet voor zilverschoon.
Aquilegia.
(Aquilegia en cv ғtellataө Dit zijn twee soorten in kleuren als bonte, paarse, blauwe, witte en meer andere kleuren en nog zijn er ster bloemen. Als ze gezaaid worden dragen ze het tweede jaar bloemen. Die het fijnste loof hebben zijn dubbele en als men wil weten of die gevlamd zijn kan men het aan de stelen zien omdat alzo de ribben van de stelen mede gevlamd zijn.
Cistus.
(Cistus creticus, Cistus laurifolius) Deze worden gezaaid en als die drie of vier bladeren hebben worden ze gezet in potten. Ze maken een klein boompje en krijgen bloemen als enkele aard rozen. Er zijn 3 of 4 soorten als met salie blad, (Cistus salviifolius) lavendel blad, mannetjes en wijfjes en meer soorten. Deze zaden komen uit Virginie of Portugal. Als die een jaar over gehouden worden geven ze sierlijke planten om op apothekers vensters te zetten. Maar ze moeten in huis of kachel gezet worden.
Goudsbloemen.
(Calendula officinalis) Deze worden gezaaid in het begin van maart. Er zijn verschillende soorten als grote dubbele met kinderen, [71] hele gele bonte, enkele die de boeren gebruiken om boter te verven. Als die van zaad vallen blijven ze in de winter over staan.
Herba viva of levendig kruid.
(Mimosa pudica) Dit is een zaad dat uit Guinea komt. Het heeft een heel sierlijk blaadje, bijna de tamme raket gelijk. Als men daaraan raakt dan sluiten die dicht en vallen neer. Dit moet gezaaid worden op een hete meloen berg om het beter te laten voortkomen, maar hier te lande kan men daar geen zaad van winnen.
Noli me tangere of kruidje roer me niet.
(Impatiens noli-tangere) Dit wordt in de voortijd gezaaid waaraan gele bloempjes komen gelijk als monnikskapjes. Als het zaad daarvan rijp wordt en men raakt het aan dan springt het uit zijn huisjes. Dit eens gezaaid zijnde komt dan van zichzelf voldoende voort.
Nasturtium indicum.
(Tropaeolum minus) Dit is Indiaanse kers, heeft ronde bladeren maakt zichzelf vast aan staakjes en voortkomende zet men die in potten om op apothekers vensters te zetten. Ze geven vele mooie bloempjes als zotskappen, maar het zaad daarvan gewonnen moet men droog leggen omdat die aan het schimmelen onderworpen is. Het wordt gezaaid in het begin van april op een warme plaats.
Paardsijzer.
(Hippocrepis comosa of Securigera securidaca) Deze geeft een sierlijk plantje. Het heeft peultjes of zaden die aan elkaar komen als hoefijzers van paarden. Dit zaad komt veel uit warme landen alzo het hier niet goed rijp wordt. Het moet gezaaid worden op warme plaatsen.
Spaanse klaver.
(Trifolium incarnatum?) Dit heeft zaad als gerst en de bladeren die daarvan voortkomen zijn gelijk de bladeren van klaver. Ze geven een sierlijk rood bloempje en willen wel op een hoopje bij de anderen gezaaid worden en dat in de maand maart.
Brazile peper.
(Capsicum annuum) Dit zijn verschillende soorten van vruchten als lange, hele smalle, ronde als peren. Ze zijn allemaal rood van schors en is een ronde met gele vruchten. Deze moeten gezaaid worden op een meloen berg om de vruchten vroeg te laten voortkomen. Ze worden in potten gezet en als die rijp worden geven ze zeer mooie vruchten die heel sierlijk staan op de balustrade of apothekers vensters.
Appel der liefde.
(Solanum lycopersicum of tomaat) Deze zijn van twee soorten, de ene gele en de andere inkarnaat. Het zijn ronde bessen zo groot als een matige oranjeappel. Ze willen wel staan in potten of ergens anders tegen aan waar ze zich kunnen vastmaken of aan binden. De vruchten staan heel sierlijk waarvan dat ze de naam van appel der liefde hebben.
Boksbaard.
(Tragopogon pratensis) Die wordt gezaaid in maart en staan een jaar over eer ze bloeien. Ze hebben gele bloemen. De wortels daarvan worden tot sla gegeten als die gekookt zijn. Ze willen wel staan in goede vette aarde. Men dunt ze gelijk als de peen.
Scorzonera.
(Scorzonera hispanica) Deze zijn gelijk als de boksbaard, ze hebben paarsachtige bloemen en worden op dezelfde manier gebruikt als voorgezegd is. Ze worden in Holland niet zo veel geteeld als wel in Brabant wat ze worden daar veel gegeten.
Basilicum.
(Ocimum basilicum en var. minimum en bullatum) Deze zijn van drie of vier soorten. De Roomse worden als beste gehouden. [72] Het is een kruid dat ongemeen goed ruikt. Het wordt gezaaid in de maand april op warme plaatsen.
Hysop.
(Hyssopus officinalis) Dit zijn twee soorten. Ze worden gezaaid in de voortijd en worden gebruikt tot struyf kruydt (geur kruid?). Ze geven een aangename geur.
Scharlei.
(Salvia sclarea) Deze staat een jaar over eer men die gebruikt. Er zijn drie of vier soorten. Ze willen wel staan op warme plaatsen onder de schaduw.
Venkel.
(Foeniculum vulgare en var. dulce) Deze zijn van tweeërlei aard, de ene is zoetachtig en de andere bitterachtig. De zoete venkel wordt in Brabant aangeaard zoals de selderij, maar in Holland wordt die niet gegeten. Men gebruikt ze met peper en zout. Het zaad moet twee jaren in de aarde liggen eer dat het voortkomt.
Anijs.
(Pimpinella anisum) Dit wordt op dezelfde manier gewonnen als venkel. Het is sterk van reuk en wordt in goede aarde gezaaid op schaduwachtige en warme plaatsen in de maand maart. Het bloeit in juli en draagt hetzelfde jaar zaad.
Carvi en dille.
(Carum carvi, Anethum graveolens) Deze wordt gezaaid in de maand maart als ook dille die op dezelfde manier wordt gewonnen als de anijs.
Peterselie.
(Petroselinum segetum en Petroselinum crispum) Die wordt gezaaid in het laatste van februari omdat het gewoonlijk 6 weken onder de aarde ligt. Maar om die eerder te laten komen zal men het zaad een nacht laten weken, dan komt het wel 14 dagen eerder op. Die men niet in zaad wil laten schieten die zaait men na Sint-Jans nacht om in de winter te gebruiken. Er zijn drie soorten, gekrulde en ongekrulde en Roomse peterselie, (Smyrnium olusatrum?) deze heeft heel grote bladeren. Het zaad van de voor vermelde peterselie is beter te gebruiken van twee jaar als van een jaar alzo het meer menigvuldig opkomt.
Andijvie.
(Cichorium endivia) Deze wordt gezaaid in juni en verplant als die 5 of 6 bladeren heeft, omtrent anderhalve voet van elkaar. En die geschikt zijn moet men binden met droog weer zodat die van binnen niet zouden rotten. Als men die in de winter wil bewaren moet men ze afsnijden voor de vorst en in de kelder leggen in droog zand.
Selderij.
(Apium graveolens) Deze wordt gezaaid in mei of april en als ze 7 of 8 bladeren hebben zal men greppels maken van een voet diepte en die daarin zetten, een voet van elkaar, en als die een geschikte grootte hebben moet men ze met aarde aanvullen om te beter geel te worden. De mannen dan, onder het drinken van een glaasje wijn, eten die en doet het daarna de vrouwtjes mede goed.
Spinazie.
(Spinacia oleracea) Deze wordt in de herfst gezaaid waar de peen uitgehaald zijn, dit is de oude die in de voortijd gegeten worden, maar de jonge zaait men in het begin van maart.
Radijs.
(Raphanus sativus) Deze zaait men in maart en gewoonlijk op aspergebedden, daaronder mengt men gele kropsla.
Rammenas. (Ramelassen)
(Raphanus sativus subsp. niger var. albus) Deze worden gezaaid in het laatste van mei zodat ze niet in zaad zouden schieten. Ze willen wel staan in zavelachtige aarde. [73]
Kropsla.
(Lactuca sativa en vormen) Hiervan zijn drie of vier soorten als de bruine, kleine, knot-sla, die vroeg gezaaid wordt, en prins kroppen. Al deze soorten worden onder de gele peen of uien gezaaid. Men dunt die wel een halve voet van elkaar on die te beter laten kroppen, maar de prins kroppen zaait men eerst in het laatste van april of bedden of land daar men die wil hebben als mede de Chavonse-salade die men van boven bindt zodat die van binnen beter geel zouden worden.
Gele peen.
(Daucus carota subsp. sativus) Deze wordt gezaaid in het begin van maart om die vroeg te hebben en men dunt die zodat ze omtrent een hand breed van de andere staan. Maar de winterpeen wordt in mei gezaaid om in de winter te bewaren die alsdan het loof boven afsnijden voor het uitschieten. Ze willen wel gezaaid worden in zavelachtige aarde.
Biet wortels.
(Beta vulgaris var. rubra) Die worden in april gezaaid en gedund gelijk peen. Ze willen wel groeien in goede sterke aarde en in de winter mede bewaard worden zoals de peen.
Witte peen of pinksternakel.
(Pastinaak, Pastinaca sativa) Ze willen wel gezaaid worden in kleiachtige aarde in maart of april. Men bewaart ze in de winter gelijk als de gele peen.
Cichorei wortels.
(Cichorium intybus) Deze worden gezaaid in maart in goede sterke aarde. Ze worden gebruikt als ze gekookt zijn tot een salade en de uitspruitsels daarvan kan men in de winter ook gebruiken tot salade en hebben dezelfde smaak als de paardenbloemen salade die men uit het veld haalt. Als men daar zaad van wil winnen moeten ze een jaar over staan.
Suiker peen of wortels.
(Sium sisarum) Deze worden in maart gezaaid in zavelachtige aarde. Het loof daarvan is heel vurig als men ճ morgens als er dauw op ligt met blote benen daardoor loopt. Men kan die ook vermeerderen van spruiten die in de winter uit de koppen spruiten want als men die maar in de aarde zet brengen ze weer wortels voort. Het is een heel voedzaam en gezond eten.
Biet (beete, zie biet wortels, mogelijk wordt suikerbiet bedoeld)
Het zijn twee soorten, fijne en smalle. Ze worden gezaaid in mei om niet in het zaad te schieten. Die zeldzaam zijn steken de zaden van de grote bieten een voet van elkaar, ze maken dan grote planten en vele brede bladeren.
Kervel.
(Anthriscus cerefolium) Deze wordt in september gezaaid om in de winter te gebruiken en die voor de voortijd wordt in april gezaaid. Men kan die ook zaaien in juli en die men na Sint Jan zaait schieten niet in het zaad. Er is nog een duivenkervel (Fumaria officinalis) en die wordt bij de apothekers gebruikt. Als men die eens heeft gezaaid komt die van zichzelf genoeg voort.
Veldsalade of vette-kous.
(Valerianella locusta) Deze is tweevormig, de ene met lange en de andere met ronde bladeren. Ze worden wel gevonden in korenlanden en ook in tuinen gezaaid in het laatste van augustus of in het begin van september op plaatsen die leeg liggen om in de winter te gebruiken.
Latouw. (zie kropsla)
Lactuca sativa en vormen) Dezen worden dicht bij de anderen gezaaid in het begin van maart op een meloen berg of warme plaats om die vroeg te laten voortkomen. Het is niet kwaad dat men die eerst weekt in een pot met wit natachtig zand. [74]
Ster kers.
(Lepidium sativum) Die wordt eerst wat geweekt zoals boven gezegd is en dicht op de anderen gezaaid en komt binnen 3 of 4 dagen tevoorschijn.
Postelein (porceleyn).
(Portulaca oleracea) Hiervan zijn twee soorten als de kleine die in het wild groeit en de grote die men in de hoven zaait in het begin van april op verloren plaatsen. Als deze eens gezaaid zijn komen ze van zichzelf genoeg voort.
Prei (pareye)
(Allium porrum) Die wordt in april gezaaid, men zaait kropsla daardoorheen. Het staat een jaar over eer dat het zaad draagt en wil wel staan in goede aarde.
Uien (Ajuyn)
(Allium cepa) Die is tweevormig als rode en witte, maar de rode is wel de zoetste. De witte wordt gezaaid onder de gele peen en de rode wordt apart gezet wat in Zeeland gedaan wordt als waar de beste zijn. Van diegenen daar men zaad van wil winnen steekt men van de overblijfsels in maart wederom in de aarde.
Erwten.
(Pisum sativum) Deze worden op een rij gezaaid tegen een heg, schutting of heining om die vroeg te hebben waarbij men staken of takken steekt zodat ze zichzelf daaraan vast kunnen maken en bij opklimmen. Men legt de erwten omtrent een duim of anderhalf diep in de aarde zodat de vogels ze niet zouden wegnemen. Er zijn nog erwten met schillen en grauwe erwten. (Pisum quadratum) Die worden gezaaid in de landerijen en van de boeren naar de markt gebracht. Er zijn ook kroon erwten die men in de tuinen steekt op het eind van maart.
Bonen.
Hiervan zijn verschillende soorten als Roomse bonen. (Phaseolus vulgaris heet ook Turkse boon) Deze worden in maart gezet een halve voet van elkaar en wat aangeaard op het eind van mei zodat die niet te ver zouden omwaaien. Turkse bonen zijn verschillend als krombekken, swarte piet heyns boonen. (Phaseolus coccineus) Deze dragen rode of inkarnate bloemen. Princesse bonen, deze zijn kleiner dan de andere en worden in april in de aarde gezet. Bij al deze Turkse bonen worden staken gezet om daartegenop te lopen. Daar groeit nog een soort in Zeeland die men zaait met hele akkers vol alwaar geen stokken bij gezet worden. (Vicia sativa)
Kool.
(Brassica oleracea) Deze is van verschillende soorten, de ene soort als buiskool (var. capitata) die in de herfst gezaaid wordt en moeten in de winter bewaard worden om niet open te gaan en dan twee of drie en een half voet van elkaar gezet om vroege kool te hebben. De savoie, (var. sabouda) rode kool en kappers worden begin maart gezaaid en verplant in het laatste van april. Ze willen wel staan op moerachtige aarde. Men kan de rode wel planten tot in het begin van juni op land dat in de voortijd niet gespit is om de moerachtigheid (organische stof) van het land weg te nemen. De bloemkool (var. botrytis) wordt gezaaid in het wassen van de maan in de maand mei zodat die niet in zaad zou schieten. Ze willen niet staan op moerachtige aarde omdat anders aan de wortel knobbels zouden komen die de wortels zouden verteren, maar ze moeten staan in zavelachtige aarde. Het zaad dat uit Italië komt wordt voor het beste gehouden.
Meloenen.
(Cucumis melo) Deze worden geteeld in warme plaatsen op de volgende manier. Men moet eerst een diepe put graven waarin lange paardenmest gedaan wordt en daarop worden 2 of 3 emmers water gesmeten om die beter te laten broeien. Daar wordt op gelegd een halve voet[ 75] goede aarde waarin men het zaad steekt. Het zaad wordt soms wel geweekt in zoete melk om het te eerder uit laten komen. Hierover legt men een glazen raam of bak om die warm te houden, volgens de boven staande afbeelding. De bak is zonder bodem en het deksel is van glazen vensters die men met mooi warm weer kan openzetten zodat er lucht en zonnestralen in kunnen komen. De glazen komen schuin en voor neer en die worden tegen de zon of aan het zuiden gezet gelijk de aarde ook zodanige bergvormig wordt opgeworpen en daarom een meloen berg genoemd wordt. Het zaad dat dan opgekomen is en 4 of 5 bladeren heeft zal men de harten uittrekken zodat er meer zijscheuten zullen komen en dan weer verplant op een warme plaats daartoe bereidt met paardenmest waarover men wederom de voor vermelde glazen kassen zet zodat ze van de wind niet beschadigd worden. Daarna snoeit men een weinig van de lange takken in het begin van juli om te beter vruchten te laten voortkomen.
Komkommers.
(Cucumis sativus) Deze worden mede op warme meloen bergen gestoken om die vroeg te mogen hebben of anders plant men ze op rabatten daar men die wil hebben. Het is van twee soorten, witte en groene, maar de witte worden voor de beste gehouden en zijn droger.
Pompoenen.
(Cucurbita pepo) Van deze zijn velerhande soorten als kalebassen, kauwoerden, (Lagenaria siceraria) Citrullen. Al deze soorten zijn van een natuur. Ze willen mede gezet worden op arme plaatsen en daarna verplant aan prieëlen of stokken daartoe geschikt gemaakt.
Einde van de zaden. [76]
Tweehonderd
MODELLEN
Voor de liefhebbers van
HOVEN EN TUINEN.
Zeer dienstig om allerlei
BLOEMPERKEN, PARTERRES of LOOFWERKEN te leggen: nog enige modellen om prielen, latwerken en doolhoven naar de kunst op te stellen als ook verschillende zonnewijzers.
Dienen tot onderrichting voor alle liefhebbers en hoveniers om de hofsteden en lusthoven kostbaar te versieren.
Te AMSTERDAM,
Voor MARCUS DOORNICK, Boeckverkooper op den Vygendam, in մ Kantoor Inctvat. 1670.
Met privilegie voor 15 Jaren. [77]
Manier hoe men de hoven of tuinen op de beste wijze kan verdelen.
Het heeft ons goed gedacht de Nederlandse hovenier te versieren met verschillende modellen of voorbeelden van hoven, tuinen en bloemperken etc. eensdeels omdat men niet goed een hof of bloemperk kan maken zonder tevoren een nette goed verdeelde tekening daarvan te hebben. Ten anderen dat de onkunde bij vele hoveniers zo de meester spreekt dat het hen onmogelijk is om die zelf te verdelen en af te tekenen waardoor het gebeurt dat men zelden enige goede voorbeelden bij hen vinden kan.
Om dan een hof goed te ontwerpen zal de Nederlandse hovenier eerst een breed pad maken, nadat de grootte van de plaats toelaat, recht van voren tot achter midden door de hof. Alzo dat ook aan weerszijden nevens de heiningen, gelijk mede aan het voorste en achterste eind, nadat men twee voet tot een rabat lang die heeft laten leggen. Welke drie paden met een kruis of dwars pad in het midden van de anderen doorsneden worden waardoor de hof zich in vier gelijke delen komt te vertonen waarvan men een of twee tot een bloemperk verkiest en de andere met goed verdeelde bedden en rabatten laat leggen. Dit is wel de gewoonste manier, maar anderen leggen die op een geheel andere wijze gelijk men in deze volgende figuren kan zien.
Daar staat goed op te letten dat als de hof niet zo groot is om in vier geschikte perken te verdelen dan kan men de bedden in het midden leggen en aan elke zijde een pad houden en als de hof nog kleiner is dan maakt men maar 1 pad in het midden en laat de bedden ten weerszijde in de rabatten tegen de schuttingen aan elkaar komen. Het gebeurt vaak dat de plaats enige uitstekende of naar binnen gerichte hoeken heeft, dan zal men die apart afperken om de hof zo veel mogelijk vierkant te houden. En als de hof groter is dan kan men de bedden is zes, acht of twaalf perken verdelen, iedereen naar zijn welgevallen gelijk de volgende figuren vertonen.
[81] winkel; hoek.
Manier om de bloemperken of parterres naar de kunst te verdelen.
Om nu het ene of andere bloemperk aan te leggen maakt men verschillende lijnen waaruit men het werk verdeeld. Als voorbeeld: Als men een vierkant of langwerpig bloemperk begeert dan trekt men 2 lijnen kruislings over de anderen en maakt die in alle 4 hoeken vast. Dan neemt men 2 andere lijnen en slaat die tussen de anderen zodat ze allen kruisvormig het middelpunt komen aan te wijzen waaruit ge uw werk zal beginnen, tenzij dat ge een ronde, vierkante of ster (daar men wel een beeld of laurierboom in stelt) begeert of dat het loof werk daarna toe schiet. In dit middelpunt steekt men een houten pen waar de koorden aan vast gemaakt worden waar men de verdeling van het bedoelde perk mede kan uittrekken. Gelijk in deze twee boven staande en volgende figuren aangewezen wordt. Sommigen trekken de bloemperken uit vierkante of langwerpige ruiten. De liefhebbers kunnen naar hun believen uit deze volgende figuren het ene of andere bloemperk in het geheel of ten dele uitkiezen naar dat ieder plaats of gelegenheid daartoe heeft. [83]
Doolhoven.
[109]
Manier hoe men van latwerken, de piramiden, poorten, galerijen, lust prieëlen etc., op het sierlijkste zal maken en aan elkaar zetten.
De poorten, lustprielen, galerijen en andere latwerken geven een ongemeen luister en sieraad aan de hoven en lustplaatsen. Men maakt die op velerlei manieren naar de gelegenheid van de plaats en zeldzaamheid van de liefhebbers die de poorten begeren. Worden van sommigen in het begin van de grote paden en van anderen in het midden ervan gesteld. Hun gedaante wordt hiernaast in verscheidene figuren getoond. De stof is van grenenhouten latten en hoep stokken naar de kunst door elkaar gewerkt en in orde gevoegd. Het binnenste dat het sterkste van het gebouw is van gezaagde ribben zo dik en zwaar als de grootte van het werk vereist.
Van dezelfde natuur zijn ook de lust prieëlen, tenzij dat men die tegen een heining aan of alleen komt te plaatsen. Deze maakt men acht- of zes vierkantig of langwerpig naar dat ieder belieft te hebben en worden tot gerief van de liefhebbers verschillende modellen hiernaast getoond.
De galerijen (anders wandelrijen genoemd) worden altijd over brede paden geslagen en zijn, gelijk ook de prielen doen, zeer geschikt om wijnstokken of fruitbomen over te laten groeien en geven aan de bomen een groot voordeel vanwege het los slingeren waar men in deze losse grond licht aan onderworpen is bevrijd zijn.
De piramiden worden in het midden van de bloemperken op hoeken van grote paden en naar de gelegenheid anders mee brengt gesteld. Zo ook de voetstukken daar men beelden van hout en pleister werk gemaakt boven op kan zetten.
Gevende dit alles, behalve een aangenaam gezicht ook geschikte en vermakelijke schuilplaatsen en wandelingen daar men van de zomerse zonnestralen bevrijd kan zijn. [110]
m
[119]
Onderwijzing hoe dat men de navolgende zonnewijzers in het werk zal stellen.
Onder andere hof sieraden waar de Nederlandse hovenier geen minder vermaak in neemt en nut van trekt zijn wel de zonnewijzers een van de voornaamste. Hierbij kan men altijd weten welke uur van de dag het is om zijn werk of vermaak uit te strekken naar de tijd. Hierom hebben we het nodig geacht zodat tot de volmaaktheid van de hof niets behoorlijks zou ontbreken de liefhebbers daarvan ook te bedienen en hen zodanige schetsen mee te delen waarna men zelf met een weinig moeite een of meer zonnewijzers, hetzij tegen een muur of schutting maken kan. De figuur A moet recht tegen het zuiden, B tegen het noorden, C tegen het oosten en D tegen het westen geplaatst worden en dat recht naar het kompas want op een afwijkende plaatst gesteld zijnde zouden ze slecht wijzen. E is de horizontale wijze en wordt op een waterpas vlekte met de lelie recht naar het noorden naar het volgende model gemaakt. Het kompas in het midden vertoont welke loop de zon van ons gesteld staat, namelijk tegengesteld als de schaduw valt. Men kan ook de 4 rechte A, B, C, en D alle tezamen op een hoek recht vierkant blok van grootte als de volgende tekening stellen en E daarboven op plaatsen. Als het behaagt zo’n wijzer zo laag in het midden van een bloemperk te zetten zodat men op het bovenste vlak goed zien kan. Anders maakt men het vorige blok spits op om een windvaantje daarbovenop te voegen.
Aangaande de wijzers die de schaduw geven zijn vooraan gesteld en in zulke grootte als ze op elke der voor beschreven zonnewijzers voege en met letters aangewezen waartoe elke behoort. Men kan ze van ijzer of koper laten maken naar believen met pennen daaraan om die daarmee in de lok hun vastigheid te geven.
Om hier de lezers een volkomen onderwijs te doen hoe men naar de kunst volgens de hemel kloot zodanige zonnewijzers kan maken is buiten het oogmerk van dit boek. Die zulks begeert te weten kan lezen Willen J. Blaeu van de Globe. Maar dezen zijn in zulk formaat van ons gesteld zodat ze door het gebruik van een passer met wat moeiten nagemaakt kunnen worden. [120]
Stel de wijzer A op de zonnewijzer tegen het zuiden uit het middelpunt op de linie van 12 uren, hoek recht nederwaarts.
De wijzer B op de zonnewijzer tegen het noorden omhoog.
De wijzer C tegen het oosten en D tegen het westen op de linie van 6.
Voeg E op de horizontale wijzer uit het centrum op de linie van 12 uren. [121]
Deze zonnewijzer wordt zo genoemd omdat het vlak op de horizon waterpas ligt. Het kan in lood gesneden, in steen gehouwen of naar ieders mening gemaakt worden.
[126]
Men kan ook zeer sierlijk een zonnewijzer van Buxus maken op deze wijze; Deel uw cirkel (groot of klein naar de plaats die ge daartoe hebt) in 24 gelijke delen, maak een ster van 12 punten in het midden en laat in de hoeken wederom andere punten sluiten, dan hebt ge de uur linie. De krullen moeten naar ieders mening gelegd worden. De uren mogen van Buxus geplant worden of op een stokje getekend en dan kan men ze zetten en steken op de punten even boven de Buxus. Maar daar goed op te letten staat, een punt moet recht naar het noorden gekeerd zijn die u de 12 uren verstrekt van waar.[128] ge voort kan tellen tot het oosterse en westerse punt die beiden de 6 uren van de morgen en avond vertonen. De wijzer die de schaduw geeft is een stok van 6 of meer voeten hoog, naar de grootte van uw perk of een lang dun boompje met zo’n hoge stam die recht moet staan en dan zal de schaduw die op de punten vallen u het uur van de dag aanwijzen zoals in de boven en in de voorgaande schetsen te zien is waaruit de liefhebbers het fundament en aanleiding kunnen zien om zelf iets aardigers en sierlijker te maken.
Van het hof gereedschap.
Een verstandige hovenier is vooral noodzakelijk dat hij zich voorziet van hof gereedschap want men zegt goed gereedschap is het halve werk en omdat vele hiervan onbekend zijn zo heeft het ons goed gedacht een register van verschillende instrumenten hierbij te voegen.
A. Met een boomschaar snoeit men de bomen van het onzuivere hout, het wordt met een touw dicht getrokken en springt met een veer wederom open gelijk bij de figuur is aangewezen.
B. Een rupsen ijzer om de bomen van de rupsen nesten te zuiveren, is ook geschikt om de peren van de boom te krijgen.
C. Entmes of griffelmes moet een stijf mes zijn en dik van rug om de spleet goed te openen en zonder punt om de spleet verder te openen en om de griffel goed in te zetten gelijk het op zijn plaats verder zal worden aangewezen.
D. Hark, de hark moet van goed ijzer zijn en van 15 of meer tanden die nauwelijks een duimbreed van de anderen staan. Zijn gebruik is meest tot het breken van kluitige aarde en tot vlakken van de omgespitte bedden.
E. Snoeibeitel is zeer geschikt om alle dorre takken mee af te stoten of van onderen met een hamer daartegen aan te kloppen en alzo de bomen te zuiveren.
F. Klauw daar men het onkruid mede om haalt. Het is een instrument gelijk de metselaars gebruiken om hun kalk mee de beslaan. Anderen gebruiken een schoffel en gaan achteruit.
G. Messen, grote en kleine messen dienen tot snoeien, afleggen, enten en veel dusdanige zaken.
H. Entzaag dient niet vergeten en hoe smaller hoe beter om tussen de bakken te kunnen zagen.
I. Kapmes dient om alle bomen of takken te houwen.
K. Met een palmschaar scheert men Palm (Buxus) meidoorn, Ligustrum, Berberis en alle soorten van heiningen.
L. IJzeren beitel om verschillend hout en wortels te kloven.
M. De houten hamer dien tot verschillende werken.
N. Troffel, een troffel gelijk de metselaars gebruiken is zeer nodig om daarmee alle kleine planten uit te graven en ook om potten en andere nauwe plaatsen daarmee om te roeren.
O. Spade. Als eerste dient de spade tot omspitten van de aarde en planten van bomen en meer diergelijke gebruiken. De gedaante is verschillende naar de aarde, de ene maakt die breed en de andere smal, ook zijn er die alleen;
Q. Graven gebruiken.
P. De riek is een drietandige schop of vork, plat van tanden en dient om gestrooide mest of zoden op de wagen te leggen. Maar voornamelijk om de bedden onder de bomen om te spitten om de wortels van de bomen niet te bederven dat met de spade, graaf of schop licht gebeurt.
Hierboven heeft men nog verschillende andere dingen nodig als grote en kleine gieters om alle kruiden, bomen en bloemen te begieten en te verkwikken. Men behoort ook te hebben verschillende glazen zoals de lantaren tot beschutting en het uithalen der bloemen en planten.
Als mede een kruiwagen die tot verschillende gebruiken dienstig is.
In de Nederlandse hovenier worden nog getoond twee aardboren die dienen om planten, struiken en bolbloemen te verplaatsen of verplanten zonder dat die hun aarde komen te missen om alzo geen gevaar van uitgaan onderworpen te zijn.
Ook moet men potten hebben, bakken en tobben. Deze zijn zeer dienstig om planten, bomen en bloemen in te zetten. Vooral dient niet vergeten vallen om mollen, ratten en muizen als ander ongedierte te vangen. [130]
[131]
Twee geschikte voorbeelden hoedanig men een boomgaard zal beplanten.
Omtrent het beplanten van een boomgaard moet in acht worden genomen dat die ordelijk met bomen voorzien zijn gelijk zoals in de boven staande figuur getoond wordt. Te weten, de grootte van de boomgaard in het verband of op rijen beplant. Deze bomen moeten twintig, vijfentwintig of dertig voeten van elkaar geplant zijn. Sommigen beplanten hun boomgaarden met appels en perenbomen en zetten tussen vier bomen een kersen of morellenboom die daarna wanneer de andere vruchtbomen groot zijn en hun takken wijd en breed uitgebreid hebben wederom uitgegraven of uitgeroeid worden. Ook kan men onder de grote vruchtbomen rijen van aalbessen bomen invoegen die door de schaduw niet zo licht verdrukt worden. Staat aan te merken dat alles wat men plant of zaait zodanig op rijen of in verband ontworpen moet worden zodat het ordelijk zal voortkomen. [132]
Volgt nu een register wat niet vermeld wordt omdat die met zoeken wel gevonden zullen worden. [133, 134]
[135][136] [137]
De twee voorgaande modellen vertonen alle vier perken gelijk. Deze volgende zijn elk perk van vier aparte figuren waarvan men er een viermaal kan leggen welke zich dan zal vertonen als de twee voorgaande om lusthoven en tuinen te versieren.
[138][139][140][141] [142]
De verstandige HOVENIER, Over de twaalf maanden van het jaar.
INLEIDING.
E er dat we treden tot de werken die een verstandige hovenier omtrent elke maand van het jaar in acht moet nemen zal het nodig zijn dat we wat algemene regels of plichten voorschrijven waardoor een hof en boomgaard in goede orde gebracht en onderhouden wordt.
De eerste plicht van een verstandige hovenier is een geschikte plaats uit te kiezen om een hof of boomgaard te maken waarin hij voornamelijk zijn oog moet slaan op de vruchtbaarheid van de grond. Deze plaats aldus uitgekozen moet hij die in een hof of tuin en boomgaard verdelen.
De hof vereist een losse, matig vochtige en vette grond, daarboven is hier nodig een open en vrije lucht want men ziet gewoonlijk en door ervaring bevindt men de waarheid dat de kruiden door al te grote schaduw veel zwakker voortspruiten en gelijk als onderdrukt worden. Om nu een nieuwe tuin of hof uit de grond goed te ontwerpen zal men als eerste een breed pad, nadat de grootte van de plaats toelaat, recht van voren tot achter midden door de hof maken, alzo aan weerszijden naast de heiningen, gelijk mede aan het voorste en achterste eind. Nadat men twee voet tot een rabat lang die heeft laten leggen welke die paden met een kruis of dwars pad in het midden van de anderen doorsneden worden waardoor de hof zich in vier gelijke delen komt te vertonen. Hiervan kiest men een of twee tot een bloemperk en de anderen met goed verdeelde bedden en rabatten laat leggen. De liefhebbers worden verschillende modellen van hoven te leggen vertoond in het tweede deel van de Nederlandtsen Hovenier.
De hof kan verder ordelijk afgescheiden worden in een bloem-hof, medicinale of goed ruikende kruid-hof, de kool- en wortel-hof en eindelijk in de salade en warmoeshof.
Omtrent de delen van de hof dient in acht genomen te worden dat de bedden, om goed te kunnen zaaien, planten en het onkruid wieden of de goede kruiden af te snijden, niet breder, maar de lengte moet men naar de grootte van elk perk schikken. Ook is nodig dat de bedden rondom met fijne Buxus of met aard latten bezet zijn.
De paden tussen de bessen moeten twee voetbreed zijn, maar de gangen midden door zoals kruisgangen, galerijen en wandelingen, kan elk naar zijn believen en de grootte van zijn hof of boomgaard ruim en breed maken.
De boomgaard begeert een goede grond die boven met droge aarde voorzien en onder vochtig is. Indien het aardrijk boven te nat of te vochtig is kan die, het water door greppels afgeleid zijnde, verbeterd worden. Daarboven begeert een boomgaard een vrije en goed ter zon gelegen lucht. Nochtans dient het met hoge bomen tot een beschutting tegen koude, schrale en barre winden als ook voor kwade vlammen, zee dampen, meeldauw en rijp omtuind of omsingeld te zijn.
Indien de plaats groot is kan de hof en boomgaard tot vrijheid geschikt met een vijver of brede watergracht gegraven worden wiens kanten met hulst, meidoorn, iepenbomen etc., omheind worden.
De tweede plicht van een verstandige hovenier is altijd goede mest in voorraad te hebben om naar tijd en gelegenheid het dorre aardrijk voedzaam en vruchtbaar te maken. Hierop moet hij letten welke mest hem dienstig en nodig is. Koeienmest van een jaar oud, doch niet ouder, is profijtelijk in de hoven. Verse koeienmest, omdat het veel onkruid laat voortspruiten, is niet goed. In Duitsland worden de moeshoven veel met schapenmest bemest en wordt daar voor het beste geacht. Paardenmest, omdat het zeer heet is, wordt twee of drie voeten onder de bedden of meloen berg gelegd om het zaad in de voortijd uit de aarde te laten spruiten. [143]
Bezigheden die de verstandige hovenier in acht zal nemen in de maand Januari.
In deze maand besteedt de verstandige en vlijtige hovenier zijn tijd om het hof gereedschap voor de dag te halen, te slijpen, schoon en scherp te maken om die te geschikte tijd te kunnen gebruiken.
Hij snoeit de bomen van hun dorre takken en zuivert ze van waterloten. Hij is bezig om de mest in de hof en boomgaard te brengen en alzo het aardrijk vet en vruchtbaar te maken. Hij moet goed letten op de oranje- en limoen bomen als mede andere zachte boomgewassen zodat die door het bevriezen of te heet stoken niet komen te sterven. Om nu de rechte maat van het stoken der kachels te weten zal men twee of drie potten met water vullen en zo lang het daar niet in vriest behoeft men geen vuur te maken en als het bevroren is zal men niet harder stoken dan dat het ijs even begint te ontdooien. Hij zal ook voor de zachte bolgewassen zorgdragen dat die met stro en rietmatten goed bedekt worden voor de sneeuw. En als het mooi en zacht weer is die een uur of twee op de middag laten luchten en dan wederom bedekken eer de zon ondergaat.
Van het bemesten der hoven en boomgaarden.
Gelijk als spijs en drank dienen tot onderhoud der dieren even net zo worden kruiden en bomen door mest en matige vochtigheid onderhouden en vruchtbaar gemaakt waarom het nodig is dat de verstandige hovenier let op welke plaats het aardrijk dor en mager is zodat hij die mag verbeteren en vruchtbaar maken. Het bemesten mag geschikt van september alle tijd tot mei toe geschieden. De mest die over de bedden gestrooid is moet met aarde goed doorgewerkt worden. Indien het aardrijk te hard, te klei- en te leemachtig is kan die door zand met goede mest vermengd verbeterd worden. Of indien de hof of het land te zandig is kan men die met aarde en mest verbeteren en goed maken. De meloen berg of andere goed ter zon gelegen plaatsen die men gebruiken wil om het zaad in de voortijd vroeg te laten uitspruiten worden bemest met paardenmest op de volgende wijze: Men graaft de plaats diep uit en vult het wederom met paardenmest waarop men twee emmers water gieten kan om dat beter te laten broeien. Hierover strooit men een halve of hele voet goede vette aarde. De ooftbomen worden bemest onder aan de wortel om die te verkwikken en de bomen vruchtbaar en goed dragend te maken. Zulks moet in de herfst gebeuren zodat de vetheid door de regen tot de onderste wortels gebracht wordt. [144]
Van de bomen in het bijzonder en hoe een verstandige hovenier die zal verzorgen en waarnemen.
Es boom.
(Fraxinus excelsior) De es boom groeit rechtop tot een grote hoge boom. Het wil graag geplant worden in vochtige plaatsen alwaar het veel weelderiger dan in dorre of droge grond groeit. Het wordt vermeerderd van zaad en als het tot een dikte van twee of drie duim is gegroeid verplant men ze in februari of begin van maart 15 voeten van elkaar. De bladeren spruiten in april voort en het zaad wordt voor de herfst niet volkomen rijp.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De bladeren en schors van de essenboom zijn droog makende van aard met een middelmatige warmte. Het zaad is warm en droog in de tweede graad. De bladeren en schors openen de verstopte lever, vermurwen de harde milt en genezen waterzucht en verse wonden. Het zaad wordt zeer geprezen om de urine te verwekken en het graveel (niergruis) te laten lossen. Opmerkelijk is hetgeen Plinius in het 13de kapittel van zijn zestiende boek verhaalt en zegt; Hetgene dat we gezien en zelf onderzocht hebben zullen we nu schrijven, te weten: Was het zaak dat men op enige plaats vuur stookte waar een slang omtrent is en dan die plaats met essen loof in de rondte omsloot en omvat; die slang zou veel liever in het vuur vlieden dan over het essen loof te kruipen. Het hout geeft in het branden grote hitte van zich en het wordt door de draaiers zeer begeert om daarvan verschillend houtwerk te draaien.
Boeken boom
(Fagus sylvatica) De boeken boom schiet op tot een zeer hoge boom die zich in de ronde ver en breed uitspreidt. Het bemint zandachtige aarde, doch die wat vochtig is. Het wordt vermeerderd van boeken pitten en daarna tot een stalboom gegroeid 24 voeten van elkaar verplant. Deze verplanting moet geschieden in de maand januari. De bladeren en bloemen van deze boom spruiten te gelijk uit in het einde van april of in mei. Maar de boeken pitten worden eerst in de herfst rijp.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De bladeren van de boeken boom zijn verkoelend en enigszins tezamen trekkend van aard waarom ze matig gelegd worden op hete gezwellen en dergelijke puisten en zweren. De boeken pitten zijn warm en vochtig van aard, zoet van smaak met een kleine tezamen trekking. Ze worden van sommigen gebruikt om de pijn van de nieren te verzachten en het graveel af te zetten. Anderszins dienen ze tot spijs voor de varkens en eekhoorns. Het water dat in de holle boeken bomen gevonden wordt geneest de schurft van de mensen en de ruigheid van paarden, ossen en schapen als men de huid daarmee wast. Het hout wordt van enigen beter geacht om te branden dan essenhout, anderen menen dat men eertijds op de schors plag te schrijven of letters te snijden en dat de boeken daar de naam van hebben.
Kornoelje boom.
(Cornus mas) De kornoelje boom wordt zo wel van scheuten als van zaad gewonnen en moet in het najaar tot heiningen en hagen verplant worden want het spruit uit en bloeit vroeg en lang voor meest alle andere bomen. De vruchten worden niet voor augustus rijp. Deze zijn eerst groen en daarna mooi geel of oranje en als ze rijp worden zijn ze zwartachtig. De bessen zijn langwerpig en lijken goed op olijven. [145]
Zijn aard, kracht en gebruik.
De vruchten van deze boom zijn zuur en scherp van smaak, verkoelend, verdrogend en tezamen trekkend van krachten waarom ze dienstig zijn om de weke en verhitte maag te versterken en alle vloeden als buiklopen en maandstonden van de vrouwen te stelpen. Tot dat doel worden ze in pekel gelegd en bewaard, gekonfijt of er een konserf zoals van de kwee gemaakt.
Hulst boom.
(Ilex aquifolium) Hulst wordt onder de heesters gerekend en door teelt tot stal boompjes opgekweekt. De bladeren blijven in de zomer en wintergroen. De bessen waarin het zaad besloten is worden in de herfst rijp. Deze wordt vermeerderd door afzetten en zaad en tot heiningen geplant en een voetbreed van de andere gepoot. Het zaad in april of maart in de aarde geworpen blijft een jaar lang verborgen eer dat het uitspruit.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De bessen van hulst zijn warm en droog van aard en geschikt om winden te scheiden waarom ze van sommigen een opmerkelijke kracht wordt toegeschreven om de koliek te verdrijven en te genezen. Van de schors van hulst wordt lijm, vogellijm genoemd, gemaakt, dat gebeurt op de volgende wijze; Men schilt de schors van de struiken en men windt ze in het loof van deze boom. Daarna wordt het in een kuil op een vochtige plaats begraven te rotten gelegd dat gewoonlijk in de tijd van twaalf dagen plag te geschieden. Dan stoot men ze in een vijzel totdat het sap als lijm wordt en eindelijk met schoon water afgewassen wordt deze lijm in aarden potten bewaard, mits daar wat notenolie bij gedaan wordt.
Van wortels.
(Daucus carota subsp. sativus, wel de rode) Hier staat op te letten dat de wortels niet in de maand januari gezaaid moeten worden, maar dat ze als ze dan nog goed zijn om uit de aarde gegraven en gebruikt te worden, hoewel dit veel beter in november geschiedt alzo het om deze tijd vaak vriest en ze door de vorst bederven.
Gele peen.
(Daucus carota subsp. sativus) Gele peen begeert een losse en zavelachtige grond wiens aarde niet te vast of te dicht gesloten is. Men zaait ze in het begin van maart of wat later en men dunt ze zodat ze te beter mogen groeien. Ook is het nodig, zodat ze grof en groot worden, dat men hun bladeren vaak aftrekt. In het eerste jaar nadat ze gezaaid zijn schieten ze niet in zaad, maar het tweede jaar overblijvend bloeien ze in juni en juli en het zaad wordt in augustus rijp.
Zijn aard, kracht en werking.
De gele peen is middelmatige in warmte en wat vochtig van aard. Ze hebben ok enige winderigheid in zich, doch niet zo veel als de rapen. Het voedsel dat ze geven is wel niet overvloedig, doch redelijk goed. Hiervan maakt men goede stamppot voor het huisgezin en ze worden meestal in vleessap of bij vlees gekookt en gegeten.
Witte peen of pastinaken.
(Pastinaca sativa) De pastinaken vergen een vet en goed aardrijk die goed geopend en diep gespit is. De teelt omtrent het zaaien, het dunnen, aftrekken der bladeren en om het zaad te winnen moet geschieden zoals van de gele peen gezegd is.
Haar aard, kracht en gebruik.
De witte peen is matig warm en eerder droog dan vochtig van aard. Ze voeden meer dan de gele peen of biet wortels. Ze verwekken de pis en zijn de maag, de nieren, de blaas en longen opmerkelijk nuttig en goed. Ze vermeerderen de lustigheid en vleselijke begeerten van mannen en vrouwen.
Rode peen of biet wortels.
(Beta vulgaris) De biet wortels willen wel in goede vette aarde gezaaid worden en dat gebeurt in de [146] maand april. Verdere teelt begeren ze zoals we die van de gele peen gezegd hebben.
Haar aard, kracht en gebruik.
De biet wortel zijn van natuur de gele peen zeer gelijk. Gekookt dienen ze in de winterse maanden voor een goede en geschikte salade.
Witte biet.
(Beta vulgaris subsp. conditiva) De biet groeit zeer weelderig in vette en vochtige aarde. Men zaait het in de lente zoals andere moeskruiden en blijft zomer en wintergroen. Omtrent het winnen van bieten zaad staat in acht te nemen dat de wortel drie jaar gestaan moet hebben want eerder is het zaad niet goed.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Witte biet is een koud en vochtig moeskruid wat ook enige brakheid of salpeterigheid in zich heeft. Daardoor vertoont het ook een afvegende en zuiver makende kracht. Het is zeer goed de miltzuchtige want het opent de verstopte milt, laat water maken en geneest de geelzucht. Het bietensap in de neus opgehaald trekt veel slijm en vocht uit het hoofd en zuivert de hersens.
Uien.
(Allium cepa) De uien begeert in goede, vette en goed gespitte tamelijk vochtige en goed gemeste aarde gezaaid te worden. Men zaait ze gewoonlijk in februari, maart of april en het groeit beter als het gezaaid wordt in afgaande maan in tegendeel van andere kruiden die liever groeien als ze in het toenemen van de maan gezaaid zijn. Om het zaad te winnen steekt men de wortels in de lente of voorjaar in de aarde en dan brengen ze hun bloemen voort in de maand juni en het zaad wordt in augustus volkomen rijp.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Uien is scherp van smaak, sterk van reuk, warm en droog van aard, maar minder dan knoflook. Het maakt de grove en taaie vochtigheden dun en doet ze scheiden. Waarom de uien schadelijk is voor de mens die heet en haastig van natuur is en galachtig bloed in het lijf heeft. Maar in tegendeel is het goed diegenen die veel dik, taai en slijmerig bloed of onzuiverheden in het lichaam verzameld hebben. Uien is zeer nuttig en bekwaam om de maandstonden der vrouwen die door koude oorzaken verstopt is te bevorderen want het opent datgene dat verstopt is en verwarmt hetgeen dat verkouden is en verwekt de maandstonden door haar bijzondere aard. Ze laat water maken en vermeerdert de lust tot bijslapen. Uien rauw gegeten geeft weinig en rauw voedsel en ontsteekt het bloed. Als het gekookt wordt verliest ze haar scherpte en geeft wat meer en beter voedsel.
Rapen.
(Brassica rapa) Rapen groeien graag in middelbaar bewerkte en lichte arde of in een zandachtige grond en moeten niet te zeer dicht staan. Men zaait ze in februari als men die vroeg wil hebben en anderszins in april en mei. Sommigen eer ze rapen zaaien weken het zaad een nacht in het sap van donderbaard en menen dat het dan van geen ongedierte of gewormte beschadigd zal worden. Om de rapen zeer groot en mooi te hebben zal men ze zo gauw als ze een vingerdik zijn op rijen verplanten en dan met aarde bedekken en zeer goed betreden, want de wasdom die in de bladeren en scheuten veranderd zou worden zal in de rapen schieten en die groot maken. Ze worden in november uit de aarde genomen om ze de hele winter door goed te houden. Om goed zaad te winnen moeten de rapen op dezelfde plaats waar ze gezaaid zijn niet blijven staan, maar in het voorjaar verplant zijn en dan beginnen ze in april te bloeien en het zaad wordt in juni rijp.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Rapen zijn warm in de tweede graad en vochtig in de eerste. Ze zijn geschikt om de [147] te verwekken, maar voornamelijk de jonge raap spruiten met sap van jonge geiten gekookt en gegeten drijven het graveel af, zand of steen. Ook zijn ze goed voor diegene die aan de derdedaagse koorts of een zwaarmoedige ziekte hebben of een kwade borst hebben. Rapen rauw gegeten maken winden en opblazing in de buik waaruit het spreekwoord ontstaan is; met rapen is het goed reizen, want ze zijn vroeg voor de poort. Gekookt of gebraden brengen ze niet zo veel winden en geven het lichaam redelijk en matig goed voedsel.
Suiker wortels.
(Sium sisarum) Men zaait de suikerwortels in maart of men plant ze van spruiten die uit de knoppen voortkomen of men steekt de kleinste en deze worden het volgende jaar groot en geschikt om te eten. Om het zaad te winnen moeten deze worteltjes niet verplant worden en dan brengen ze hun bloemen en zaad in de maand juli en augustus voort.
Haar aard, kracht en gebruik.
De wortels zijn matig warm en vochtig van aard. Ze hebben ook enige winderigheid waarom ze de lust tot bijslapen verwekken en worden daarom van de goede vrouwen de mannen vaak voor gezet. Daarboven drijven ze de urine, verwekken de appetijt en stoppen de buikloop. Het zijn zoete, lieflijke en goed voedende wortels en worden snel murw en mals in enig nat gekookt of gesmoord in boter.
Peper wortel.
(Armoracia rusticana) Peperwortel groeit graag op vochtige plaatsen van de hoven. Men teelt ze voort van struikjes of dikke schijven van deze wortels in november, december, januari, februari of ook maart in de aarde gestoken. De bloemen en het zaad komt zo zelden tevoorschijn dat sommigen geschreven hebben dat dit gewas geen zaad draagt.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Deze wortel is warm en droog heel diep in de tweede graad. Het maakt appetijt, verdrijft de scheurbuik, drijft het graveel krachtig af en opent het ingewand, lever, nieren en milt die van koude en slijmerigheden verstopt zijn. Peper wortel wordt veel en goed gebruikt voor een saus bij vis en andere vochtige spijzen.
Alant wortel.
(Inula helenium) Dit goed geacht en bekend kruid wordt zelden van zaad vermenigvuldigd, maar wordt geplant van scheutjes die van de wortel afgetrokken worden of van dikke schijven op lommerachtige plaatsen in goed gebouwde en bemeste aarde die niet zeer vochtig is. Dit gebeurt in het begin van februari en ze moeten twee of drie voeten van elkaar staan. Deze wortels worden in de herfst of in april opgegraven en bewaard.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Alant wortel is verwarmend en verdrogend van aard tot in de derde graad, voornamelijk als het gedroogd is. Het is heel goed voor engborstigheid, (astma) verdrijft de hoest, loost fluimen en versterkt de maag, breekt winden en zuivert de nieren en blaas. Van deze wortel maakt men confituren, conserven, alant wijn en bier om gevoeglijk tegen de voor verhaalde gebreken gebruikt te kunnen worden.
De verstandige hovenier, zijn bezigheden in februari.
In deze maand begint de verstandige en vlijtige hovenier zijn hof op te ruimen en alle distels uit te roeien, dorens en onkruid als ook greppels en groeven [148] te maken om daardoor het water af te leiden zodat het aardrijk opdroogt en beschikt wordt om te zaaien en te planten. Daarna graaft en bemest hij de bedden om radijs, tuinkers, peterselie, uien, rapen en sla in het laatste van de maand te zaaien. Hij maakt enige bedden van goede vette aarde om ooft en fruit pitten daarin te zaaien als daar zijn pitten en kernen van appels, peren, kwee, krieken, kersen, pruimen, noten, kastanje en amandels. Zulks geschiedt in warme landen, maar in deze gewesten moet men daarmee wachten tot in het begin van april. Anderen zetten de pitten in de herfst in potten in goede aarde en brengen die in de winter in de kelder om uit te spruiten en in de lente plant men ze in de hof. Als de pitten zijn opgekomen en een jaar oud geworden zijn moet men ze zuiveren en snoeien, ook soms in de zomer begieten, maar tegen de winter mag men ze opnemen en in de plant plaats (plant erp en ent erp) en ent plaats zetten en verplanten. De verstandige hovenier neemt ook de bomen in zijn boomgaard in acht en beziet of daar geen rupsen nesten in te vinden zijn om die bekwaam uit te roeien. En is bezig om de bomen van het mos en andere ruigheid te zuiveren. Hij verplant ook jonge bomen en wortel spruiten als van vruchtbare appelbomen, pruim- en kriekenbomen, moerbei, noten, kornoelje, vijgenbomen en anderen. Ook kan hij de takken en spruiten die geen wortels hebben in de aarde inleggen of men leidt ze door een mandje met aarde waarin ze spruiten en wortels krijgen. Daarna kan men ze verzetten als ze drie of vier jaar oud zijn. Hij verplant mede wijngaarden als ze drie jaar oud zijn, maar die maar een jaar oud zijn die zijn noch te teer om te verplanten, tenzij dan dat ze in korven of potten geworteld waren om zo te verzetten. Hij plant heiningen en hagen en snoeit de wijngaard en hagen. Hij snoeit de wijngaard omtrent het nieuwe licht indien de sneeuw en de grote koude hem niet zou hinderen.
Van het planten en verzetten der bomen.
Tot voorttelen der bomen wordt vereist een bijzondere goed bereide plaats van goede aarde die goed gespit, gezuiverd en bemest is. Hierin plant men pitten van vruchtbare ooftbomen zoals boven vermeld is. Van deze pitten groeien soms jonge bomen die mooi en rechtop groeien alsof ze gegriffeld waren en brengen ook vruchten voort die goed van geur, reuk en smaak zijn. Maar die van griffels komen zijn altijd mooier en groter. De bomen die men van wortelspruiten of alleen van eenjarige loten vermeerderd als van aalbessen en sommige andere bomen plant men kort in de aarde, afgesneden zijnde, een halve voet van elkaar en men laat een pad daartussen blijven om daarin te gaan om de jonge planten te begieten en te wieden. Indien ze niet rechtop groeien zal men daar een stok bij zetten en leidt ze en bindt ze daaraan vast en snoei ze. Toch is het beter dat ze twee of drie jaren oud zijn eer men ze snoeit en dan berooft men ze alleen van de top einden en de onderste takken. Maar boven laat men drie of vier takken tot kroon blijven.
Omtrent het verzetten der bomen moet in acht genomen worden dat jonge bomen, enten en spruiten in de lente of voortijd verplant willen zijn, maar de oude bomen in de herfst als in oktober, november en december. In het wassen van de maan in het eerste kwartier is het goed om bomen te planten en te verplanten, maar van de achtste tot de achttiende dag der nieuwe maan niet. Maar de bomen die men na de achttiende dag in het breken of in het afnemen van de maan plant geven vele vruchten en het meeste profijt en hoe dichter aan het einde van de maan hoe de boom eerder bloeit en vruchten draagt. Om nu geschikt bomen te [149] verzetten moet men ten eerste een kuil graven en hoe groter men die maakt, hoe groter de boom zijn wortels uitspreidt en hoe voedzamer en vruchtbaarder het wordt. Sommigen maken de kuil twee maanden tevoren eer dat ze de boom in de herfst daarin zetten opdat het omliggende aardrijk door de zon en regen doorweekt zijnde bekwamer voedsel aan de wortels van de boom zouden meedelen. Anderen steken daarin takkenbossen om zo ze menen de koude van de grond te verbeteren en alzo de boom tieriger te maken. Daarna moet men de boom die men verzetten wil tekenen opdat die zijde die naar het zuiden gestaan heeft wederom naar het zuiden gezet wordt. Als men nu de bomen verplanten wil moet men de wortel niet te lang uit de aarde laten zodat ze hun vochtigheid te beter zouden houden mogen dan zullen ze in het verplanten des te eerder vat krijgen en wortels schieten. Men moet ook in het planten de wortels van de bomen goed aanzien en afsnijden, de gekneusde en gebroken wortels afsnijden en diegene die al te lang zijn afkappen als mede in het planten die goed uitspreiden. Want ze zullen des te eerder en beter de vochtigheid uit de aarde tot zich trekken en vruchtbaarder worden. Ook moet men alle takken afhouwen, behalve diegene die men tot kroon wil behouden waarvan iets aan de stam wordt overgelaten. In het planten zal men de wortel niet al te diep zetten, nog ook die bloot laten liggen. De aarde moet niet al te hoog naar de stam opgehoogd zijn, maar laat de stam liever met een kuil, greppel of holte om het water daarin te verzamelen als het regent of als men in droge zomers de boom begiet en bevochtigt. Tot dat doel zet men in de kuil een takkenbos of twee, die een armdik zijn, die met het ene einde de wortels bereikt en met het andere wat boven de grond uitsteekt zodat in het begieten de vochtigheid goed tot de wortel wordt afgeleid. Maar in wintertijd mag men de aarde wel tegen de stam opwaarts verhogen zodat de wortel niet bevriest of dat men de wortel ophoopt met mos of andere ruigte. In die plaats daar een boom gestaan heeft en vanzelf verdord is en uit gegaan moet men geen andere boom zetten of planten want ze zullen allen vergaan, tenzij dat men de oude aarde eruit graaft en weg liet brengen en de plaats met nieuwe verse aarde weer liet vullen. Waar een appelboom gestaan heeft moet wederom een perenboom gezet worden of een andere soort alzo elke soort van bomen zijn eigen en bijzonder voedsel trekt en daarom door verandering beter groeit. Verder moeten de bomen op hun behoorlijke afstand van de anderen gezet worden zodat ze hun takken kunnen uitspreiden en de ene van de andere niet verdrukt wordt. Hierom moeten de lindebomen en andere grote bomen dertig of vijfendertig voeten van elkaar staan. Appel- of perenbomen zet men twintig of vijfentwintig voet van elkaar en dat in lichte aarde. Maar indien het zware en zeer vruchtbare gronden zijn vereisen ze wel veertig voeten ruimte gelijk zoals blijkt in de boomgaarden in Rijnland omtrent Leiden en Woerden als ook in de Purmer waar de gronden zeer vruchtbaar en zwaar zijn. Pruimenbomen en die steenpitten hebben zestien voet. Krieken, hazelaar en kwee acht voeten.
Appelboom.
De appelboom die velerhande soorten heeft groeit goed in alle aarde en vooral in goede en vette gronden die van naturen wat vochtig zijn want mager en dor aardrijk brengt voort wormstekige en licht afvallende appels. Het groeit ook beter in vochtige en tamelijk koude lucht als in zeer hete landen. Het [150] wordt vermeerder door het zaaien van pitten en klokhuizen (gelijk we hierboven bij het planten der bomen verhaald hebben) als mede van spruiten die bij de wortel uitlopen. Die plant men op hun behoorlijke tijd, verzet en ent of oculeert. Men ent appels op pruimenbomen, perenbomen, kwee bomen en meer anderen maar meest en wat ook het beste is op zijn eigen soort. Sommigen enten ze op zwarte moerbeibomen om zeer mooie rode appels te hebben. Een mooie appelboom vereist dat zijn stam 6 of 8 voet boven de aarde uitsteekt, de kroon in veel takken en de takken in veel vruchtbare loten verspreid zijn. De appelbomen bloeien meest allen in het laatste van april of begin mei en de vruchten, te weten de vroege of zomer appels, worden in augustus rijp die dan geplukt moeten worden wanneer hun smaak, kleur, reuk en zwartheid der pitten de rijpheid aangeeft. De winterappels of diegene die men in de winter bewaren wil worden in het laatste van september tot half oktober verzameld en met de hand afgeplukt. Deze is dikwijls onderworpen dat zijn vruchten eer dat ze volkomen rijp zijn er gemakkelijk afvallen en om dit te verbeteren zal men de grootste wortels bloot maken en die opwrijven en een steen daartussen leggen.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Appels zijn in het algemeen koud en vochtig van natuur, doch met dit onderscheid dat de zoete appels minder koud en vochtig zijn dat de zuren. De wrange of tezamen trekkende appels, gelijk er wilde en onrijpe zijn, zijn veel kouder van aard dan de voorgaande. De allerbeste zijn de zoete en goed ruikende. Die geven het lichaam redelijk voedsel, versterken het hart, openen de borst, stillen de hoest en zijn in zwaarmoedige ziektes zeer dienstig. De zure appels verslaan de dorst en dienen tot verkoeling in koortsen en in een hete maag. De appels kan men gebruiken als medicament voedsel en gebraden of anders bereid zijnde een spijs voor zieke en zwakke lieden. Van appels maakt men cider of appeldrank en van de wrange en zure verjus.
Perenboom.
Gelijk men vele soorten van appels vindt alzo zijn daar ook velerhande perenbomen die allen uit de smaak gekend worden. Daar zijn suikerperen, muskadel peren, bergamot (die in Italië eerst uit Turkije gebracht zijn) en die naam, zegt men, betekent in het Turks zo veel als herenpeer of heer der peren. Peren de bon Christien, rietperen, goud peren, keizerinnen en andere ontelbare. Al deze soorten worden verdeeld in vroege en late peren. De perenboom begeert dezelfde verzorging in het zaaien, planten en onderhouden als van de appelboom gezegd is. Het groeit nochtans langzamer op dan de appelboom en om het vierde of vijfde jaar moet men hen de wortel ontbloten en zuiveren en met goede aarde en mest wederom bedekken waardoor het tierig wordt en voedsel krijgt. Op droge en magere grond groeit nog bloeit het niet goed en draagt maar weinig vruchten. Als de peren te steenachtig vallen dat zal men de wortel openen en alle steentjes uit de aarde verzamelen en in de stam naast de bij de wortel een gat boren en een wig van beuken of eikenhout daarin slaan of men bevochtigt de wortel met droesem van goede oude wijn.
Zijn aard, kracht en gebruik. [142]
De peren zijn allen van koude en droge aard, nochtans zeer verschillend naar de verschillen van hun stof en smaak. Want men vindt er wilde, tamme, zoete, zure en wrange. De wilde, zure en wrange peren verdrogen en stoppen meest en zijn zeer tezamen trekkend. De zoete peren zijn niet zo tezamen trekkend, stoppend, verdrogen nog zo verkoelend. Ze geven in het algemeen meer en overvloediger voedsel dan appels. Diegene [151] die aan het koliek of graveel onderhevig zijn moeten zich van peren eten wachten want ze maken koud en winderig bloed en laten de steen groeien. De peren zijn beter gebraden of gekookt dan rauw gegeten. Men houdt voor zeker dat ze in het begin van de maaltijd gegeten de buik stoppen en om zulks te beletten stoven sommige ze met druiven krenten, maar in het laatste van de maaltijd maken ze die los en sluiten de krop van de maag.
Kersenboom.
De kersenboom heeft verschillende medesoorten als morellen, zwarte krieken, witte of Spaanse kers, kars van der Nat, vroege en late volger kars, scheurkars, kleine meikers, dubbele meikers, troskars met 3 a 4 aan een steen, kars met dubbele bloemen, goed dragende kars etc. in koude en vochtige plaatsen aarden ze niet goed, maar in zeer hete landen niet. Ze behoeven zeer weinig verzorging, ja vergaan vrijwel alle jaren als ze bemest worden. Maar in plaats van mest zal men hun takjes en overvloedige knoppen, klein gekapt zijnde, aan de wortel leggen. De kersen worden vermeerderd van pitten en wortelscheuten en worden zeer geschikt op hun eigen soort in maart afgezogen, uitgezonderd de scheur kars die behoeft men niet te zuigen of te enten. De kersenbomen bloeien meest in april, maar in het leveren van de vruchten worden sommigen vroeger en sommigen later rijp. Als de jonge bomen vroeg bloeien moet men ze dat eerste jaar van hun bloemen beroven want ze bloeien anders zich te zeer en gaan dood omdat ze nog te teer zijn om enige vruchten te dragen.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De kersen zijn koud en vochtig van naturen, licht om te verteren en verkoelen de maag en de lever, verslaan de dorst en verwekken de appetijt. Die zuurachtig of wijnachtig van smaak zijn worden voor de besten geacht. Rauw gegeten zijn ze goed voor hete mensen en in hete tijden van het jaar, maar schadelijk voor oude koude lieden die week en vochtig van maag zijn. Ze worden veel gekonfijt of in sausen en taarten gebruikt. Van de morellen wordt een gezonde morellenwijn gemaakt.
Pruimboom.
Onder de pruimbomen vindt men verschillende soorten als grote witter eieren pruimen, dito blauwe, kleine witte pruimen, dito blauwe, pruim van Damascus en meer andere soorten. In sommige hoven vindt men pruimperzen wiens vlees een pruim is en bekleed met een groene schil, maar de steen en kern is die van een perzik gelijk. Ze begeren een goede en vochtige grond dat bestaat uit losse en open aarde. Ze willen niet gemest worden want daarvan worden zijn vruchten wormstekig en vallen gemakkelijk af. Ze worden vermeerder van pitten die men in de herfst in de aarde steekt of van wortelspruiten. Maar tot een boom opgegroeid moeten ze in maart gent of op geschikte tijd geoculeerd worden. De pruimen bloeien in april en de vruchten worden in de zomer rijp, sommigen wat vroeger en sommigen wat later. Wanneer de pruimenboom treurt van de gommen moet men het die afnemen en de ruige schors zuiveren en droesem van olie met water vermengt aan de wortels gieten of met as, voornamelijk van wijngaard ranken, bemesten. Vallen ze vroeg te vroeg af dan zal men een wig van een wilde perenboom in de gekloven wortel steken.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Alle pruimen zijn koud en vochtig van naturen. Ze benemen de dorst, matigen de scherpheid van de gal en zijn licht om te verteren. Nochtans is onder de pruimen een groot verschil op te merken; die vol rauw en waterig sap zijn zoals de witte of gele pruimen zijn ongezond. De blauwe zijn vurig en worden daarom in tijden van pest met recht verboden. De gedroogde pruimen zijn veel geschikter om te eten en houden het lichaam open. Van pruimen wordt spijs bereid beide [153] voor gezonde en zieken. Een pruimensapje is een algemeen middel om een open lichaam te maken en voornamelijk als senna bladeren daarin geweekt zijn.
Peterselie.
Peterselie wordt in de moeshoven van de maand februari tot half juni gezaaid. Het bemint een vochtige grond en weinig zon en wil wel vaak besproeid worden. Het spruit voor zes weken niet uit de aarde en als het goed opkomt behoeft men het in geen 3 of 4 jaar te zaaien. Om het zaad te bevorderen te spruiten moet men zaad nemen dat 2 jaar oud is en laat het een nacht weken en zaai het in aarde die met as van bonenstro vermengd is. Peterselie draagt voor het tweede jaar geen zaad en dan bloeit het in juni en in het laatste van juli en in augustus wordt het zaad volkomen rijp.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Peterselie is warm in de tweede en droog in de derde graad. Het opent de verstoppingen van de lever, nieren en baarmoeder en alle inwendige delen. Het laat de pis lossen, de steen en het graveel rijzen en afgaan. De wortels en zo wel de bladeren worden bij verschillende spijzen gebruikt.
Kool.
Nu ter tijd zijn er velerhande geslachten van kool overal bekend als witte en rode kool, open en sluitkool, gekroesde en bruine kool. Ze begeren allen een tamelijk vette en goed bemeste en omgespitte grond. De rode kool, Savoie en kappers zaait men in de eerste maanden van het voorjaar en worden in mei en juni verzet. De bloemkool zaait men in april of mei met de nieuwe maan en als het opgeschoten is moet men ze verplante in zavelachtige aarde in het afgaan van de maan. De buiskolen zullen gezet worden twee voeten en een half van elkaar. De Savoie, kappers en bloemkolen een voet en een half in het verband op deze figuur of manier.
Na het planten moet men ze wanneer het droog weer is begieten en vochtig maken en op elke plant van bloemkool een koolblad op de dag voor de hitte van de zon leggen en ‘s avonds weer afnemen. De kool moet men van zijn eerste bladeren beroven en de slechte bladeren er af doen, ook de aarde vaak tegen de stronk ophogen zodat de kool des te beter groeien mag.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De kool wordt van sommigen voor koud en vochtig gehouden, van anderen voor warm omdat men in het sap enige salpeterachtigheid vindt. Kool is een medicijn in de maag en een doctor in huis waarom de oude Romeinen als Cato en anderen getuigen geen andere kruiden tegen hun ziekten en kwalen te gebruiken dan de kolen en dat wel de tijd van enkele honderden jaren lang eer dat ze geneesmeesters in de stad van Rome woonplaats wilde gunnen. Rode kool en voornamelijk het sap er van met suiker gebruikt is goed voor engborstige, longzucht en heesheid. De bloemkool wordt om haar aangename smaak boven anderen begeerd.
Spinazie.
De spinazie wil wel in allerhande grond aarden en in maart en april gezaaid wordt het snel groot en brengt haar zaad en bloemen voort, maar in augustus, september en oktober blijft het de winter over. Het komt de zevende dag op nadat het gezaaid is met driekantige blaadjes, maar moet niet gedund worden. [153]
Zijn aard, kracht en gebruik.
Spinazie is koud en vochtig van aard tot bijna de tweede graad en wordt onder de moeskruiden gerekend die waterachtig van stof zijn. Het zinkt snel naar beneden en maakt de buik week en vermeerdert de melk in de vrouwenborsten. In het eten is de spinazie lieflijker dan de biet meer brengt mede weinig voedsel bij en wil wel met gember, peper en zout of iets dergelijks verbeterd zijn.
Kervel.
Kervel begeert goed bemeste en wat vochtige aarde. Als het in februari, maart en april gezaaid is schiet het snel in zaad, maar in augustus en september blijft het tot in het volgende voorjaar goed om te gebruiken.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Kervel is warm in de derde en droog in de tweede graad. Maakt appetijt, drijft het graveel en de steen, zuivert het bloed en laat het gestolde bloed in het lichaam scheiden. Het helpt de oude koude mannen te paard want ze laat die sterk worden en de verloren of verminderde lust van bijslaap weer te krijgen. Het wordt tegenwoordig voor een algemeen moeskruid gegeten en is spijs gebruikt zijnde is het aangenaam van smaak en nuttig voor de maag.
Radijs.
Radijs begeert tamelijk vette aarde en het kan gezaaid worden zo gauw als de vorst over is en de koude uit de aarde is, te weten tegen het zuiden op het warmste van de hof dan kan men die zeer vroeg hebben, maar anderszins mogen die ook het ganse jaar door gezaaid worden. Om aangename radijs te hebben weken sommigen het zaad in zoete wijn of water daar rozijnen in gekookt zijn. Hoe de bladeren van radijs zachter in het handelen zijn hoe die malser en lieflijker is. Hetzelfde bewijst ook de schil want hoe dunner die is hoe de radijs aangenamer is. Het is net als de kool een vijand van de wijngaard en laat die door hun scherpte tranen en druppelen.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Radijs is verwarmend in de derde en verdrogend in de tweede graad, het opent de verstopte milt en lever, doet water maken, breekt de steen en laat die lossen en is goed gebruikt voor waterzuchtige mensen. Radijs is het beste en gezondste in het begin van de maaltijd voor andere spijzen en matig met zout en brood gebruikt. Men moet in acht nemen dat men voor of na met radijs geen melk moet gebruiken want ze laat de melk in de maag stollen.
Averuit.
(Artemisia abrotanum) Averuit vereist een getemperde en open lucht die door de zon goed beschenen wordt. Ze wil liever groeien als het van spruiten of takken in april afgescheurd en geplant is dan als het gezaaid is. Het wil wel geschoren en dicht bij de aarde gesnoeid worden en des te dichter groeit het weer. In augustus bloeien de knoppen van averuit en het zaad wordt in september rijp.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Averuit is heet en droog in de derde graad, verteert, open en is fijn van stof of subtiel van delen. Het weerstaat de verrotting, doodt de wormen, drijft de urine, verwekt de maandstonden der vrouwen, geneest de geelzucht en is goed voor diegene die de borst verstopt hebben. Uitwendig wordt het geprezen tegen het uitvallen van het haar.
Dragon.
(Artemisia dracunculus) Dit kruid wordt in de hoven veel onderhouden en moet voor de vorst met paardenmest of iets anders de winter bewaard worden. Het wordt vermeerderd en verplant in maart of april van de zijscheuten in goede aarde. De gehele zomer door is dit kruid groen te weten van in maart tot het begin van de winter. [155]
Zijn aard, kracht en gebruik.
Dragon is zeer heet en verwarmend van aard, het opent, verteert en verdeelt opmerkelijk. Jonge en hete mensen mogen dit kruid niet veel eten of heel weinig gelijk. Want het ontsteekt die in de lever en maakt het bloed veel te dun. Maar ouden en koude mensen mogen het veilig gebruiken want het versterkt die van het hart, de maag en het hoofd. Hierom wordt het nuttig bij de salade gebruikt om de koude van die te verbeteren.
Tuinkers.
(Lepidium sativum) De tuinkers wordt vroeg in de lente gezaaid wat dicht bij elkaar en schiet snel uit de grond. Het zaad blijft een jaar goed. In sommige hoven groeit het met zeer grote en brede bladeren.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De tuinkers is warm en droog bijna in de vierde graad. Het doet water lossen, zuivert de nieren, opent de verstopping van de lever en milt, versterkt de koude maag en laat het gestolde bloed in het lichaam scheiden. De tuinkers wordt veel bij de salade kruiden gedaan om de koude door haar hitte te matigen en te verbeteren. Men eet het ook vaak op boter en brood en is een goed geneesmiddel tegen de scheurbuik.
Prei.
De prei wordt in meest alle hoven geteeld en onderhouden. Het wordt gezaaid in vette en goed bemeste aarde in de maand april. In het verplanten moet men de punten afscheren en men zuivert de wortel met een schaar. Het staat een jaar over eer het volkomen zaad voortbrengt en dat in juni en juli. Als de prei verplant wordt leggen sommigen een tegel steen daaronder zodat het niet naar beneden zinkt, maar veel meer loof krijgt.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De prei is warm van aard, het doet de grove en taaie vochtigheden scheiden en maakt ze dun, zuivert de maag van slijm, opent en doet water lossen maar maakt geen goed bloed. Die heet van samengesteldheid zijn moeten de prei schuwen. Het wordt in salade gebruikt om de koude van andere kruiden te matigen.
Bieslook.
Bieslook is een medesoort van prei en wil wel geschoren en bevochtigd en in de lente gezaaid of geplant zijn.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Bieslook is van natuur verwarmende, verdrogend, dun makend, openend en verwekt de pis. Ze wordt gelijk de prei in spijs en salade gebruikt.
Cichorei wortels.
Men zaait de cichorei wortels in de maand maart, anderen zaaien het voor Sint Jans mist opdat ze niet zou schieten en tegen de winter groter en malser wortels hebben. Van sommige worden de jonge uitspruitsels van cichorei veel gezocht tot salade evenals men van de wilde cichorei verzamelt.
Haar aard, kracht en gebruik.
De cichorei wortels zijn koud en droog in de tweede graad en door hun bitterheid afvegend en openend van kracht. Waarom ze nuttig gebruikt worden tegen alle verhitting en verstopping van de lever en de maag. Ze temperen en bedwingen de gal en genezen de lang durende koortsen en geelzucht. Gekookt wordt er in de wintertijd een gezonde salade van bereid. Men distilleert ook van het kruid een water dat tot voor verhaalde gebreken dienstig zijn. [155]
De verstandige hovenier, zijn werkzaamheden in maart.
In het begin van deze maand stelt de verstandige hovenier de meloen bak toe om die tot broeien te brengen en dan de meloenen, komkommers, Citrullen en andere zaden die men vroeg wil laten uitspruiten te zaaien. De manier om de meloen berg te bereiden en zijn gedaante kan bij de Nederlandtse hovenier gezien worden. Hij begint met de maartse volle maan te zaaien tuinkers, radijs, peterselie, kervel, bernagie, buglosse, kool, sla spinazie, erwten, bonen, gele peen, pastinaken, venkel, suiker wortels, cichorei, prei, goudsbloemen, Cnicus benedictus en hij legt asperges in. In het laatste van deze maand verplant hij affodil, Angelica, lavendel, plant zuring, artisjok, Asplenium scolopendrium, berenklauw of Acanthus, Silene chalcedonica en mansoren. Indien men van de vorst bevrijd is haalt hij van de zachte bolgewassen het stro af. Men mag ook goed kruiden verzetten en verplanten in het afgaan van de maan. Men plant ook rozemarijn, salie, wijnruit, averuit en andere kruiden van hun takken of spruiten die men van de stam nederwaarts afscheurt, de topeinden breekt men wat af en het onderste einde kneust en wringt men. In deze maand zal men bomen poten, enten en griffelen als het sap in de bomen is en eer dat ze uitlopen. Men plant ook laurierbessen of bakelaar in goede aarde, maar in de winter moet men de uitspruitsels in potten of manden verzetten en voor de koude bewaren. In het begin van deze maand snoeit men de perziken en abrikozen. De verstandige hovenier moet nu vlijtig opmerken wat hem in de kouden winter vergaan, bedorven en bevroren is opdat hij alles weer op goede orde brengen mag.
Van het enten, afzuigen en oculeren der bomen.
Behalve het zaaien en planten der bomen zijn er verschillende manieren om de bomen te verbeteren, veranderen en vruchtbaarder te maken. Zulks geschiedt door enten, afzuigen en oculeren waardoor de onvruchtbare bomen vruchtbaar en goed dragend worden en velerhande vruchten op een stam groeien. Deze drie bewerkingen worden in de Nederlandtsen hovenier in drie achtereenvolgende figuren zeer aardig en nauwkeurig getoond.
Enten.
Het enten vereist dat ge een stam uitkiest waarop ge begeert te enten. Kort die af met een fijn zaagje en omwindt de stam zodat die niet verder splijt zoals ge begeert en maak daarna met een snoeibeitel of entmes een spleet waar de ent behoorlijk in gezet kan worden. Er wel goed op toe zien dat de buitenste bast van de ent met de bast van de boom goed overeenkomt. Verzorg het hierna tegen de wind en regen met was, koeienmest, leem of gewassen doeken. De ent zal zijn van eenjarig hout (hoewel enige menen dat deze alleen zeer in het hout opschiet, maar dat van tweejarig hout veel vruchtbaarder is) voorzien met grote knoppen of botten [156] en afgesneden van de oostkant van de boom in het afgaan van de maan tien of twaalf dagen voor het enten en ondertussen goed bewaard wordt waardoor de ent de overtollige vochtigheid eensdeels verliest en zich beter met de stam verenigt. Daarna zal men naast de laagste knop, want die moet hij alleen behouden, die schuin afsnijden en alzo die naar de gedaante van een schrijfpen vormen en in de gemaakte spleet voegen. Dit werk mag gebeuren in februari en maart, ook wel in april maar dan moet men de enten afsnijden eer ze uitspruiten en zo lang onder de aarde in een schaduwachtige plaats bewaren. Petrus Crescentius verhaalt dat hij appels in augustus gent heeft van loten die dezelfde zomer gegroeid waren en dat ze zeer goed aangekomen waren. Ook moet in acht genomen worden dat de noordenwind in het enten schadelijk en de zuidenwind zeer goed is.
Boven deze manier is nog deze ongebruikelijke. Te weten de stam met een scherpe zaag afkorten en wordt de bast met een gave tak of ander gedraaid hout gewreven, daarna ombindt men de stam met een wilgen band en tussen de bast en het hout wordt een houten of benen wig, die scherp en spits is en op de ene zijde effen en aan de andere zijde rond verheven omtrent drie vingers breed, ingewrongen, maar er vlijtig op toe zien dat de bast niet scheurt. Hierin zet men de ent die aan de ene zijde schuin naar beneden is afgesneden en aan de andere zijde van de buitenste bast ontbloot is. De ent moet alleen vier of vijf of op zijn allerhoogste acht vingers breed boven de stam uitsteken. Deze manier moet geschieden nabij de aarde in april of mei opdat de bast goed van het hout los gemaakt kan worden. Ook moet het gedaan worden aan grote stammen en wiens bast sterk en stevig is zoals van appels en anderen.
Daarboven wordt nog deze manier van sommigen onderhouden en onder het enten gerekend. Men neemt een wilgentak en doorboord die met een subtiele boor, alzo dat tussen twee gaten een voet ruimte gelaten wordt. Hierin steekt men jonge loten die onder wat van hun buitenste bast beroofd zijn, daarna legt men de wilgentak in de aarde alzo dat de loten opgericht staan en de mede wat boven de aarde uitsteken. Het volgende jaar neemt men de tak uit de aarde en dan zullen de loten veel wortels geschoten hebben en men plant ze elke op een aparte plaats. Anderen boren alleen de wilgentakken aan tot aan de pit en steken daarin de jonge loten die onder mede van hun buitenste bast beroofd zijn totdat het met de bast van de wilgentak gelijk om en beschermen het met was voor de grote vochtigheid. Daarna leggen ze de tak vier vingers breed diep in vochtige aarde alzo dat alleen de loten boven de aarde staan en worden zoals de voorgaande het volgende jaar verplant. Dit mag geschieden in het laatste van februari, de ganse maart en in het begin van april.
Afzuigen.
Het afzuigen geschiedt in maart op de navolgende wijze; Men plant een jaar tevoren een zodanige jonge stam als men begeert bij een boom waar men van afzuigen wil. Deze voor vermelde stam zal men op zijn behoorlijke hoogte afkorten en splijten op dezelfde manier alsof het geënt zou worden. Dan neemt men het uiterste van een tak van de boom (daar u de stam bij geplant hebt en goed geworteld staat) snij daar een zodanige ent (dat aan de tak vast moet blijven) net zoals op de manier zoals in het enten geleerd is, voeg dat in de voor vermelde spleet van de jonge stam zodat ook de buitenste basten tezamen overeenkomen. Als dit gedaan is zal ge het als voor met entwas goed voorzien en opdat door het bewegen de oude boom de ent geen schade lijdt zo zal ge een paal of staak zetten daar ge de [158] tak mee zal bedwingen zodat het door de wind niet komt te schudden. Dit zal ge zo laten staan en in de herfst en als de ent gevat en geschoten is dicht bij de nieuwe stam afsnijden.
Oculatie.
Oculeren gebeurt in juli en augustus, nochtans is het van enige in het voorjaar als dag en nacht even lang zijn geprobeerd en goed gelukt. Men kiest zodanige boom waar men op wil oculeren, deze zal men met een scherp mesje door de bast tot op het hout een rechte snede geven en boven deze een dwarse snede alsof men een Latijnse T of lang kruisje wilde maken. (doch dit moet geschieden op eenjarig hout of hout dat die zomer gegroeid is). Dit kruisje moet je dan openen met een benen of Buxus bomen hout mesje met het zacht oplichten van de bast. Waarvan men oculeren wil moet een loot zijn die hetzelfde jaar gegroeid is en waar zich een knop vertoont, dan zal ge die met de bast vierkant en twee vingers breed er handig af doen. Dan wordt die gesteld in de geopende snede waar ge in oculeren wil. Opletten dat de knop opwaarts staat en zodanig dat het opperste van de oculatie dicht tegen de bovenste dwarse snede gevoegd wordt. Als dit alles gedaan is zal ge de snede met een bastje van een Moskouse mat goed omwinden, maar dat de knop niet bedekt is. Laat dit zo twee maanden staan en doe daarna het bastje af en als dan uw knop nog groen staat dan is uw oculatie goed en zal in het voorjaar beginnen te schieten. Dan moet de tak een handbreed boven de oculatie afgesneden worden en het jaar daarop even boven de oculatie zodat ze met de tijd met elkaar vergroeien.
Abrikoos, Mercarons en perzikbomen.
Men vindt verschillende geslachten van perziken zoals avant perziken, bloed perziken, persiken van der Meer, kale perziken, mercatons, dubbele en enkele Montaniens, Swolse persiken etc. De teelt die deze bomen eisen is dat ze een goede en droge grond begeren. Ze worden vermeerderd van steenpitten, maar ze zijn beter wanneer ze op pruimen, abrikoos of amandel stammen gent of geoculeerd worden. Op een moerbeiboom gent of geoculeerd brengen ze vruchten voort die roodachtig van vlees zijn en veel vroeger rijp worden. Ze worden ook door afzuigen geteeld. Men plant ze langs de muren of heiningen. Abrikozen en perziken door elkaar een 12 voeten van elkaar op een lage stam om de warmte en om van de winden bevrijd te zijn. Op sommige plaatsen worden ze tot stalbomen geplant. In het begin van maart zuivert men deze bomen van het dode hout en waterloten en in de herfst wordt hun wortel bloot gemaakt en met afgevallen loof bemest. Indien deze bomen treuren giet dan water met wijnmoer vermengt of water daar bonen in gekookt zijn op hun wortels. Indien ze van het gewormte beschadigd worden, worden die met as en droesem van olie of pis met het derde deel wijnazijn vermengd verdreven. Vallen de vruchten ontijdig af zo sla dan een wig van mispelhout in haar wortels of boor een gat in de stam en vul die weer met een wig van wilgenhout. Brengen ze geschrompelde en vuile vruchten voort dan zal men de bast van de stam onder open snijden en wanneer de kwade vochtigheden voldoende zijn uitgevloeid de wonden wederom met klei en mest vermengt bestrijken.
Hun aard, kracht en werking.
De vruchten zijn koud en vochtig in de tweede graad, geven het lichaam weinig voedsel en dat nog waterachtig en vol kwade overtolligheid. Daarom dienen ze niet dan de jonge lieden die heet bloed hebben en sterk van maag zijn. Ze worden het beste voor andere spijs gegeten, doch ze moeten sober en zorg gebruikt worde en men moet er geen bier, [158] maar goede wijn op drinken. De binnenste kernen zijn warm en droog van aard en vanwege hun bitterheid openend en afvegend, nuttig om alle verstoppingen van de lever en milt te openen en te ontsluiten. De bladeren worden zeer geprezen tegen de wormen van jonge kinderen, die alleen gekneusd en op de navel gebonden. De bloemen zijn goed tegen zwaarmoedige kwellingen en de wormen, totdat doel bereidt men hiervan een goede siroop net zoals men van de violen bloemen doet.
Amandelboom.
De amandelboom is volgens het onderscheid der vruchten tweevormig, de ene brengt zoete en de andere bittere amandelen voort. Het begeert een warme plaats en getemperde lucht en een droge zandige steenachtige aarde. Het wordt vermenigvuldigd door het afzuigen op pruimenbomen en zulks geschiedt in maart, ook van pitten die men eerst een dag in honingwater weekt en met de scherpe punt naar onderen in de aarde steekt. Als het nu twee jaar op zijn plaats heeft gestaan zal men het 15 of 20 voet van de anderen verplanten. Dit gebeurt van 10 december tot de 30ste of in het begin van januari. De amandelboom bloeit vroeg en zijn vruchten worden in juli rijp die men verzamelt als de bolster opengaat. Varkensmest aan de wortel gelegd laat deze boom zoete amandels dragen, maar paardenmest maakt die heel onvruchtbaar.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De zoete amandel is redelijk warm en droog van natuur, te weten niet vers maar dor geworden. De bittere zijn warm en droog in de tweede graad. Van haar binnenste of dunne schors ontdaan zijnde stoppen ze de buikloop. Ze zijn zeer goed voor uitgeteerde lichamen, want ze voeden goed. Olie van zoete amandels verzacht de inwendige pijn waarom ze ook tegen naweeën der kraamvrouwen in het algemeen in gebruik is. Olie van bittere amandels is zeer dienstig voor het graveel en pijn in de nieren. Amandels worden gebruikt op verschillende manieren, men eet ze droog uit de hand of men maakt er marsepein en ander suikerwerk van. Ook wordt er in de apotheek een amandelmelk van bereid of olie daaruit geperst.
Kweeappel en kwee peer.
De kwee boom begeert een koude vochtige grond en veel liever losse dan kleiachtige aarde en groeit graag aan de waterkant. He wordt vermeerderd van wortelspruiten die zo groeizaam zijn dat ze in het tweede jaar vrucht dragen. Ook wordt het veel op meidoornstammen gent of gegriffeld, maar het is veel beter op zichzelf. Men plant het in het wassen van de maan in november of februari acht voeten van elkaar. De vruchten worden in oktober rijp en als dan met droog weer geplukt en kunnen lang bewaard worden.
Haar aard, kracht en gebruik.
De kwee is koud en droog tot in de tweede graad, trekt tezamen en stopt de kamergang, de rodeloop en het bloed spuwen. Ze versterken de maag en doen het braken ophouden. Indien ze op het laatst van de maaltijd gegeten worden dan sluiten ze de mond van de maag en beletten dat de dampen van de spijs niet naar de hersens opstijgen. Rauw gebruikt zijn ze schadelijk en maken krimpingen in de buik, gekookt, gebraden, gekonfijt of tot marmelade, dat men ook kwee vlees, noemt gemaakt zijn ze beter en lieflijker om te eten. Van het sap met suiker wordt in de apotheken een geschikte siroop gemaakt. Kwee kernen in rozenwater geweekt is een algemeen doch dienstig oogwater.
Mispelboom.
De mispelboom groeit zeer goed in vette en zandachtige aardrijk en wil graag net zo als de kwee boom aan de waterkant geplant worden. Het wordt van zijn pitten gezaaid en ook van zijn wortelspruiten in november vermeerderd en daarna op dezelfde gent. [159] Men mag het ook op kwee, appel, perenbomen en meidoorn enten. Het begint vroeg te bloeien, te weten in april of in het begin van mei, maar de vruchten worden zeer laat en de in het laatste van oktober rijp. Wanneer aan zijn wortels as, voornamelijk van wijnranken gemengd, gelegd wordt het zeer vruchtbaar.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Mispels zijn koud en droog en sterk tezamen trekkende van aard waarom ze de kamergang stoppen. Mispels gedroogd en met de steentjes gesloten en gedronken met witte wijn breekt de steen in de nieren en blaas. Water daar onrijpe mispels in gekookt zijn is goed om alle verkoudheid te beletten die op de keel, tanden en tandvlees vallen als men de mond daarmee spoelt.
Violen.
(Viola odorata) In maart spruiten uit de aarde de mooie en goed ruikende maartse violen die in alle landen veel gebruikt worden en in de haven vanwege de reuk en goede krachten die men daarin merkt en ondervonden worden. Hiervan vindt men velerhande geslachten als tamme en die in het wild groeien, goed ruikende en zonder reuk, enkele en dubbele, witte en blauwe als mede tweemaal bloeiende violen. Ze begeren een goede grond en schaduwachtige plaats en worden vermeerderd door zaad en afzetsels. Het zaaien mag geschieden in de herfst en lente, het verplanten voor de eerste dag van maart. Men mag ze niet planten of zaaien alle jaar op dezelfde plaats of anderszins zal ze kleine bloemen voortbrengen die weinig reuk hebben. De dubbele violen brengen geen zaad voort en indien men ze niet bewerkte en dikwijls verplantte zouden ze wederom enkel worden.
Haar aard, kracht en gebruik.
De violen en zo wel de bloemen als de bladeren zijn verkoelend en vochtig makend van aard. Ze zijn zeer nuttig tegen alle verhittingen der inwendige delen als van de lever, nieren en blaas etc. Ze matigen ook en verkoelen de grote hitte van de brandende koortsen, bedwingen de scherpte van de galachtige vochtigheden en verzachten de rauwigheid van de borst, keel en strot. Van de bloemen wordt in de apotheken een lieflijke siroop, konserf, olie en gedistilleerd water gemaakt om tot de voor verhaalde gebreken gebruikt te worden.
Madelieven.
(Bellis perennis) De madelieven eisen weinig verzorging en worden gezet rondom de bedden op vochtige plaatsen, maar indien men ze dubbel wil houden dan moet men ze om het andere jaar scheuren in oktober of maart en verplanten. Want als ze te lang staan worden ze gemakkelijk enkel. Ze bloeien meest het hele jaar door en dragen rode, inkarnaat, witte en bonte bloemen.
Haar aard, kracht en werking.
De madelieven hebben in hun bladeren een verkoelende en vochtig makende kracht waarom ze nuttig zijn tegen de verhitting van de lever en van andere delen als mede tegen de koortsen gebruikt worden.
Bernagie.
(Borago officinalis) De bernagie komt op allerlei grond en aardrijk voort en als het eens gezaaid is vermenigvuldigt het zich vanzelf door het afgevallen zaad. Het bloeit en groot deel van de zomer tot heel diep in de herfst, maar in de winter vergaat het door de koude.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Bernagie is opmerkelijk vochtig en verkoelend van aard en het heeft dezelfde krachten die van de violen beschreven zijn. De bloemen worden van velen over salade gegeten. In de apotheken wordt van de bloemen een konserf en van het sap een nuttige siroop gemaakt.
Buglosse.
(Anchusa officinalis) De bladeren vergaan mede in de winter [160] zoals van de bernagie, maar deze hoeft niet gezaaid te worden want in het voorjaar spruiten ze weer uit de wortel. Van aard, krachten en gebruik komt het met de bernagie overeen.
Sla.
Onder de sla wordt begrepen de kronkel en kropsla of sluitkroppen. Sla wordt gezaaid in goede vette en goed bemeste aarde in maart. Indien men ze zeer vroeg begeert zaait men ze op een meloen berg of andere warme en goed ter zon gelegen plaats. De kropsla wordt onder de gele wortels of uien gezaaid en gedund. De prins kroppen worden in april gezaaid in goede aarde en wijd vaneen verplant om die mooi en wit te hebben. Zo binden sommigen boven het opperste tezamen twee dagen tevoren eer dat ze die uittrekken om te verplanten en strooien er daarna zand op.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Sla wordt geacht voor het beste van alle moeskruiden en is koud en vochtig van aard, het verkoelt de hete maag en tempert de scherpte van alle humeuren, is derhalve gezond voor jonge lieden die heet en vol gal zijn. Het is in de zomer bij zeer heet weer een aangename spijs. Het verwekt de slaap en neemt de geilheid weg. Men eet sla gewoonlijk rauw met olie, azijn en beschuit en kan dan enigszins de appetijt verwekken.
Carduus benedictus.
(Cnicus benedictus) Dit kruid wordt in de hoven zeer vlijtig geteeld en onderhouden. Het begeert een matige grond en een warme plaats. Men zaait het in maart en wordt in juli en augustus geplukt, verzameld en tot gebruik bewaard.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Carduus benedictus is warm en droog in de tweede graad, zeer bitter van smaak, openend en zuiverend van krachten. Dientengevolge opent het alle verstoppingen der inwendige delen, zuivert het bloed en een vervuilde maag. Ook is dit kruid zeer krachtig tegen alle besmettelijke ziekten en een algemeen geneesmiddel tegen de derdedaagse en lang durende koortsen. Het kruid wordt in wijn of bier gekookt of verpoederd met enige geschikt nat ingenomen. In de apotheken maakt men er gedistilleerd water van, siroop en zout om geschikt gebruikt te kunnen worden.
Goudsbloem.
De goudsbloem behoeft weinig verzorging want het groeit op zo’n grond zoals men wil. Ook behoeft het niet alle jaren gezaaid te worden want waar ze in maart eens gezaaid is groeit het voortaan van het afgevallen zaad. Als het vaak verplant wordt brengt het grotere en mooie bloemen voort. De goudsbloem bloeit van april of mei de gehele zomer door tot in de winter toe. Het trekt zijn bladeren ճ nachts in gelijk de klavers doen en de zaden zijn zo krom ineen gekronkeld dat ze op de klauwen van een vogel lijken.
Haar aard, kracht en gebruik.
Goudsbloem is warm en droog in de tweede graad. Ze versterken het hart, weerslaan het vergif en alles pestachtige en besmettelijke koortsen en openen de verstoppingen van het ingewand waarom ze de maandstonden der vrouwen verwekken. Van de bloemen maakt men goudsbloem azijn en konserf die ten tijde van pest zeer nuttig en dienstig zijn.
Venkel.
Venkel groeit op alle plaatsen en in alle lucht. Het wordt in maart gezaaid en als het kruid afgesneden wordt spruit het altijd weer uit. Het zaad wordt in het laatste van augustus of in september rijp. In de winter vergaan de bladeren en stelen en de wortels blijven alleen in leven die daarna in het voorjaar wederom nieuwe uitspruitsels van bladeren en stelen geven.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Het zaad van venkel is warm in de tweede [161] en droog in de derde graad, het kruid is niet zo heet maar meer gematigd. Het zaad breekt winden, versterkt het gezicht, vermeerdert de melk in de vrouwenborsten, laat het graveel lossen en opent de verstoppingen van de lever en milt. Zulks moet ook van het kruid en de wortels verstaan worden. Men distilleert van venkelzaad een krachtig water en olie.
Erwten.
De erwten worden hier te lande in hoven en velden veel en zeer algemeen onderhouden. Ze begeren een open lucht en niet al te vochtige grond. Men plant ze omtrent een duim diep in de aarde op rijen waarbij men takken steekt zodat ze daarmee op zouden klimmen. Die gebeurt in het laatste van maart of in het begin van april. Enige verzekeren dat de erwten die wormstekig zijn beter om te zaaien zijn dan de gave.
Haar aard, kracht en gebruik.
De erwtenpeulen zijn van aard en krachten de gewone bonen zeer gelijk en middelmatig gesteld tussen die dingen die goed en kwaad voedsel geven en die veel of weinig voeden. Ze dienen meer tot de keuken als in de medicijnen.
Asperges.
De asperges begeren veel onderhoud, als eerste zal men de plaats een jaar tevoren bereiden daar men ze wil zetten en die klaar maken met vette, zware en goed door werkte aarde. Daartoe zal men de bedden uitgraven vier voet diep en die opvullen laag om laag met goede koeienmest en vette aarde tot op de hoogte van drie voeten. Daarna zal men daarop leggen tweejarige planten van asperges en dat met zo veel regels als naar de proportie van het bed breed is. Hierop zal men dan wederom strooien een hele voet van goed bereide aarde. In de winter zullen deze bedden bedekt worden met koeien of paardenmest of stro. Men moet de asperges voor het vierde jaar niet afsnijden en van elke plant twee of drie scheuten tot zaad laten schieten want al die scheuten weg te nemen zou de ondergang van de plant zijn. Het staat op te merken dat die planten die tot zaad gekomen zijn niet zal afsnijden voor aleer het tot zijn volkomen rijpte is wat gebeurt in het laatste van de zomer of augustus. Van dit zaad worden weer nieuwe planten gezaaid.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De asperges zijn warm in de eerste graad en matig vochtig en daarbij afvegend van aard. Ze openen de verstopping van de lever en van de nieren en zetten het water en graveel af, maar ze geven weinig voedsel. Men stooft ze of worden alleen gekookt met olie, azijn, peper en zout of met boter en notenmuskaat.
Artisjokken.
Deze vereisen een goede vette grond en moerachtige aarde en een goed ter zon gelegen plaats. Haar teelt is dat ze door zijscheuten van de oude planten voortgeteeld worden in de maanden maart en april en vaneen gescheurd worden ze twee voeten van elkaar verplant. Als nu de vrucht volkomen is geworden moet het ter behoorlijke tijd afgesneden worden opdat de plant wederom zijscheuten tevoorschijn mag brengen want die in bloem schieten zal de oude plant verdwijnen en zo zal ge beroofd zijn van jonge planten om tegen de aanstaande lente te voorzien zijn. Men moet deze planten in de winter met paardenmest of iets anders voor de vorst bedekken.
Haar aard, kracht en gebruik.
De artisjokken zijn warm en droog van natuur tot in de tweede graad. Het voedsel dat ze geven is niet goed want ze doen grof, zwaar en melancholisch bloed in het lichaam groeien. Ze worden van sommigen rauw met peper en zout, doch meest gekookt met een saus voor een lekkere spijs gegeten en gebruikt tot verwekking van de vleselijke lusten. Na het gebruik van artisjokken loost men gewoonlijk vuil en stinkend water. [163]
Over de maand april.
De verstandige hovenier, zijn werk in april.
In deze maand is de verstandige hovenier even bezig om zijn hof in goede orde te brengen met spitten, graven, zaaien en planten. Hij zaait nu pompoenen, komkommers, peterselie, kervel, biet, spinazie, erwten, bonen, wortels, rapen, kool, kroppen en andere moeskruiden als ook basilicum, Iberis umbellata, ooievaarsbekken, flos Adonis, korenbloemen, afrikaantjes, wolkruid, riddersporen, vingerhoed en lupinen. Hij plant Melissa salie, rozemarijn, tijm, marjolein, wijnruit, hysop, berenoor, (Primula auricula) Tanacetum parthenium, Hepatica, averuit, Iris, Teucrium scordium, en steenviolieren. Hij graaft uit de aarde om de gebruiken alant wortel, Angelica, maggi, Peucedanum ostruthium, Valeriana, peperwortel (Armoracia) etc. Indien de jonge bomen niet goed voort willen moet men ze wat verkwikken met vers regenwater of met slootwater met mest gemengd en begieten om ze daardoor tieriger en vruchtbaar te maken, doch alles hoe het weer zich gedraagt. In april spruit en bloeit de amandelboom, perzik, abrikoos, appel, kersen, kastanjes, meidoorn, notenboom, vlierboom, lindeboom en andere bomen. Men zegt dat de bloemen op de bomen niet bevriezen is het dat men onder aan de stam een wollen lap bindt en laat het einde in een pot met water hangen zodat de lap altijd nat blijft.
Van het zaaien der zaden.
Men moe in acht nemen dat het zaad het beste gezaaid wordt wanneer de grote hulp van de hemel mag genieten. Dat is wanneer het door warmte en vochtigheid als mede van het licht van de zon en de maan bevordert en het verdrogen van de zon door de vochtigheid van de maan gematigd wordt. Daarom wanneer de maan nieuw is dan is het goed zaaien en alle zaden die men zaait moeten van de eerste tot de laatste dag na de nieuwe maan gezaaid worden. Want alles dat veel kruid zal brengen moet in het wassen of eerste kwartier van de maan gezaaid zijn. Maar dat in het afnemen gezaaid wordt blijft onder de aarde en groeit in de wortel. Ook moet men opletten dat men in de koude landen vroeg in de herfst en laat in de lente zal zaaien. Het zaad moet vooral rijp, vol, zwaar en grof zijn, goed van kleur en wit van pit. Want een goede grond en goed zaad moeten bij elkaar zijn anders is moeite en arbeid verloren. Daarom dient een goede hovenier dit aan te merken dat elk zaad of kruid begeert te hebben: 1. Een vrije lucht. 2. Een warme plaats of grond. 3. Warmte van boven. 4. Warme natuur in het zaad. 5. Een goede vette aarde van onder. 6 Vruchtbare dauw en regen. 7. Vrij voor kwade lucht, meeldauw, dorre wonden en zeedampen. 8 En dat het zaad nog muffig of schimmelig is. De verstandige hovenier moet weten hoelang het zaad goed blijft. Zaad dat rond en stevig is blijft veel langer goed dan wat klein en plat is. We zullen hier een register bijvoegen hoelang elk zaad duren mag.
Zaad dat 1 jaar goed blijft; Angelica, Anemone. Fritillaria imperialis, erwten, asperges, afrikaantje, basilicum, lupinen, anjers, papaver, Tanacetum parthenium, prei, pioen, pastinaken, Cnicus benedictus, Tropaeolum en meer anderen.
Zaad dat 2 jaar duurt; Amaranthus, uien, akelei, bernagie, Verbascum blattaria, komkommers, kauwoerden, kervel, zuring, spinazie, Lathyrus, meloenen, damast bloemen, suiker worteltje, marjolein, Trigonella caerulea, tijm, zonnebloemen, valeriaan, stokroos, hysop, Iris, peterselie, riddersporen.
Zaad dat 3 jaar duurt; Anijs, Satureja hortensis, goudsbloem, korenbloem, kattenkruid, Nigella, Postelein.
Zaad dat 4 jaar duurt; kool, radijs, melilote, rammenas, rapen.
Zaad dat 5 jaar duurt; Pimpinella.
Zaad dat 6 jaar duurt; mosterd, venkel.
Elk zaad heeft ook zijn eigen tijd in het uitspruiten als het gezaaid is. Basilicum, rapen, raket en spinazie komen op na drie dagen nadat het gezaaid is. Komkommers, kers en mosterdzaad op de vierde dag. Prei op de zesde dag. Melde op de achtste dag. Kool op de tiende, koriander op de twintigste dag. Bonenkruid en Origanum op de dertigste dag. Peterselie ligt zes weken in de aarde. Indien het aardrijk dor en droog is en dat het zaad niet goed kan uitspruiten moet men het besprengen met regenwater of slootwater in de morgen en avond dat door de zon verwarmd is. Want koud en zout water is een vijand van alle kruiden. Het zaad dat men vroeg gezaaid heeft moet men voor de vorst, rijp en zeer grote koude bedekken en zodat het van de vogels, mieren, muizen of ander ongedierte niet beschadigd wordt. Enigen weken het in sap van donderbaard of huislook, anderen stellen het t weken in water daar roet uit de schoorsteen in gesmolten is. Als het kruid opgekomen is in droge tijden moet men het ճ morgens voor de opgang van de zon of ճ avonds na de ondergang bevochtigen, maar niet op de hete middag want het kruid zou daardoor verbranden en vergaan.
Vijgenboom.
De vijgenboom begeert een warm plaats die goed in de zon staat als bij een muur en van de noordenwind bevrijd is. Daarboven bemint het sterk en goed bemest aardrijk. Het wordt hier te lande gewonnen van wortelspruiten en takken die men op het einde kneust en een korrel of klein steentje daarin steekt. Dit gebeurt in maart of april. De jonge knopjes en bladeren komen hier in de mei maand eerst tevoorschijn en als deze knopjes uitschieten worden de vijgen voortgebracht. Deze boom is teer en wordt gemakkelijk door harde vorst beschadigd en daarom wordt het veel in tobben gezet om in de winter bij de stoof bewaard te worden of het wordt in de winter met stro of iets anders bedekt en onder de stam duivenmest gelegd. In de zomertijd wil het goed en veel begoten en bewaterd worden. De vijgenboom groeit graag bij de wijngaard en tussen hen beide wordt een bijzondere vriendschap of sympathie bespeurt. Het wil in de herfst goed met duivenmest bemest zijn waardoor zijn vruchten veel vroeger rijp worden. Indien het van de mieren beschadigd wordt bestrijk dan de stam met rode aarde, boter en teer. Laat het ontijdig zijn vruchten vallen zo boor in de stam nabij de wortel een gat en sla daar een wig in of hak met een bijl in de stam wanneer de bladeren [165] beginnen uit te spruiten, anderen begieten de wortel met water en pekel vermengt.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De volkomen rijpe vijgen die zijn warm in de eerste en vochtig in de tweede graad. Ze weerstaan het vergif, laten zweten en drijven de pokken en mazelen uit en voeden zeer goed. Ze reinigen de borst en verbeteren de hoest. Uitwendig gebruikt vermurwen de klieren, bloedzweren en harde gezwellen. Het melkachtig sap uit de jonge takjes in de oren gedaan doet de wormen die daarin zijn sterven. De vijgenbladeren zijn scherp, openend, verterend en scheiden alle klieren en harde gezwellen. Als men het fundament met deze bladeren wrijft openen ze de speen aderen (aambeien) en laten stoelgang hebben. De bladeren met zout en azijn gestoten genezen ruigheid en schurftige knobbels.
Moerbei boom.
(Morus alba, Morus nigra) De moerbeiboom wordt hier te lande in de hoven veel onderhouden. Men vindt hiervan twee soorten, de een zwarte en de ander die witte vruchten voortbrengt. Het groeit zeer tierig in vette en goed bemeste plaatsen en bemint een hete droge lucht. Het wordt vermeerderd van zaad, maar heeft dan veel jaren nodig eer het vrucht voortbrengt, anderszins van wortelspruiten en inleggen. Het mag ook op zichzelf, iepenbomen en anderen gent worden. Men plant het in het laatste van februari of in maart en spruit uit als de koude van de lucht vergaan is waarbij men bespeuren kan of er nog enige vorst te verwachten is. Zijn vruchten worden in augustus rijp en geschikt om te plukken. Zodat het goed mag opgroeien zal men in oktober zijn wortel ontbloten en moer van oude wijn daarop gieten, anderen bevochtigen heet met vers ossenbloed en verwachten dan zeer mooie vruchten.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De bladeren van de moerbeiboom hebben een tezamen trekkende en zuiverende kracht en zijn een algemene spijs voor de zijdewormen. De onrijpe vruchten verkoelen in de derde graad en zijn daarbij sterk tezamen trekkend van aard. De rijpe vruchten zijn ook verkoelend en verdrogend van aard niet zonder enige tezamen trekking. De onrijpe moerbeien die gedroogd zijn stelpen allerhande loop van de buik, de overvloedige maandstonde en verkoelen de harde gezwellen van de mond en van de keel. Tot dat doel wordt in de apotheken van het sap ervan een siroop gemaakt. De schors van de wortels zijn warm en droog en afvegend van natuur waarom die de verstoppingen van de lever en milt openen, de buik week maken en de wormen afjagen. Men moet de rijpe moerbeien alleen of voor andere spijzen gebruiken. Sommigen spoelen ze eerst met wijn of eten ze met suiker. Anderen doen ze in een glas en gieten dan van haar sap over en bedekken het glas goed dicht en zo bewaard zijnde blijven ze een lange tijd goed.
Ligustrum.
Ligustrum die ook wel mondhout genoemd wordt is een boomachtige heester. Het groeit graag op vochtige en waterachtige gronden. Men beplant en bekleedt daarmee de heiningen en prieëlen. Het wordt vermeerderd van zaad dat men in zandachtige aarde zaait. Als het drie jaar gestaan heeft wordt het verzet waar men het begeert te planten. Het bloeit in het laatste van mei of in het begin van juni en brengt voort witte bloemen en de bessen worden laat in het jaar rijp.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De bladeren van Ligustrum zijn droog en koud van aard en tezamen trekkend van kracht. Ze zijn geschikt om zwellingen en hete zweren van de keel en van de mond te genezen. Het water van de bloemen gedistilleerd is zeer goed om allerlei buiklopen, vrouwelijke vloeden, bloedspuwen en druipen van de ogen te stoppen. Sommigen maken van het hout tandenstokers die ze zeer prijzen tegen de gebreken van het tandvlees. [165]
Berberis.
Berberis is een tamelijk hoge heester en wordt gelijk de Ligustrum mede aan heiningen geplant. Het begeert te groeien op ongebouwde, doch niet heel dorre maar wat vochtige plaatsen. Het wordt vermeerderd van wortelspruiten. Het spruit uit in april en bloeit in mei en zijn bessen worden in september rijp.
Zijn aard ,kracht en gebruik.
De bladeren en vruchten zijn koud en droog van naturen. De rijpe vruchten verkoelen zeer, verwekken appetijt, blussen de overmatige hitte van brandende koortsen en stoppen de buiklopen en alle vloeden zo wel van vrouwen als van mannen. Het water waar deze bessen in gekookt zijn is goed tegen het onzuivere tandvlees en ontsteking van de keel indien men de mond daarmee wast of gorgelt. Ze worden vanwege hun wrange smaak veel gekonfijt en in de apotheek bereidt men van het sap een lieflijke en gezonde siroop.
Laurier boom.
De laurier boom heeft verschillende medesoorten als Laurus nobilis of Luikse laurier, smal bladige laurier of laurier mannetje, breed bladige laurier of laurier wijfje, bakelaar dragende laurier, wilde laurier. (Viburnum tinus) Het begeert een vaste grond en draagt hier te lande zelden vruchten. De Laurus nobilis wordt in potten of tobben geplant on in de winter voor de koude geborgen te worden. Men vermeerdert het door stekken die in maart in de aarde gestoken worden. De smalbladige laurier vereist dezelfde teelt als van de Laurus nobilis. De breedbladige laurier die ook gewone laurier wordt genoemd wordt van de bakelaar gezaaid en in de maand mei drie vingers diep in goede aarde gezet, maar in het volgende jaar moet het verplant worden. Het wordt ook van zijn wortelspruiten afgezet. Men moet het in de winter voor vorst en sneeuw met riet of stro bedekken. Indien het door koude of vorst zwart begint te worden of te verdorren zal men het kort bij de wortel afsnijden om daarna weer uit te spruiten. De bakelaar dragende laurier begeert zodanige teelt als van de Laurus nobilis gezegd is. De wilde laurier groeit tierig in vochtige en beschaduwde plaatse. Zijn bladeren zijn breed, effen en blinkend, doch zonder reuk. De bloemen witachtig en staan kroonvormige boven op het einde van de takken bij elkaar. De bessen zijn de mirte bessen van gedaante zeer gelijk en mooi blauw van kleur. Al deze bomen zijn in de winter en zomergroen, maar op een zomerdag begeren ze veel begoten en tegen de winter voor koude en sneeuw beschermd zijn.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De bladeren en vruchten die men bakelaar noemt van de laurierboom zijn verwarmend en verdrogend diep in de tweede graad. Ze drijven de urine, laten het graveel rijzen, openen de verstoppingen van de lever en milt en verwekken de maandstonden. Het gewone volk gebruikt de bakelaar en boontjes holwortel (Corydalis cava) om te zweten en alzo alle ruigte uit te drijven. Hetzelfde is ook goed om de waterzucht te genezen. Bakelaar en voornamelijk olie eruit geperst wordt nuttig onder andere geneesmiddelen gemengd om de zenuwen te versterken en te verwarmen.
Mirten boom.
Naar de verscheidenheid van de bladeren wordt de mirtenboom grote en grove of kleine en edele of middelbare Myrtus genoemd. Ze begeren losse en zavelachtige aarde en een plaats die van de noordenwind bevrijd is. Ze worden hier te lande vermeerderd van takjes die onder wat gekneusd zijn en in potten of tobben gezet zijn. Ze moeten in de zomertijd veel begoten en in de winter zorgvuldig bij lauw kachels bewaard worden want anderszins zouden ze door de strengheid [166] van deze lucht vergaan en sterven. Al deze soorten zijn hier ook voortgekomen van het zaad gelijk zulks de schrijver van de Nederlandtsen hovenier getuigt gezien te hebben.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De bladeren, vruchten en het sap van de Myrtus zijn tezamen trekkend van kracht zo wel uitwendig als inwendig gebruikt en worden voor droog in de derde en koud in de eerste graad gehouden. Ze zijn geschikt tegen het bloed spuwen, bloed pissen, de rodeloop en alle overtollige vloeden van de vrouwen. De bessen genezen de zweren van de nieren of blaas en de bladeren in wijn gekookt en opgelegd helen kwetsingen. In Italië en elders dienen de Myrtus bladeren in plaats van run om het leer mee te bereiden. Tot de voor verhaalde gebreken vindt men in de apotheken een siroop van de bessen bereidt.
Meloenen.
Men vindt naast de gewone soorten van meloenen noch anderen zoals daar zijn; meloenen van Padua, gouden meloenen, witte meloenen die de buitenste schors en het binnenste vlees heel wit hebben, suikermeloenen of muskadellen meloentjes die de reuk van muskus hebben en een uitnemende zoete smaak. Ze worden gezaaid in het begin van maart op een bijzondere en daartoe bereide plaats die men gewoonlijk een meloen berg noemt zoals we hiervoor onder het bemesten van de hoven verhaald hebben en wiens manier om die te bereiden als ook de figuur van de meloen bak van de liefhebbers bij de Nederlandtsen hovenier gezien kan worden. Men steekt elk zaad drie of vier vingers breed van elkaar en een halve vinger lang diep in de grond. Het zaad moet maar een jaar oud zijn en men kan het eerst weken in zoete melk of honingwater om het eerder te laten uitspruiten en de vruchten aangenamer van smaak te maken. Daarna moet men de meloen berg met een glazen meloen bak bedekken. Als het zaad opgekomen is en vier bladeren heeft moet men het bovenste hartje afknijpen. Als dit gedaan is moet men ze verplanten op een goed met paardenmest bereide en goed ter zon gelegen plaats drie voeten van elkaar en weer met een gazen bak bedekken. Of men zet er een glazen klok of lantaren over. Als ze beginnen grote takken te krijgen moet men ze geleidelijk aan lucht geven. Ondertussen moet men zorgvuldig wezen om de valse bloemen af te doen als mede de taken die ze te veel hebben want er hoeven alleen drie takken overgelaten te worden. De tekens van een goede meloen zijn als de steel bitter, de vrucht zwaar van gewicht, goed van reuk en de kruin hard is.
Haar aard, kracht en gebruik.
De meloenen zijn koud van naturen, lieflijk van smaak en aangenaam van reuk. Nochtans bederven ze gemakkelijk in de maag en veroorzaken het bort (cholera) of enige kwaadaardige koortsen. Een hete maag is voor haar een goede kok en ze moeten zonder sterke wijn niet gebruikt worden. Die koliek, scheurbuik of enig gebrek in de milt hebben moeten zich van meloenen wachten. Het zaad is goed voor de verhitte en verstopte lever, drijft de urine en verbetert de gebreken van de nieren en van de blaas.
Pompoenen.
(Cucurbita pepo) De pompoenen verschillen onder hun eigen soort in gedaante en ook in grootte waarom sommigen pompoenwijfjes genoemd worden of lange pompoenen zonder merkelijke strepen of ribben. Andere pompoenen mannetjes die zijn dik en buikachtig, rond of plat rond en hebben opmerkelijke ribben en meestal zeven in getal uitgestrekt van onder aan de steel tot boven aan de kruin. Nog zijn er die men Roomse pompoenen noemt die soms heel groot en soms klein en platrond zijn. Winter pompoenen zijn kleiner dan de gewone waarvan de [167] ene wit en het andere geel van vlees is en worden nooit in de hoven rijp, maar als ze afgeplukt zijn worden ze aan de balk totdat ze geel zijn opgehangen. Ze begeren allemaal een goede en tamelijk vette aarde en een warme plaats. Het zaad in zoete melk of honingwater geweekt wordt in het laatste van april of in het begin van mei met de scherpe punt omlaag gezet en in het opkomen willen ze vaak begoten zijn.
Haar aard, kracht en gebruik.
De pompoenen zijn koud en vochtig van aard, doch minder dan de komkommers maar meer dan de meloenen. Ze worden op verschillende wijze tot spijs bereid en zijn dan nuttig diegene die warm van samengesteldheid zijn en een hete maag hebben. Maar die slap van maag zijn moeten zich geheel daarvan wachten. Het zaad komt in krachten met het meloenzaad overeen.
Kauwoerden.
(Lagenaria siceraria) Hieronder worden mede getekend de kalebassen en Citrullen (Citrullus colocynthis?). Men zaait ze zoals de pompoenen op een goed bereide en warme plaats en moeten drie of voer voeten vaneen gezet zijn. Sommigen maken in het kiezen van het zaad onderscheid en zeggen dat van het zaad dat omtrent de hals van de kauwoerde ligt de lange groeien en van hetgeen dat in de zijde geplaatst is de korte en dikke. Men moet ze planten bij prilen of stokken daartoe geschikt gemaakt want indien ze bij de aarde neer liggen kunnen ze geen vruchten voortbrengen. Als de kauwoerde gespeend is zal men daar een teil met water bijzetten, omtrent een span daar vandaan, en daardoor zal men bevinden dat ze uitnemend lang zullen worden. Ongelooflijk is hetgeen dat sommige geschreven hebben dat als men eertijds wanneer men de mensen verbrandde in plaats van te begraven in die as kauwoerden zaaiden en dat ze vaak met olie begoten worden en in negen dagen grootte en volkomen vruchten voortbrachten.
Haar aard, kracht en gebruik.
De kauwoerden komen in aard en krachten met de pompoenen overeen. In Italië wordt de vrucht in kleine stukken gesneden en in vleessap gekookt en met verjus gemengd en de koortsige mensen en de gezonden in zeer hete tijden tot spijs voorgezet. De pelgrims van Frankrijk, Italië, Spanje als ook reizende lieden van Azië en Afrika plegen de fles kauwoerde of kalebassen uit te hollen om daar wijn, olie of andere vochtigheid in te dragen. De vissers van Afrika en van de omliggende landen gebruiken de kauwoerde ook veel om hun netten die ze uitgeworpen hebben te tekenen gelijk men hier te lande met de kurk plag te doen.
Komkommers.
Deze begeren dezelfde teelt als van de pompoenen. Men steekt het zaad in het laatste van april in de aarde. Anderen zaaien het in maart op een meloen berg en bewaren ze voorzichtig voor de vorst en koude. Men behoeft ze niet te wieden, mits dat ze mooier worden als de met kruiden omgroeid zijn. De komkommer wil niet groeien als daar olie omtrent is, zelfs als maar alleen diegene die het teelt olie gehandeld had. Men vindt onder die witte en groene waarvan de witte voor de beste geschat worden. Bovendien is er een soort die men wilde of ezels komkommer noemt. (Ecballium elaterium) Deze wordt niet voor spijs maar alleen voor medicijnen gebruikt.
Haar aard, kracht en gebruik.
De komkommers zijn koud en vochtig in de tweede graad, verder hebben ze dezelfde krachten die we de pompoenen toegeschreven hebben. Als ze heel klein zijn worden ze augurkjes genoemd en van velen in azijn met wat venkel en peper wortelt (Armoracia) ingelegd om appetijt te verwekken en voor of tussen andere spijzen gegeten. De volgroeide bereidt men tot een salade [168] met olie, peper en azijn. De ezels komkommers zijn verwarmend en afvegend van aard. Ze beroeren de buik sterk en jagen of de hete en waterachtige vochtigheden. Tot dat doel wordt het sap, Elaterium geheten, dik gemaakt zijnde in de apotheken bewaard, maar het moet voorzichtig en in kleine hoeveelheid gebruikt worden.
Bonen.
De bonen worden onderscheiden in grote, kleine (beide Vicia sativa) en Turkse of Roomse bonen. (Phaseolus coccineus) De grote of onze gewone bonen die men hedendaags tuinbonen noemt worden in maart op rijen in de aarde gestoken. Eer men ze zet worden ze een dag in water geweekt, anderen nemen droesem van olie of salpeterachtig water. De kleine noemt men paarden of duivenbonen en van dezen worden op sommige plaatsen gehele akkers vol gezaaid. De Roomse of Turkse bonen plant men in april en hierbij worden staken gezet om daaraan op te klimmen. Men behoeft ze niet te weken voor men ze plant omdat ze anders licht verrotten. Ze beminnen plaatsen die veel van de zon beschenen worden. In de boontjes vindt men veel mooie en aangename kleur, doch de gewoonste zijn heel wit. Deze bovenstaande figuur beeldt uit hoedanig men een bed met Roomse of Turkse bonen in het verband beplanten en met bonenstaken bezetten zal. Op deze manier wordt alles geplant die men in verband begeert.
Haar aard, kracht en gebruik.
De grote bonen (Vicia sativa) zijn koud en droog van aard en geven matig en redelijk goed voedsel. Bonenmeel doet alle gezwellen rijpen en is bijzonder goed tot zwerende vrouwenborsten. Van de bloemen der bonen wordt in de apotheken een water gedistilleerd wat van de vrouwen zeer begeerd wordt om het aangezicht mooi en blank te maken. Zout uit de as van bonenstruiken gemaakt is goed om graveel, steen en het water af te zetten. De kleine bonen hebben dezelfde krachten. De Engelsen geven hun paarden meest bonen brood te eten waarvan ze geloven dat ze beter gaan zouden dan van haver en daarom onderhouden ze deze bonen veel. De Roomse of Turkse bonen zijn in aard en krachten de voorgaande gelijk en geven goed voedsel. Ze worden op verschillende manieren bewaard en tot spijs bereid.
Lupinen.
De lupinen worden naar de verschillen van de bloemen onderscheiden als met witte, blauwe, paarse, purperkleurige en gele goed ruikende bloemen. Ze worden van zaden die in hauwen gesloten zijn in de maand april geplant op zodanige plaats waar men die begeert. Aanmerken waardig is het dat ze alle dagen zich naar de omloop van de zon keren ofschoon het geen helder en klaar weer is zodat ze de landlieden voor een uurwerk of zonnewijze kunnen dienen.
Haar aard, kracht en gebruik.
De lupinen zijn warm en droog tot in de tweede graad. Ze verteren, verdrijven en laten scheiden alle plekken van de huid, kropklieren en allerhande harde gezwellen. Ze doden de wormen zowel inwendig gebruikt als uitwendig op de navel gelegd.
Riddersporen.
(Consolida) Deze bloemen verschillen veel in kleur, maar niet in bladeren of kruid want sommigen zijn enkel, anderen dubbel, witte, blauwe, paarse, bleek rode, dieprode en gevlamde. Ze behoeven weinig verzorging want eens in april gezaaid [169] zijnde komen ze daarvan vanzelf genoeg voort.
Haar aard, kracht en gebruik.
De riddersporen zijn verkoelend en tezamen trekkend van aard waarom het water waar dit kruid in gekookt is zeer nuttig is tegen verbranding, het braken en druppel plas, graveel, steen en geelzucht. Het water van de bloemen gedistilleerd wordt onder de oogwaters vermengd om de ontsteking der ogen te verkoelen en het gezicht te versterken en de schering te verdrijven.
Wolkruid.
(Verbascum densiflorum) Dit kruid vindt men tweevormig, de ene draagt gele bloemen en elk bloempje is in vijf bladeren verdeeld. De andere heeft witte en mooie bloemen, maar in zes bladeren verdeeld. (Verbascum lychnitis) Men zaait ze in april en behoeft weinig verzorging omdat het van zichzelf genoeg uitzaait. Het bloeit niet eerder dan in het tweede jaar nadat het uit de aarde gesproten is.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Wolkruid is verdrogend van aard. Het wordt zelden inwendig maar vaak uitwendig gebruikt en onder stoving tegen koude gebreken van de zenuwen en om pijn te stillen gemengd. Men maakt van de bloemen een olie die zeer goed is tegen aambeien en om alle pijn te verzachten.
Ooievaarsbekken.
Men vindt de ooievaarsbekken niet alleen in de kleur van de bloemen verschillend als daar zijn met gevlamde bloemen, (Geranium maculatum) met witte, blauwe, paarse, heel bruine of soorten zoals grote ooievaarsbek, liggende of kruipende ooievaarsbek, naar muskus ruikende ooievaarsbek, (Erodium moschatum) duivenvoet, (Geranium columbinum) kraanhals en Sint Robertskruid (Robrechts) (Geranium robertianum) welke drie laatste veel in het wild gevonden worden. Ze begeren weinig verzorging want eens in de lente in de hof gezaaid zijnde spruiten ze vanzelf daarna voort, maar ze moeten een jaar gestaan hebben eer ze hun bloemen en zaad voortbrengen. Uitgezonderd die naar muskus ruikt en de wilde soorten.
Hun aard, kracht en werking.
Hoewel de aard en krachten van de meeste soorten van ooievaarsbekken onbekend zijn zo worden nochtans de duivenvoet en Sint Roberts kruid zeer geprezen onder wonddranken en om het bloed te stelpen, het bloed pissen te genezen en om het graveel af te zetten.
Thlaspi van Kreta.
(Iberis sempervirens of Iberis umbellata) Dit kruid wordt in de hoven veel geteeld en men noemt het in onze taal wilde kersen van Candia (Kreta). Het wordt in de maand april gezaaid en het zaad wordt in de maand juli en augustus rijp.
Haar aard, kracht en gebruik.
Dit kruid is heet van smaak en sterk verwarmend van aard. Het komt verder met de krachten van tuinkers overeen.
Bruinettekens.
(Adonis aestivalis) Dezen worden om hun mooie rode bloempjes in de hoven onderhouden en in de maand april gezaaid. Ze bloeien de zomerse maanden door en zijn onder de naam Flos Adonis bij de kruidbeminnaars bekend.
Haar aard, kracht en gebruik.
De smaak en de reuk van dit kruid geeft te kennen dat die warm en droog van naturen zijn. In Saxen wordt het tegen het graveel en de steen geprezen, anderszins zijn de krachten tot nu toe niet onderzocht.
Basilicum.
Dit is een goed ruikend kruid en wordt in april en mei in vette aarde gezaaid en spruit terstond uit indien men het direct als het gezaaid is met lauw water begiet. Men moet het op de middag besproeien anders dan alle andere kruiden die ճ morgens of ճ avond bevochtigd willen worden. Het [170] moet alle jaren opnieuw gezaaid worden want het vergaat in de winter.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Basilicum wordt onder de kruiden gesteld die in de tweede graad verwarmen. Het verkwikt het hart, verwarmt de maag, geneest de verouderde hoest, verwekt de pis en versterkt de vochtige hersens. Maar die zwak van hersens en veel met hoofdpijn gekweld zijn is de reuk van dit kruid schadelijk. In Italië doen sommigen Basilicum in nieuwe wijn om die een lieflijke reuk en smaak te geven.
Vingerhoed.
Dit kruid draagt verschillende bloemen als paarse, witte of uit de witte wat bleek paarse van kleur, gele, vale, purperrode en vleeskleurige. Het wordt om de aardigheid van de bloemen in de hoven onderhouden. Het wordt in april gezaaid en brengt in het tweede jaar in juli en augustus zijn bloemen voort.
Haar aard, kracht en gebruik.
Hoewel dit kruid alleen hier te lande tot versiering van de hof geteeld wordt, nochtans wordt het in Italië voor een krachtig wondkruid geacht. De boeren in Engeland koken van dit kruid een drank waarmee ze van onder en boven purgeren.
Chamaedrys.
(Teucrium chamaedrys en Veronica chamaedrys) Dit kruid wordt tot medicijn in de hoven geteeld en met scheuren voortgeplant. Het bloeit in juli en augustus en moet voor die tijd geplukt, gedroogd en bewaard worden.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Chamaedrys is heet en droog in de tweede graad. Opent de verstopte milt, geneest de geelzucht, vallende ziekte, hoofdpijn en derdedaagse koorts, doodt de wormen, verwekt de maandstonden en zuivert de borst van taaie fluimen.
Veldcipres.
(Ajuga chamaepitys) Als dit kruid in april in de hoven gezaaid wordt groeit het weelderig voort en bloeit in juli en augustus en daarna wordt het zaad voort rijp.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Veldcipres is warm in de tweede en droog in de derde graad. Het opent de verstoppingen van de lever en nieren, geneest de geelzucht, jicht en waterzucht, verwekt de maandstonden van de vrouwen en verbetert de koude gebreken van de hersens en zenuwen. Tot dat doel wordt dit kruid in water, wijn of mede gekookt en gedronken.
Scorzonera.
Scorzonera groeit vanzelf zonder teelt in Spanje en schijnt zijn naam gekregen te hebben van het Spaanse woord Schurzo wat een adder betekent alsof men zei adder- of slangenkruid naar de grote kracht die het heeft tegen het vergif van de slangen. Het is hier te lande van Spaans zaad gewonnen en wordt in maart gezaaid. De wortel blijft lange tijd in leven en spruit alle jaren weer uit en het bloeit in juni en juli.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Scorzonera is warm in de eerste en vochtig in de tweede graad. Het wordt zeer krachtig gehouden tegen allerhande vergif, pest, besmettelijke ziektes, koortsen en kinderpokken. De wortel wordt veel gekonfijt en als een bijzondere remedie tegen de voor verhaalde gebreken geprezen.
Keule of kun.
(bonenkruid, Satureja hortensis) Keule zaait men op een matige vette grond en goed ter zon gelegen plaats in de lente. Het wil graag bij de uien geplant worden.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Dit kruid is warm en droog in de derde graad. Het versterkt de maag, breekt winden, [171] verwekt de mandstonden, drijft de urine en scherpt het gezicht. Het wordt zeer nuttig gekookt en gestoofd bij bonen en andere diergelijke plukvruchten die windachtig zin en geeft aan de spijs goede reuk en smaak.
Raket.
(Eruca sativa) De raket begeert goed bemeste aarde en kan zeer goed tegen de koude en mag daarom vroeg gezaaid worden.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De raket is warm en droog in de derde graad. Het versterkt de maag en verwekt de appetijt. Dit kruid wordt zeer geschikt met sla, postelein en andere koude kruiden gegeten want het matigt de onmatige koude eigenschap van de voor vermelde kruiden door haar hitte aard.
Indiaanse kers.
(Tropaeolum canariense) De Indiaanse kers wordt in april op een warme plaats bij staakjes of andere steunen gezaaid om daartegen te rusten en zichzelf daaraan vast te maken. Het is een sierlijke plant die ronde bladeren en gele bloemen heeft van gedaante de riddersporen of zotskapjes (Aconitum) zeer gelijk. Het zaad groeit in aardige hauwtjes.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De Indiaans ekers, omdat ze de smaak van de tuinkers heeft, daarom wordt het ook geloofd dat het die van krachten wat gelijk zijn.
De verstandige hovenier, zijn werk in mei.
De verstandige hovenier heeft zijn hof in goede orde gebracht, gezaaid en geplant en moet met een vlijtig oog en onvermoeide hand bezig zijn omtrent hetgeen hij gezaaid en geplant heeft. Tot dat doel neemt hij in acht dat alles goed opgroeit waarom als hij het aanschouwt dat het kruid al te dik of te ongelijk uitspruit en is hij voorts bezig waar het te dik staat dat te dunnen en waar het te leeg is de lege plaatsen door het planten te vullen. Voor eerst en vooral moet hij het onkruid in zijn jeugd dempen en eruit wieden want anderszins zou het te diep geworteld zijn en bederft het aardrijk en de goede kruiden worden onderdrukt en verstikt. Hij zaait nu rapen, wortels, sla, postelein marjolein, Basilicum cichoreiwortels, biet, Cnicus benedictus, selderij, rammenas en bloemkool met de nieuwe maan. Hij plant meloenen, pompoenen en Turkse bonen Cyclamen. Hij verzamelt nu kruiden waarvan hij water en olie distilleren wil want die zijn nu in hun beste fleur en kracht. In het begin van deze maand zal hij al het zachte boomgewas uit de stoof in de hof brengen zoals oranjebomen, limoenen, granaten, mirt en diergelijke. Hij neemt daartoe waar een dag als het zachtjes regent en dat omtrent de avond en stelt die aan de noordzijde van de hof om van de wind bevrijd te zijn. Men zal ook aarde die in de tobben of potten is verversen met nieuwe aarde en mest daarop doen en de bomen zuiveren en snoeien van alle ongeschikte takken.
Van het planten der kruiden.
In grote hete en droge tijden dient men geen kruiden te verplanten tenzij dan dat het weer tot regen liet aanzien. Anders moet men de planten begieten en zulks moet gebeuren met water dat [172] niet te koud is en tot dat doel zal men regenwater in de zon zetten of men kan slootwater nemen. Veel kruiden willen goed verplant worden (uitgezonderd peterselie, kervel, melde en spinazie) en hoe meer men die verplant hoe mooier ze opgroeien. Enige kruiden moet men het onderste van de wortels en vezels afsnijden en ruim planten om ze mooi te laten groeien. Anderen en voornamelijk de bloem- en bolgewassen worden door aardboren met de omliggende aarde uitgenomen en verplaatst. De scheuten en spruiten van de kruiden worden te alle tijden van het jaar geplant als ook de spruiten van een jaar als men die van de wortel of van de stam aftrekt en onder wat omwringt of kneust, dat laat de spruit goed groeien en vooral als het einde eerst wat in water geweekt is. Dan plant men ze twee of drie vingers lang in de aarde, gelijk de spruiten van rozemarijn, salie, wijnruit, averuit, steenviolieren en andere kruiden. Ondertussen moet men er goed op letten in wat voor aarde de kruiden weelderig groeien want sommigen begeren vet, sommigen middelmatig en anderen zandachtige aarde. Daarboven moet men in acht nemen welke kruiden een bijzondere vijandschap tegen elkaar dragen zodat de eerste bijeen en de ander ver van elkaar geplaatst worden. Een verborgen vriendschap bespeurt men tussen de wijnruit en de vijgenboom, tussen de wijnruit en de olijvenboom, tussen mirt en laurierboom, tussen mirt en granaatboom, tussen uien, rozen boom en lelie. De zeeui (Urginea) en raket doen dat de kruiden die omtrent hen geplant of gezaaid zijn zeer tierig groeien. Een bijzondere en verborgen vijandschap verneemt men tussen Origanum en kool, tussen klimop, radijs, kool en de wijngaard, tussen de eik en notenboom en tussen de eik en olijvenboom.
Granaatappelboom.
De granaatappelboom wordt hier te lande weinig van zaden, maar meest van stekken en spruiten vermeerderd, doch brengen hier geen rijpe vruchten voort tenzij met zeer warme zomers. De wilde soort, balaustia genoemd, wordt hier te lande veel van de liefhebbers gekweekt om haar mooie bloemen. Ze eisen een bijzonder en zorgvuldige teelt. Men zet ze in goed bemeste aarde in potten of bakken en begeren bij zomerdag veel begoten te zijn en moeten in de winter goed voor de vorst bewaard worden. Ze worden van maart tot mei geplant en men zal alle jaar vlijtig hetgeen dat aan de stam of bij de wortel uitspruit afsnijden. Ze willen met oude koeienmest of ezels mest voorzien zijn. Zodat hun bloemen niet licht zouden afvallen doen enigen een loden ring of slangenvel rondom de stam. Indien deze boom zeer van het gewormte beschadigd wordt zal men de stam en takken met ezelspis en varkensmest bestrijken. Deze boom wil graag omtrent de mirtenboom geplaatst worden en indien het met zeeui omtrent plant zal het tierig groeien.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Alle soorten van granaatappels zijn verkoelend en wat tezamen trekkend van aard, doch met dit onderscheid: De zoete verkoelen niet zo zeer als de zuren en zijn ook niet zo tezamen trekkend, maar vochtiger. Dan ze verwekken winden en zwellingen in de buik. De zure granaatappels en die enige wrangheid in hebben zijn opmerkelijk verkoelend, droog makend en tezamen trekkend van aard waarom ze de slappe maag versterken en de verhitte verkoelen. Ze verdrijven de walging, laten het braken ophouden en stoppen de kamergang. De granaat schillen en de bloemknoppen van de wilde granaten verkoelen, verdrogen en trekken zeer sterk tezamen, verdrijven en bedwingen de ontsteking, verhitting en de beginnende zweren van de mond en amandelen, [173] ze zijn mede goed om het bloeden van de tanden te doen ophouden en de losse tanden vast te maken als men die in water met wat wijnazijn kookt en daarmee gorgelt of de mond spoelt. Van het sap wordt in de apotheken een dienstige siroop bereid.
Oranjeboom.
(Citrus aurantium subspecie amara) Deze boom wordt uit Italië en Spanje van Cádiz en Genua hier gebracht of men kweekt het hier te lande uit het zaad of kernen aan die men in mei of daar omtrent in goede vette aarde steekt. Nadat het vijf of zes jaar oud is oculeert men in de maand juni of juli. Het moet zorgvuldig voor oorwormen en pissebedden, dat ze de knoppen niet afbijten, als mede in de winter voor vorst bij de kachels bewaard worden. De manier van het stoken van de kachels hebben we voor de teelt van de maand januari aangewezen. De verdere teelt van deze boom kunnen de liefhebbers bij de Nederlandtsen hovenier nauwkeurig geschreven vinden alwaar mede de potten en bakken waarin men zodanige bomen plant en de stoof waarin ze in de winter bewaard worden zeer aardig getoond wordt.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De vruchten van deze boom zijn van verschillende en tegen de anderen in krachten zeer verschillende delen gemaakt. Want de goed ruikende schil is bitterachtig van smaak, droog en warm van natuur. Het witte vlees dat naast de schil gelegen is, is koud van aard en grof van stof. Het binnenste en sappige merg is verkoelend en droog makend van aard. Het zaad is warm en droog in de tweede graad. De schillen weerstaan het venijn, verwarmen de maag, laten de spijs verteren en maken een goede en zoet ruikende adem. Ze worden gewoonlijk tegen het koliek, uit winden ontstaan, gebruikt en van sommigen tegen de koorts ingegeven. Het binnenste merg of het sap daaruit geperst tempert de hele en galachtige vochtigheden, verwekt de appetijt en verslaat de dorst. Het is zeer nuttig en dienstig tegen brandende koortsen, besmettelijke ziekten en flauwhartigheid. Het zaad versterkt het hart en jaagt de wormen uit het lijf. De oranjeappels en limoenen zijn zeer goed gebruikt tegen de scheurbuik waarom ze ook van de zee varende tot verversing zeer begeerd worden.
Citroen en limoen boom.
(Citrus medica, Citrus aurantifolia) Deze bomen worden op de manier van de oranjeboom hier te lande geteeld, voortgezet en bewaard en hun aard, kracht en gebruik komt met die zeer goed overeen.
Rozen boom.
De rozen boom heeft verschillende medesoorten als Provence roos, (Rosa gallica ‘Officinalis’, enkele en dubbele witte rozen, aard rozen, enkele en dubbele, fluweel roos, maandroos, (Rosa semperflorens) kaneel roos (Rosa majalis) die in Frankrijk en Engeland veel groeien en zijn door hun liefelijke reuk zeer goed bekend, enkele en dubbele muskus rozen, (Rosa moschata) gele rozen die eerst van Algiers in Afrika naar Frankrijk gezonden zijn, roosjes van Cairo die zeer laat in het jaar bloeien en zijn wit van kleur en goed van reuk. De rozenboom is zeer plezierig, vermakelijk en profijtelijk in de hof, hetzij alleen of aan de galerijen of langs de heiningen geplant. De weledele heer Augerius Busbequius betuigt dat de Turken de rozen zo veel achten dat ze nimmermeer toelaten dat de bladeren daarvan op de aarde blijven liggen want gelijkerwijs dat de poten versierd hebben dat de rozen van het bloed van Venus ontsproten is zo geloven de Turken dat de rozen van het zweet van Mohammed gekomen zijn. De rozenbomen worden vermeerderd van uitspruiten en ook van zaad gewonnen en als de zaailingen een jaar oud zijn kan men ze verplanten. Als men ze met de volle maan verzet worden ze vol en vruchtbaar van rozen. De muskus roos moet in de winter voor de koude en vorst zeer goed bewaard worden. Lelies, knoflook en rozen [174] willen graag bij elkaar groeien. Sommige soorten van rozen bloeien wat vroeger en sommigen later in het jaar. Dan meest allen worden bloeiend gevonden in mei of begin van juni. Om vroege rozen te hebben zal men een putje van twee palmen breed maken rondom de rozenboom en daar dan ճ avonds en ճ morgens warm water in gieten. Nochtans moet zulks geschieden niet eerder dan dat het knoppen begint te krijgen. Sommigen geloven dat ze de rozen laten bloemen voortbrengen van welke kleur ze willen als ze in de struiken van rozen niet ver van de wortel doorboren en daar zodanige kleur in doen als ze in de bloemen begeren te zien. Sommigen verzekeren dat men groene rozen krijgen kan. Wanneer men een struikje van witte rozen in een hulst boom grift of ent en neemt een rank van de hulst en die doorboort en in dit gat de rozen rank steekt en hetzelfde zo laten groeien.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De bloembladeren van meest alle soorten van rozen, omdat ze van verschillende delen gemaakt zijn, hebben daarom verschillende krachten. Men vindt in die aardachtig, tezamen trekken en ook vochtige of waterachtige delen en ze komen daarin overeen dat ze alle verkoelend van aard zijn. De Provence roos en de rode of aard rozen worden meest in de medicijnen gebruikt. De Provence rozen doen de gal en galachtige vochtigheden zeer zachtjes naar beneden zakken, matigen de hitte van het bloed, versterken het hart, openen de verstopte lever en genezen de geelzucht, waterzucht en lang durende koortsen. Uitwendig wordt zeer nuttig een rozen koek met rozen azijn bevochtigd op het hoofd gelegd voor hoofdpijn en ongerustheid in hete en brandende koortsen. De aard rozen zijn tezamen trekkend van aard, versterken de lever en maag en worden veel gebruikt om de buikloop te stoppen. Men maakt van de rozenwater azijn, siroop, konserf, olie en rozen honing die in de apotheken te vinden zijn.
Egelantier.
(Rosa rubiginosa) In de hoven wordt enkele, dubbele en gele egelantier geteeld en begeert dezelfde teelt die we van de rozenboom gezegd hebben en komt in krachten enigszins met die overeen.
Rozemarijn boom.
De rozemarijn is een boomachtige heester en wordt tot versiering van de hoven met grote vlijt onderhouden. Men plant het in maart of april van scheuten, takken of spruiten die onder wat gekneusd moeten zijn. Het wordt ook van zaad gewonnen maar dan komt het traag voort en kan hier de koude niet goed overwinnen. Het begeert eerder droge dan vochtige en niet te zeer bemeste aarde en moet in de winter goed bedekt of in lauwe plaatsen gezet zijn. De oude planten zet men tot aan het nieuwe hout in de aarde en willen in de zomer veel begoten worden. Hiertoe nemen sommigen zoete melk of wei. Ze bloeien in het begin van de lente tot diep in de zomer.
Haar aard, kracht en gebruik.
De rozemarijn is warm en droog in de tweede graad. Versterkt de hersens, zenuwen, memorie en geest, geneest de milt en geelzucht, opent de verstopte lever en is goed tegen de witte vloed der vrouwen, van de rozemarijn wordt een water gemaakt, olie en konserf tot de voorgenoemde gebreken zeer dienstig.
Oleander.
De oleander is een boomachtig gewas met de gedaante van de laurierboom en wordt in deze landen van de hoven van de kruidbeminnaars in inleggen der takken voortgeteeld. De bloemen die rood of wit en van vijf bladeren gemaakt zijn komen zelden voor augustus tevoorschijn. Het wil in de zomertijd begoten en in de winter voor de koude bewaard zijn. [175]
Zijn aard, kracht en gebruik.
De oleander is heet in de derde en droog in de tweede graad. Van buiten opgelegd verteert het alle gezwellen en laat die scheiden. Maar inwendig moet het niet gebruikt worden.
Marjolein.
De marjolein is een zeer goed ruikend kruid en is in fijne (Origanum vulgare) en grove (Origanum majorana) als mede de Engelse marjolein onderscheiden. Het wordt gezaaid of geplant in het laatste van maart of in het begin van april in goede en zavelachtige aarde en moet in hete en droge tijden besproeid worden.
Haar aard, kracht en gebruik.
De marjolein is warm en droog in de derde graad en zeer doordringend van aard. Het versterkt de hersens en zenuwen waarom ze tot de koude gebreken daarvan zeer nuttig gebruikt wordt. Het breekt de winden en drijft de urine. Het wordt ook gemengd onder niespoeder om de vochtigheden uit het hoofd weg te trekken. Marjolein onder spijs gedaan maakt de spijs smakelijk en de maag aangenaam. Men kan hiervan een krachtig water en olie distilleren en met suiker een konserf maken.
Selderij.
Selderij wordt in april of mei gezaaid en daarna in diepe greppels geplant. Als het opgeschoten is moet men de aarde daartegen aan ophogen. Het begeert zandachtige aarde. Om zaad te winnen laat men een struik of twee of zo veel men begeert overstaan die dan in de maand juli bloeien en in augustus zaad leveren.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Selderij komt in krachten met onze hof peterselie goed overeen en wordt tegenwoordig als een salade met olie, zout en peper gegeten en dan houdt men het daarvoor dat het de zwakke mannen te paard helpt.
Rammenas
Rammenas begeert in de maand mei in zavelachtige aarde gezaaid te worden. In aard en krachten vergelijkt het zich met radijs.
Cyclamen of varkensbrood.
Cyclamen worden door zaad en afgescheurde wortels in mei voortgeteeld. Het groeit graag op schaduwachtige plaatsen en bloeit gewoonlijk omtrent de maand september. Daarna volgen nieuwe bladeren die in de wintergroen staan. Het zaad wordt omtrent de volgende zomer volkomen rijp.
Haar aard, kracht en gebruik.
Cyclamen zijn warm en droog in de derde graad. Opent de verstopte maandstonden, drijft de dode vrucht en de steen af en geneest de milt en waterzucht. De wortels van dit kruid eten de varkens zeer graag waarom het ook varkensbrood in onze taal genoemd wordt.
Lilium convallium of mei bloemen.
(Convallaria majalis) Dit heft zeer mooie witte en goed ruikende bloemen en wordt anders lelie van den dale genoemd. Het begeert geplant te worden op vochtige en schaduwachtige plaatsen en wordt door de wortel vermeerderd.
Haar aard, kracht en gebruik.
De meibloempjes zijn warm en droog van aard en zeer nuttig tegen beroerdheid, lamheid, draaiing van het hoofd, vallende ziekte en andere gebreken die van koude en vochtige ongetemperde hersenen gekomen zijn. Ze versterken het hart en doen de verloren spraak terug keren en bevorderen de arbeid der vrouwen. Van deze bloemen maakt men wijn, gedistilleerd water en concert die tot de voor verhaalde gebreken zeer dienstig zijn.
Scabiosa.
(Knautia arvensis) Scabiosa is in gewone en vreemde onderscheiden. De gewone groeit veel in het [176] wild aan de kanten van de akkers. De vreemde wordt tot sieraad in de hoven geteeld en heeft verschillende soorten bloemen als Spaanse die heel bruin is, (Scabiosa stellata) Oostenrijkse met rode en purperen bloemen, (Scabiosa alpina?) Indiaanse met donkerrode bloemen, (Scabiosa atropurpurea) Scabiosa met bleekgele bloemen, met witte bloemen, met kindertjes, Franse Scabiosa en meer anderen. Dezen worden in de maand maart gezaaid en daarna verplant op zodanige plaatsen als men die begeert.Zijn aard, kracht en gebruik.
De gewone Scabiosa die in de apotheken zeer veel gebruikt wordt is warm en droog tot in de tweede graad, opent, drijft het zweet, weerstaat vergif en is nuttig en goed voor de longen waarom het gebruikt wordt tegen inwendige zweren, pleuris, hoest en pest. De vreemden schijnen met de gewone van aard en krachten voldoende overeen te komen.
Anjers.
Onder de bloemen die vanwege hun schoonheid in de hoven onderhouden worden zijn de anjers geen van de minste. Haar geslacht en medesoorten zijn velerlei en al te groot om hier te verhalen. Tot haar teelt begeren ze goede, luchtige en met mest goed gemaakte aarde en moeten in april of mei vier dagen voor de volle maan gezaaid worden. De plantjes zal men het eerste jaar laten staan en als ze in het tweede jaar bloeien zal men al de dubbele eruit zetten en door afleggen vermenigvuldigen. Dat gebeurt in het laatste van juli. Als ze in het tweede of derde lid gesneden zijn legt men ze met haakjes neer en werpt daarover zandachtige aarde. Als ze daarna wortel geschoten hebben worden ze apart verplant. Om de bloemen mooi en groot te hebben moet men maar 1 steel op een plant laten staan en de valse zijknoppen aftrekken zodat maar 5 of 6 bloemen op deze voor gezegde steel blijven staan. Men zal haar bladeren dikwijls zuiveren en de aarde vlijtig roeren en besproeien.
Haar aard, kracht en gebruik.
Deze bloemen zijn middelmatig van aard. Ze worden geprezen bij hartkloppingen, draaiing in het hoofd, vallende ziekte en stuipen of spanningen van de zenuwen. Men maakt van deze bloemen konserf en azijn die mede in tijden van pest zeer dienstig zijn.
Pioen.
Deze zijn in verschillende soorten verdeeld als pioen mannetje, (Paeonia mascula) wijfje, (Paeonia clusii) witte, rode, dubbele, vleeskleurige, pioen van Constantinopel, pioen met akelei bladeren en meer anderen. Ze worden in de voortijd van de wortels afgezet en eens geplant zijnde blijven ze vele jaren over. Ze begeren goede aarde en goed ter zon gelegen plaatsen.
Haar aard, kracht en gebruik.
Pioenen zijn warm en droog van naturen en wat tezamen trekkend van aard. De wortel, bloemen en het zaad worden alleen in medicijnen gebruikt. Pioen verkwikt de hersenen, verdrijft de schrik en zware dromen. Maar vooral is het van allen zeer vermaard geweest voor de vallende ziekte. Het is zeer nuttig de geelzuchtige en die pijn in de nieren of blaas hebben, verwekt de maandstonden der vrouwen en opent de verstopping van de lever. Van de bloemen wordt in de apotheek een siroop en water bereid die tegen de voornoemde gebreken gebruikt kunnen worden.
Akelei.
Men vindt in de hoven van de liefhebbers geen bloemen die meer verschillende van kleur en gedaante zijn dan deze. Men vindt ze met enkele en dubbele bloemen, blauwe, purperen roodachtig, inkarnaat, vleeskleurig, gespikkelde, verstorven witte, sneeuwwitte, heel groene, alleen gele heeft men tot nog toe niet gezien. Ze eisen goede aarde en goed ter zon staande plaatsen en in het voorjaar [177] gezaaid bloeien ze in het tweede jaar in mei en juni.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Dit kruid is middelmatig warm en verterende van krachten. Het zaad met saffraan ingenomen wordt zeer geprezen om de verstopte lever te openen en de geelzucht te genezen. Het doet mede mazelen en kinderpokken uitslaan. Sommigen houden het voor een bijzonder goed geneesmiddel om de arbeid der vrouwen te bevorderen. Het zaad wordt een vierendeel lood met azijn ingegeven om warm gedekt zijnde het zweten te bevorderen.
Brazilië peper.
(Capsicum of paprika) De Brazilië peper is eerst in Europa van de landen omtrent Goa en Calcutta gebracht en wordt in de hoven van sommige liefhebbers onderhouden. Het wordt gezaaid in april op een meloen berg of andere warme plaatsen want het kan niet zeer goed de koude verdragen. De hauwen of vruchten worden zeer laat in het jaar rijp.
Haar aard, kracht en gebruik.
Dit kruid is heet en droog in de vierde graad en moet inwendig niet gebruikt worden want het ontsteekt zeer de lever en valt het ingewand moeilijk en lastig. De Indianen gebruiken het om losse tanden vast te maken en nemen poeder van parel moeder en as van de gebrande bladeren van dit gewas tezamen in water gewassen totdat het heel wit wordt en daarmee bestrijken ze hun tanden.
Maagdenpalm.
De maagdenpalm is overal wel goed bekend en groeit graag op vochtige en schaduwachtige plaatsen. Het wordt door scheuren vermeerderd. De bladeren zijn het gehele jaar door groen en het bloeit in maart, april en mei. In de bloemen wordt enig onderscheid bespeurd, sommigen en de meesten zijn blauw, anderen wit, paars en dubbele bruin paarse.
Haar aard, kracht en gebruik.
Dit kruid is warm en droog in de tweede graad en wat tezamen trekkend van kracht. Het drijft de urine, geneest wonden en stopt allerhande buikloop. Sommigen hangen dit kruid in troebele wijn om die helder en mooi te maken.
Roomse kamille.
(Chamaemelum nobilis) De Roomse kamille behoeft weinig verzorging want hoe meer men dit kruid treedt, snoeit en scheert, hoe het beter en gewilliger groeit. Het wordt daarom bekwaam geplant in enige prielen tot een voet tapijt op verheven bedden waar men zomers op plag te zitten of liggen.
Haar aard, kracht en gebruik.
Deze bloemen zijn warm en droog in de tweede graad en daarom ook krachtiger in het werken dan de gewone kamille. Ze stillen de pijn, vermurwen, verwekken de maandstonden en urine en verzachten de koliek. Het afgesneden en gedroogde kruid kan des winters als voetwater gebruikt worden.
Mater.
(Tanacetum parthenium) Mater heeft enkele en dubbele bloemen. Het komt liever van zijscheuten als van zaad voort die men in de maand april afscheurt en plant. Zo gauw de bloemen bijna verwelken moet men die afsnijden dan zal het te beter het volgende jaar uitschieten.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Het mater of moederkruid is heet in de derde en droog in de tweede graad. Afvegend, zuiverend en openend van krachten. Het verwarmt de baarmoeder, verwekt de maandstonden en drijft de nageboorte af.
Steenviolieren.
(Matthiola incana) Hiervan zijn mooie medesoorten als purper, rood, bonte, witte, geel bonte etc. Ze begeren matige aarde en veel water. [178] De dubbele steenviolieren worden van stekken die in april in de aarde worden gestoken vermeerderd of men zaait het zaad van enkele in september en bewaart ze voor de vorst en in de lente verplant brengen ze dubbele bloemen voort.
Haar aard, kracht en gebruik.
Zowel het kruid als de bloemen hebben een afvegende kracht. De bloemen genezen de gebreken van de lever en nieren. Het zaad drijft de maandstonden en de nageboorte af.
Alkekengi of krieken over zee.
(Physalis alkekengi) Waar dit kruid eens geplant is vermenigvuldigt het zeer. Het groeit graag op vochtige en schaduwachtige plaatsen en werpt veel nieuwe scheuten en stelen uit. De vruchten zijn kersen die in blaasjes gesloten zijn en worden omtrent de herfst rijp.
Haar aard, kracht en gebruik.
De vruchten van alkekengi zijn koud en droog in de tweede graad. Ze doen water lossen en zetten de graveel en steen af, openen de verstoppingen van de lever, genezen de geelzucht en scheiden het gestolde bloed in het lichaam. Men kookt deze vruchten in wijn of ander geschikt nat en geeft het te drinken. In de apotheken worden hiervan koekjes, trochisci alkekengi genoemd, gemaakt die tegen de voor verhaalde gebreken zeer dienstig zijn.
Filipendula.
(Filipendula vulgaris) Filipendula wil in droge en zandachtige aarde geplant zijn en draagt zijn bloemen in de maand juni en kort daarna wordt het zaad rijp wat men in de maand april zaait.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Filipendula en vooral de wortel is heet en droog van aard. Drijft de urine, het graveel en de steen af en is ook zeer nuttig tegen de vallende ziekte, draaiing in het hoofd, benauwde borst en meest alle gebreken die uit koude oorzaken ontstaan zijn.
Schorpioen kruid.
(Coronilla scorpioides of Myosotis scorpioides) Dit kruid wordt schorpioen kruid geheten omdat de hauwtjes daar het zaad in ligt enigszins op de staart van een schorpioen lijken. Het moet alle jaren in het begin van april in de hoven gezaaid worden.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Dit kruid wordt van Dioscorides voor een zeker en haastig geneesmiddel gehouden om de steken van schorpioen te genezen als men het op de gekwetste plaats doet. Als men de schorpioenen met dit kruid aanraakt dan vallen ze in zwijm alsof ze dood waren, maar komen weer tot zichzelf als men ze met de wortels van witte nieswortel (Veratrum) aanraakt.
Cataputia.
(Euphorbia lathyrus) Dit kruid wordt onder de geslachten van wolfsmelk gerekend. Dit vindt men veel in de hoven en eens gezaaid zijnde spruit het van afgevallen zaad overvloedig voort.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Cataputia is heet en droog in de derde graad. Purgeert zeer sterk van onderen en van boven de melancholie en waterachtige vochtigheden en moet derhalve niet zonder voorzichtigheid en zorg inwendig gebruikt worden. Het sap laat het haar uitvallen en zuivert de vuile zeren en schurft. [179]De verstandige hovenier, zijn bezigheden in juni.
In het eerste van de maand juni plant de verstandige hovenier Roomse bonen om groen te eten, hij zaait rammenas, radijs, kropsla, kervel, andijvie en postelein en dat na Sint-Jan dag omdat het dan niet in zaad schiet. Hij is bezig met het verzamelen van allerhande kruiden en bloemen om te distilleren want omtrent deze tijd trekt men uit die de meeste olie en beste krachten. Hij zal nu de oranjebomen en andere zachte gewassen die hij in potten of tobben de gehele winter bewaard heeft beginnen te begieten zodat ze niet verdrogen, maar te tieriger groeien en te beter hun bloemen en vruchten tevoorschijn brengen. Dit bewateren moet geschieden tegen de avond met regenwater dat door de zon verwarmd is en goed opletten dat het water zo gegoten wordt dat het de stam van de boom niet raakt maar van zal van af blijven zo ver als mogelijk is. Tot dat doel kan men ook een waterpot omtrent de boom zetten waarin een reepje laken ligt waaruit het water langs steeds naar de wortel druppelt. Hij zal nu ook om zien naar de appel, peer en andere vruchtbomen waar de vruchten te dicht bijeen zijn en zal hij de kwaadste en kleinste eraf halen zodat de overige beter tot hun volkomenheid komen mogen.
Om de bomen vruchtbaar en goed dragend te maken.
De verstandige hovenier weet door goede en vlijtige verzorging de bomen en vruchten veel heerlijker, mooier en vruchtbaarder te maken. Hiertoe is een van de voornaamste remedies het griffelen en enten waarvan we hiervoor geschreven hebben. Voorts om de bomen vruchtbaar en goed dragend te maken is zeer goed dat men het overvloedige hout en de dorre takken afsnoeit, de grootste wortels ontbloot en die klooft en een eiken of beukenhout of keisteen daarin steekt zodat ze beter de vochtigheid naar zich trekken. Mede is nodig als men in de herfst de wortel ontbloot dat men goede mest of van koeien, varkens, schapen, hoenders of duiven daarop legt. Sommigen begieten de wortel met wijnmoer of moer van olie. Anderen verwachten zeer grote hulp van bonenschillen aan de wortel te leggen. Men mag ook een ring van platlood onder om de stam buigen, een voet hoog boven de aarde, en als de boom wederom bloeit weer afdoen of men boort een gat in de stam en vult het weer met een groene olijven tak of men besmeert de stam met het sap van postelein en wolfsmelk of cataputia. Indien men begeert dat een boom in het eerste jaar nadat het geplant is vruchten zal dragen dan moet men in de herfst een goed dragende tak wiens vruchten men begeert uitkiezen en schrabt onder de groene bast omtrent een span lang in het afnemen van de maan en doet om die plaats goede aarde met koeienmest vermengt en bindt het goed met een doek of bast. Dan zal die tak op die plaats wortels uitschieten en in de lente zal men deze tak onder het windsel afsnijden en in goede aarde zetten. Men zal dat jaar nog vruchten van genieten. Men kan ook een pot waar onder in een gat is over die tak doen en als de bast zoals tevoren afgeschrabd is vullen die met mest en goede aarde en acht dagen lang zal men die met water begieten zodat de tak wortels mag schieten. Daarna snijdt men in maart die tak [180] onder de pot af en men slaat de pot stuk en men plant de tak in goede aarde en het zal vruchtdragend zijn.
Aalbessen.
De aalbessen alsof men zei adel bessen omdat ze de edelste van alle bessen zijn worden vermeerderd van wortelspruiten of eenjarige loten in de aarde te steken en langs de heiningen en onder de ooftbomen planten. Ze zijn in drie geslachten onderscheiden als rode, witte en zwarte aalbessen.
Hun aard, kracht en gebruik.
De rode aalbessen zijn koud en droog in de tweede graad. Ze verslaan de dorst, verwekken appetijt, verkoelen de hitte van de gal en brandende koortsen, weerstaan alle verrotting en bedwingen het braken en galachtige buikloop. De aalbessen worden gekonfijt of van het sap een siroop en konserf gemaakt. Het sap kan in een vat bewaard worden om in plaats van verjus te gebruiken of onder wijn te vermengen om die een aangename kleur te geven. De zwarte aalbessen of de jonge knoppen op sterke brandewijn gezet is een geschikt geneesmiddel tegen het graveel en de steen.
Kruisbessen.
De kruisbessen worden door teelt veel groter en lieflijker van smaak. Men vindt er een soort van in sommige hoven die bruinrode of uit het bruine paarsachtige bessen dragen. Ze worden van afzetsels geplant en spruiten zeer vroeg in maart uit, bloeien in april en brengen hun bessen geschikt om te gebruiken in mei voort.
Haar aard, kracht en gebruik.
De onrijpe vruchten zijn koud en droog van aard en tezamen trekkende van krachten. Ze verwekken appetijt, verkoelen de hete maag en over en onmatige verhitting waarom ze in de koortsige zeer nuttig zijn. Ze worden op verschillende manieren tot spijs bereid, nochtans geven ze weinig rauw en koud voedsel.
Laureola.
(Daphne laureola) Laureola, waaronder de peperboom (Daphne mezereum) mede gerekend wordt, wordt door zaad en afscheuren vermeerderd. Dit gewas blijft in de winter en zomergroen en draagt zwarte bessen, maar de peperboom rode.
Zijn aard, kracht en gebruik,
Laureola is zeer scherp en verhittend van aard. Het purgeert sterk en drijft het water en galachtige vochtigheden uit, doet braken en verwekt de maandstonden van de vrouwen en trekt veel slijmerigheden uit het hoofd. Laureola met wie de peperboom in krachten overeenkomt moet met grote voorzichtigheid gebruikt worden, maar het zekerste is om andere geschikte middelen tot dat doel te gebruiken.
Frambozen.
Die gewas groeit het beste in schaduwachtige plaatsen. Men plant ze in februari en groeien weelderig voort. De jonge zijscheuten dragen het tweede jaar bloemen en vruchten. Ze worden geschikt aan heiningen gezet. Men vindt twee soorten ervan als met rode en de andere met witte vruchten.
Haar aard, kracht en gebruik.
De frambozen zijn verkoelend en wat verdrogend van aard. Ze versterken het hart en worden nuttig gebruikt van diegene die vaak in onmacht vallen.
Syringa.
Syringa groeit heel weelderig en spreidt zich ver en wijd uit. Het wordt vermeerderd van oplopen of wortelspruiten, het is onderscheiden in Syringa met witte (Philadelphus coronarius) en met blauwe bloemen. Het bloeit in het laatste van april en in mei. De krachten van dit gewas zijn tot nog toe niet onderzocht en het wordt alleen om zijn aangename en goed ruikende bloemen in de hoven onderhouden. [181]
Genista of brem boom.
(Cytisus scoparius) Genista of brem bomen beminnen een droge en zavelachtige grond en worden door zaad vermeerderd. Men verplant ze in maart. Ze bloeien in het laatste van april of mei. De vreemde of Spaanse Genista (Genista hispanica) moet in de winter voor vorst en koude zorgvuldig bewaard worden.
Haar aard, kracht en gebruik.
Brem is verwarmend en verdrogend van aard tot in de tweede graad, openend en zuiver makend van krachten. Waarom het nuttig gebruikt wordt van de waterzuchtige en diegene die enige verstopping in de lever, milt, nieren of blaas hebben. De jonge bloemknoppen van de brem gezouten en in pekel bewaard, afgewassen en gekookt als kappers zijn zeer aangenaam van smaak en tussen de spijs gelijk salade met olie en azijn voor of in het laatste van de maaltijd gegeten verwekken appetijt en openen de verstoppingen van de lever en milt.
Andijvie.
Om mooie andijvie te telen voor winter gebruik zo zal men die zaaien in de maand juni, tien dagen na Sint Jan. Als ze een handbreed hoog zijn moet men die verplanten in goede vette aarde en elke plant omtrent twee voeten van elkaar. Als die grote en mooie stoelen hebben moeten die met een bies tezamen gebonden worden met droog weer zodat het binnenste wit en mals zou worden en daarna voor de vorst afsnijden en in droog zand in de kelder tot het gebruik bewaren. In aard en krachten komt het wel met de cichorei zeer goed overeen waarvan we in de maand februari geschreven hebben.
Iris.
Iris is in verschillende soorten onderscheiden als blauwe, bleek rode, fluwelen, witte, gele, kamelot, bonte, (Iris variegata) Engelse, (Iris xiphium) Spaanse, grote en kleine violette, Iris van Portugal, (Iris latifolia) Iris van Portugal die tweemaal per jaar bloeit, grote en kleine Iris van Dalmatië die helder blauwe bloemen heeft, grote Iris van Constantinopel met plekken, knobbelachtige Iris, (Iris tuberosa) Iris susiana (Iris susiana) met zeer mooie en grote bloemen, Iris florentina, (Iris germanica en var. ‘Florentina,’ Iris van Damascus met bleek paarse bloemen, purperen Iris van Azië, Iris van Tripoli met goudkleurige bloemen. De verzorging die de Iris begeert is een warme en vochtige en goed in de zon staande plaats en goede aarde. Ze worden vermeerderd door afzetten van de wortels in september of zaai in maart en april. Maar de Iris die door het zaad vermenigvuldigd worden vertonen opmerkelijke veranderingen in hun bloemen gelijk zoals men de papaverbollen ziet geschieden. Ze bloeien meest allen in mei en juni, sommige het eerste jaar nadat ze gezaaid zijn en sommigen het tweede en vaak ook vele jaren daarna. Alleen de knobbelachtige Iris bloeit in het laatste van maart of begin van april. Het zaad wordt in juli rijp.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De wortel van Iris is heet en droog in de derde graad, scherp en bijtend van aard en daardoor de maag en ingewand zeer tegen. Jaagt door de kamergang zeer sterk de waterachtige vochtigheden af en daarna ook gal en slijm en opent de verstoppingen waarom het tegen waterzucht zeer geprezen wordt. De wortel van Iris Florentina is goed voor de verslijmde longen, benauwde borst en zware hoest, zijn poeder zuivert vuile wonden en laat nieuw vlees groeien. Men mengt het gewoonlijk onder goed ruikende poeders of alleen als het grof gestoten is wordt het goed bij linnen of kleren weggelegd.
Lavendel.
(Lavandula latifolia, Lavandula angustifolia) Lavendel is tweevormig als grote of lavendel mannetje en kleine of lavendel wijfje. Het begeert een droge, open luchtige en warme plaats en goede zandachtige aarde. Het wordt vermeerderd door het afscheuren [182] in het laatste van maart of in het begin van april. Het bloeit in de maand juni en juli. Men plant ze aan de kanten van bedden en rabatten.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Lavendel is war en droog in de derde graad. Het is zeer dienstig in alle koude gebreken der hersens als geraaktheid (M.S.), duizeling in het hoofd, slaapzucht etc. opent de verstopping van de maandstonden der vrouwen, drijft de nageboorte af en versterkt de bevende en lamme leden. Hiertoe wordt van de lavendel water en olie gedistilleerd of konserf bereid. Het wordt ook veel bij linnen en kleren gelegd die daarvan een goede reuk krijgen en voor de motten bewaard worden.
Bloem van Constantinopel.
(Silene chalcedonica) Deze bloemen staan veel straalvormig en breedachtig bijeen, zeer aardig vaneengescheiden en omdat ze geen reuk hebben worden ze alleen om hun mooie en dikwijls verschillende kleuren in de hoven onderhouden. Ze worden vermeerderd door afscheuren in de maand maart en blijven vele jaren in het leven. Ook wel gezaaid maar dan dragen ze voor het tweede jaar geen bloemen. Ze plegen gewoonlijk te bloeien in juli en augustus. Hun aard en krachten zijn tot nu toe niet onderzocht of beschreven en ze dienen alleen om de hoven te versieren.
Zonnebloem.
De zonnebloem wordt in de lente hier en daar in de hof gezaaid en brengt in de zomerse maanden een mooie gele bloem voort, vroeger of later nadat de zomer heet of droog, vochtig of koud is. Het zaad ligt zeer aardig gelijk als bijen in hun huisjes bijeen gesloten. Men houdt in het algemeen daarvoor dat de zonnebloem zich tegen de loop van de zon alle dagen keert en ճ nachts zich wederom herstelt.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De tere en jonge steeltjes als ook het zaad gebruiken enigen om lust tot bijslapen te verwekken, anderszins dient deze bloem alleen tot vermaak en versiering van de hof.
Maanbollen.
(Papaver somniferum) De soort van maanbollen, als men de gedaante en kleur van de bloemen zou aanzien, zijn bijna ontelbaar want ze zijn door het zaaien veel aan verandering onderworpen. Men vindt er met paarse, purperen, witte, bleek rode, dieprode, bonte, met dubbele bloemen meer anderen. Onder deze geslachten wordt de gehorende heul gerekend (Glaucium flavum corniculatum) die meest gele bloemen draagt en dorenachtige heul die van de maand juli tot de winter toe bloeit. De andere soorten brengen hun bloemen in juni, juli en augustus voort na welke tijd het zaad rijp wordt wat vijf jaar goed blijft.
Haar aard, kracht en gebruik.
De zaad huizen en het zaad van de maanbollen zijn verkoelend van aard, slaapverwekkende en pijn stillend van krachten. Ze zijn zeer nuttig om de dunne en scherpe verkoudheid te bedwingen. Tot dat doel wordt in de apotheken een siroop, Diacodium genoemd, ervan bereid.
Duizendschoon.
(Dianthus barbatus) Men bespeurt grote verscheidenheid onder de bloemen van dit gewas, niet alleen in kleur maar ook in het getal ervan want sommigen hebben weinig en sommigen veel bloemen bijeen staan. Ze begeren een vochtachtige grond en worden door dezelfde als van de anjers gezegd is onderhouden, uitgezonderd dat ze wat beter tegen de koude mogen. Ze dienen meer tot versiering van de hof dan nuttig in medicijnen.
Damastbloem.
(Hesperis matronalis) deze worden om hun goede reuk en witte bloemen vlijtig in de hoven geteeld. [183] Ze begeren goede en vochtige aarde en goed ter zon gelegen plaatsen. Ze worden van zaad en van afzetten voortgeteeld, te weten als de bloem begint te vergaan zal men de steel voorts afsnijden tot op een duimbreed bijna aan de grond. Dan zullen er weer veel jonge scheuten tevoorschijn komen die men in het voorjaar zal verplanten. Andere telen ze aan van stekken die een handbreed lang zijn en uit de zon in de aarde worden gestoken. Damastbloemen bloeien in mei, juni en de gehele zomer door. Deze planten zijn in de voortijd zeer gekweld van een groen wormpje zodat wel vlijtig alle dagen de jonge bladeren van dit gewas opgezocht en ze gedood moet worden tot zo lang dat de plant sterk begint op te schieten en de steel met bloemknoppen tevoorschijn komen.
Haar aard, kracht en gebruik.
De bladeren van damastbloemen zijn heet en scherp op de tong en hebben een doorsnijdende, afvegende en verterende kracht. Ze doen sterk zweten, verwekken de maandstonden der vrouwen, drijven de urine en zijn goed voor een benauwde borst. Men distilleert hiervan een water wat tot de voorgaande gebreken en in melancholische ziekten zeer dienstig is.
Scordium.
(Teucrium scordium) Scordium groeit graag op vochtige en schaduwachtige plaats en wordt in april vaneengescheurd en verplant. Het komt van reuk en smaak met de knoflook zeer goed overeen. Het wordt het beste in augustus afgesneden en tot het gebruik bewaard.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Scordium heeft een verwarmende en verdrogende kracht. Het drijft de urine en maandstonden, zuivert de borst van etterachtige fluimen, opent de verstopping van de lever en milt, geneest de koortsen en besmettelijke ziekten. Hoe krachtig dit kruid in pestachtige koortsen is blijkt uit hetgeen de edele en vermaard Augerius Busbequius daarvan schrijft, te weten dat hij ten tijde van een grote pest in Turkije zijn huisgezin door de scordium alleen bevrijd had waarvan velen door het gebruik ervan gestorven waren. Men bereidt van scordium een konserf, Electuarium diascordium genoemd en in de apotheken zeer goed bekend. Ook kan men tot de verhaalde gebreken er een water van distilleren.
Affodillen.
(Asphodelus lutea en Asphodelus albus en ramosus) De affodillen begeren in goede aarde geplant te worden en worden in maart van elkaar gescheurd en alzo vermenigvuldigd. Ze bloeien in mei en juni. Onder deze wordt ook de lelie van een dag (Hemerocallis lilio-asphodelus, Hemerocallis fulva) met rode wel riekende gele of bleek purperen of rood oranje bloemen gerekend. Ze bloeien mede in het laatste van mei of begin van juni en worden door afscheuren in augustus geteeld.
Hun aard, kracht en gebruik.
De affodillen zijn warm en droog in de tweede graad. Ze verwekken de maandstonden en de urine, en drijven het graveel af, voornamelijk als de wortels in wijn gekookt zij en gedronken. In Italië gebruiken de vrouwen deze wortels om alle plekken en sproeten in het aangezicht en van de handen te verdrijven.
Scolopendria of hertstong.
(Asplenium scolopendrium) Scolopendria of hertstong groeit graag op vochtige en schaduwachtige plaatsen in een zandachtige grond. Dit gewas is het gehele jaar met bladeren voorzien die in april vernieuwd worden. Maar het krijgt geen bloemen nog zaad waarom het in maart door afscheuren vermeerderd wordt.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Dit kruid is warm in de eerste en droog in de tweede graad en tezamen trekkende van krachten waarom het nuttig gebruikt wordt om alle bloedlopen en andere bloeden te stelpen. Het is ook zeer goed de miltzuchtige en die aan lang durende koortsen gaan.
Hepatica of edel leverkruid.
Dit gewas wordt met verschillende kleuren [184] van bloemen gevonden als met witte, hemelsblauwe, rode, vleeskleurige, paarsachtige en dubbele blauwe bloemen. Het groeit zeer goed in zandachtige aarde en weerstaat de koude van de winter in voegen dat de bloemen zeer vroeg, te weten in februari of maart tevoorschijn komen. Soms heeft dit gewas veel grotere bladeren met enige plekken of vlekken gespikkeld en deze soort bloeit later dan de anderen. Men verplant het in april en wordt alzo vermeerderd.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Hepatica is koud en droog van aard met enige tezamen trekking. Het is een zeer bekwaam hulpmiddel voor de leverzuchtige waarom het ook edele leverkruid genoemd wordt. Het geneest ook inwendige wonden en verkoelt de ontsteking van het ingewand.
Androsemon of mansbloed.
(Hypericum androsaemum) Dit kruid wordt van zaad vermeerderd en wil geplant zijn in schaduwachtige plaatsen. Het bloeit in de maand juli en augustus en ondertussen wordt het zaad rijp.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Dit gewas is warm en droog van aard. Het zaad purgeert de galachtige vochtigheden, maar moet voorzichtig gebruikt worden.
Milium solis of parelkruid.
(Lithospermum officinale) Parelkruid groeit beter van zaad dat in april in de aarde geworpen wordt en dan geplant en begeert droog zandachtige en luchtig aardrijk.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Het zaad dat het meest als medicijn gebruikt wordt is warm en droog tot in de tweede graad, is warm en droog tot in de tweede graad. Drijft het graveel af, stopt de vloed van het mannelijke zaad en met vrouwen melk ingegeven is een krachtig middel om de arbeid der barende vrouwen te bevorderen.
Napellus of wolfswortel.
(Aconitum napellus) Dit kruid wordt ook wel monnikskappen of papenkappen genoemd. Het wordt geplant en gezaaid in de hoven. Het bloeit in mei of juni en in augustus wordt het zaad rijp.
Haar aard, kracht en gebruik.
Napellus wordt warm en droog geacht in de vierde graad en is de mensen en veel viervoetige dieren schadelijk, ja ook dodelijk.
Pomum amoris of gulden appelen.
(Solanum lycopersicum of tomaat) Appel der liefde wordt in de hoven van deze landen vanwege de aardigheid gezaaid en onderhouden. Men zet ze ook in potten en willen iets ondersteund zijn. Men vindt hiervan een soort van Spaans zaad geteeld met recht opgaande steeltjes van anderhalve voet hoog en de andere in alles gelijk. Het bloeit in juli en augustus en de vruchten worden in de herfst rijp.
Haar aard, kracht en gebruik.
Dit kruid en vruchten zijn verkoelend van aard waarom ze het wilde vuur genezen. De vruchten in olie gekookt verdrijven de schurft als men het daarmee smeert. [185]
De verstandige hovenier, zijn werkzaamheden in juli.
In deze maand zaait de verstandige hovenier wederom sla, kervel, andijvie, spinazie en andere moeskruiden. Hij legt de anjers af om in de herfst te verplanten en verzamelt nu kruiden die in hun beste krachten zijn om in de winter zowel in de keuken als medicijn te gebruiken. Hij oculeert nu in het heetste van de tijd allerhande bomen in het afgaan van de maan als appels, peren, pruimen, oranje en limoen bomen en anderen. Indien het kruid en de jong geplante bomen door al te grote hitte komen te verwelken of te verdorren moet men die verkwikken met regenwater dat in de zon gewarmd en met mest vermengd is of in die plaats mag men ook slootwater nemen. Ook kan men tot dat doel enig gras of kruid dat met water bevochtigd is omtrent de stam van de jonge bomen leggen. In deze maand zal men de bolgewassen uit de aarde nemen en die geschikt laten drogen en schoon maken om in de herfst weer te planten.
Van het plukken en verzamelen der kruiden, bloemen en zaden.
De verstandige hovenier neemt ook zijn tijd wel in acht om de kruiden, bloemen en zaden te rechter tijd te plukken en te verzamelen en binnen te dragen opdat hij wanneer de strenge winter de kruiden laat verdorren en uitgaan nochtans zo goed tot spijs als medicijn iets over mocht hebben. In de lente of voortijd verzamelt men kruiden om wateren daarvan te distilleren. In de zomer verzamelt men kruiden om te drogen en in de winter te gebruiken. In de herfst verzamelt men het zaad van de kruiden om te gebruiken en om de hof in het voorjaar weer mee te bezaaien. In de herfst en lente als het kruid vergaan is en de kracht in de wortels is graaft men de wortels uit om te konfijten en te drogen. Men moet de kruiden, bloemen en zaden afplukken en verzamelen als het mooi, droog en helder weer is. De kook- en moeskruiden plukt men als ze nog aan het groeien en in hun fleur en kracht zijn. De medicijn kruiden eer de bladeren afvallen. De bloemen moet men verzamelen als ze in het opgaan zijn en eer ze afvallen. Het zaad als het begint te drogen en rijp genoeg is. Verder moet men de afgeplukte kruiden, bloemen en zaden niet in de zon, maar in de schaduw en de bloemen tussen twee linnen doeken drogen zodat ze beter hun kracht mogen behouden die anderszins veel door de zon verminderd zou worden. Daarna zal men de kruiden, bloemen en zaden in dozen of zakjes doen en in droge donkere plaats bewaren. Het zaad dat in hauwen en schillen groeit zoals erwten, bonen etc., zal men daarin besloten laten totdat men het zaaien of gebruiken wil.
Vlier boom.
De vlier boom groeit graag aan de waterkant en op vochtige plaatsen. In sommige landen wordt het bij hagen en heiningen van hoven, akkers en velden gezet. Het wordt van wortelspruiten en stekken vermeerderd. In mei brengt het zijn bloemen voort en in september of oktober worden zijn bessen rijp. Aan de oude struiken van de vlierboom groeit soms een zachte en bruine gom die vaak de gedaante van een mensen oor schijnt te hebben en daarom Judas oren genoemd wordt. (Auricularia auricula-judae) [186]
Zijn aard, kracht en gebruik.
De vlierboom is warm in de tweede en droog in de eerste graad. Purgeert de waterachtige, slijmerige en galachtige vochtigheden. De bladeren worden ook gelegd op hete gezwellen. De jonge spruitjes gekookt worden in het voorjaar van de waterzuchtige en roos vallende mensen geschikt als een salade gegeten. De groene middelschors met wijn of wei uitgeperst laat braken en wordt in Duitsland van de landlieden tegen langdurende derdedaagse koortsen gebruikt. Dezelfde kracht wordt het zaad, in de zwarte bessen besloten, toegeschreven. De vlierknoppen eer ze bloeien met zout en azijn ingelegd en als kappers gegeten zijn gezond en purgeren het lichaam zachtjes. De bloemen verzachten, laten gezwellen verdwijnen en worden veel tegen de roos gebruikt. Hiervan wordt ook gewoonlijk een vlier azijn gemaakt en ook een water daarvan gedistilleerd. Van de rijpe bessen wordt een konserf of rob bereid en zeer dienstig om te laten zweten tegen de roos, koortsen en besmettelijke ziekten. Alzo we de vrucht van de vlierboom hier beschrijven zullen we van de krachten van het vlier sap hier nog deze historie bijvoegen gelijk dat Michael Neander in zijn Physica geschreven heeft. Een zeker vorstelijk persoon die op jacht was is van zijn gezelschap in een bos verdwaald en van de rechte weg afgekomen en toen hij ginds en weder had gereden is hij eindelijk in het midden van het bos gekomen bij een kleine boerenhut alwaar hij naar toe gereden is en heeft daar een oude grijze man gevonden die zat te schreien en te wenen. De vorst vroeg wat hem deerde en waarom hij weende en schreide waarop de oude grijze man zei; omdat me mijn vader kwalijk behandeld en dapper geslagen heeft. De vorst was over deze rede zeer verwonderd dat zo’n oude en grijze man nog een vader in het leven had en te meer dat hij nog zoveel krachten had om zijn zoon dapper af te smeren en vroeg wat de oorzaak was van dusdanige slagen. De oude man zei; omdat ik mijn vaders vader of grootvader die ik meende op te tillen en op een andere plaats verzetten wilde ik hem onvoorziens op de vloer liet vallen. De vorst werd over deze rede nogal meer verwonderd en was begerig om deze over oude lieden te zien en zelf met hen te spreken. Dus is hij met deze oude man in de hut gegaan en heeft het waar bevonden. De vorst vroeg waarvan ze zo lang leefden, ze zeiden met gewone spijs als brood, boter en kaas en dat ze zich geneerden en onderhielden met kruiden en wortels zo god die let groeien. Maar dat enige dat ze voor hun medicijn en gezondheid onderhielden was dat ze alle jaren de rijpe vlierbessen verzamelden en daarvan het rode sap uitpersten en dit sap kookten ze en aten het op hun brood en terwijl ze dit onderhielden waren ze dus lang gezond gebleven en tot zo’n hoge ouderdom gekomen. Ondertussen kwamen de heren en edelen van die vorst die ze na veel zoeken aldaar in de hut vonden die zich immers zo zeer als de vorst over deze oude lieden verwonderd hebben.
Gelderse roos.
De Gelderse roos is een geslacht van watervlier of swelcken hout en wordt net zoals de gewone vlierboom vermeerderd. Het bloeit zeer sierlijk in mei en brengt voort witte bloemen in een ronde, dikke en verheven bol of tros tezamen gehoopt. De bessen worden in de herfst rijp.
Haar aard, kracht en gebruik.
De natuur en krachten van deze boom zijn nog ter tijd onbekend en wordt alleen om zijn mooie bloemen in de hoven onderhouden.
Jasmijn.
(Jasminum grandiflorum) De jasmijn wordt om de aangename en goede reuk van zijn bloem van de liefhebbers in de hoven onderhouden. Het draagt witte of gele of blauwe bloemen. Het wordt van inleggen, oplopen en scheuten, ook enige van zaad vermeerderd. Maar de jasmijn van Catalonië (Jasminum sambac) wordt op wilde stammetjes afgezogen of gent, in potten geplant en zeer goed tegen de vorst bewaard. De andere soorten moeten geplaatst zijn tegen een muur of schutting daar ze zeer goed van de zon beschenen worden. In de winter zal men de wortels wat bedekken [187] en ofschoon de scheuten afvriezen zo zal men die in de voortijd afsnijden om weer uit te spruiten. De jasmijn brengt zijn bloemen in mei tevoorschijn, doch de witte soort brengt hier te lande zelden zaad voort maar de gele wel dat in zwartachtige bessen gesloten is.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De jasmijn en vooral zijn bloemen zijn warm van aard. Het verdroogt alle catarres en vochtigheid van de hersens. Het wordt nuttig tegen de koude gebreken gebruikt. Olie daar deze bloemen tegen de zon in geweekt hebben wordt zeer geprezen tegen de gebreken der baarmoeder en de zenuwen uit koude oorzaken ontstaan.
Kapper boom.
(Capparis spinosa) De kapper boom wordt door zorgvuldige teelt in de hoven van oplopen vermeerderd. Men moet ze in potten met goed aarde voorzien planten en goed bewaren en op een warme en goed ter zon gelegen plaats stellen en ook in de winter voor de koude goed bewaren.
Zijn aard, kracht en gebruik,
De kappers en de schors van de wortels die het meest gebruikt worden zijn warm en droog in de derde graad. Ze openen de verstopte lever en verzachten de harde milt. De kappers worden veel tot een saus bij andere spijzen gebruikt om de appetijt te verwekken.
Olijven boom.
De olijven boom groeit graag in warme landen als Spanje, Italië, Sicilië, Griekenland en in Azië, maar hier te lande wordt het met grote moeite onderhouden. Het begeert goed en kleiachtig aardrijk. Het wordt omtrent half maart vermeerderd van wortelspruiten of jonge vruchtbare loten die men niet voor vijf jaar moet verplanten en nog voor acht jaar snoeien. Het wordt ook gent op wilde olijven bomen. Het groeit tierig in het gezelschap van wijngaard en vijgenboom, maar de eikenboom is het vijand. Men bemest hem met as van kalkovens die men omtrent de wortels legt waardoor het lustiger opschiet.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De onrijpe vruchten of olijven zijn koud, droog en tezamen trekkend van aard. Ze versterken de maag en maken appetijt maar geven het lichaam weinig voedsel. Ze worden net als de kappers bij spijs gebruikt of alleen met brood gegeten. Uit de rijpe olijven wordt olie geperst die bij iedereen wel bekend en in algemeen gebruik is.
Agnus-Castus of kuisboom.
(Vitex agnus-castus) De Agnus Castus wordt in de kruidbeminnaars hoven geteeld en groeit op tot een klein boompje. Men plant het in potten of bakken en moet gezet worden op een warme plaats en vaak besproeid zijn. Dit gewas brengt hier te lande zeer laat en niet voor augustus zijn bloemen tevoorschijn.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Agnus castus en warm en droog in de derde graad. Het verdrijft de winden in de maag, darmen of baarmoeder besloten. Het zaad opent de verstopte lever, milt en maandstonden. Vanwege de grote kracht die deze boom heeft om de onkuise lusten te bedwingen is het in sommige kloosters veel te vinden.
Arbor vita of boom des levens.
(Thuja occidentalis) Arbor vita is allereerst uit Noord-Amerika in Frankrijk gebracht en daar in de hof van koning Frans de eerste onderhouden. Het wordt nu hier te lande en elders van afgebroken takken vermenigvuldigd die snel wortelschieten indien ze in een schaduwachtige plaats geplant zijn en daarna worden ze in de maand januari verplant.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Deze boom is warm en droog van aard gelijk zulks uit de smaak en reuk genoeg gekend [188] wordt. Nochtans zijn de verdere krachten niet onderzocht alleen verzekeren sommigen dat het gedistilleerde water en olie van deze boom zeer nuttig zijn tegen de smarten van de jicht.
Strammonia of dorenappel.
(Datura stramonium) Dit kruid schiet op tot een grote plant en draagt witte bloemen. Het zaad dat in de herfst rijp wordt is besloten in een dorenachtige bolster. Het wordt gezaaid in de lente in zavelachtige aarde.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De dorenappel en voornamelijk het zaad is zeer verkoelend, verdovend en slaap makend van aard en moet daarom niet lichtvaardige ingenomen worden.
Turks koren
(Zea mays) Dit gewas wordt hier te lande in de hoven als een vreemdigheid onderhouden en wordt naar de verschillende kleuren van het zaad onderscheiden want het brengt bruin, een ander wit, rood of geel zaad voort. Het wordt in april gezaaid en in nat beregende aarde gestoken gelijk de gewone bonen gezet worden. De vruchten of zaden worden in de herfst rijp. Verwonderen waardig is hetgeen men aan dit gewas bespeurt, te weten dat het zijn zaad levert elders van daar zijn bloemen voortgekomen zijn wat tegen de aard van andere kruiden is die hun vruchten ter plaatse voortbrengen daar de bloemen gerezen zijn.
Haar aard, kracht en gebruik.
Turks koren is warmer en taaier dan onze gewone tarwe en geeft grof voedsel waarom het de lever en het ingewand zeer gauw verstopt en is slecht en moeilijk om te verteren.
Betonie.
(Stachys officinalis) Betonie begeert een vochtige en schaduwachtige plaats en wordt in april vaneen gescheurd en verplant. In juli brengt het zijn bloemen voort.
Haar aard, kracht en gebruik.
Dit kruid is warm en droog in de tweede graad. Het wordt veel gebruikt tegen koude gebreken van het hoofd, het zuivert de borst, opent de verstoppingen van de lever, galblaas en milt en verzacht de smart van de nieren en geneest de gebreken van de blaas. Van het kruid wordt in de apotheken een water gedistilleerd en van de bloemen konserf gemaakt.
Sleutelbloemen of witte betonie.
(Primula veris en Primula auricula) De sleutelbloemen zijn tweevormig, grote of met dubbele bloemen en kleine of met enkele bloemen en die zijn wederom in verschillende kleuren verdeeld als gele, rode, purper, vleeskleurig, bleek rode, donkerrode en witte sleutelbloemen. Dit kruid begeert dezelfde teelt als van betonie gezegd is en het bloeit heel vroeg, te weten in maart en april.
Haar aard, kracht en gebruik.
Witte betonie is zonder opmerkelijke hitte droog in de derde graad. Geneest de gebreken der zenuwen en verzacht de smart der ledematen, versterkt het hart en wordt onder de wonddranken gemengd. Dit kruid wordt hedendaags met meer andere moeskruiden in spijs gebruikt.
Zuring.
Zuring wordt in de moeshoven in goede aarde in de lente gezaaid en wil met droge tijden bewaterd en vaak afgesneden worden. Naast de gewone zuring vindt men plant zuring die alleen door het afscheuren en verplanten vermeerderd wordt als mede Spaanse zuring die gezaaid en geplant wordt. (Rumex scutatus subsp. gallaecicus)
Zijn aard, kracht en gebruik.
Zuring is koud en droog in de tweede graad. Opent, zuivert het bloed en verkoelt alle inwendige ontstekingen en lest de dorst in hete koortsen. Tot dat doel wordt het veel in wei of karnemelk gekookt en gedronken. [189]
Antirrhinum, leeuwenbek of Orant.
Dit kruid draagt verschillende bloemen als roos rode, vleeskleurig, gele, witte, purper, rood violet en bonte bloemen. Het wordt in april in de hoven gezaaid en bloeit in augustus, maar indien het na de winter overgebleven is begint het zijn bloemen in mei te vertonen en vervolgens de hele zomer door. Het begeert zandachtige aarde en een open lucht.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Dit wordt tot geen inwendige gebreken van het lichaam gebruikt. De bladeren, bloemen en het zaad worden zeer nuttig met rozenolie pleistervormig gebruikt tegen de opstijging van de baarmoeder om de maandstonden te verwekken.
Amaranthus of fluweelbloemen.
Amaranthus wordt veel van de liefhebbers der kruiden in de hoven geteeld en onderhouden. Deze bloemen vereisen droge en zavelachtige aarde. Ze worden in de lente gezaaid en het zaad wordt gewoonlijk in de herfst rijp.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De fluweelbloemen zijn zeer goed gebruikt om de buikloop en witte vloed der vrouwen te stoppen en het bloedspuwen te genezen. Het zaad met wijn gedronken doet de zogende vrouwen overvloed van melk krijgen.
Carduus Maria of onze vrouwen distel.
(Silybum marianum) Carduus Maria heeft brede, bleekgroene en met witte melk kleurige strepen getekende bladeren en eens in de lente in de hof gezaaid zijnde spruit genoeg van het afgevallen zaad voort. Het bloeit in juni en juli en als het zaad rijp geworden is vergaat het.
Haar aard, kracht en gebruik.
Het zaad van onze vrouwen distel opent alle verstoppingen, drijft het graveel en de steen af en wordt zeer goed bevonden tegen de pijn en steken van de zijde. Tot dat doel kan men hiervan met andere zaden een emulsie of melkje bereiden.
Blattaria of mottenkruid.
(Verbascum blattaria) Dit kruid heeft verschillende medesoorten die alleen in de kleur of gedaante van de bloemen van elkaar verschillen als geel, wit, rood, bleek rood, bruin paars en purper violet. Als dit eens in de hoven gezaaid is spruit het alle jaar gewillig uit en bloeit van juni af tot in september toe en ondertussen wordt het zaad rijp.
Haar aard, kracht en gebruik.
De bittere smaak van dit kruid geeft te kennen dat het warm en droog van aard is. De vermaarde kruidkenner Lobel prijst het om de verstoppingen van het ingewand en van de kleine adertjes van de lever te openen. Uitwendig gebruikt is het goed om alle vuile zweren te genezen.
Lathyrus.
(Lathyrus sativus, Lathyrus latifolius) Hiervan worden verschillende soorten gevonden. Het wordt evenals erwten en andere hauwvruchten gezaaid en onderhouden.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Lathyrus die ook platte erwten genoemd worden komen in aard en krachten met de gewone bonen en erwten overeen, maar geeft het lichaam meer en grover voedsel. Nochtans wordt het niet tot spijs maar tot vermaak en uit bijzonderheid in de hoven van de vlijtige kruidbeminnaars geteeld.
Pensee of veld violen.
(Viola tricolor) Als de veld violen in de hof geplant worden groeien ze veel mooier en lieflijker dan in het wild. Ze beginnen met de maartse violen te bloeien en vervolgens tot in de herfst toe en dragen aardige bloempjes waarin men drie verschillende kleuren bespeurt als bruin paars, wit en geel. Daarom worden ze van sommigen driekleurige violen genoemd. [190]
Haar aard, kracht en gebruik.
Pensee is koud en vochtig van aard, verzachtend en week makend van krachten. Dit kruid wordt zeer geprezen tegen de koortsen en kwellingen van jonge kinderen. Het zuivert de borst en matigt zijn verhitting.
Aardbeien.
De aardbeien plant men van haar uitspruitsels een voet van elkaar in goede vette aarde. Ze beminnen ook schaduwachtige plaatsen en wanneer ze goed in de zon staan willen ze vaak begoten zijn. Ze bloeien in de lente en de bessen die tussen rood en geel zijn worden in juni of wel vroeger rijp. Om mooie grote vruchten te hebben zal men ze alle drie jaren verplanten en in de herfst zuiveren van hun overvloedige zijscheuten en maar een laten behouden. Ze moeten in het voorjaar met zand of zandachtige aarde bestrooid en in de winter met het afgevallen loof van de ooftbomen of mest bedekt zijn.
Haar aard, kracht en gebruik.
Dit kruid en de wortels verkoelen en maken droog met enige tezamen trekking, maar de vruchten zijn koud en vochtig van aard. De bladeren en wortels stelpen de buiklopen en onmatige vloeden der vrouwen en worden nuttig gebruikt tegen ontstekingen en zweren van de mond en van de amandelen. De vruchten verslaan de dorst, versterken het hart, matigen de hitte en brand van de maag, lever en milt, zuiveren de nieren en doen water en graveel ossen en zijn zeer goede de geelzuchtige. Men moet in acht nemen dat de aardbeien niet ongewassen gegeten worden want ze van enig venijn van kleine spinnetjes of padden, die zich daar vaak onthouden, besmet kunnen zijn al alzo schade aan de mensen gezondheid zouden bijbrengen.
Scharlei.
(Salvia sclarea) Scharlei groeit in allerhande aarde en als het gezaaid is blijft het lange jaren over. Het bemint warme en schaduwachtige plaatsen en wil vaak besproeid zijn. Het bloeit in juni en juli en haar bladeren lijken op salie en hebben een zeer sterke reuk.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Scharlei is warm en droog tot in de derde graad. Het verwekt krachtig de maandstonden der vrouwen en verscherpt het gezicht. De bladeren in wijn gelegd geeft die een smaak als muskadel, doch te veel gedronken verwekt gauw dronkenschap en pijn in het hoofd.
Melde.
Melde moet jaarlijks in februari, maart en april gezaaid worden omdat ze niet tegen koude kan, maar wil gezaaid en vaak besproeid zijn. Het groeit ook soms van zichzelf in de moeshoven en bloeit in juni en juli en daarna wordt haar zaad rijp.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Dit kruid is koud in de eerste en vochtig in de tweede graad. Het maakt de buik week en opent de verstopping van de lever. Het plag veel in oude tijden en wordt nog hedendaags in Duitsland onder de moeskruiden gebruikt.
Duizendblad.
(Achillea millefolium, Achillea atrata, Achillea holosericea, Achillea nobilis) In dit kruid wordt dit onderscheid opgemerkt dat de ene draagt sneeuwwitte die in het midden askleurig zijn en het andere mooi rode, vleeskleurige, gele of purperen bloemen. Het wordt door zaad en afscheuren der planten in het begin van april vermenigvuldigd. Het begeert een goede grond en begint van mei tot diep in de zomer te bloeien.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Duizendblad is verkoelend en tezamen trekkend van aard waarom het alle bloedloop en vloeden der vrouwen stopt en geschikt is om verse wonden te genezen. [191]
Berg calamintha.
(Clinopodium calamintha) Dit kruid is hier te lande van vreemd zaad gewonnen en wordt van de liefhebbers in de hoven onderhouden. Men zaait het in april in goede aarde op schaduwachtige plaatsen. De wortel blijft in de winter over en spruit het volgende jaar wederom uit. Het bloeit in juni en het zaad verzamelt men in de herfst.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De berg calamintha is warm en droog in de tweede graad. Drijft de urine, verwekt zeer krachtig de maandstonden der vrouwen, verdrijft de wormen van de buik en doet het gestolde bloed in het lichaam scheiden en is zeer goed tegen benauwde borst of astma.
Perfoliata of doorwas.
(Bupleurum rotundifolium) Dit kruid staat zeer aardig in zijn blad en heeft geelachtige bloempjes. Het moet alle jaren in de lente in de hoven gezaaid worden en bloeit meestal in juli en augustus en als het zaad rijp geworden is vergaat het.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Doorwas is warm, droog en tezamen trekkend van aard en wordt zeer geprezen tot verse wonden en breuken of scheursels van jonge kinderen.
De verstandige hovenier, zijn werkzaamheden in augustus.
In de maand augustus is de verstandige hovenier nog vlijtig in het zaaien van spinazie, kervel, vette kous (Valerianella) rapen en kool om in november te verplanten en het volgende jaar vruchten te krijgen. Hij is ook bezig in het verzamelen van kruiden en bloemen om in de winter tot spijs en medicijn te gebruiken als mede in het plukken van het rijpe en volkomen zaad om in de lente de hof daar wederom mee te bezaaien. Hij verplant de zaailingen van de potbloemen met de volle maan in potten als dan de planten groot genoeg zijn. In deze maand beginnen de ooftbomen rijpe vruchten voort te brengen als enige appels, peren, vijgen, abrikoos en andere vruchten. Deze zal de vlijtige en verstandige hovenier als dan met droog en helder weer afplukken en verzamelen. Hij zal ook de bladeren rondom de druiven die laat rijp worden aftrekken en wegnemen zodat ze beter de hitte van de zon ontvangen en te eerder rijpen zouden. Hij mag nu van de onrijpe druiven die niet goed voort willen zijn verjus maken en tot zijn gebruik bewaren. Op Sint Laurentius dag trekt men de knoflook uit de aarde en men zegt dat het dan in zijn beste kracht is en die niet verliest.
Van het uitgraven en bewaren van de wortels.
De wortels als alant, Angelica, meester wortel, (Peucedanum ostruthium) Iris, gentiaan en meer andere worden uitgegraven en opgenomen in de herfst als de bladeren afvallen en het sap in de wortels gedaald is of in de lente eer dat de bladeren of het loof begint uit te schieten. Deze dan goed gewassen zal men ze in de schaduw, indien ze welriekend en dun van substantie zijn, of in de zon en oven indien, ze dik en vochtig van wezen zijn, drogen en op een droge plaats in een doos bewaren. De wortel van pioen mannetje die zeer tegen de vallende ziekte en stuipen geprezen wordt moet men in het afgaan van de maan optrekken en drogen. De wortels die een houtachtige pit hebben die zal men de pit [192] uitsnijden en wegwerpen, maar de rest zal men drogen en bewaren. De wortels die men in de winter tot spijs gebruikt als gele peen, pastinaken, biet wortels, cichoreiwortels en anderen moet men uit de aarde graven en de kruin en staarteinde afsnijden en in zand tot de winterprovisie bewaren.
Okkernoten boom.
(Juglans regia) De okkernotenboom groeit graag in een droge grond, maar in natte en vochtige gronden en omtrent een eikenboom geplant wil het niet goed aarden. Het wordt geteeld van noten die men in maart met goede aarde en met het scherpe einde nederwaarts zet en van tevoren een dag of twee in nat zand of water geweekt heeft. Daarna als het uitspruit en twee jaren gestaan heeft zal men het in februari of maart verplanten en de penwortel afsnijden. Dus tot een geschikte boom opgeschoten zijnde moet het 20 of 25 voeten vaneen gezet worden. Het bloeit in de lente en de vruchten worden omtrent augustus rijp. Indien de notenboom geen tier schijnt te hebben zal men de bast op enige plaatsen openen, anderen boren een gat of twee in de wortel en vullen het wederom met het hout van Buxus of men stopt as bij de wortel, hierdoor krijgt hij vele vruchten die een dunne schil hebben.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De okkernoten zijn warm in de eerste en droog in de tweede graad maar wat gedroogd zijnde zijn ze warmer en droger en ook de maag schadelijker want ze verwekken de hoest, hoofdpijn en vermeerderen de galachtige vochtigheden. De verse noten zijn een goede remedie tegen het vergif met vijgen, wijnruit en wat zout gegeten. Men konfijt ze als ze jong en eer de middelste schil hard geworden is. Van de groene en onrijpe noten wordt in de apotheken een water gedistilleerd dat tegen allerhande koortsen, verhitting van het ingewand, pest en besmettelijke ziekten zeer nuttig is. Op sommige plaatsen wordt olie uit de rijpe en gedroogde noten geperst die als het nog vers is in plaats van boom olie gebruikt wordt. De schors van de notenboom in azijn geweekt en op de pols gebonden van diegene die de koorts heeft zal het de brand naar zich trekken en een grote waterblaar maken die men door moet snijden. Het bloeisel gedroogd en een vierendeel lood met wijn ingenomen zijn uitermate goed tegen het opstijgen van de baarmoeder. Onder de schaduw van een notenboom te rusten of te slapen is ongezond.
Hazelaar notenboom.
Deze boom groeit zeer goed op vochtige en schaduwachtige plaatsen en wordt daarom in de boomgaarden aan de kant van de watergracht geplant. Het wordt vermeerderd van wortelspruiten en in de maand januari geplant. De noten worden in de maand augustus rijp en diegene die rode schillen aan de pitten hebben worden voor de beste geacht.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De vruchten of hazelaar noten zijn middelmatig in hitte en koude, doch zwaar om te verteren. Ze maken de mensen vet, versterken de lendenen, zijn de lever nuttig en goed tegen het graveel.
Eiken boom.
De eikenboom versmaadt geen grond want het groeit goed en schrale en zandachtige aarde. Het wordt van eikels (aeckers) vermenigvuldigd die men een halve voet diep in maart in de aarde plant. Als het daarna drie of vier jaar gegroeid heeft verplant men ze in januari een 20 of 25 voeten vaneen. De akers of vruchten van deze boom worden in de herfst rijp. Men moet de eikenboom om daarmee huizen te bouwen in januari of december afhouwen en het hout zal dan langer duren en niet gauw vermolmen. [193]
Zijn aard, kracht en gebruik.
De bladeren en schors van de eikenboom als mede dopjes van de eikels en de aker zelf zijn verdrogend in de derde graad en zeer tezamen trekkend van krachten. Waarom ze zeer nuttig en geschikt zijn om onmatige maandstonden der vrouwen, bloedspuwen, bloed pissen en alle buiklopen te stoppen en te genezen. Het voedsel dat van de eikels komt is beter voor varkens dan mensen. De gemalen schors wordt run genoemd en van de leertouwers om het leer te bereiden gebruikt.
Kamperfoelie.
(Lonicera periclymenum of Lonicera caprifolium) Kamperfoelie wordt in de hoven aan de prieen gezet om die te bekleden en te versieren. De bloemen die zeer welriekend zijn vertonen zich in april of mei en de bessen worden in augustus of september rood en rijp. Dit gewas wordt van wortelspruiten vermenigvuldigd en geplant.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Kamperfoelie is geweldig heet en droog. De bessen doen zeer sterk het water lossen en drijven het graveel af, maar te veel gebruikt verwekken bloederig water. Dit gehele gewas bevordert de geboorte, het verzacht de smarten van de milt en vermurwt die als het verhard is, opent het als het verstopt is en vermindert het als het te groot is. Tot de verhaalde gebreken kan men van de bloemen een krachtig water distilleren.
Seven boom.
(Juniperus sabina) de seven boom wordt hier te lande van stek of kleine spruiten vermeerderd, die steekt men in goede aarde op een tamelijk vochtige en schaduwachtige plaats waar men ze laat staan tot het volgende jaar en dan verplant men ze in maar en moeten jaarlijks geschoren worden.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Seven boom is warm en droog in de derde graad. Het drijft krachtig af de maandstonden, nageboorte, dode vrucht en de urine. Het is jammer dat de seven boom van sommige vrouw lieden misbruikt wordt om niet zwanger te worden. Cardanus verhaalt dat de slangen zeer groot begeren in de seven boom scheppen en dat hij daar omtrent soms een grote menigte van slangen verzameld heeft gezien.
Sumak boom.
(Rhus typhina of Rhus coriaria) Deze boom wordt van zaad en wortelspruiten vermeerderd en wil goed groeien in zandachtige aarde. De bloemen komen in de maand juni tevoorschijn en het zaad wordt in de herfst rijp.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De bladeren, vruchten en het zaad van de sumak boom zijn verkoelen in de tweede en verdrogend in de derde graad en sterk tezamen trekkend van kracht. Waarom ze alle buiklopen en vloeden der vrouwen stoppen en genezen. Het zaad in water gekookt en daarmee gewassen zuivert het vuile tandvlees en maakt de losse tanden vast.
Pimpernel.
(Pimpinella major, Sanguisorba minor) Pimpernel wordt in maart en april gezaaid in zandachtige aarde. De wortel blijft lange tijd in het leven en schiet jaarlijks weer vanzelf uit in de voortijd. De bloemen komen in juni voort en in augustus wordt het zaad rijp.
Haar aard, kracht en gebruik.
De pimpernel is warm en droog in de tweede graad, zuiverend en tezamen trekkend van kracht. Het is zeer goed tegen de tering, stelpt het bloedspuwen, reinigt de vervuilde zweren, geneest alle wonden en buiklopen en is zeer nuttig tegen de graveel en de steen. De bladeren in wijn gelegd maken de wijn aangenaam van reuk en smaak, verheugen het hart en maken de mensen vrolijk en blijgeestig. Ze worden ook vanwege hun aangenaamheid onder de toe kruiden van de salade begeerd. [194]
Kruizenmunt.
(vorm van een munt, Mentha) De kruizenmunt begeert geen gemeste en vette aarde, maar een vochtige en schaduwachtige plaats en eens van de wortel of takjes gezaaid zijnde omtrent half maart en in de hof geplant groeit het weelderig genoeg voort. Als men die verzamelen wil moet men ze niet met een mes afsnijden, maar met de hand afplukken want anderszins zou het sterven en verdwijnen.
Haar aard, kracht en gebruik.
Dit kruid verwarmt en verdroogt in de derde graad. Het versterkt de maag en maakt appetijt, breekt de winden en verkwikt het hart, het stelpt de onmatige vloeden der vouwen en wordt vooral geprezen tegen de witte vloed, tegen de steen en het graveel en tegen de druppel pis. De kruizemunt heeft bovendien deze eigenschap dat ze belet dat de melk in de maag niet stolt. Hiervan maakt men water, olie conserven en siropen tot genoemde gebreken zeer dienstig.
Nip.
(Nepeta cataria) Dit wordt ook wel kattenkruid genoemd omdat de katten in dit kruid groot genoegen scheppen en dat dikwijls eten. Het wordt gezaaid en geplant als de munt.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Nip is heet en droog en van krachten de kruizenmunt enigszins gelijk. Het wordt van velen onder de toe kruiden die men in de salade gebruikt gemengd omdat het een lieflijke geur heeft ende koude van de kruiden matigt.
Melisse of confilie de greyn.
(Melissa vulgaris) Melisse begeert een vette en goed bemeste grond en een schaduwachtige plaats en wordt door zaaien en planten in de hoven voortgeteeld. Di kruid bloeit in juni, juli en augustus en tegen de winter verliest het zijn bladeren en in de lente spruit het wederom uit.
Haar aard, kracht en gebruik.
Melisse is van krachten verwarmend en verdrogend in de tweede graad. Het is zeer nuttig voor het hart die alle bangheid en zwaarmoedigheid uit het hart verdrijft, versterkt de geesten en komt te hulp diegene die met kloppingen aan het hart en milt gekweld zijn. Het versterkt de maag en de hersens, verwekt de maandstonden der vrouwen en verbetert de melancholische en flegmatische vochtigheden. Men maakt van melisse gedistilleerd water, olie, konserven, extracten etc. sommige natuurkenners verzekeren dat melisse omtrent de bijenkorven geplant of daaraan gehangen doet dat de bijen niet vervreemden noch hun woonplaats gemakkelijk verlaten.
Tijm.
Tijm wordt om zijn sterke en lieflijke reuk in de hoven onderhouden en wordt door het verplanten in maart of april voortgezet. Het begeert een goede zavelachtige aarde en een open luchtige en goed ter zon staande plaats en wil met droge tijden vaak bewaterd zijn.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Dit kruid verwarmt en verdroogd in de derde graad en is zeer doorsnijdend en zuiverend van kracht. Het verwekt de mandstonden en pis, opent de verstopping van het ingewand, verdrijft de hoest en benauwdheid, scheidt het gestolde bloed en is zeer goed om alle gebreken die uit zwaar en melancholisch bloed ontstaan zijn te genezen.
Hysop.
Hysop wordt half maart geplant in goede en goed bereide aarde en op een open luchtige plaats. Het bloeit in juli en in augustus moet men die afsnijden en drogen om te gebruiken.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Hysop is warm en droog in de derde graad en zuiver makend van krachten waarom het de taaie en slijmerige vochtigheden [15] door de kamergang afzet, opent de verstopping van het ingewand en vooral van de longen, het verwekt de maandstonden en geneest de derdedaagse koortsen, vallende ziekte, geel en miltzucht.
Polei.
(Mentha pulegium) Polei begeert en vochtige grond in schaduwachtige plaatsen. Men plant het in maart en is weelderig in het groeien indien het vaak besproeid wordt. Dit kruid bloeit in de maand juli en augustus en dan moet men het verzamelen om te gebruiken.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Dit kruid is heet en droog in de derde graad. Verwekt krachtig de maandstonden der vrouwen, drijft de nageboorte af, zuivert de borst van taaie fluimen, doet water en graveel lossen en opent de verstopping van de milt. Men kan van polei een krachtig water distilleren, anderszins kookt men het in water of wijn en geeft het te drinken.
Zevengetijden. (seven gety)
(Trigonella caerulea) Zevengetijden of goed ruikende klaver wordt in de lente gezaaid en daar het eens gezaaid is geweest daar komt het licht van zijn afgevallen zaad alle jaren wederom voort. Het bloeit hier te lande in de maand juni, juli en augustus.
Haar aard, kracht en gebruik.
Dit kruid heeft een middelmatige kracht om te verdrogen en te verteren, het drijft de urine, vermindert de pijn in het water maken en verwekt de maandstonden der vrouwen. Van de bloemen van zevengetijden wordt een krachtige olie bereid om de verwrongen zenuwen, verse wonden en breuken of scheursels van jonge kinderen te genezen.
Costus of balsem.
(Tanacetum balsamita, Achillea ageratum) Costus wordt van planten in de hoven vlijtig onderhouden. Men vindt hiervan twee soorten als de grote en kleine Costus. Deze twee soorten bloeien in de maand juli en augustus.
Haar aard, kracht en gebruik.
Balsem is warm en droog in de tweede graad met een opmerkelijke tezamen trekking. Het stilt de pijn in de maag en darmen, het stopt de buiklopen en belet het neerzinken van de catarres en geneest de gebreken van de baarmoeder. Tot dat doel kan met van dit kruid een water distilleren of een konserf maken.
Salie.
(Salvia officinalis) Salie heeft verschillende medesoorten als grote of grove salie, edele salie, kleine of edele sale, edele salie met geelachtige bladeren, edele salie met lavendel bladeren, boomachtige salie, salie met bonte bladeren, salie met witte bloemen, goed ruikende Spaanse salie. Meest al deze geslachten kunnen de koude van de winter tamelijk goed verdragen, uitgezonderd de goed ruikende Spaanse salie en die met witte bloemen. Ze worden van afgescheurde planten en takjes vermeerderd gelijk de rozemarijn en zulks gebeurt in de lente. Ze moeten geplant zijn op goede grond en een schaduwachtige plaats. Men moet ze ook vaak zuiveren van de bladeren en takken die bedorven zijn en daar aarde daar omtrent met een troffel omroeren. Sommigen planten wijnruit omtrent de salie om die te bevrijden van hagedissen en padden die zich anderszins vaak daaronder onthouden en de bladeren tot grote schade met hun vergif zouden mogen besmetten gelijk zodanige voorbeelden van ervaren mannen en vooral van de geleerde heelmeester Paraeus verhaald worden.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Salie is warm en droog in de tweede graad. Het versterkt de maag, hersen en zenuwen, het is de zwangere vrouwen zeer nuttig want het versterkt de baarmoeder en de vrucht en [196] maakt de vrouwen vruchtbaar, het geneest en verbetert alle koude gebreken van de borst en het bloedspuwen. Het gewone volk kookt salie met zoete melk om daarmee een vurige en gezwollen keel te gorgelen.
Anijs.
(Pimpinella anisum) Anijs moet jaarlijks in maart in goede, vette en bemeste aarde gezaaid worden en vaak besproeid zijn. Het bloeit in de maand juli of augustus en brengt dan zijn zaad voort.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Anijs en voornamelijk het zaad verwarmt in de tweede en verdroogt in de eerste graad. Breekt de winden, verwekt de urine, vermeerdert de melk in de vrouwenborsten, ruimt de borst, opent de verstopte lever en milt en in wijn gekookt drijft het zweet uit. Tot de genoemde gebreken wordt het gedistilleerde water en olie zeer krachtig bevonden.
Ameos,
(Ammi vulgare) Dit kruid begeert dezelfde teelt als anijs en eens gezaaid zijnde spruit het van het afgevallen zaad licht uit. Het bloeit in augustus en daarna wordt het zaad rijp.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Ammi zaad is verwarmend en verdrogend in de derde graad. Het is zeer krachtig om de krimpingen en buikpijn te verdrijven. Het opent de verstoppingen van de lever, milt en baarmoeder. Men kookt het zaad in wijn of als poeder wordt het met bier of wijn ingenomen.
Huislook of donderbaard.
Dit kruid groeit op huizen, daken en muren. Het is in het Latijn semper vivum genoemd omdat het altijd groen is. Tot vermaak wordt het boom huislook (Aeonium korneliuslemsii) geteeld en van takjes vermeerderd, maar het kan geen koude verdragen en moet daarom bij de kachel bewaard worden.
Haar aard, kracht en gebruik.
Huislook is koud in de derde graad en zeer goed tegen de ontsteking van de lever, milt en nieren, tegen vurige puisten, de roos en verbranding. Het sap op het voorhoofd gestreken stilt de hoofdpijn en leegheid van het hoofd die bij hete en brandende koortsen plegen te zijn.
Solidago Saracenia of heidens wondkruid.
(Solidago fluviatilis) Dit kruid wordt gezaaid en geplant op vochtige en schaduwachtige plaatsen. Het brengt zijn bloemen in juli en augustus tevoorschijn. Het heeft zijn naam van de heidenen of Saracenen gekregen die met dit kruid de wonden plagen te genezen.
Haar aard, kracht en gebruik.
Heidens wondkruid geneest niet alleen verse schade en kwetsingen, maar zuivert en heelt de verouderde en vervuilde wonden waarom het van de heelmeesters veel in wonddranken gebruikt wordt. Daarboven opent het de verstopte lever en milt en geneest de geelzucht en het begin van de waterzucht.
Verbena of ijzerkruid.
Dit kruid wordt in de hoven gezaaid of in de lente geplant op een vochtige doch open luchtige plaats. Het bloeit in de maand juli en augustus en moet dan verzameld en gedroogd worden.
Haar aard, kracht en gebruik.
Verbena is zeer verdrogend, matig verkoelend en tezamen trekkend van aard. Het versterkt het zwakke gezicht, stilt de hoofdpijn, drijft het graveel af en opent de verstopping van lever, milt en longen en wordt zeer nuttig van de uitterende mensen en die etter spuwen gebruik. Tot dat doel kan men als het kruid in bloei staat hiervan een krachtig water distilleren. [197]
Gras met veel bloemen.
(Armeria pseudoarmeria) Dit kruid wordt alleen vanwege de fraaiheid van de bloemen (die boven op een steel als een kroontje bij elkaar groeien en uit het witte wat paarsachtig van kleur zijn ) in de hoven van de liefhebbers onderhouden. Het begeert weinig teelt en wil graag op vochtige plaatsen groeien en het bloeit van mei tot heel diep in de zomer.
De verstandige hovenier, zijn werkzaamheden in september.
In deze maand zaait de verstandige hovenier koren sla van een zaad dat een jaar oud is als mede zaad van muurbloemen. In potten twee dagen voor de volle maan dan wint men van enkel zaad dubbele bloemen maar als het vriest moet men de potten in huis zetten en als ze spruiten in de lente of voortijd verplanten. Men zaait ook pastinaken om die vroeg in het voorjaar te hebben. In deze maand verplant men alle goede kruiden en afzetsels van kruiden en bloemen die men in potten zet om met wintertijd in huis te zetten en voor de koude te bewaren als anjers, laurier, rozemarijn en anderen. Men zet nu wederom in de arde en kweekt ze door klisters aan, keizerskroon of kroon Imperial, kievitsbloempjes, anemonen Ranunculus, lelies, tulpen en Gladiolus. De verstandige hovenier zal nu ook de wortels van de ooft en fruitbomen ontbloten en er goede mest aan leggen opdat die door de regen vervloeien om alzo de bomen te verkwikken en vruchtbaar te maken. Indien hij de bomen in de herfst wil verplanten moet zulks geschieden op Sint lambert’ s dag wat de 15de dag van september is en hij zal vlijtig in acht nemen hetgeen we boven omtrent het verzetten en verplanten der bomen in de maand februari vermaand hebben. Men is nog al in deze maand vlijtig bezig met het verzamelen van allerhande kruiden, zaad, appels, peren, kastanje, noten, jenever bessen, vlier bessen, pompoenen en ander ooft en kruiden.
Van het plukken en bewaren van ooft en vruchten.
Hiertoe is nodig dat de verstandige hovenier de goede tijd niet voorbij laat gaan, maar dat hij zijn vruchten afplukt met mooi helder weer en er goed op let dat hij geen onrijpe vruchten afrukt, maar diegene die door hun kleur, smaak en zwartheid van de pitten hun volkomen rijpheid aanwijzen. Hij zal ook de vruchten die hij lang bewaren wil zindelijk met de hand afplukken opdat ze niet gekwetst of gestoten worden waardoor ze eerder zouden ontsteken en verrotten. De appel aldus afgeplukt in de herfst omtrent als de dag en nacht even lang zijn in het afgaan van de maan moet men de gekneusde, rotte en wormstekige van de gave en vaste appels afscheiden en op een houten zoldering leggen die vrij van rook en stank is en wiens vensters uit het noorden licht scheppen want indien die naar het zuiden staan en de lucht daar vandaan ontvangen zullen ze zeer gauw slap en rimpelig worden. Sommigen besmeren ze met potaarde, drogen ze en leggen ze op een droge plaats en menen dat ze daardoor lange tijd goed blijven. Anderen bekleden ze met droge [189] vijgenbladeren en besmeren ze daarboven op met potaarde. Anderen leggen ze alleen in noten bladeren onder de appels of leggen ze in wijnmoer of wijn. Winterappels worden zeer goed in zaad, als gerst, rogge haver etc., of in hun kaf bewaard. De peren moeten verzameld worden in het afgaan van de maan bij hete zonneschijn en bewaard worden zoals we van de appels gezegd hebben. Ook kan men ze lang behouden indien men de steel in warme pek doopt en die alzo ophangt. Men bereidt ze tot braadperen als men ze in vier delen snijdt, de klokhuizen weg werpt en in een warme bakkersoven laat drogen. Doch ze moeten eerst een twee of drie dagen liggen want anders zouden de schillen door de hitte vol blazen worden. De kweeappels en kweeperen worden verzameld en bewaard als de appels. Men kan ook de beste uitzoeken en in een vat leggen, de schillen en klokhuizen van de slechtste koken en dat over de anderen gieten en doe daarop een hand vol zout alzo dat ze met de schillen en dit sap overdekt zijn en er goed op letten dat ze daarin bedolven zijn en aldus kan men ze een hele winter over goed houden en gebruiken. Hier staat in acht genomen te worden dat de kwee omtrent andere vruchten niet geplaatst moet zijn want door hun scherpe lucht en reuk zouden ze die licht bederven. Limoenen kan men in pekel, gerst of haver of als men ze met gips bekleedt lange tijd bewaren. De granaatappels kan men tot in de winter goed houden als men die zindelijk met de hand afgeplukt zijnde in gesmolten pek doopt of alleen de steel daarmee besmeert en die op een droge plaats ophangt. Anderen bekleden het met hop en besmeren het wel dik met potaarde waaronder kaf vermengd is. De moerbeien kunnen lang bewaard worden zo men die niet al te rijp zijnde in een glas doet en daarover hun eigen sap of wijn giet en daarna het glas goed dicht maken en wegzetten. De kersen die niet waterachtig van vlees zijn als krieken en kleine kers kan men aan een touwtje aan de zoldering ophangen en zo laten drogen of ze worden in een lauwe oven gedroogd en daarna maakt men in de wintertijd er een aangenaam kersensap van.
Kastanjeboom.
De kastanjeboom begeert een weke en losse grond en groeit goed in vochtige en zandachtige aarde, maar in kleiachtige en zeer vette aarde wil het niet goed aarden. Het wordt van zijn vruchten aangewonnen die men in februari of maart in de aarde steekt. Als het daarna opgegroeid is wordt het 25 voeten vaneen verplant. Zijn vruchten worden in de herfst rijp die verzameld worden als de bolsters beginnen te barsten en worden dan met stokken van de boom geslagen want wanneer ze er vanzelf afvallen kunnen ze niet lang goed gehouden worden.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De kastanjes zijn droog en wat tezamen trekkend van aard, anderszins in warmte en koude middelmatig gesteld. Ze stoppen en vooral rauw gegeten de buikloop, maar zijn de borst schadelijk en verwekken pijn in het hoofd. Verder komen ze met krachten met de eikels zeer goed overeen.
Klimop.
Dit gewas wordt omtrent bomen of oude muren geplant daar het zich omwindt en vast aan maakt en groeit goed op vochtige en waterachtige plaatsen. Men plant het van november af tot maart toe en het bloeit in de herfst en de bessen worden in de winter rijp.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De klimop is zeer heet en scherp van aard en ook tezamen trekkende van kracht en moet geenszins onbedacht gebruikt worden. Sommigen prijzen de bessen, een vierendeel lood [199] met wijn ingenomen om het water, graveel en steen af te drijven. De verse en groene bladeren worden gewoonlijk op de fontenellen gelegd want ze trekken alle humeuren en vochtigheid van de andere leden naar de fontenellen en beletten dat die niet ontsteekt.
Jeneverboom.
Deze boom groeit goed in zandachtige aarde en in een open luchtige plaats en wordt door het zaaien van de rijpe bessen en inleggen vermeerderd. Men maakt er heggen van die goed geschoren willen zijn. De bladeren blijven altijd winters en zomers groenen. De bessen worden voor het tweede jaar nadat ze voortgekomen zijn volkomen en rijp. Maar het levert alle jaren vruchten om als de rijpe verzameld zijn de onrijpe overblijven en het volgende jaar tegen de herfst groot en rijp worden.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De jeneverboom is warm en droog tot de derde graad, maar de vruchten of bessen niet zo verdrogend. De jeneverbessen reinigen de nieren, blaas en lever en zuiveren de borst waarom ze nuttig gebruikt worden tegen het graveel, de steen, waterzucht en benauwdheid ze versterken de maag, hersens en het gezicht en beletten alle verkoudheid die op de ogen, tanden en andere leden vallen. Ze zijn ook zeer nuttig om in tijden van pest en besmettelijke ziekten gebruikt te worden. Ook breken ze de winden, stillen de buikpijn en genezen de gebreken van de baarmoeder. In de apotheken bereidt men er een gedistilleerd water, olie, extract en konserf van tot de voornoemde gebreken zeer dienstig.
Cipres boom.
(Cupressus sempervirens) Deze boom groeit hoog en boven spits als een sparrenboom. Het wordt hier te lande van zaad gewonnen. Als het opgekomen is moet men opletten dat men de toppen er niet afbreekt of scheert want alzo gekwetst zou ze vergaan en verdorren. Het wordt in twee soorten onderscheiden als cipres mannetje die groot wordt en nootjes draagt en cipres wijfje die klein blijft en onvruchtbaar is. Deze boom wordt zeer van de mieren geplaagd en om die te verdrijven zal men hem met kalk bestrijken. Hier te lande wil het zeer slecht de vorst verdragen en daarom wordt het vaak in de stoven bewaard.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De bladeren van de cipressenboom zijn verdrogend en tezamen trekkend van aard, doch zonder merkelijke hitte. Ze stoppen de buikloop, bloedspuwen en allerlei bloedgang. De schors drijft de steen uit de lenden en blaas en wordt bij linnen en kleren gelegd om de motten en schieters te verdrijven.
Tamarisk boom
(Myricaria germanica) De Duitse tamarisk boom, omdat het veel in Duitsland groeit, wil niet zeer goed in de hoven aarden, maar de Franse of de tamarisk van Languedoc groeit hier weelderig en groot. (Tamarix gallica) Het begeert een vochtige en gruisachtige grond.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De tamarisk boom is afvegend, zuiverend en enigszins tezamen trekkend van aard waarom het zeer krachtig bevonden wordt om de verharde en verstopte milt te openen waarom tot dat doel in Itali en andere landen kroezen en koppen om uit te drinken van dit hout gemaakt worden. Maar de jonge vrouwen moeten zich van dit gebruik onthouden alzo het zou hen onvruchtbaar maken. Enigen prijzen het zeer tegen de pokken en houden het zo krachtig als het pokhout.
Kroon Imperial, keizerskroon.
De bloem heeft verschillende medesoorten als met gele bloemen, met witte, met mooi rode, met licht rode, met enkele, met dubbele bloemen, met twee en ook met drie rijen van bloemen boven elkaar. Men plant de bol in het begin van september en het wordt door afzetsels vermenigvuldigd. Als het gezaaid wordt [200] heeft het lange jaren werk eer het bloeit. Het bloeit in april en soms in maart indien de lucht warm is en het zaad wordt in juni rijp. De krachten van de keizerskroon zijn tot nog toe onbekend en wordt alleen om zijn schoonheid der bloemen in de hoven onderhouden.
Kievitsbloem (kivits eyren)
De kievit eieren of Fritillaria heeft ook verschillende medesoorten als met gespikkelde bloemen, met witte bloemen, met gele bloemen, met zwarte bloemen, late Fritillaria van Guyana die twee maanden later bloeit dan de andere. Ze groeien graag in goede doch niet bemeste aarde en worden door de bollen het zaad vermeerderd. Ze bloeien in april met de tulpen of wat vroeger en men neemt ze op in juli en men plant ze wederom in september. De krachten van deze bloemen zijn van niemand bekend of onderzocht, maar ze dienen alleen tot vermaak en versiering van de hof.
Anemonen.
De anemonen zijn velerhande en worden in het algemeen in brede en smalbladige onderscheiden. Ze begeren goede en goed bereide aarde en een goed ter zon gelegen plaats. Ze bloeien meest allen in april. De teelt die de anemonen eisen is dat men zaad ervan in de maand maart zaait. Anderen zaaien ze in mei of juni van het zaad dat dan rijp geworden is en dan krijgen ze in de herfstbladeren. Ze groeien ook wel geplant zijnde en voornamelijk de smalbladige en worden door de afgescheurde wortels in de maand september of oktober geteeld. Men moet in acht nemen dat hoe dikker en knobbeliger de wortels zijn hoe eerde ze wormstekig worden en vergaan, daarom zal men ze alle jaren of ten minste om de twee jaren vaneenscheuren en verplanten. Als men de bloemen in juni begeert te hebben zal men de wortels uit de aarde nemen als ze gebloeid hebben en op een droge plaats tussen papier leggen en het volgende jaar in de lente in de aarde steken.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De anemonen zijn zeer heet en droog van aars. Sommigen koken de bladeren en wortels in azijn om de tandpijn te genezen, doch vanwege de grote scherpte moet dit kruid niet van binnen gebruikt worden.
Ranunculus.
Deze dragen mooie bloemen om de hof te versieren en zijn in enkele en dubbele onderscheiden maar om al hun medesoorten te verhalen zou te lang zijn. Aangaande hun teelt eisen die hetzelfde als van de anemonen gezegd is.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Ranunculus is zeer heet en brandend van aard waarom als ze buiten op de huid gelegd zijn blaren en bleinen trekken en moeten inwendig niet gebruikt worden,
Lelies.
Onder de lelies worden verschillende medesoorten gerekend als de gewone witte lelie, rode lelie of Martagon, lelie van Calvarie, Lelie van Constantinopel, Lelie van Perzi (Fritillaria persica). Al deze soorten willen wel groeien in goed bewerkte en zavelachtige aarde en worden door klisters vermeerderd die men in september plant en niet lang buiten de aarde laat liggen. Om te maken dat lelies in verschillende tijden bloeien zo zal men in het planten sommige lelies wortels of klisters 12, sommige 8, sommige 4 en sommige 2 vingers diep in de aarde steken en nadat ze diep of ondiep staan daarnaar zullen ze vroeg of laat bloemen dragen.
Haar aard, kracht en gebruik.
De wortels van de witte lelie vermurwen de harde gezwellen. Het water van de bloemen gedistilleerd [201] wordt van de vrouwen zeer begeerd om het aangezicht wit en mooi te maken, daarboven is het goed tegen flauwheid van het hart, verhitting van de lever en bevordert de arbeid van de zwangere vrouwen. De olie van lelies verwarmt de zenuwen, vermurwt de harde en verzacht de pijnlijke gezwellen. De andere soorten worden alleen om het sieraad van de bloemen in de hoven onderhouden.
Tulpen.
De bloemen zijn voor enige jaren van grote waarde geweest en vooral wat raar en mooi van bloem was. Hiervan zijn veel soorten en worden onder drie geslachten begrepen als vroege, middelsoort en late tulpen. Ze worden door klisters zoals andere bolgewassen vermeerderd. Men neemt ze in mei en juni op en men plant ze wederom in september in goede en door de zon goede verluchte aarde.
Haar aard, kracht en gebruik.
Hoewel de aard en krachten van de tulpen niet volkomen onderzocht en gevonden zijn, nochtans willen sommigen verzekeren dat die zeer krachtig zijn om de lust van bijslapen te vermeerderen even zo goed als de Satyrion (Orchis) van de oude schrijvers daartoe zo zeer beroemd.
Gladiolus.
Gladiolus draagt verschillende kleuren van bloemen als purper, inkarnaat, vleeskleurig, mooi rode en witte. Het bloeit in mei en juni. Als de bloemen afgevallen zijn verspreidt de wortel zich in vele kleine bolletjes gelijk de witte veldui. (Ornithogalum) Het wordt vermenigvuldigd van de verhaalde bolletjes die in september geplant worden.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De wortel van Gladiolus wordt zeer geprezen tegen harde gezwellen en kropklieren. De Hoogduitsers gebruiken deze wortel on allerhande vloeden en het bloed te stelpen.
Zoethout.
(Glycyrrhiza glabra) Deze wortel wordt in sommige hoven onderhouden en van zijn zijscheuten vermenigvuldigd. Het groeit heel weelderig en blijft lange jaren in het leven, maar de bladeren spruiten alle jaren opnieuw uit.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Zoethout is matig vochtig en warm van aard. Het is zeer nuttig en bekwaam tegen de gebreken van de borst, lever, nieren en blaas. Tot dat doel wordt het uitgedroogde sap, drop van zoethout genoemd, veel gebruikt als mede siroop van zoethout die in de apotheken bereid wordt.
Hazelwortel of mansoren.
(Asarum europaeum) Dit groeit graag op vochtige en schaduwachtige plaatsen. Het is altijd groen maar krijgt in de lente nieuwe bladeren en wordt dan vaneengescheurd en verplant.
Haar aard, kracht en gebruik.
De bladeren van hazelwortel zijn warm en droog van aard en hebben een zuiver makende kracht. Ze doen overgeven en jagen met het braken alle taaie en galachtige vochtigheden uit het lichaam en verwekken meteen kamergang. De wortels zijn mede verwarmend en verdrogend van aard. Ze doen water lossen, verwekken de maandstonden der vrouwen en zijn diegene goed die verstopt van borst zijn.
Stokrozen.
Dit kruid draagt verschillende kleuren van bloemen als witte, rode, vleeskleurige, licht rode, bruinrode, bleek rode, paarse, enkele en dubbele. Het wordt in de lente in zandachtige aarde gezaaid en staat een jaar over eer het bloemen tevoorschijn brengt en dat in juli en augustus. Als daarna het zaad rijp geworden is wordt de steel dor, maar de wortel blijft lang in leven en spruit het volgende voorjaar wederom uit. [202]
Haar aard, kracht en gebruik.
De stokrozen zijn middelmatig warm en vochtig met enige tezamen trekkende kracht en daarom worden ze gebruikt om de maandstonden der vrouwen te stoppen. Ze zijn ook zeer dienstig voor tering en voor een kwade keel.
Hypericum of Sint-Jan kruid.
(Hypericum perforatum) Dit groeit in allerhande aarde. Het heeft langwerpige bladeren die vol kleine stipjes of gaatjes schijnen te zijn. Het bloeit in juli en augustus en dan verzamelt men de bloemen om er een heerlijke wondolie van te maken. Dit kruid wordt door zaaien en planten vermenigvuldigd. Hypericum van Alexandrië heeft bladeren die viermaal kleiner zijn dan de gewone. Van deze naam is een zeer klein boomgewas genaamd Hypericum cannadense (Hypericum canadense?) wordt om zijn aangename bloempjes in de hoven onderhouden en van oplopen in de maand februari voortgeplant en behoeft niet in huis gebracht te worden en ofschoon de takken doodgevroren waren dan zal men het bij de wortel afsnijden en het zal in de lente wederom uitspruiten.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Hypericum is warm en droog in de derde graad. Het wordt onder de voornaamste wondkruiden gerekend. Sommigen prijzen het tegen de derdedaagse koortsen. In Polen pleegt men de bloemen van Hypericum met boter en zout diegene die zich bezeerd of in het lichaam iets gebroken heeft in te geven. In de apotheken wordt van de bloemen een olie bereid dat een krachtige balsem is om de verse wonden te genezen en wordt daarom van de heelmeesters vaak gebruikt.
Pulmonaria of longenkruid.
Dit kruid begeert een vochtige en schaduwrijke plaats en wil in de zomer vaak besproeid zijn. Het wordt in het laatste van april vaneengescheurd en geplant.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Longenkruid schijnt de naam gekregen te hebben omdat het zeer krachtig bevonden is tegen de gebreken van de longen en voornamelijk om het bloedspuwen te genezen. Het wordt tegenwoordig onder de kruiden gemengd waarvan men groene kruid koekjes pleegt te bakken.
Bolbonac of penningbloemen.
(Lunaria annua) Bolbonac wordt door het zaaien in de hoven onderhouden. Het bloeit gewoonlijk in april een jaar nadat het gezaaid is. De hauwtjes daar het zaad in besloten is staan heel sierlijk.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Dit kruid en voornamelijk het zaad is warm en droog van aard. Het verwekt de maandstonden der vrouwen en drijft de urine. Het zaad is in krachten de Thlaspi zeer gelijk.
Klokjes of belvedère.
(Campanula) Van dezen vindt men verschillende soorten in de hoven geplant. Ze bloeien in juni, juli en augustus. Ze worden door zijscheuten en zaad vermenigvuldigd. Haar krachten zijn tot nog toe niet onderzocht en worden daarom alleen als sieraad in de hoven geteeld en onderhouden. [203]
De verstandige hovenier, zijn werkzaamheden in oktober.
De verstandige hovenier begint in deze maand zorg te dragen voor de kruiden en bloemgewassen die de strenge koude van de winter niet kunnen weerstaan om die op geschikte tijd te mogen bergen. Hij zal ook zijn oranje, citroen, granaten en andere zachte boomgewassen onder dak bij de kachels stellen om die voor de kruid en loof verslindende koude en vorst te bewaren. In het begin van deze maand zal hij die het nodig hebben verplanten en de bakken of potten met vette en goed bereide aarde voorzien. Hij is naarstig bezig in het bearbeiden en omgraven van zijn hof, in het onkruid uit te wieden en het schrale en dorre aardrijk te bemesten. Hij mag nog zaaien veldsla en moet de anemonen, Ranunculus, krokussen, hyacinten en narcissen in de aarde zetten en planten. En omdat we hier gewag maken van de bolgewassen zo zullen we hun algemene teelt kort aanwijzen. Alle bolgewassen of bolbloemen eisen goed bereide, lichte en vette aarde. Die plant men een handbreed diep in de maand september of oktober. Het volgende jaar als de bloemen afgevallen en vergaan en het zaad rijp en de bladeren verdord zijn neemt men ze in het laatste van juli op en men legt de bollen op een droge en schaduwachtige plaats te drogen. Als die gezuiverd zijn worden ze in tot de genoemde tijd om wederom te planten bewaard.
Om de ziekten en kwellingen der bomen te behandelen.
Het gebeurt vaak dat de bomen treuren en ziek worden en om dit te verbeteren zal men de wortel ontbloten en die met wijnmoer of droesem van olie of water waar lupinen in gekookt zijn of met oude pis van mensen of beesten bevochtigen en begieten. Soms vertonen zich aan de bomen knurven en zwellingen waarin vaak wormen groeien doen de bomen verzwakken en bederven. Om zulks te helpen voorkomen zal men de knurven en gezwellen openen zodat het schadelijke water eruit vloeit en indien daar wormen in besloten zijn dan zal men die met een ijzer uithalen en het gat met urine en varkensmest of ossengal uitwassen en zuiver maken. Tot de kanker van de bomen die hen van de stam boven in de top zou bederven en de bast zwart laten worden en verdorren moet men het beschadigde deel tot op het hout snijden en de plaats met koeienmest en leem vermengd of met entwas voor regen en wind bestrijken en verbinden. Door kwade lucht, nevel en zeedampen is het nodig de hof en boomgaard met een mantel van hoge bomen te omringen. En indien het gebeurt dat de takken der bomen door harde winden of door onvoorzichtig neerbuigen kwamen te scheuren of splijten dan zal men die onderstutten, oprichten en verbinden met klei en mest vermengd. Wanneer de bomen met mos begroeid zijn waardoor ze gelijk als ruig en schurftig worden dan moet men die vlijtig met vochtig weer zuiveren en schoon maken. Als een boom zijn sap verloopt en uitvloeit moet men enige wortels van die ontbloten en kloven en in de spleet een hout of keisteen steken opdat de overtollige vochtigheid daardoor goed uitloopt. Als de ooft en fruitworm stekend wordt wat gewoonlijk wordt veroorzaakt doordat het aardrijk waterig, vochtig en nat of te droog, [2014] dor en mager is dan moet men het water zoeken door greppels af te leiden en de grond droog te maken. Of verbeter de aarde bij de wortel door mest en goede aarde. Wanneer een boom te dun van stam is en met die begeert dikker te laten groeien dan zal men de stam met een mes op twee of drie plaatsen snijden en dan zal het in dikte uitgroeien. Nog veel andere remedies die een verstandige hovenier in acht moet nemen hebben we hiervoor geschreven alwaar we om de bomen vruchtbaar te maken geleerd hebben.
Linde boom
De lindeboom schiet op tot een hoge boom wiens takken zich breed en wijd uitspreiden en in de hete zomer een aangename schaduw verwekken. Het begeert goed en vet aardrijk want een droge en dorre grond komt het traag voort. Het draagt in de maand mei zijn bloemen die een lieflijke reuk verwekken. Het wordt van wortelspruiten aangeteeld die daarna twee of drie duimdik geworden zijn op zodanige plaatsen als men begeert 20 of 25 voeten van elkaar plant.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De bladeren en schors van de lindeboom zijn matig warm en tezamen trekkend van aard waarom ze wonden en kwade schurft genezen. De bloemen zijn wam en droog van aard en worden zeer geprezen tegen duizeling van het hoofd, daarboven zijn ze zeer krachtig om de vrouwen gauw van het kind te doen verlossen. Tot dat doel wordt van het linden bloeisel een nuttige en geschikt water gedistilleerd. Van het hout brandt men kolen die men tot het maken van buskruit gebruikt.
Colutea of Lombaardse linzen.
Dit gewas wordt in de hoven van zaad, dat in de lente gezaaid wordt, voortgezet. Het zaad moet men lange tijd totdat het begint te schieten in water weken en dan in vette en met schapenmest bemeste aarde planten. Men moet het voor het vierde jaar niet snoeien. Het kan de koude matig verdragen en het bloeit in mei tot diep in de zomer met gele bloemen en ondertussen wordt het zaad in hauwen of blaasjes gesloten rijp.
Haar aard, kracht en gebruik.
Colutea is warm en droog tot in het begin van de tweede graad diegene die de bladeren van dit gewas voor senna bladeren gebruiken willen zijn bedrogen, nochtans doen ze braken en beroeren de buik, maar met geweld en grote bangheid.
Boomachtige Althaea.
(Lavatera arborescens) Dit gewas begeert geplant te worden op een vochtige en vette grond, het verdraagt de koude tamelijk goed en het wordt van inleggen en zaad vermeerderd die men in januari verplant. De bloemen komen eerst in september voort en de bladeren vallen in november en spruiten in april wederom uit. Indien de top einden door de koude van de winter bedorven zijn dan zal men die in het voorjaar afsnijden.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Dit gewas wordt van de liefhebbers alleen tot sieraad van de hof onderhouden en als medicijn gebruikt. Het komt met de gewone Althaea of heemst wortel in krachten overeen.
Iepenboom.
(Ulmus glabra, Ulmus minor) Van de iepenboom vindt men twee soorten, de ene met brede en de andere met smalle bladeren. Het begeert goede, vette en vochtige aarde en wordt van zijn wortelspruiten vermeerderd. Als het groot geworden is in februari tot lanen verplant of men bekleedt die met de smalbladige prielen en gaanderijen. [205]
Zijn aard, kracht en gebruik.
De bladeren en schors van deze boom zijn matig warm van natuur. Genezen de wonden en doen de plekken en sproeten van de huid vergaan. De landlieden zeggend dat als de iepenboom zijn bladeren vroeg verliest dat er een grote sterfte van beesten als koeien, ossen, paarden etc., aanstaande is.
Wijngaard.
De wijngaard begeert een goede en warme grond en plaats, daarom zal men het tegen het zuiden planten. Het wil niet veel bemest zijn want indien de jonge wortels daartegen komen te bereiken verrotten ze, maar in diens plaats zal men het afgevallen loof van vruchtbomen dat tot aarde geworden is aan de wortel leggen. Anderen nemen fijn puin of klein gemaakte leien of verrot eikenhout. Het moet alle jaren noodzakelijk gesnoeid of gesneden worden eer het begint uit te botten. Daarom gebeurt zulks goed in de maand februari in het afgaan van de maan. In het snijden laat men gewoonlijk 3, 4 of 5 knoppen aan het hout blijven. De wijngaard wordt door inleggen en stekken vermeerderd. Het inleggen gebeurt in de snoeitijd en dan neemt men een mandje waaronder een gat is en die goed vastgemaakt zijnde steekt men door het genoemde gat een rank van de wijngaard en vult het dan met goede aarde dan zal de ingelegde rank hetzelfde jaar nog wortelschieten. Daarna snijdt men de rank onder het mandje af en plant men het daar men begeert. Op gelijke wijze zal men de jonge scheuten die onderaan de stam van de wijngaard uitlopen inleggen en in de aarde buigen gelijk voor in de figuur nr. 3 gezien kan worden. Door het stekken wordt de wijngaard vermeerderd op de volgende manier; Uit de afgesneden ranken zal men een loot snijden die 5 of 7 knoppen heeft en dit zal men schuin in de aarde steken op een schaduwachtige en vochtige plaats zodat er maar 1 of 3 knoppen boven de aarde moeten uitsteken. De wijngaard heeft een verborgen vijandschap met de laurier, hazelaar, kool en radijs en moet daaromtrent niet geplant worden.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De ranken, bladeren en klauwieren van de wijngaard zijn verkoelend en sterk tezamen trekkend van aard waarom ze nuttig zijn om allerhande bloedgang en buiklopen [206] te stoppen. Men spoelt daarmee, in water gekookt zijnde, zeer nuttig de mond om er de ontsteking van de mond en van de amandelen te genezen. Dezelfde krachten hebben de onrijpe druiven en hun sap dat men verjus noemt. De rijpe druiven maken winden in de maag en darmen en vooral die zurig van smaak zijn. Wijn is verwarmend van aard en versterkt en verkwikt de ingeboren hitte van het lichaam en wordt daarom met recht gezegd melk te zijn voor oude lieden.
Krokus.
Krokus is in herfst bloeiende en in lente of vroegbloeiende onderscheiden. Men vindt hieronder verschillende kleuren van bloemen als violet, blauwe, witte, gele, purper, klein en groot gespikkelde gele, goudgele en gele met zwart purperen streken. Ze bloeien vroeg in de lente, te weten in maart, uitgezonderd de herfst krokus en worden door bollen die men in oktober plant geteeld.
Haar aard, kracht en gebruik.
De krachten van de krokussen zijn bij de nieuwe kruidbeschrijvers niet onderzocht, nog bij de ouden beschreven of nagelaten. Ze worden wilde saffraan genoemd omdat ze nergens dan tot versiering van de hof nuttig of geschikt zijn.
Hyacinten.
De hyacinten zijn verschillend van kleur als witte, blauwe, purperrode, askleurig, vleeskleurig, bruine en deze zijn verdeeld in Nederlandse, Engelse, Spaanse, Oriëntaalse en hyacint van Constantinopel. Ze bloeien in maart en in juni worden de bollen uit de aarde genomen en in oktober wederom geplant. Ze worden door zaaien, maar beter door afzetten der bollen vermenigvuldigd.
Haar aard, kracht en gebruik.
De wortel van hyacint verkoelt tot in het begin van de derde graad en verdroogt in de tweede. Het zaad is verdrogend in de tweede graad en tezamen trekkend van aard. De wortel drijft de urine en stopt de kamergang, maar het zaad werkt sterker en geneest de rode en allerhande buiklopen.
Narcissen.
De geslachten van narcissen zijn menigerhande en worden meest in vroege, middelsoorten en late narcissen onderscheiden. Ze begeren zoals alle bolgewassen goede zavelachtige aarde en worden door de bollen meest aangeteeld die in september verplant worden. De vroege soort bloeit hier te lande in de hoven in het begin van april, de middelsoort in het laatste van april en de late in mei. Verschillende vreemde en tere soorten van narcissen als mede van de hyacinten die de sneeuw en vorst niet goed verdragen kunnen zal men in de winter zorgvuldig bedekken.
Haar aard, kracht en gebruik.
Narcissen en vooral de wortel zijn warm en droog in de tweede graad en wat afvegend en tezamen trekkend van krachten. Ze helen wonden, verzachten pijn en verdrijven de gezwellen der vouwen borsten.
Koriander.
Koriander begeert op een goede en vette grond in de lente gezaaid te worden. Het zaad wordt in de herfst verzameld en bewaard en hoe ouder het zaad is hoe beter het na het zaaien uitspruit.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Korianderzaad in wijn of azijn geweekt en wederom gedroogd en dan iets voor het eten gegeten versterkt de maag, doodt de wormen en drijft de maandstonden en urine af. Het zaad wordt veel met suiker overtrokken en alzo gebruikt.
Dille.
Dille wordt gezaaid in de maand [207] maart en begeert dezelfde teelt die we van de anijs in de maand augustus beschreven hebben.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Dille zaad is warm en droog in de tweede graad. Het stilt de krampen van de darmen, verwekt de pis, laat de hik ophouden, vermeerdert de melk in de vrouwenborsten en geneest de gebreken van de baarmoeder. Van het kruid van dille maakt men een olie om pijn te stillen en alle rauwe vochtigheden tot volkomen mengsels.
Gentiana.
Gentiaan staat heel sierlijk in zijn bloem en wordt daarom vlijtig in de hoven onderhouden. Dit kruid begeert goede en goed bereide aarde en een schaduwachtige plaats. Het wordt door zaad wat men in de herfst verzameld geteeld.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Gentiaan en voornamelijk de wortel is warm in de derde graad en zeer krachtig om te zuiveren, af te vegen en alle verstoppingen te openen. Het wordt zeer geprezen tegen de beten van dolle honden, weerstaat het venijn, besmetting en verrotting der humeuren, versterkt de maag en verwekt de maandstonden der vrouwen, geneest allerhande nalatende koortsen en doodt de wormen.
Agrimonia.
Dit kruid begeert weinig verzorging en groeit op zandachtige en schaduwachtige plaatsen. Het bloeit in juni of wel later en het zaad wordt in het laatste van de zomer rijp. Agrimonia die men gebruiken wil moet in mei geplukt en gedroogd worden.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Agrimonia is warm en droog in de tweede graad, opent en versterkt de lever, geneest het bloedplassen, de koude pis, geelzucht, koortsen wordt zeer nuttig in de wondranken gedaan. De vermaarde heer Petrus Bembus verhaalt dat hij niets beters bevonden had om het graveel uit de nieren te drijven dan het gedistilleerde water van dit kruid.
Arum of kalfsvoet.
Arum moet men planten op een schaduwachtige plaats en wordt door afzetsels van zijn wortel in september of oktober voortgeteeld. De vrucht die als een tros druiven in het midden opschiet is van veel vol sappige bessen tezamen gezet die als ze rijp zijn een zeer mooie en rode kleur vertonen.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Kalfsvoet verwarmt en verdroogt bijna tot in de vierde graad, veegt af, opent krachtig waarom dit gehele kruid de dikke en slijmerige vochtigheden dun maakt, de verstopte borst en vervuilde maag zuivert. Het poeder van de wortel in vuile zweren gestrooid belet het weelderig voort groeien van het overvloedig en onnodig vlees.
Serpentaria of speerwortel.
(Dracunculus vulgaris) Dit kruid heeft een recht opgaande steel die zeer aardig met verschillende kleuren besprenkeld is. De bloem is groot in wiens midden een tong zwartachtig van kleur tevoorschijn komt. Het begeert dezelfde teelt die we van Arum gezegd hebben en is ook in aard en krachten van die niet verschillend.
Alo.e
(Aloe inermis) Dit wordt in curieuze liefhebbers hoven vlijtig geteeld en onderhouden. Men plant het in potten of bakken en moet in de winter nauw voor de koude bewaard worden. Men kweekt het aan van zijn zijscheuten die men in potten of bakken in goede zavelachtige aarde plant.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Aloe is warm in de eerste en droog in de derde graad. Het purgeert de gal en andere vochtigheden en is de maag nuttig en bekwaam, het opent [208] de aambeien en verwekt de maandstonden, het wordt ook geschikt gehouden om wonden te helen, de lopende gaten te zuiveren en daarna te sluiten. Het wordt ook zeer nuttig gemengd bij de geneesmiddelen die het bloed stelpen en die men gebruikt tegen de gebreken der ogen. Aloe 's avonds voor het eten ingenomen purgeert de maag, maar na het eten het hoofd.
Pyrethrum of bertram.
(Anacyclus pyrethrum) Dit kruid wordt in de hoven in goede aarde gezaaid in de maand april. Het bloeit in het laatste van de zomer en daarna wordt het zaad rijp. Menigmaal wordt het ook aangewonnen van steeltjes die in de aarde gestoken goed aankomen.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De wortel van bertram is warm en droog in de derde graad. Het trekt als het gekauwd wordt veel vochtigheid uit het hoofd en verzacht de tandpijn die uit koude oorzaken ontstaan is en is zeer nuttig om alle ouden en koude gebreken van de hersens en zenuwen te genezen.
Postelein.
(Portulaca oleracea) Postelein wordt in april of maart in de hoven gezaaid en als het eens gezaaid is komt het daarna genoeg vanzelf voort. Het groeit weelderig op goede vette en goed bereide aarde.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Dit kruid is koud in de derde en vochtig in de tweede graad. Het verkoelt zeer inwendig en uitwendige verhitting, het stopt de vrouwelijke vloeden en belet het neerzinken van de catarres. Men eet ze dikwijls hetzij rauw, hetzij gekookt met olie, azijn en zout maar het voedsel dat ze geeft is heel weinig en daartoe onaardig.
Lychnis coronaria of Christus ogen.
(Silene coeli-rosa) Deze bloemen worden in de lente in de hoven gezaaid, de dubbele worden vermeerderd door stekken en afscheuren van de planten die men in augustus in de aarde steekt en verplant. Ze bloeien de gehele zomer door, te weten in juni, juli en ook wel in augustus. Dit kruid wordt om de aangename bloemen en niet tot medicijn in de hoven onderhouden.
Veneetse Alcea.
(Hibiscus trionum) Dit kruid moet jaarlijks in maart of april gezaaid worden en het bloeit in juni of juli. Het zaad ligt in heldere blaasjes besloten. De krachten hiervan zijn niet onderzocht of beschreven.
Noli me tangere of kruidje roer me niet.
(Impatiens noli-tangere) Dit kruid wordt in de lente gezaaid en als het eens gezaaid is is het onnodig dat men het weder haalt want het spuit overvloedig van het afgevallen zaad uit. Het draagt in de zomer gele bloemen als een horentje omgekruld. Het zaad ligt in lange ronde hauwtjes besloten die als het zaad rijp geworden is en indien ze aangeraakt worden zich terstond in krinkelen en het zaad vallen laat.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Hoewel men dit kruid inwendig niet gebruiken mag en daarom van meest alle kruidbeschrijvers als niet nuttig geacht, nochtans wordt in sommige landen hiervan een water gedistilleerd wat zeer goed bevonden wordt om de pijn van de jicht te verzachten, uitwendig met linnen doeken of spons vaak op het pijnlijk lid leggen.
Satyrium of handekens kruid.
(Orchis soorten) Dit kruid groeit veel in het wild op vochtige broekachtige plaatsen en hooilanden. Als het in de hoven gezet is moet het op een vochtige en schaduwachtige plaats geplant worden. De bloem die boven op de top van de steel in de maand mei of juli in een tros tevoorschijn komt is in verschillende kleuren verdeeld als Satyrium met bleek purper, bruin paarse, licht rode, witte, vleeskleurige en violette bloemen. Dezen allen zijn met verschillende stippeltjes besprengd. Daarboven vindt men Satyrium met [209] besprenkelde bladeren en die welke de bladeren tussen de mooi purperen breien groeien als ook Satyrium gelubd of zonder bolletjes en Satyrium hermaphroditicum met lang uitspruitsels aan de bolletjes.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De wortels van dit kruid wordt warm en vochtig van aard geacht en zeer geprezen om de lust van bijslapen te verwekken en de zwakke maag te versterken. Enigen gebruiken het als een bijzondere remedie tegen de derdedaagse koorts en een bolletjes van de gedroogde wortel gestoten en in het aankomen van de koorts ingenomen.
Orchis of standelkruid en kullekens kruid.
(Orchidee soorten) Dit kruid groeit als de Satyrium op vochtige en waterachtige gronden in het wild, behalve de vreemde soorten die meest uit Portugal gezonden worden. Men ziet hiervan verschillende geslachten als vossen kullekens, honds kullekens, boks of hazen kullekens, hanen kullekens, zots kullekens en daarboven zijn er verschillende gedaante van bloemen als mannetjes, wijfjes, wespen, bijen, vliegen, muggen, spinnenkoppen en pepels of vijfwouters (vlinders) met gevlekte bladeren. In de hof geplant begeren ze goede aarde en op een schaduwachtige plaats gezet zijn. In krachten komen ze geheel met de Satyrium overeen.
De verstandige hovenier, zijn werkzaamheden in november.
In deze maand zal de verstandige hovenier tot zijn provisie eer het de vorst overvalt de gebonden andijvie afsnijden en gele peen, pastinaken, biet wortels, rapen en andere wortels uitgraven en de kruin en staarteinden afkorten en in droog zand in de kelder voor de vorst bewaren. Hij zal ook de artisjokken goed bedekken om van de strenge vorst bevrijd te zijn en moet de tere potkruiden en bloemen die men ingelegd heeft goed gadeslaan opdat ze niet bederven. De laurier en rozemarijn boom zal hij met stro of rietmatten bekleden zodat ze niet bevriezen, nog door de sneeuw die hen zeer schadelijk is komen te verdorren of uit te gaan. Hij plant nu ook ooft en fruitbomen in het wassen van de maan en houwt de jongen wortelspuiten in het afnemen van de maan. De teelt omtrent het planten en verzetten der bomen zijn waar te nemen en kunnen voorin de maand februari gezien worden. Hij zal mede in deze tijd wilgentakken snijden en verzamelen om de wijngaard en andere bomen in de snoeitijd daarmee te binden en vastmaken
Om het ongedierte uit de hof te verdrijven.
De zwarte vliegen doen zeer grote schade aan de bloesem van de bomen waardoor dan alle hoop van vruchten te bekomen ons bijna ontnomen wordt. Om die te verdrijven zal men de bomen met stro en andere ruigte beroken of men begiet ze met koud water waardoor ze afvallen en verdreven worden. Om de mieren te verjagen en te laten sterven zo zal men hun nesten met droesem van olie begieten of met fijngestoten Origanum en zwavel of met krijt en as bestrooien. Sommigen branden enige ervan mieren bij de nesten op een koolvuur en menen dat de anderen daardoor vlieden zullen. Indien men de struik van de kruiden of [210] stam van de bomen met moer van olie daar lupinen in gekookt zijn of met ossengal, teer en moer van olie vermengt besmeert dan zullen geen mieren daarop klimmen. Tot dat doel kan men ook een ring van was maken en die uitgehold is om de stam vast maken en die met water vullen. Anderen binden de stam onder met wol want ze lopen niet graag over wol want ze komen daar gemakkelijk in te verwarren. De rupsen zijn een zeer schadelijk gedierte voor de bomen omdat ze vaak bloemen en loof afeten en daarom zal men de rupsennesten in december, januari of ten langste februari wegdoen, vernielen, vertreden of verbranden eer dat ze zich over de gehele hof verspreiden. Indien de rupsen over de hele boom waren gekropen zal men ze met rook van stro, horens of zwavel verjagen en laten sterven of men zal ze op de volgende wijze verdrijven. Men moet ճ morgens vroeg nadat het geregend heeft de boom schudden waardoor ze met de koude van de nacht bevangen en verstijfd zijn gemakkelijk af zullen vallen en vertreden kunnen worden. Voor mollen zet men gewoonlijk mollenvallen. Men kan ze ook vangen wanneer ze gewoonlijk wroeten en dat geschiedt ճ morgens omtrent 6 uur, ճ middags omtrent 12 uur en ճ avonds omtrent 6 uur. Dan zal men van achteren met een spade bezetten en opwerpen. Maar men moet opletten dat de wind niet naar hen gekomen is want ze kunnen het ruiken. Anderen gebruiken deze manier; als men een mol vangt doe die in een diepe pot en begraaf die in de aarde, ճ nachts zullen alle andere mollen zich om de pot verzamelen en daarin vallen om de eerste te helpen en zullen alzo gevangen worden. De katten en wezels zijn hun gezworen vijanden. Opdat de muizen het gezaaide niet vernielen zal men het zaad van tevoren met gal besprengen. De wortels van de artisjokken worden zeer van dit ongedierte doorknaagt en om dit te voorkomen zal men omtrent die varkensmest of as van beukenhout, van een gebrande kat of wezel leggen. Indien men onder de kruiden raket zaait dan zullen ze minder van aardvlooien beschadigd worden. In de perzik, abrikoos en andere vruchtbomen die aan heiningen geplant zijn plegen vaak oorwormen op te kruipen en de rijpe vruchten te bederven. Hiervoor zal men hier en daar afgezaagde einden van ossenhoren in de boom stellen waarin ze zullen kruipen en alzo gemakkelijke gevangen kunnen en gedood worden. De pierwormen beschadigen het jonge kruid ook zeer, dezen zal men ճ avonds nadat het geregend heeft bij de kaars verzamelen en wegdoen.
Hagedoorn.
(Crataegus) De hagedoorn spruit in de lente zeer vroeg uit en is geschikt om hagen en heiningen rondom de hof en boomgaard daarvan te maken die men sierlijk buigen en scheren kan. Het wordt van zaad en uitspruitsels vermeerderd.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De vruchten of bessen van hagedoorn zijn droog en tezamen trekkend van aard. Ze stoppen de buik, de buikloop en overvloedige maandstonden der vrouwen. De binnenste kernen van deze vruchten breken de steen en drijven die uit de nieren en blaas.
Palm of Buxus boom.
Hiervan zijn twee soorten, groot en klein. De kleine wordt tot sieraad van de hof rondom de kanten van bedden en bloemperken gezet. De grote groeit op tot een klein boompje waarvan men zwanen, pauwen en andere gedaanten scheert of men maakt er heggen van. Deze moeten geplant worden in maart of april en eens per jaar of om het tweede jaar geschoren worden. Hierbij kan gevoegd worden de stekende palm (Ruscus aculeatus) wiens einde der [211] bladeren met een scherpe doren bezet zijn en draagt rode bessen waarin het zaad besloten is. Het wordt door zaad en het scheuren van de wortels in de hoven vermeerderd.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De bladeren van Buxus zijn met enige droogte tezamen trekkend van aard gelijk zulks met de smaak genoeg te ondervinden is, maar in de medicijnen heeft het geen gebruik.
Sleepruimen.
(Prunus spinosa) De sleepruimen kunnen bij de boomgaard aan de heiningen geplant worden, anderszins zijn ze in het wild genoeg te vinden. Ze bloeien in april en in de herfst worden hun vruchten rijp.
Haar aard, kracht en gebruik.
De sleepruimen zijn koud en droog tot in de derde graad e sterk tezamen trekkend van naturen waarom ze nuttig zijn om alle buiklopen en vloeden der vrouwen te stoppen. Tot dat doel wordt het sap ervan uitgeperst en tot een rob (konserf) gekookt wat men in de apotheken rob acatiae noemt.
Qualster boom of lijsterbessen.
(Sorbus aucuparia) Deze boom plant men aan de kanten van de boomgaard en wordt door het zaad vermenigvuldigd. Het bloeit in mei in de herfst worden de bessen rijp waarmee men lijsters, snippen en ander gevogelte vangt.
Lavas.
(Levisticum officinale of maggi) Dit kruid is sterk en specerijachtig van reuk en smaak en het wordt in de lente in vette en matig vochtige aarde gezaaid en daarna spruit het wederom jaarlijks uit. In de zomerse maanden levert het bloemen en zaad.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Lavas is verwarmende en verdrogende in het begin van de derde graad. Versterkt de koude maag, breekt winden, verwekt de maandstonden der vrouwen, stilt het opstijgen van de baarmoeder en opent de verstopte milt en lever. Lavas wordt in wijn gekookt of zijn wortel tot poeder gemaakt met wijn tegen de verhaalde gebreken ingenomen.
Hop.
Dit kruid behoeft weinig verzorging en windt en vlecht zichzelf om de stokken, staken en andere dingen daar het bijgezet wordt. Het groeit weeldering in vette aarde en goed bereide akkers. De blaasachtige bolletjes worden in augustus of september verzameld om daar bier mee te brouwen.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Hop is warm en droog in de tweede graad, openend en afvegend van krachten, reinigt het bloed van alle onzuiverheid, opent de verstopping van de milt, lever en nieren, geneest de geelzucht e waterzucht en alle lang durende koortsen. De jonge spruiten worden gekookt en in het voorjaar als salade met olie en azijn gegeten.
Duivenkervel.
(Fumaria officinalis) Als dit kruid eens gezaaid is vermenigvuldig het zichzelf van het afgevallen zaad. In mei begint het te bloeien en moet dan gepluk, gedroogd en bewaard worden.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Duivenkervel is verkoelend en wat verdrogend van aard. Het opent de verstopping van de lever en milt, zuivert het bloed, geneest de schurft en onzuiverheid van de huid en drijft de galachtige vochtigheden door de urine en kamergang.
Berenklauw.
(Acanthus spinosus) Berenklauw wordt van de wortels in maart vermeerderd want de wortel blijft zeer lang in leven. In de zomerse maanden brengt het zijn bloemen voort.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Dit kruid is middelmatig tussen hitte en [212] koude en wat vochtig van aard, vermurwend en verterend van krachten. De bladeren worden in klysma ‘s gebruikt en zijn ook dienstig op verbranding en jicht gelegd te worden.
Berenoor.
(Primula auricula) Dit kruid wordt om de aangename reuk der bloemen en de aardigheid ervan door de liefhebbers vlijtig onderhouden. Men vindt er velerhande kleuren van als purper, rode en wit gespikkelde, bleek rode, mooi rode, sneeuwwitte en meer anderen. Het begeert geplant te zijn op goede zavelachtige grond en een schaduwachtige plaats. Het wordt door afscheuren vermeerderd wat in de maand april en mei geschiedt.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Dit kruid is droog van aard en tezamen trekkend van kracht waarom het tegen uitwendige wonden als ook tegen breuken zeer geprezen wordt.
Sanikel.
(Sanicula europaea) Sanikel begeer een vette grond en goed bemeste aarde en bemint schaduwachtige plaatsen. Het kan zeer goed tegen de koude en vorst want de bladeren blijven het gehele jaar door groen en het bloeit in mei en juni. Men zaait het in de lente en wil bij droge tijden soms besproeid zijn.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Dit kruid is warm en droog in de tweede graad, tezamen trekkend van kracht en daarom onder de voornaamste wondkruiden gerekend. Geneest het bloedspuwen, rodeloop en de zwerende nieren. Men kookt dit kruid in water of wijn en wordt alzo ingegeven.
Salomonszegel.
Dit kruid begeert in zandachtige aarde en op een schaduwachtige plaats geplant te worden. Het draagt zijn bloemen in mei en juni en wordt in de lente door afscheuren van de wortels vermenigvuldigd.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Salomonszegel is warm en droog van naturen, afvegend en tezamen trekkend van krachten. Het wordt zeer zelden om zijn moeilijke en walgachtige bitterheid inwendig gebruikt, uitwendig dient het om wonden te genezen en sproeten en alle blauwe plekken te verdrijven.
Alchemilla of onze vrouwenmantel.
Alchemilla groeit tierig op goede en vochtige grond en schaduwachtige plaatsen. Het wordt door afscheuren en planten aangewonnen.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De kruid is de sanikel van aard en krachten zeer gelijk zodat het ene voor het andere gebruikt mag worden.
Wijnruit.
Wijnruit wordt in veel hoven geplant en onderhouden. Het begeert droge en luchtige plaatsen en bemint een brakachtige grond en wordt van takken en wortelspruiten zoals salie en rozemarijn voortgeteeld. Soms spruit het van zijn afgevallen zaad voort. Indien het in bloem wil schieten zal men die afsnijden wat ze anderszins te eerder verdroogt en verdwijnt.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Wijnruit is warm en droog in de derde graad, scheidt winden, verteert en maakt dun alle dikke en taaie vochtigheden, weerstaat alle vergif, scherpt het gezicht, geneest de waterzucht en alle smarten van de borst die van koude veroorzaakt zijn en wordt zeer bekwaam geacht tegen de stuipen van jonge kinderen. Men bereidt van de wijnruit gedistilleerd water en olie.
Reinvaarn.
(Tanacetum vulgare) Dit kruid wil geplant zijn op vochtige en schaduwachtige plaatsen. Het bloeit in juni [213] en juli en in augustus wordt het zaad verzameld. Reinvaarn wordt door zaaien en planten voortgeteeld
Zijn aard, kracht en gebruik.
Reinvaarn is heet en droog in de tweede graad. Het wordt veel gebruikt om de wormen van de buik de doden en af te jagen, het verwekt de urine, geneest de koude pis en is de maag zeer aangenaam. De jonge en tere bladeren worden nuttig in het voorjaar onder struifkoeken gebruikt.
Ereprijs.
Ereprijs wordt door het afscheuren in de maand maart vermeerderd. Het begeert geplant te zijn in zandachtige aarde en op een open luchtige plaats. Het bloeit in juni en juli.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Dit kruid is warm en droog van aard, opent de verstopping van de lever en milt, drijft de urine en het graveel af en geneest diegene die etter spuwen en met een zware hoest gekweld zijn.
Imperatoria of meesterwortel.
(Peucedanum ostruthium) Imperatoria moet gezaaid of geplant worden in zandachtige aarde. Het bloeit in juni en daarna wordt het zaad rijp. De wortel blijft lange jaren overstaan en spruit alle jaren wederom uit.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Meesterwortel verwarmt en verdroogt in de derde graad. Het drijft het zweet, scheidt winden zo wel van darmen als maag en baarmoeder. Het wordt ook zeer nuttig gevonden om de maandstonden der vrouwen te bevorderen, het opstijgen van de baarmoeder te beletten en de nageboorte en dode vrucht af te drijven.
Gratiola of Gods genade.
Dit kruid wordt door afscheuren vermeerderd. Men moet het op vochtige en schaduwachtige plaatsen planten. Het draagt zijn bloemen in juli en augustus.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Gratiola is warm en droog van aard. Het heeft een sterke kracht om de buik te beroeren en zo wel van boven als van onderen te purgeren en slijmachtige dikke en galachtige vochtigheden uit te jagen. Daarom moet het niet dan met voorzichtigheid en goed overleg en dat met sterke lichamen gebruikt worden.
Fraxinella.
(Dictamnus albus) Fraxinella wordt hier door zaad vermeerderd. Het wil gezet zijn in goede zavelachtige aarde. Men vindt hiervan twee soorten, de ene met bleek rode purperachtige en de andere met sneeuwwitte bloemen die in juni tevoorschijn komen, maar het zaad wordt heel laat rijp.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Fraxinella is warm en droog in de tweede graad. Het breekt de steen, drijft de maandstonden en nageboorte af en opent de borst en geneest de vallende ziekte en alle koude gebreken van de hersens.
Bryonia of witte wijngaard.
Dit is een algemeen en zeer goed bekend kruid en wordt geplant in een zandachtige grond aan prielen om die te bedekken en alzo in de zomer aangename schaduw tegen de hitte der zon mee te delen.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De wortels van Bryonia die alleen in de medicijnen gebruikt worden hebben een zuiverende, drogende en matig verwarmende kracht. Het jaagt af door de kamergang de taaie fluimen en waterachtige vochtigheden waarom het nuttig gebruikt wordt tegen de waterzucht, daarboven zuivert het de baarmoeder van alle vuile en kwade vochtigheden en wordt daarom tegen het opstijgen ervan en om de maandstonden te verwekken vaak gebruikt. [214]
De verstandige hovenier, zijn werkzaamheden in december.
In deze maand zal de verstandige hovenier zijn tijd besteden in het afhouwen van de takken van wilgen, populieren, abeel, els, iepen en andere bomen. Ook moet hij nu de ooftbomen als appels, peren, pruimen, kersen, mispels, kwee en anderen zuiveren en snoeien en takken bijeen binden en op de zolder laten drogen om verbrand te worden. Hij zal zich nu voorzien van goede mest en die in tijd van nood in voorraad hebben. De verstandige hovenier zal nu ook zijn hof gereedschap na zien en wat gebroken of geschonden is laten vernieuwen opdat hij in zijn arbeid nimmer verlegen is.
Van het havenen en zuiveren der bomen.
Deze bewerking geschiedt allerbest in december en daarom moet men dan toezien waar het hout al te overvloedig gegroeid is of waar de bomen met dorre takken of waterloten bezwaard zijn opdat de boom daardoor niet geheel bedorven wordt of onvruchtbaar blijft. Die zal hij uithouwen en snoeien, doch naarstig in acht nemen dat de vruchtbare takken en knoppen niet gekwetst nog beschadigd worden. Alwaar de bomen te dicht staan en de ene van de andere onderdrukt wordt zal men diegene die het minst in waarde is van de overvloedige takken beroven of de oude en onvruchtbare geheel uitroeien. In het snoeien der bomen moet in acht genomen worden dat zulks niet geschiedt in harde stormwinden en uitermate strenge koude waardoor de bomen enig letsel mochten bekomen. De jonge bomen moeten voordat ze drie of vier jaren oud zijn niet gesnoeid worden. In vochtig en regenachtig weer dient men de bomen van het mos, waardoor de bomen veel in het groeien en vruchtbaarheid belet worden, met houten of benen messen af te doen, zuiveren en afschrabben.
Dennen of mastbomen.
(Picea, Abies) De mastboom wordt hier te lande van vreemd zaad dat uit Noorwegen of andere plaatsen wordt overgezonden vermeerderd en gezaaid vroeg in de lente op een zeer warme plaats. Als het daarna geschikt is om te verplanten wat voor 4 jaren niet moet gebeuren wordt het geplant daar men het begeert en 16 of 20 voeten vaneen en de wortel rondom bedekken met goede zavelachtige aarde. Deze boom staat het gehele jaar door groen.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De bladeren van de dennenboom met rode wijn of gestaald water ingenomen stoppen de vloeden en de rodeloop. De vochtige hars van deze boom vermurwt, verteert en doet scheiden, ingenomen geneest benauwdheid, uittering, sciatica en zuivert de nieren en blaas. Die de aarsdarm uitgaat zal op een plank van deze boom zitten die tevoren tegen het vuur goed heet gemaakt is.
Populier en abeelboom.
De populier boom groeit tierig in vochtige en broekachtige plaatsen. Het begint in het einde van maart op in het begin van april te botten en wordt van wortelspruiten vermeerderd. De abeelboom die ook witte populier genoemd wordt, wordt op dezelfde manier vermeerderd en als het daarna bekwaam is tot lanen en ommantelen verplant.
Haar aard, kracht en gebruik.
De bladeren en schors van de populier en abeelboom zijn getemperd in warmte en koude, nochtans wat droog en afvegend van aard. [215] Van de jonge populier knoppen wordt in de apotheken de goed bekende populier zalf bereid die zeer goed is tegen alle verhitting en alle verse slagen, gestoten of gevallen builen, hetzelfde laat ook rusten aan de slaap van het hoofd en op de pols aderen gestreken.
Berkenboom.
Deze boom behoeft in geen vette grond geplant te worden want het wordt in zandachtige en dorre gronden in het wild groeiend gevonden. Het spruit voort van zaad en is mede geschikt om tot ommantelen der boomgaarden in februari geplant te worden.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De bladeren en schors van de berkenboom zijn warm en droog in de derde graad. Het loof in water gekookt verdroogt de lopende zeren, de schors in vuile wonden gestrooid geneest dezelfde. Het water dat uit een gat druppelt in het voorjaar in deze boom gemaakt wordt zeer geprezen om het graveel en de steen uit de nieren en blaas de drijven en om alle vuile zweren te genezen.
Els.
De els begeert op zeer vochtige plaatsen te staan waarom het ook in venen vermeerderd wordt. Als het opgegroeid is wordt het in maart verplant. Men mag de els tot bij de wortel afkappen en het zal daarna weer genoeg uitspruiten en opschieten.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De schors van deze boom is koud, verdrogend en tezamen trekken van naturen. Het hout van de els heeft deze eigenschap dat het onder de aarde en vooral in het water gezet zijnde nimmermeer verrot of vergaat, hoewel dat het buiten de aarde en in de lucht gauw bederft.
Wilgenboom.
Deze wordt van stekken in de aarde gestoken vermeerderd en begeert op een vochtige plaats gesteld te zijn alwaar het heel tierig en gewillig groeit.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De bladeren van de wilgenboom zijn koud en droog en wat tezamen trekkend van aard waarom het goed is tegen het bloedspuwen en bloedbraken en om de onmatige vloeden der vrouwen te stoppen. Ze worden mede gebruikt tot voetbaden om slaap te verwekken. De grote takken van deze boom worden van de landlieden gebruikt om horden en andere dingen daarvan te vlechten. De kleine gebruikt de hovenier om zijn bomen en wijngaarden daarmee te binden.
Sjalot.
De klisters waardoor de sjalot wordt vermenigvuldigd worden in maart een halve voet van elkaar geplant en nadat het loof vergaan is in augustus worden ze wederom uit de aarde genomen en bewaard.
Haar aard, kracht en gebruik.
De sjalot komt in krachten en gebruik met de uien en knoflook overeen, maar gegeten zijnde verwekken ze zodanige bange lucht niet dan de genoemde kruiden.
Balsem appel.
(Momordica balsamina, Impatiens balsamina) De balsemappel is in twee soorten onderscheiden als balsem appel mannetje en balsemappel wijfje. De eerste soort moet jaarlijks in goede vette aarde en op een goed ter zon gelegen plaats gezaaid worden en als het heet en droog weer is moet het met water dat in de zon verwarmd is besproeid zijn. Men bekleedt daarmee gaanderijen en prielen om onder de schaduw van dit gewas voor de hete stralen van de zon bevrijd te zijn. Het kan de koude niet goed verdragen en daarom verdort het zo gauw als zijn vruchten rijp zijn. De tweede soort verschilt veel van de eerste want het schiet niet hoog op en heeft lange en voor spitse bladeren, de stelen zijn de postelein gelijk. Het bloeit in juli en in de herfst worden de vruchten of appeltjes [216] gewoonlijk rijp. Dit gewas moet mede alle jaren in de lente gezaaid worden.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De bladeren en vruchten van de balsem appel mannetje zijn warm in de eerste en droog in de tweede graad. Ze genezen zo wel inwendig als uitwendig wonden. De olie waar deze vruchten in geweekt zijn is goed voor breuken en gekwetste zenuwen. De aard en krachten van balsem appel wijfje zijn tot nog toe onbekend.
Glaskruid
(Parietaria officinalis) Dit kruid groeit graag aan oude muren en wordt op schaduwachtige plaatsen in de hof geplant. Het spruit in mei eerst uit de aarde en in juli of augustus wordt het zaad rijp.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Glaskruid is van een getemperde natuur, het stilt pijn, drijft het graveel af, vermurwt en verdrijft de gezwellen en zweren der vouwen borsten en verzacht de smart van de jicht.
Bugula of zenegroen.
(Ajuga reptans) Dit kruid is in de winter en zomergroen. Het begeert geplant te zijn op vochtige doch open luchtige plaatsen. In april of wat later brengt het zijn bloem voort.
Haar aard, kracht en gebruik.
Zenegroen is met enige tezamen trekking opmerkelijk verdrogend van aard. De verdere krachten ervan vergelijken zich met sanikel en Alchemilla.
Valeriaan.
Valeriaan begeert op vochtige gronden geplant te zijn. Het wordt door afscheuren en zaad geteeld. Hier benevens vindt men een soort die Valeriana Graeca genoemd is (Polemonium caeruleum) en wordt op dezelfde manier vermeerderd. Deze bloeien allemaal in de maanden mei, juni en juli.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De wortel van valeriaan is warm in de eerste en droog in de tweede graad. Verwekt de maandstonden der vrouwen, drijft de urine en bevrijdt de mensen voor pest en besmettelijke ziekten en het mag ook nuttig bij wonddranken gemengd worden.
Tormentil.
(Potentilla erecta) Tormentil moet op een goede zavelachtige grond en een schaduwachtige plaats geplant zijn en wordt door de wortels vermeerderd die men in maart vaneenscheurt. Het bloeit in de zomerse maanden. De wortel mag in alle tijden van het jaar opgenomen en tot gebruik bewaard worden.
Zijn aard, kracht en gebruik.
De wortel van tormentil is droog in de derde graad en tezamen trekkend van aard. Men gebruikt ze tegen besmettelijke ziektes, het verwekt het zweten en stopt alle onmatige vloeden. Het is ook zeer goed om inwendige kwetsingen te genezen en het gestolde bloed te doen scheiden.
Nieswortel.
(Helleborus niger, Veratrum album) Van dit kruid worden twee verschillende geslachten in de hoven onderhouden als zwarte nieswortel die groene bladeren heeft en zwarte wortels en witte nieswortel wiens bladeren zeer aardig als een Brabantse huik gevouwen en de wortels wit zijn. Ze worden in zandachtige aarde en op een schaduwachtige plaats geplant.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Zwarte nieswortel is heet en droog in de derde graad, purgeert de taaie, galachtige en vooral de melancholische vochtigheden. Zijn gebruik vereist een goed oordeel en een voorzichtige hand. Witte nieswortel is warm en droog in de derde graad en purgeert de taaien en overvloedige vochtigheden van onder en van boven, maar het is veiliger in dezelfde plaatsen [217] andere geneesmiddelen te gebruiken. Het poeder van deze wortel in de neus opgehaald doet sterk niezen en zuivert de hersens van veel kwade vochtigheden.
Wintergroen.
(Pyrola rotundifolia) Dit kruid blijft in de wintergroen en groeit graag op vochtige maar open luchtige plaatsen. Het draagt goed ruikende bloemen in de maand juni en juli.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Wintergroen is koud in de tweede en droog in de derde graad. Het wordt onder de voornaamste wondkruiden gerekend. Het geneest de buiklopen, bloedspuwen en overvloedige maandstonden der vrouwen. Het kruid wordt in water of wijn gekookt en het afkooksel gedronken.
Lepelbladeren.
(Cochlearia officinalis) Lepelbladen groeien hier te lande overvloedig aan de dijken en op rietlanden. Ze kunnen ook van zaad in de hoven vermeerderd worden. Ze bloeien in april en mei en het zaad wordt in juni volkomen rijp.
Haar aard, kracht en gebruik.
Dit kruid is warm in de eerste en droog in de tweede graad. Het sap is niet alleen zeer goed tegen de scheurbuik, maar ook andere gebreken die uit grof en zwaar bloed ontstaan. Men kookt het in wei of wijn of men eet het met boter en brood. In de apotheken vindt men extract van lepelbladeren tegen de scheurbuik wonderlijk dienstig.
Alsem.
(Artemisia absinthium, Artemisia pontica) Hiervan vindt men twee soorten als gewone en Roomse alsem. Ze begeren goede zavelachtige grond en worden door afscheuren der planten vermenigvuldigd.
Zijn aard, kracht en gebruik.
Alsem is heet en droog van aard en wordt zeer goed bevonden om de slappe maag te versterken, de galachtige vochtigheden door de kamergang en urine af te zetten en de taaie fluimen te verteren. Het weerstaat alle verrotting, opent de verstopte lever en milt, geneest de waterzucht en doodt de wormen van de buik. Van dit kruid maakt men alsemwijn, konserven, siropen en oliën die zeer dienstig zijn en tegen de verhaalde gebreken gebruikt kunnen worden.
Stinkende gouwe of schelkruid.
Dit kruid begeert weinig teelt en wordt op verloren plaatsen gezet en als het eens geplant is spruit het vanzelf voort en blijft lange jaren in het leven. Het bloeit van april tot heel diep in de zomer en ondertussen wordt het zaad in de hauwtjes rijp. [218]
Hierna volgt een register.
[220] Dan een register met de verhaalde kruiden en planten waar ze vermeld staan, zie zoeken.
[224]
VOORREDEN.
Dat de gezondheid het fundament van al onze krachten, werkingen, eer en rijkdom is kan iedereen of met groot profijt of met grote schade dagelijks voldoende bevinden. Want het oprechte gebruik van dit alles zonder de gezondheid kan niet volmaakt bestaan en wordt daarom met recht een verborgen schat genoemd. Waarom met grote reden de wijze Socrates zijn vrienden de gezondheid in alle tijden goed in acht te nemen ernstig vermaand heeft. Maar nadien we dikwijls en buiten onze wil en mening in velerhande ziekten vallen en met die als een schip op zee door een onverwachte storm omgeslingerd worden zo kan ons met recht geen grotere vriendschap bewezen worden als wanneer ons in zodanige gevaren de behulpzame hand meegedeeld wordt. En nademaal we volgens de uitspraak van de goed sprekende Cicero ten deel voor ons vaderland en ten dele voor onze vrienden en even naasten geboren zijn zo heeft het ons goed gedacht diegene die een afgescheiden en buiten leven voeren en daardoor dikwijls van behoorlijke hulpmiddelen in hun ziekten ontbloot zijn met een voorschrift waarin deze geschikte geneesmiddelen tot velerhande accidenten vinden kunnen behulpzaam, voordelig en dienstig te zijn. We hebben deze geneesmiddelen niet met veel zware en moeilijke bereidingen, die aan de apothekers in de steden overgelaten moeten worden, bezwaren willen maar alleen zodanige uitgekozen die meestal door een vlijtige hovenier of landman in zijn lusthof of tuin onderhouden of in het wild bij wegen op akkers en velden verzamelen en zelf bereiden kan die door hun zekerheid op oprechtheid, versheid en gemeenschap met de aard der inwoners de buitenlandse drogen in het minste niet wijken. Maar indien de gewenste uitkomsten en werkingen hierop staat naar hun gebruik niet komen te volgen zo zijn die nochtans niet als onnuttig te verwerpen want de oorzaak daarvan niet op zichzelf maar op het zwakke en weinig omtrent de ziekte ervaren oordeel als mede de weerspannigheid der accidenten te leggen is en in zodanige geval zal het nuttigste en zekerste zijn met de eerste gelegenheid met wijzere en in de geneeskunst ervaren mannen zich te beraden opdat niet het kwaad door lange tijd te diep ingeworteld is onoverwinnelijk de overhand behoudt en alzo de gewisse dood met zich slepen mocht. [225]
De ervaren huishouder,
Onderrichtend hoe men heilzame medicijnen voor de mensen bereiden zal
Het 1ste kapittel
Van de purgerende geneesmiddelen.
Een van de voornaamste grondregels in de geneeskunst is deze, te weten: als de oorzaak van de ziekte weggenomen is komt die vanzelf te verminderen en op te houden waarom het in verschillende toevallen nodig is het lichaam tevoren door purgerende middelen of ader te laten te ontlasten eer dat de ongetemperde ziekte door bijzondere hulpmiddelen weg genomen kan worden en opdat in dit deel de ver afgelegen landman niet onvoorzien is zullen we enige en in het aanzien geringe doch inderdaad nuttige purgerende en zuiverende geneesmiddelen zowel van boven door het braken als van onderen door de stoelgang de kwade en overtollige vochtigheden uitwerpende voorschrijven.
Om te doen braken.
Neem 8, 9 of 10 bladeren van hazelwortel of mansoor, stoot het in een stenen mortier en doe daarop een half mutsje Spaanse of Franse wijn, wringt het door een doek en geeft het nuchter te drinken. Om de werking ervan te bevorderen kan met een uurtje daarna een goede dronk geboterd bier daarop drinken.
Een andere.
Neem uitgeperst sap van mansoren, bladeren drie vierendeel van een lood, witte wijn een half mutsje, azijn en honing tezamen gesmolten een lood, vermeng het tezamen en geef het in.
Een ander.
Neem afgeschraapte schillen van radijs twee lood, wortel van mansoren een vierendeel lood, zaad van melde twee vierendeel lood, de bloemtoppen van dille, bloemen van Genista of brem, van elk zoveel men tussen drie vingers houden kan. Kook dit tezamen in mede of honingwater tot een mutsje nat, wring dit door een doek en doe er een lood azijn met honing gesmolten daarbij.
Een ander.
Neemt van de opwaarts afgeschraapte middelste of groene vlierbast 4 lood. Kook die in zoete melk, druk het uit en geef het te drinken.
Een ander.
Neem gedroogde bladeren van Gratiola of Gods genade en half of geheel lood, week het en kook het in wijn of vleessap en doe het door een doek.
Om de gal door de stoelgang af te zetten.
Neem verpoederde rabarber een vierendeel lood, breide wijnsteen een half vierendeel lood, vermeng dit tezamen en neem het met bier of vleessap in. [226]
Een ander.
Neem manna twee of vier lood, smelt dit in dun wittebrood gekookt in karnemelk en gebruik het in een keer. Of neem Alo een derde part van een vierendeel lood ճ avonds voor of na de avondmaaltijd in en het zal u de volgende dag zachtjes purgeren.
Om slijm en waterige vochtigheden door de stoelgang af te zetten.
Neem mechoacan (Ipomoea mechoacan) of jalapa (Mirabilis jalapa) Jalappe en vierendeel lood met bier of vleessap in
Een ander.
Neemt Gratiola of Gods genade een lood, zeewinde of Calystegia soldanella een vierendeel lood, anijszaad een half lood, rozijnen waar de kernen uit gedaan zijn een lood. Kook dit tezamen in wijn tot een mutsje nat, dit werkt van onderen en van boven.
Om melancholische of aangebrande vochtigheden door de stoelgang af te zetten.
Neem senna bladeren een lood, gekneusd anijszaad zoveel men tussen drie vingers vatten kan, week en kook dit op pruimensap.
Een ander.
Neem senna bladeren twee lood, citroen zaad, venkelzaad, van elk een vierendeel lood, Tamarinde een lood, hang dit in een zakje in bier, het purgeert gemakkelijk waarmee men veel vurigheid bij ouden en jonge kinderen kan afzetten.
Om een open lijf te houden.
Is een algemeen middel als pruimensap en voornamelijk als daar senna bladeren in geweekt of gekookt zijn. Anderen eten alleen gestoofde Sint Catharijne pruimen.
Een meidrank om het bloed te zuiveren.
Neem duivenkervel en wilde cichorei met de wortel, zuring, van elk een hand vol, senna bladeren anderhalf lood, anijszaad een vierendeel lood. Kook dit in een pint zoete wei totdat het derde deel verkookt is en gebruik hiervan het derde deel voor een keer.
Het II kapittel.
Om het haar te laten groeien.
Neem as van averuit, maak hiervan et het afkooksel van hetzelfde kruid een lood, wrijf eerst de plaats met een ruwe doek en stoot of bevochtig de plaats daar ge het haar wil laten groeien vaak met deze loog.
Om het haar te verdrijven en uit laten vallen.
Miereneieren met wijn vermengt en opgesmeerd maakt het haar los en laat het uitvallen als mede het sap van de bessen van de witte wijngaard of Bryonia en het sap van alle geslachten van wolfsmelk.
Voor zere hoofden.
Neem bladeren van wilgenbomen, van glaskruid, van witte biet, van wikke, kook dit op in schoon water en nadat het hoofd hiermee gewassen is smeer daarop de navolgende zalf; Neem zwavel een lood, Spaanse zeep [227] twee lood. Maak dit met sap van glaskruid of Parietaria tot een dun zalfje. Op verpoederde seven boom met room gemengd en op het hoofd gesmeerd. De praecipitaet zalf wordt hiertoe mede van de gewone lieden gebruikt, hoewel het beter was dat ze wat voorzichtiger te werk gingen en voornamelijk bij jonge kinderen wiens schedel nog niet genoeg gesloten of verhard is. Voor die is de volgende veel bekwamer; neemt 4 dooiers van eieren, varkensreuzel, terpentijn, van elk 2 lood, laat dit tezamen smelten en roer het goed door elkaar.
Voor korsten op kinderhoofden.
Neemt gestampte mirre, Iris en zwarte nieswortel, van elk een derde deel van een vierendeel lood, olie van eieren een lood, besmeer hiermee het hoofd.
Voor luizen en neten op het hoofd.
Strooi tussen het haar verpoederde Cocculus (Cocculus indicus) of staphisagria zaad (Delphinium staphisagria) of droge praecipitaet.
Om de hersens door het niezen te zuiveren.
Neem Nardus zaad, rozemarijn, fijne marjolein, tabak bladeren, van elk een half vierendeel lood met evenzoveel lelie der dalen, stoot dit tezamen tot een fijn poeder.
Een ander.
Neem sap van wijnruit en marjolein, van elk een half lood, vlier azijn een vierendeel lood, verpoederde witte nieswortel tien grein, meng dit onder elkaar en haal hier wat in de neusgaten op.
Om hoofdpijn uit koude te verdrijven.
Neem kamillen bloemen, jeneverbessen, wijnruit, marjolein, van elk een hand vol, snij die klein en maak hiervan een zakje wat men steken genaaid is en kook dit even op in wijn en leg het op het hoofd.
Een ander.
Neem verpoederde notenmuskaat of twee, maak het heet in een pan en leg het tussen grauw papier op het hoofd.
Een ander.
Neem uitgeperste olie van notenmuskaat, anderhalf vierendeel lood, gedistilleerde olie van salie, van barnsteen, van marjolein, van elk tien druppels en bestrijk hiermee de slapen van het hoofd.
Om hoofdpijn uit hitte te verdrijven.
Neem rozenwater vier lood, rozenolie twee lood, rozenazijn een lood, sla dit met doeken om het voorhoofd.
Een ander.
Neem de kernen van kersen, van perziken, wit maankop zaad, van elk een lood, stoot dit in een mortier en doe daarbij rozenwater, weegbree water, van elk zes lood, wring dit door een doek zodat het gelijk een melkje wordt en doe hierbij rozenazijn een lood en gebruik het als de voorgaande.
Een ander.
Neem gerstemeel twee lood, wit maankop zaad drie vierendeellood, rode rozen of pad rozen bladeren een vierendeel lood, maak hiervan met rozenazijn een papje en bindt het voor op het voorhoofd.
Een ander.
Neem gerstemeel twee lood, rode [228] rozen een half lood, sap van huislook zoveel als nodig is, maak hiervan een papje zoals de voorgaande.
Om brand of hete ziekten uit het hoofd te trekken.
Een zeelt of pekelharing of jonge kuikens of een duif op gespuwd en onder de voeten gebonden.
Een ander.
Neem wijnruit, hondsdraf, van elk een hand vol, zout zoveel me tussen drie vingers vatten kan, zuurdeeg zoveel genoeg is, stoot dit met wat azijn en maak hiervan een koekje om onder de voeten te binden.
Van catarres en verkoudheid.
Neemt marjolein, salie, betonie, rozemarijn, van elk een halve hand vol, Nardus zaad een half lood, notenmuskaat een vierendeel lood, stoot dit tot poeder en maak hiervan een zakje met boomwol (katoen) gevuld en met wijde steken genaaid om op het hoofd te leggen.
Een ander.
Neem een stukje of twee wierook, stook het op als ge ճ avonds te bed gaat en berook uw nachtgoed met mastiek, wierook en barnsteen.
Om slaap te verwekken.
Neem een gedroogde maankop en kook die in bier en geef het te drinken. Of neem komkommer, pepoen, meloen en Citrullen zaad, van elk twee vierendeel lood, wit maankop zaad een lood, sla zaad een vierendeel lood, stoot dit in een mortier en doe hierbij een halve pint gerstewater en wring dit door een doek en het zal een wit melkje schijnen te zijn. Maak dit zoet met suiker of siroop van maankop en gebruik het.
Voor leeghoofdigheid.
Neem hennepzaad vier handen vol, kook het in rozen en lavendel water, van elk een mutsje, witte wijn anderhalf mutsje, stoot dit daarna tot een papje en leg het tussen twee doeken op het hoofd.
Een ander.
Neem een kalf of schapen long warm uit het beest getrokken en om het hoofd gebonden. Ook kan hier dienstig tegen gebruikt worden hetgeen we tegen de hoofdpijn uit hitte ontstaan voor geschreven hebben.
Voor duizeling in het hoofd.
Neem conserf van rozemarijn, betonie, marjolein, van elk een lood, gekonfijte gember twee vierendeel lood, meng dit tezamen en gebruik hiervan ՠs morgens nuchter de grootte van een notenmuskaat.
Een ander indien het van dampen die uit de maag opklimmen ontstaat.
Neem meester wortel, pioen wortel, kalmoes wortel, van elk twee vierendeel lood, Roomse alsem, Cnicus benedictus, betonie, van elk een halve hand vol, gevijld staal een lood, rabarber twee vierendeel lood, Alo anderhalf vierendeel lood. Doe dit tezamen in een zakje en hang het in een kan wijn en drink hiervan nuchter een roemertje vol, het houdt meteen een open lijf.
Voor beroerdheid of popelsie. (hersenbloeding, M. S.)
Indien iemand door deze zeer hevige ziekte aangetast wordt zal men hem zijn armen en benen hard wrijven, een sterk klysma zetten en daarop ader laten, in de neus zal men het niespoeder boven om de hersens te zuiveren voor geschreven inblazen, de slapen [229] van het hoofd en onder de neus met gedistilleerde olie van barnsteen of wijnruit bestrijken en indien hij iets innemen kan een lepel vol van het bereide jenever water ingeven. Daarna als hij weer tot zichzelf is gekomen zal men hem purgeren en daarop het volgende gebruiken laten; Neem pioen wortel, meester wortel, alant, van elk een lood, kalmoes twee vierendeel lood, bladeren van betonie, rozemarijn, marjolein, van elk een hand vol, zaad van pioen een half lood, lavendel bloemen, lelie der dalen bloemen, van elk zoveel als men tussen drie vingers vatten kan, krenten vier lood. Kook dit tezamen in honing water tot een pint nat. Hiertoe dienen ook de konserven van rozemarijn, betonie, marjolein, water van lelie der dalen met wijn gedistilleerd.
Voor beroerdheid in de tong.
Neem een notenmuskaat, mosterdzaad en gember, een vierendeel lood, dit grof gestoten kook het in wijn en spoel de mond hiermee.
Voor lamheid die na beroerdheid komt.
Neem een hand vol lavendel bloemen, bevergeil een vierendeel lood, giet hierop een pintje van het beste jenever water, laat dit staan weken in de zon, geeft hiervan de zieke elke morgen een lepel vol en baadt of stoof de geraakte leden met het volgende bad: Neem de wortels van brandnetels, vier handen vol, salie, wijnruit, rozemarijn, bakelaar (Laurus) van elk een hand vol, jenever bessen anderhalve hand vol. Kook dit in water en besmeer het met de volgende zalf: Neem olie van laurier bessen en Nardus zaad, van elk twee lood, ganzenvet, olie van vossen, van elk een lood, olie van terpentijn twee vierendeel lood, meng dit onder elkaar of neem rozemarijn, marjolein, kruizenmunt, wilde munt, seven boom en salie, van elk een handvol. Kook dit tezamen in boom olie (Olea) en doe hierbij klauwen vet en wring het daarna door een doek.
Voor de vallende ziekte.
Neem een goed deel zwarte krieken, stoot de kernen in stukken en distilleer hiervan een water. Hiertoe dient ook linden bloeisel, lelie der dalen bloemen en hysop water met siroop van pioen bloemen vermengt.
Een ander.
Neem sap van groene tabak bladeren en kook hiervan met honing een siroop en gebruik het met pioen water.
Een ander.
Neem een handvol pauwen drek, kook het op in een pint wijn en geef het in drie keer te gebruiken, te weten na de overval van het accident, ten tweede indien men hetzelfde wederom voelt of daarvoor bevreesd is en ten derde een uur na de tweede overval.
Een geneesmiddel voor de vallende ziekte wat aan de koning van Denemarken toegeschreven wordt.
Neem gebrande schedel van een mens een vierendeel lood, eland klauw een half vierendeel lood, die pioen zaden. Maak hiervan een poeder en geef het de zieke drie dagen achtereen en nuchter met lavendelwater in.
Voor stuipen en kwellingen van de kleine kinderen.
Neem pioen wortel, pioen zaad, van elk twintig grein, Iris wortel, eland klauwen, van elk tien grein, saffraan, [230] vier grein, geeft hiervan 10 grein met vrouwen zog of pioen water. Sommigen verzekeren dat de kinderen aan geen stuipen onderworpen zullen zijn indien men ze zo gauw als ze geboren zijn met deze wijn afwast: Neem pioen wortels zes lood, bevergeil een half vierendeel lood, kook dit in zoveel wijn als nodig zal zijn. Daarboven zijn de gedistilleerde wateren die we tegen de vallende ziekte goed zijn gezegd hebben ook dienstig om de stuipen der jonge kinderen te genezen.
Voor zware fantasieën.
Hiertoe is nuttig citroenmelisse in wijn gekookt en gedronken als mede de konserven van bernagie en buglosse bloemen.
Om vlekken en mazelen in het aangezicht te verdrijven.
Neem Borax en smelt die in weegbree en bonen bloeisel water, doe hierbij wat olie van wijnsteen of neem de verse wortel van Salomonszegel, stoot die en strijk het op de plekken.
Om rode puisten en pukkels in het aangezicht te verdrijven.
Kook hysop in wijn en was het aangezicht daarmee of neem een half lood kamfer, twee lood sal ammoniak, die goed verpoederd en in een glas gedaan en rozenwater daarop gegoten zodat het een vingerbreed bedekt is, stop het glas dicht toe en laat het in de zon drogen, breek het glas en die het bij de voor gezegde gedroogde en half lood loodwit en wrijf dit alles met boom olie en strijk het op de puisten en was het daarna met voor gezegde wijn af.
Een uitstekend water voor rode puisten en pukkels in het aangezicht.
Neen bijna rijpe aardbeien, een pond, twee zure appels, wortels van water patiente (Rumex patientia) dat veel aan de kanten van de sloten groeit, verse rozenbladeren (bloemen) een halve hand vol, zuring, weegbree bladeren, van elk een hand vol, geitenmelk, het wit van tien eieren, aluin twee lood, kamfer, wierook, van elk een vierendeel lood. Meng dit tezamen en distilleer hiervan een water waarmee men het aangezicht dikwijls betten en wassen zal.
Voor roodheid, puisten en jeuk in het aangezicht.
Neem het binnenste uit een citroen, kook dit op met gesmolten varkens reuzen, wring het door een doek en laat hierin wat was smelten, van het vuur genomen en als het begint te stollen roer daaronder een half lood sal ammoniak.
Om de ruige en ruw huid in het aangezicht te verbeteren.
Neem herten vet, smalt het in schoon water en als het daarvan afgenomen is doe erbij verpoederde borax, vernis en gewassen loodwit zo veel als nodig is en maak hiervan een zalfje.
Om littekens uit het aangezicht weg te nemen.
Neem dennenhars, smelt het met wat terpentijn en roer hieronder verpoederde gom tragant (Astragalus) zoveel totdat het als een pleister wordt en smeer het op een doek en leg het op de littekens. [231]
De ervaren huishouder.
Het III kapittel.
Van de geneesmiddelen voor de gebreken der ogen.
Om het zwakke gezicht te versterken.
Neem wortel van alant, van venkel, van elk een lood, bladeren van ogentroost een hand vol, betonie, ijzerkruid, van elk een halve hand vol, venkelzaad, jeneverbessen, van elk een half lood en maak hier van een zakje en hang het in wijn waarvan men soms drinken moet.
Een ander.
Snij een struik van venkel onder een lid af en haal met een boor de pit uit de stengel die in de grond vast is tot het volgende lid, vul het wederom met suiker en stop boven het gat met een venkel struik wederom toe en laat dit een dag of twee zo staan totdat de suiker gesmolten is dat ge dan in de ogen zal doen.
Een ander.
Neem sap van venkel twaalf lood, van wijnruit zes lood, zuivere honing vier lood en zet dit in een glas in de zon en gebruik daarna het heldere tot een oogwater.
Van ontsteking, pijn en roodheid der ogen.
Het lichaam dat men senna bladeren gezuiverd is zal men een ader laten openen en daarop deze remedie gebruiken; Neem rozenwater, vrouwenmelk, het wit van een vers ei goed geklopt en doorgedaan, maak hiervan een oogwater. Bind voor het voorhoofd gestoten bladeren van braambessen of het volgende: Neem andijvie een hand vol, gerstemeel een lood, wit van een ei en wat azijn, stoot en kneus dit tezamen.
Een ander.
Neem kernen van kweeperen en week die in rozenwater. Het is een zeer bekaam en algemeen oogwater.
Voor vliezen en vlekken op de ogen.
Neem het sap van groene tabak bladeren en verse meiboter, kook dit wat tezamen en besmeer hiermee uitwendig de ogen, het bijt wel eerst wat in de ogen maar gaat gauw wederom over.
Een ander.
Neem suiker kandij een vierendeel lood, bereide tuthia een half vierendeel lood, zeeschuim, twintig grein, witte vitriool ten grein, stoot die tot een heel fijn poeder en blaas het met een pijpje in de ogen.
Voor zere druppelende ogen.
Neem tuthia en Aloë, van elk twintig grein, venkelwater een half mutsje, maak hiervan een oogwater.
Voor verkoudheid die op de ogen vallen.
Neem salie, lavendel bloemen, van elk een hand vol, wijnazijn een half pintje. Kook dit in een bedekte pot tot de helft en neem deze azijn dikwijls [252] warm in de mond. Hiertoe kan men ook het kussentje wat we tegen de catarres voorgeschreven hebben op het hoofd dragen.
Voor blauw geslagen, gevallen of gestoten ogen.
Neem verpoederd komijnzaad en maak hiervan een papje met vrouwenmelk en leg het tussen twee warme doeken op de ogen. Neem daarna droge hysop den doe het in een zakje, kook het in water en bet hiermee vaak de ogen.
Het IV. Kapittel.
Van de geneesmiddelen voor de gebreken der oren.
Voor pijn in de oren.
Neem rozemarijn bloemen, kook die op in wijn, rozenolie en olie van bittere amandelen of knoflook in boom-olie gekookt en in de oren gedruppeld en met katoen dicht gestopt. Indien de pijn zeer hevig is en uit hitte ontstaat neem dan vrouwenmelk, rozenolie, sap van kaas kruid en wit van een ei, roer dit goed onder elkaar en gebruik het.
Voor de doofheid en het suizen der oren.
Neem venkelwater, karwij water, van elk een loof, voorloop van jeneverwater twee vierendeel lood, meng het en druppel het in de oren. Het warme tarwebrood met karwijzaad om het gezicht te versterken en voor beschreven is hiertoe ok zeer dienstig op het oor gelegd.
Een ander.
Neem een grote paling, kerf het en steek in de snede gestampte knoflook, braadt het aan het spit en gebruik het aflopende vet met boomwol die bij muskus gelegen heeft in de oren.
Een ander.
Neem bessen van laurier en stamp dit, kook het in wijn en ontvang de rook tweemaal per dag in de oren.
Voor wormen in het oor.
Het sap van alsem of van gentiaan of van Centaurium in het oor gedaan is goed.
Voor etterachtige materie die uit het oor loopt.
Neem sap van venkel, van Scabiosa en rozenhoning, van elk even veel, steek dit met een doek in de oren of kook de bladeren van olijven in honingwater en druppel het in de oren.
Het V. kapittel.
Van de geneesmiddelen tot de gebreken van de neus.
Voor de verstopte neus.
Hiertoe gebruikt het niespoeder, boven om de hersens te zuiveren beschreven, of neem seven boom, kook het in water en leg het warm op de neus.
Om het bloeden uit de neus te stelpen.
Indien iemand sterk uit zijn neus bloedt, [253] zal men in de ene hoek van het oog de duim en in de andere de vinger zetten en die sterk tezamen drukken en het bloeden zal gauw ophouden, maar indien het veel gebeurt zou het geraden zijn een ader te openen.
Een ander.
Koud water in de nek en in het aangezicht gegoten of een natte doek in de nek gelegd en het hoofd met koud water en azijn wassen. Anderen leggen water van weegbree of herderstasje met een doek op de lever, mannelijkheid en in de nek.
Het VI. Kapittel.
Van de geneesmiddelen voor de gebreken der tanden en het tandvlees.
Voor de tandpijn.
Om de verkoudheid die op de tanden vallen en aldaar pijn veroorzaken te verdelen wordt nuttig het niespoeder, boven om de hersens te zuiveren beschreven, gebruikt. Neem daarna kamfer, kook die in azijn en hou het warm in de mond. Indien de tand hol is neem kamfer en was, meng dit tezamen en vul de tand daarmee. Of neem Delphinium staphisagria zaad, doe het in een doekje, week het in azijn en hou het tussen de tanden. Anderen nemen olie van kruidnagels of Origanum met wol die ze in de tand steken. Nardus zaad in azijn gekookt en in de mond gehouden is mede zeer goed.
Een ander.
Neem pyrethrum wortel een half lood, hysop, salie, van elk een halve hand vol, komijnzaad, Nardus zaad, van elk anderhalf vierendeel lood, kook het in wijn en hou het in de mond.
Voor tandpijn die uit heet bloed door de slagaderen van de slaap van het hoofd op de tanden schieten ontstaan is.
Neem wit van een ei goed geklopt, rozenazijn en rozenwater, van elk een lepel vol, gerst of tarwemeel zo veel genoeg is, maak hiervan een papje en bindt het op de slapen van het hoofd.
Om de wormen uit de holle tanden te verdrijven.
Neem zaad van bilzekruid en meng dit met geel was, maak hiervan een koekje en leg dit op een ijzeren plaatje op hete kolen. Zet daarboven een trechter die en in de mond moet houden om alzo de rook de rook in de tand te ontvangen.
Om tanden wit te maken.
Neem rozemarijn een lood, gebrande wittebrood een half lood, Iris wortel, pioen wortel, as van tabak, verpoederde marmer steen, van elk een vierendeel lood, stoot dit tot een fijn poeder en wrijf er de tanden mee.
Een ander.
Neem rode koralen, de stenen uit dadels, zeeschuim, drijfsteen, Oost Indische porselein scherven, gebrand zout, van elk even veel en gebruik het als de voorgaande. [254]
Voor vuil, bloederig en kwaad tandvlees.
Neem Bistorta wortel drie vierendeel lood, bloemen van wilde granaten, granaatschellen, van elk twee vierendeel lood, salie, hysop, mirt bladeren, van elk een hand vol, Ligustrum, rozenbladeren, van elk een halve hand vol. Aluin een lood, kook dit in rode wijn en water zoveel als nodig is en was hiermee het tandvlees. Bestrijk ze daarna met het navolgende; Neem gesmolten honing of honing van rozen twee lood, Alo twintig grein. Mirre tien grein, rode oosterlucie wortel een half vierendeel lood, men dit tot een siroop.
Een ander.
Neem maagdenpalm, rode rozen, lepelbladeren, van elk een hand vol, kook dit in rode wijn tot een half pint en gebruik het als de voorgaande en bestrijk het tandvlees met het volgende: Neem rozenhoning, moerbeisap, van elk een lood, gebrande aluin een half vierendeel lood, Egiptiac (Egyptisch zalf?) zalf een vierendeel lood, vermeng dit met elkaar.
Het VII. Kapittel.
Van de geneesmiddelen voor de gebreken van de mond.
Voor een gezwollen keel.
Dit accident plaagt de mensen zeer te benauwen en men zal de zieke ten eerste met Senna bladeren of Jalappe, zoals we boven geleerd hebben, purgeren en daarna ader laten en ondertussen de keel vaak gorgelen neem Judas oren die aan de vlierboom groeien, drie vierendeel lood, violen bladeren, salie, vlierbladeren, van elk een hand vol, krenten twee lood, zoethout een half lood, kook dit in water tot een halve pint en gorgel hiermee en sla het volgende buiten om de keel: Neem vlier bladeren, rode kool, van elk even veel, hak dit klein en fruit het in boter en honing.
Een ander.
Neem gedroogde hondendrek, ganzen drek, van elk een half lood, kook dit in wijn en water tot een half pintje nat en gorgel hiermee.
Een ander.
Neem een zwaluwen nest met een handvol salie en kook dit in zoete melk en gebruik het als voorgaande.
Voor de huig in de keel.
Neem gedroogde bolster van walnoten een half vierendeel lood, bloemen van wilde granaten of balaustia, granaatschillen, van elk twintig grein, gebrande aluin ten grein. Licht hiermee de huig.
Voor een rauwe en hese keel.
Neem drop van zoethout een half lood, kandijsuiker evenzoveel, gom tragant twintig grein, maak hiervan met rozenwater koekjes om in de mond te laten smelten en geleidelijk aan door te slikken.
Voor een stinkende adem.
Neem karwijzaad zes lood of polei twee handen vol, kook dit in een kan wijn totdat de helft verkookt is en drink hiervan ճ morgens en ճ avonds een goede dronk. [255]
Het VIII. Kapittel.
Van de geneesmiddelen voor de gebreken van de borst.
Voor de hoest.
Neem jeneverbessen drie handen vol, kook dit in een mengel bier totdat het derde deel verkookt is en drink hiervan een goede dronk en leg een grauw papier met kaarsenvet waar gestoten komijnzaad op gestrooid is op de borst.
Een ander.
Neem verpoederde alant wortel, Iris wortel, van elk een half vierendeel lood, uitgekookt sap van vlierbessen een vierendeel lood, neem dit met bier of wijn ճ avonds in als men te bed gaat.
Voor hoest door scherpe verkoudheid ontstaan.
Neem rode korenrozen of klaprozen een handvol, kook dit in Scabiosa en Cnicus benedictus water, van elk een pintje tot op het derde deel, doorzeven en maak het zoet met suiker of met siroop van rode klaprozen of van maankop. Hiertoe is mede dienstig siroop van violen en drop van zoethout gebruikt.
Voor fluimen en een benauwde verstopte borst.
Neem alantwortel, drie vierendeel lood, bladeren van Cnicus benedictus, van alsem, van elk twee vierendeel lood, kruizemunt een vierendeel lood, rabarber een half lood, Alo en vierendeel lood, citroen schillen twee vierendeel lood. Hang dit met een zakje in een kan wijn en drink hiervan nuchter een roemertje.
Voor engborstigheid (astma).
Neem kandijsuiker een lood, bloem van zwavel een half lood, meng dit onder elkaar en geef hiervan een vierendeel lood op een keer in.
Een ander.
Neem komijnzaad een half lood, gesneden vijgen een lood, averuit een hand vol, kook dit in wijn tot en pint en drink hiervan.
Een ander.
Neem sap van rode kool, kook dit met honing tot een siroop en neem hier dikwijls wat van in.
Voor het bloedspuwen.
Neem smeerwortel twee lood, zoethout een half lood, bladeren van weegbree, postelein, Scabiosa, van elk een handvol, mirte bessen een halve hand vol. Kook dit in gerstewater en maak het zoet met suiker.
Een ander.
Neem zaad van sumak twee vierendeel lood, Arabische gom een vierendeel lood, maak hiervan pillen met weegbree sap om in drie keer te gebruiken.
Voor het pleuris.
De echte pleuris is altijd vergezeld van scherpe koorts en gedurige stekende pijn in het adem halen waarbij gevoegd is een droge kuch. Om dit accident te genezen zal men terstond ader doen laten en een goede hoeveelheid bloed af tappen en indien de pijn niet ophoudt mag men dezelfde dag of nacht [256] eens of tweemaal herhalen, ondertussen indien het lichaam gesloten is een klysma laten zetten en het volgende gebruiken: Neem olie van zoete amandelen twee lood, siroop van klaprozen een lood, neem dit in en drink daarna van de drank die we voor de hoest uit scherpe verkoudheid ontstaan voor beschreven hebben. Sommigen prijzen zeer tegen het pleuris de rode velletjes van de hazelnoten, gedroogd twintig greinen zwaar, met Cnicus benedictus water twee- of driemaal per dag ingeven. Buiten daar de pijn is kan men glaskruid in boter gefruit opleggen.
Het IX. Kapittel.
Van de geneesmiddelen voor de gebreken van het hart.
Voor hartkloppingen.
Neem een vierendeel lood teriakel, meng het met wijn waarin foelie en kaneel gekookt is en als het gebruikt is moet men daarop zweten.
Een ander.
Neem galigaan, Zedoaria, kaneel, van elk een half lood, Melissa of confilie de grein een hand vol, bernagie bloemen zo veel als men tussen drie vingers vatten kan. Hang dit met een zakje in een kan wijn en drink hiervan.
Voor melancholie en zwaarmoedigheid van het hart.
Hiertoe is goed Melissa of pimpernel in wijn gekookt en gedronken, als ook konserf en gedistilleerd water van Melissa, bernagie en Buglosse.
Voor flauwhertigheydt (slap of krachteloos)
Neem konserf van bernagie, Buglosse, marjolein, rozemarijn, van elk een lood, een gehele gekonfijte notenmuskaat, gekonfijte gember een half lood, meng dit onder elkaar tot een konserf en gebruik hiervan de grootte van een walnoot.
Voor flauwhertigheydt in hete ziekten.
Neem konserf van rozen, van cichorei [257] bloemen, van rode aalbes sap, van elk een lood, het binnenste merg van een citroen of limoen een half lood, confectie Alkermes een half lood, maak hiervan een konserf.
Voor banden aan het hart.
Neem galigaan, foelie, kaneel, gember, paradijs korrel, Zedoaria, kruidnagels, Angelica wortel, van elk een half lood, valeriaan wortel een lood, gier hierop een kan goede wijn en laat dit 14 dagen staan weken, geef hiervan driemaal per dag twee lepels vol.
Het X. Kapittel.
Van de geneesmiddelen voor de gebreken der vrouwenborsten.
Om het zog in de borsten te vermeerderen.
Neem anijs of venkelzaad, een half lood, geef dit met koolsap in als men te bed gaat of kook groene venkel en dille in gerstewater, maak het zoet met suiker en drink hiervan.
Om het zog op te drogen.
Neem gestampte bonen, wikke, korianderzaad, van elk een halve hand vol, kook dit in water en leg doeken hierin nat gemaakt op de borsten. Anderen nemen alleen Franse lek wijn of sap van kruizenmunt.
Voor pijn in de borsten door geklonterde melk veroorzaakt.
Neem bonenmeel twee delen, kruizenmunt een deel, maak hiervan met ongezouten boter een papje.
Voor ontstekingen van de borsten.
Neem sap van huislook, van nachtschade, wit van een ei, olie van rozen, van elk even veel, meng dit goed onder elkaar en leg het met doeken daarop.
Om harde borsten te verzachten.
Neem gerstemeel, bonenmeel, van elk twee lood, fenegriek zaad meel, lijnzaadmeel, van elk een lood, saffraan twintig grein, maak hiervan met olie van kamille een pap en leg het op de borsten.
Een ander.
Neem de wortel van de witte lelie, kook die in zoete melk totdat die weer wordt, doe daarop tarwemeel zoveel als genoeg is, olie van kamille, van witte lelie, van elk een lepel vol, honing twee lepels vol, twee dooiers van eieren, maak hiervan een pap.
Een ander.
Neem biet en kook die in olie, zeef het door en smal was in die olie totdat het als een zalf wordt en besmeer hiermee de borsten.
Voor drop in de borsten.
Neem olie van rozen anderhalf lood, van kamille, van witte lelie, van elk drie vierendeel lood, sap van Althaea zalf een vierendeel lood, witte was twee lood, rozenwater en rozenazijn, van elk een lepel vol, smelt dit tezamen tot een zalfje.
Voor gezwollen en zwerende borsten.
Neem kruim van wittebrood, kook [276] dit in water tot een dikke pap, doe er populieren zalf bij, verse boter, van elk drie lood, en leg dit op de borsten.
Een ander.
Neem olie van olijven, verse koeienmest, van elk even veel, meng dit onder elkaar en druk het door een doek, doe daarop fenegriek meel zoveel totdat het een geschikt papje wordt.
Een ander.
Neem bonenmeel, fenegriek meel, lijnzaadmeel, kruim van wittebrood, van elk twee lood, gestoten Althaea wortel drie lood, saffraan een half vierendeel lood, maak dit met afkooksel van kaaskruid en Althaea tot een pap en doe daarbij 4 dooiers van eieren, olie van violen en lijnzaad olie, van elk anderhalf lood. En wanneer het gezwel doorbroken of met een vliem doorstoken is zal men het reinigen met de volgende zalf; Neem honing, sap van selderij, dooiers van eieren, terpentijn en wat gerstemeel onder elkaar vermengt en met doeken in de wond gestoken.
Voor doorgebroken kanker.
Neem gepelde zoete amandelen zoveel als genoeg is, stamp die in een loden mortier en maak hiervan met het sap van huislook een papje en as eerst de wond met Cnicus benedictus water en strooi daarvan poeder in en leg daar het voor beschreven papje overheen.
Voor zere en gekloven tepels.
Neem gesmolten lammeren vet met rozenwater gewassen, rozenzalf, van elk een half lood, Arabisch gom twintig grein, holwortel verpoederd tien grein, olie van eieren zoveel als nodig is en maak hiervan een zalfje.
Een ander.
Neem olie van violen, van eieren, van elk drie vierendeel lood, hertenvet, bokken talk, van elk een half lood, was zoveel als nodig is tot een zalf.
Een ander.
Neem een blad van witte lelie uit de olie daar ze in te weken staan en leg het over de tepel.
Het XI. Kapittel.
Van de geneesmiddelen voor de gebreken van de maag.
Om de maag te versterken.
Neem anijs, venkel en korianderzaad, van elk een lood, karwijzaad een half lood, gember, kalmoes wortel, van elk anderhalf vierendeel lood, galigaan, Zedoaria, van elk een vierendeel lood, stamp dit tezamen tot een fijn poeder en geef hiervan elke morgen een vierendeel lood met wijn in.
Om de maag te zuiveren.
Hiertoe is dienstig Alo ճ avonds voor het eten twintig grein ingenomen of hang dit navolgende in een zakje in een kan wijn en drink daarvan ճ morgens een roemertje vol van; Neem alant wortel, Zedoaria, van elk een half lood, Cnicus benedictus, Centaurium, alsem, kruizenmunt, van elk een halve handvol, Alo een vierendeel lood, oranjeschillen anderhalf vierendeel lood, stamp dit tot een grof poeder en bindt het in een zakje. Tot hetzelfde doel dient ook een braakdrank [277] in het eerste kapittel beschreven ingenomen te worden.
Voor pijn in de maag uit winden ontstaan.
Neem een grof gestampte notenmuskaat, kook het in wijn en drink het. Hiertoe dient ook teriakel met wijn ingenomen of kamillebloemen in wijn gekookt.
Om het sterke braken te laten ophouden.
Neem deeg van tarwebrood zoveel genoeg is, bessen van laurier twee handen vol, alsem een hand vol, maak hiervan een brood en laat het bakken. Snij er een stuk van en leg het tussen een doek die in de volgende bereide brandewijn nat gemaakt is op de kolk van het hart: Neem een mutsje brandewijn, galigaan, kalmoes wortel, van elk een half lood, kruidnagels een vierendeel lood. Laat dit tezamen staan weken en maak de doek hierin nat.
Een ander.
Neem een spons en kook het in azijn en leg het op de maag of de kolk van het hart en eet eens tukje brood dat in het sap van granaten geweekt is.
Het XII. Kapittel.
Van de geneesmiddelen voor de gebreken der darmen.
Voor de pijn in de buik en het koliek.
Als eerste is nodig dat men dusdanige mens met rabarber, Senna bladeren en Jalappe purgeert of bereidt hiertoe het volgende drankje: Neem Senna bladeren, wortel van boomvaren, van elk een lood, kamillebloemen zoveel als men tussen drie vingers vatten kan, anijs of venkelzaad, een half lood, krenten twee lood. Kook dit in een half pintje water tot op de helft en maak het wat zoet met suiker. Gebruik daarna het volgende: Neem kamillebloemen, een halve hand vol, schellen van oranjeappels en half lood, kook dit in wijn en water tot een mutsje nat, door wringen en doe er bij suiker een lood, anijs olie zes druppels, geef dit in een keer te drinken.
Een ander.
Neem kamillebloemen, een hand vol, venkelzaad een lood, kook dit in water tot een half pintje, doorzeven en doe er bij siroop van cichorei sap anderhalf lood, olie van anijs tien druppels, drink hiervan de helft in een keer.
Een ander.
Neem wortel van venkel, van maggi, van elk twee lood, oranjeschillen een half lood, kruizenmunt, polei, alsem, bloemen van kamillen, van melilote, van elk een handvol, jeneverbessen twee lood, bessen van laurier een lood, anijszaad, komijn zaad, van elk een half lood. Kook dit in bier zoveel als genoeg is en stoof hiermee de buik.
Voor de buikpijn van kinderen.
Neem venkelwater een half mutsje, siroop van maankop twee lood, meng dit en geef hiervan een lepel vol.
Voor de buikloop en rodeloop.
Geef de zieke eerst dit volgende te gebruiken: Rabarber een vierendeel [278] lood, notenmuskaat zes grein. Bereidt daarna deze drank: Neem smeerwortel twee lood, kreupel gras (Polygonum aviculare) drie handen vol, een halve maankop. Kook dit in gerstewater tot een pint, meng hierbij siroop van granaten van mirte bessen, van elk drie lood, en drink hiervan driemaal per dag.
Een ander.
Neem wijntint een mutsje, een dooier van een ei, wit maagden was, maak dit gelijk als een kandeel en laat het de zieke in een keer gebruiken. Hiertoe is ook marmelade of kwee vlees gebruikt ook heel goed alsmede het konserf van rode rozen.
Voor buikwormen der kinderen.
Neem loof van perzikbomen, kneus het en bindt het op de navel van de buik.
Een ander.
Neem pyrethrum zaad en laat het in oude mede weken en geeft het te drinken. Knoflook in zoete melk gekookt wordt ook zeer veel gebruikt.
Een ander.
Neem Teucrium scordium, pyrethrum zaad, van elk een half lood, Corallina, rabarber, van elk een vierendeel lood, stamp dit tot een fijn poeder en geef hiervan een half vierendeel lood in.
Een ander.
Neem pyrethrum zaad, Jalappe, rabarber, van elk een half lood, die dit grof gestampt in een zakje en hang het in een pint mede en geef hiervan af en toe wat te drinken. Dit doodt de wormen en zet ze door de stoelgang af.
Voor het uitzinken van de aarsdarm.
Men moet de gezonken darm wederom met warme doeken op zijn plaats brengen en daarna het fundament met het navolgende stoven: Neem bast van vlierbomen een handvol, kook het in wijn zoveel genoeg is.
Een ander.
Neem vijf handen vol eikenbladeren, rode rozen twee handen vol, kook dit in water wat gloeiend staal in geblust is.
Voor aambeien.
Neem kamfer, zalf van loodwit, populieren zalf, van elk even veel en besmeer het fundament hiermee.
Een ander.
Neem verse boter, dooiers van eieren, fruit dit tezamen in een pan en druk het door een doek en besmeer ze hiermee.
Een ander.
Neem natte loodwit twee lood, een dooier van een ei, bereide tuthia, twintig grein, kamfer tien grein, herten vet, olie van rozen, van elk een lood, reiger vet, een half lood, maak hiervan een zalfje.
Een ander.
Neem een goed deel vlierbladeren, maak ze door heet in een pan en leg ze met een stuk rood scharlaken op het fundament. [279]
Het XIII kapittel.
Van de geneesmiddelen voor de gebreken van de lever.
Voor een verhitte lever.
Neem cichoreiwortel, Scorzonera wortel, van elk twee lood, zuring, wilde cichorei, bernagie, van elk een hand vol, tamarinden, twee lood, kook dit in een zoete wei een mengel totdat het derde deel verkookt is en drink hiervan elke morgen een mutsje.
Voor waterzucht.
In deze ziekte zal men als eerste purgeren; Neem Jalappe, Mechoacan, van elk veertig grein, oranje schellen, ten grein, as van hulst gebrand, zes grein, maak hiervan een poeder en neem het ճ morgens met bier in. Neem daarna as van jeneverboom, boon struiken, alfs rank (Solanum dulcamara) van elk drie handen vol, doe daarop gerstewater een mengel, wijn een half pintje, giet het door een wollen lap en maak het zoet met suiker. Drink hiervan een roemertje vol tweemaal per dag.
Een ander.
Neem een peper wortel (Armoracia), rasp het klein, doe daar een mengel goede Rijnse wijn bij en drink hier soms wat van.
Een ander.
Neem alsem, alfsrank, Cnicus benedictus, van elk een hand vol, rabarber een lood, oranjeschillen een half lood, hang dit in een zakje in een mengel wijn en drink hiervan.
Voor geelzucht.
Neem sap van goudsbloemen, stinkende gouwe, van elk een half lood, saffraan, tien grein, wijn een half mutsje, geef dit in een keer te drinken.
Een ander.
Neem venkel wortel, peterseliewortel, van elk twee lood, stinkende gouwe, duivenkervel, jeneverbessen, van elk een hand vol, kook dit in gerstewater tot een pint en maak dit zoet met suiker. Drink hiervan een roemertje vol tweemaal per dag.
Het XIV. Kapittel.
Van de geneesmiddelen voor de gebreken van de milt.
Voor een verharde en verstopte milt.
Neem schors van es boom een vierendeel pond, giet hierop een kan wijn, kook dit op de helft en drink hiervan een mutsje ՠs morgens nuchter. De schors van de kappertjes boom is hiertoe zeer nuttig en of kook hop in wijn en leg het op de linkerzijde, hierdoor wordt de milt zeer vermurwd en zijn pijn gestild.
Voor de scheurbuik.
Hiertoe is zeer dienstig het extract van lepelbladeren of bereid deze drank: Neem sap van lepelbladeren, van duivenkervel, [280] van cichorei, van elk zes lood, sap van waterkers acht lood, sap van Veronica beccabunga, van venkel, van elk vier lood, Rijnse wijn een pint, kook dit een tweemaal en giet het door een wollen lap en geef hiervan een mutsje nuchter te drinken.
Een ander.
Neem wortel van pioen vier lood, polei een hand vol, rozemarijn een halve hand vol, giet hierop twee mengel bier en kook dit tot op de helft en drink hiervan driemaal per dag.
Het XV. Kapittel.
Van de geneesmiddelen voor de gebreken van de nieren en van de blaas.
Om het graveel en steen af te drijven.
Neem brem zaad, klis zaad, parelkruid zaad (Lithospermum), van elk drie vierendeel lood, bokken bloed anderhalf vierendeel lood, kreeften ogen een vierendeel lood, witte kandijsuiker twee lood, stamp dit tot een fijn poeder en geef hiervan een vierendeel lood met Rijnse wijn in.
Een ander.
Neem peperwortel (Armoracia) fijn geraspt, zes lood, druk met een mutsje Rijnse wijn het sap hieruit. Meng hiervan de helft met olie van zoete amandelen twee lood, notenmuskaat een half vierendeel lood en geef het te drinken.
Een ander.
Neem siroop van hysop vier lood, water of afkooksel van glaskruid een pint, meng dit en gebruik hiervan twee of driemaal per dag een roemertje vol.
Voor ontsteking van de nieren.
Neem weegbree water drie mutsjes, rozenwater acht lood, glaskruid water, aardbei water, van elk een half pintje, siroop van violen vijf lood, van limoen twee lood, meng dit onder elkaar en geef hiervan een roemertje vol driemaal per dag. Ondertussen zal men de lendenen met rozenzalf en rozenazijn vermengt besmeren.
Om de opgestopte urine te laten lossen.
Neem glaskruid of kervel in boter gefruit en boven op het geslacht geslagen of neem gekookt uien en gebruik het als de voorgaande.
Voor de druppelplas.
Drink een glas wijn met afkooksel van zoethout vermengt. Sommigen gebruiken hiertegen notenmuskaat of knoppen van zwarte aalbes.
Voor snijding in het water maken.
Neem Althaea, kaaskruid, peterseliewortel, van elk een hand vol, kook dit in een pintje bier tot de helft verkookt is. Gebruik hiervan de helft [281] warm met wat ongezouten boter.
Voor het bloedwateren.
Neem wortel van selderij, van venkel, van peterselie, van elk een lood, weegbree, herderstasje, van elk een handvol, kook dit in bier of wijn en maak het zoet met suiker en drink hiervan.
Een ander.
Neem mummia, vijgen, anijs en venkelzaad, Rhaponticum, van elk een lood, kook dit in Rijnse wijn tot een pintje nat en drink hiervan tweemaal per dag een roemertje vol.
Voor zweren in de nieren en blaas.
Neem aardbeien, kruid en wortel drie handen vol, kook dit in een mengel wijn totdat een derde deel verkookt is en drink hiervan.
Een ander.
Neem smeerwortel twee lood, tormentil een lood, Althaea, herderstasje, weegbree, van elk anderhalve handvol, betonie, Alchemilla, van elk een handvol, zoethout anderhalf lood, anijs een half lood, kook dit in goede mede tot een mengel en gebruik hiervan twee of driemaal per dag.
Het XVI. Kapittel.
Van de geneesmiddelen omtrent het geslacht.
Voor scheursel of breuken.
Neem gele was, mastiek, Lavandula spica olie, van elk een half lood, olie van eieren een vierendeel lood, meng dit onder elkaar en besmeer hiermee de breuk en leg er een Oxycrocium pleister op en voorzie het met een goede band. Laat ondertussen hiervan gebruiken; Neem tormentil wortel twee delen, kreeftsogen, kalmoes wortel, van elk een deel, stamp dit tezamen tot een grof poeder, neem hiervan twee lood en giet daarop een pint goede wijn en laat dit tezamen weken. Geef hiervan tweemaal per dag een roemertje vol te drinken.
Een ander.
Neem olie van eieren, merg uit de schenkel vaneen jong bokje, geel was, wierook, hars, van elk een lood, maak hiervan een zalfje en gebruik het als de voorgaande.
Een ander.
Neem hop, salie bladeren, van elk twee handen vol, kook dit in goed en sterk bier en leg het op de breuk.
Voor die zich van vallen of stoten aan zijn geslacht bezeerd heeft.
Neem gerstemeel, bonenmeel, van elk vier lood, rode rozen een vierendeel lood, kook dit met rode wijn en wat azijn tot een pap, doe erbij olie van rozen ene lepel vol en een heel ei, meng dit tezamen en sla het om het geslacht. [282]
Het XVII. Kapittel.
Van de geneesmiddelen voor de gebreken der vrouwen.
Om de maandstonden te verwekken.
Een vierendeel lood pastinakenzaad met warme wijn nuchter ingenomen drijft de mandstonden krachtig af. Of neem een handvol jeneverbessen en kook dit in een mengel wijn totdat het derde deel verkookt is en drink dit drie dagen achtereen, gebruik daarna nog drie dagen een half vierendeel lood Trochisci (koekjes van) de mirre die in de apotheken bereid wordt.
Een ander.
Neem sap van seven boom met wijn uitgeperst twee lood, kaneel een vierendeel lood, saffraan zes grein, geef dit in een keer te drinken.
Een ander.
Neem bijvoet, Melissa, Cnicus benedictus, polei, zeven boom, van elk een hand vol, kook dit in een kan wijn totdat een derde deel verkookt is en drink hiervan ճ morgens en ճ avonds een roemertje vol.
Om de overvloedige maandstonden te stoppen.
Neem dadel stenen, rode koralen, korianderzaad, van elk een vierendeel lood, maak hiervan een fijn poeder en gebruik hiervan een derde deel.
Een ander.
Neem sap van duizendblad, van weegbree, van elk een lood, siroop van mirte bessen twee lood, weegbree water, water van vlier bloemen, van elk acht lood, gebruik het in drie keer.
Voor de witte vloed van de vrouwen.
Neem de wortel van tormentil een lood, averuit, rozemarijn, van elk een handvol, gedroogde onrijpe moerbei een lood. Kook dit in rode wijn een mengel totdat een derdedeel verkookt is en drink hiervan nuchter een roemertje vol.
Voor het opstijgen van de baarmoeder.
Neem van het sterkste jenever water een half pintje, olie van rozemarijn, van barnsteen, van elk twintig druppels, gebruik hiervan soms een lepel vol.
Een ander.
Neem meester wortel (Peucedanum), komijnzaad, van elk een vierendeel lood, witte peper twintig greinen, stamp dit tot een fijn poeder om in twee keer te gebruiken.
Voor het neerzinken van de baarmoeder.
Als die weer in zijn plaats is gebracht zal men deze stoving gebruiken; Neem cipres noten, galnoten, granaatschillen, bloemen van wilde granaten, zaad van sumak, van elk vier lood, bladeren van mirt, van eik, van olijven en kreupel gras (Polygonum aviculare) van elk een handvol, rode rozen een halve handvol, kook dit in rode wijn zoveel als tot een stoving genoeg is. Gebruik ondertussen de volgende drank: Neem laurierbladeren, mirte bladeren of de bessen, van elk een lood, cipres noten anderhalf lood, zaad van pastinaken drie vierendeel lood. Kook dit tezamen in een mengel wijn en geef hiervan een mutsje te drinken. [283]
Om de geboorte te bevorderen.
Neem Borax, bladeren van Origanum dictamnus, van elk twintig grein, barnsteen, seven boom, van elk tien grein, saffraan zes grein, maak hiervan een fijn poeder en geef het met peterselie water te drinken.
Een ander.
Neem bladeren van scharlei, stamp het en bindt het op de navel van de buik.
Een ander.
Neem heemst wortel acht lood, kaaskruid twee handen vol, bijvoet, bingelkruid, Melissa, van elk een handvol, lijnzaad drie lood, tien vijgen in het midden doorgesneden, kook dit in voldoende water tot een stoving en gebruik het volgende zalfje: Neem sap van Althaea een lood, olie van lelies, lijnzaadolie, van elk anderhalf lood, maak hiervan een zalfje.
Om de nageboorte af te drijven.
Neem Borax een vierendeel lood, saffraan twintig grein, water van bijvoet vier lood, kaneelwater drie lood, meng dit onder elkaar en geef hier dikwijls twee lepels vol van.
Om de naweeën te stillen.
Neem Melissa, polei, kamillebloemen, van elk een handvol, bes van laurier, kook dit in wijn en geef hiervan te drinken.
Een ander.
Neem scharlei zoveel als nodig is, stamp het in een stenen mortier en doe het in verse boter, laat dit veertien dagen staan en kook het dan wat en wring het door een doek en besmeer hiermee de navel nederwaarts naar de schaamstreek.
Het XVIII. Kapittel.
Van de geneesmiddelen voor de gebreken van de uiterlijke ledematen en van de huid.
Voor kloven van de handen.
Neem olie van rozen twee lood, wit was een lood, hoender vet anderhalf lood, maak hiervan een zalfje.
Voor schurftige handen.
Neem rozenzalf twee lood, holwortel een vierendeel lood, zout van salpeter twintig grein, Mercurium dulce tien grein, maak hiervan een zalfje.
Een ander.
Neem het binnenste van een zure appel, zwavel, gember, zout, van elk een vierendeel lood, varkensreuzel twee lood, maak hiervan een zalf.
Voor kakhielen. (uitwas aan de hiel)
Maak een pleister van gele Gratia Dei pleister of neem gele was, hars, olie van olijven, van lijnzaad, van elk drie lood, ossen vet, schapenvet, van elk anderhalf lood, wierook een laad, rode menie twee lood. Maak hiervan een zalf die hiertoe zeer dienstig is.
Voor podagra uit hitte ontstaan.
Neem gestampte aluin zo veel genoeg [ 284] is, wat zout, en maak hiervan met het witte van een ei en wat azijn een papje en sla het daarom.
Een ander.
Neem bladeren van huislook, stamp het in een mortier heel klein en doe hierbij wat zout en azijn, roer het goed onder elkaar en besmeer hiermee de pijnlijke plaats.
Voor podagra uit koude ontstaan.
Neem jeneverbessen, wortels van kruidvlier, kamillebloemen, van elk een handvol, kook dit in wijn en stoof de voeten hiermee.
Een ander.
Neem water van kruidje roer me niet, van vlier bloemen, brandewijn, van elk even veel en sla dit met doeken om de voeten.
Een ander.
Neem olie van rozen, brandewijn, van elk even veel, besmeer hiermee de plaats zo gauw die begint te zwellen of zeer te doen,
Voor dik zuchtige benen.
Neem wijnmoer twee delen, loog een deel, kook dit tot een dik papje en sla het om de benen.
Voor gekrompen zenuwen.
Neem jopen bier (uit meidoorn) een mengel, brandewijn een pint, klauwen vet een half pintje, mummia een lood, hondenvet, vet van paling, varkensreuzel, verse boter, van elk vier lood, olie van rozen twee lood, honing drie lood, pastinaak wortels klein gestampt een half pond, laat dit een maand staan en kook dit op en wring het daarna door een doek. Besmeer hiermee de gekrompen zenuwen tegen een eiken vuur.
Voor de fijt of worm in de vinger.
Leg waterzuring met hoender drek op de vinger of neem zwavel, knoflook, azijn, meng dit onder elkaar en leg het erop.
Voor koude in handen.
Neem een grote raap, hol het uit en vul het met olie van rozen, braadt het onder de as en besmeer hiermee de handen.
Om de etterbuilen en gezwellen te laten rijpen.
Neem Diacel pleister zes lood, sap van Althaea zalf vier lood, olie van kamille, van dille, terpentijn, van elk een lood, meng dit onder elkaar.
Een ander.
Neem roggebrood en kook het in goed bier tot een pap, doe hierbij een stuk boter en twee dooiers van eieren.
Voor schurft.
Neem geitenmelk een half pintje, van de groene vast van de vlierboom een handvol, wat zout, kook het en druk het door en bet hiermee de schurft. Zie hierboven voor schurftige handen.
Voor verbranding.
Neem ongezouten boter, ganzendrek, meng dit onder elkaar en kook het tezamen en giet het op koud water, besmeer hiermee het verbrande lid.
Een ander.
Neem olie van olijven en het witte van een ei, meng dit onder elkaar en bestrijk het daarmee. [285]
Voor de roos.
Neem schoon regenwater en vlierazijn of kook vlierbloemen in bier of zoete melk en sla het daarom.
Een ander.
Neem olie van rozen, oude wijn, van elk even veel en leg het warm op de roos.
Een ander.
Neem vlier azijn, dooiers van eieren, van elk even veel, meng het onder elkaar en leg het met linnen doeken op. Of kook gepelde gerst totdat het water dik wordt en sla deze slijmerigheid om de roos.
Voor kwaad zeer.
Neem stinkende gouwe, walnoten bladeren, van elk drie handen vol, seven boom, lupinen, waterzuring, van elk een handvol, kook dit in water en bet het kwade zeer hiermee.
Voor haarworm.
Neem een mutsje Franse wijn, smelt hierin een stukje aluin zo groot als een slaboon en bet hiermee.
Een ander.
Neem verse paardenmest, druk het sap eruit en bestrijk de haarworm hiermee tweemaal per dag.
Om wratten te verdrijven.
Neem sap van stinkende gouwe, van postelein, van elk een lood, olie van zwavel, anderhalf vierendeel lood, vermeng dit tezamen en bestrijd daarmee de wratten.
Om eksterogen of likdorens te verdrijven.
Schrap wat spek op een doekje en doe er wat verpoederde seven boom bij en leg het erop en ververs het alle dagen. Of neem een pleister van gom Galbanum gemaakt.
Het XIX. Kapittel.
Van de geneesmiddelen voor wonden en kwetsingen.
Om wonden te genezen.
Als het bloed gestremd is zal men de wonden met alsem en rozemarijn en wijn en water gekookt wassen en daarna met een doek met olie van Sint-Janskruid bloemen in de wond doen en een Diapalma pleister daar overheen leggen.
Een wonddrank.
Neem heidens wondkruid (Senecio fluviatilis) rode kool, averuit, aardbei kruid, weegbree, zenegroen, sanikel, Alchemilla, ijzerkruid, van elk een handvol, zaad van selderij, van hennep, van elk een lood, smeerwortel twee lood, kook dit in wijn of bier tot een mengel en drink hiervan tweemaal per dag. Verbindt ondertussen de wond met dit zalfje: Neem honing twee lood, olie van olijven een lood, bloemen van tarwemeel een half lood, rode bolus een vierendeel lood, maak hiervan een zalfje.
Een wonddrank die het verlegen of geronnen bloed uitdrijft.
Neem notenmuskaat, gember, gagel, mummia, van elk krap een lood, [286] wierook, zoethout, komijnzaad, jenever bessen, anijs zaad, bes van laurier, van elk een lood, kook dit tezamen in twee kannen wijn of bier totdat de helft verkookt is en drink hiervan tweemaal per dag een goede dronk van.
Een ander.
Neem de wortel van de grote kaardendistel, salie, van elk een handvol, kook dit in een pint wijn totdat het derdedeel deel verkookt is, neem hiervan een roemertje vol en doe daarbij de gedroogde wortel van stinkende gouwe, Solanum dulcamara, kreeftsogen, muizendrek, van elk twintig grein, meng dit tezamen en geef het in.
Voor die zich van binnen door vallen of stoten bezeerd hebben.
Neem groene kervel, kook die in zoete melk en doe er een vierendeel lood tuinkers zaad bij.
Een ander.
Neem kreeftsogen, mummia, Solanum dulcamara, schapenstront, van elk een vierendeel lood, gedroogde pierwormen een half vierendeel lood, maak dit alles tot poeder en geef hiervan een vierendeel lood met warme wijn in.
Om gestold bloed tussen vel en vlees en blauwe plekken te verdrijven.
Neem bes van laurier, komijnzaad kamille, alsem, van elk even veel, stamp dit alles tot poeder en maak met het sap van alsem hier een papje van dat men daarop zal strijken.
Voor verwrongen lede en geborsten zenuwen.
Neem een pint dik bier, honing drie lepels vol, verse boter een goed deel, maak dit tezamen warm en sla het met een wollen lap om het lid.
Om de fistels of lopende gaten te genezen.
Neem sap van selderij, van weegbree, van Agrimonia, van elk zes lood, van groene tabak bladeren drie lood, rozenhoning vier lood, witte vitriool, aluin, wijnsteen, van elk een half lood, Spaans groen twintig grein, meng dit tezamen en spuit dit in de fistel.
Het XX. Kapittel.
Van de geneesmiddelen voor koortsen, pest, kinderpokken en mazelen.
Om de dorst en brand te matigen in hete en gedurige koortsen.
Neem zuring, sla, bernagie bladeren, van elk een handvol, tamarinden twee lood, kook dit in een mengel zoete wei en drink hiervan. Hiertoe dient ok gerstewater met sap van rode aalbessen en met wat suiker zoet gemaakt.
Voor brandende koortsen.
Neem huislook, zuring, postelein, andijvie, bernagie, van elk een handvol, tamarinden anderhalf lood, akelei zaad een half lood, kook dit in gerstewater tot een pint, doorzeven en doe er siroop van zuring vier loof bij en drink hiervan.
Voor de alledaagse koortsen.
Het lichaam met Jalappe gepurgeerd zijnde [287] neem Cnicus benedictus, gentiaan wortel, van elk een half vierendeel lood, stamp dit tot een fijn poeder en geef het voor het aankomen van de koorts in.
Een ander.
Neem Cnicus benedictus, Centaurium, van elk een handvol, wortel van gedroogde mansoren een halve handvol, kook dit in half wijn en water tot een pint en drink hiervan een roemertje vol voor het aankomen van de koorts.
Voor de anderdaagse koortsen.
Neem aluin twintig grein, zout van Cnicus benedictus tien grein, neem dit met bier in voor het aankomen van de koorts.
Een ander.
Neem alsem, brandnetels, betonie, van elk een handvol, stamp het in een mortier en druk met azijn het sap eruit en doe er 5 of 6 verpoederde pioen zaden daarbij.
Een ander.
Neem het binnenste velletje uit de hoendermaag had gedroogd een vierendeel lood, oranjeschillen een half vierendeel lood, stamp dit tezamen tot een fijn poeder en geef het voor het aankomen van de koorts in. Ditzelfde is ook zeer goed voor een slappe en kwade maag.
Om op de pols te binden.
Neem terpentijn met rode bolus vermengt, of neem bladeren van vlier, wijnruit, goudsbloemen, brandnetels, hondsdraf, van elk even veel, stamp dit met azijn in een mortier. Of neem het binnenste vast van walnoot boom, week het in azijn en bindt het op de pols, dit trekt een blaar die men door zal snijden.
Voor de derdedaagse koortsen.
Neem gentiaan, wortel van mansoren, van elk een lood, Cnicus benedictus, Centaurium, Veronica chamaedrys, hysop, van elk een handvol, kook dit in water en wijn van elk een mengel tot op de helft en drink hiervan elke morgen een roemertje vol en blijf daarop liggen zweten.
Een ander.
Neem gentiaan, Cnicus benedictus, aluin, salpeter, van elk een vierendeel lood en geef dit in vier keer voor het aankomen van de koorts in.
Een ander.
Neem Roomse alsem, duivenkervel, Cnicus benedictus, Buglosse, van elk een handvol, gentiaan twee lood, kook dit in die pinten wijn en geef dit tweemaal per dag te drinken.
Een ander.
Neem een half pintje alsemwijn, die hierbij een lood zout, smelt dit tezamen en neem het in voor het aankomen van de koorts. Dit breekt de koorts en drijft veel vervuilde vochtigheden door het braken uit het lijf.
Voor de pest.
Zedoaria kauwen en doorslikken weerstaat de besmetting. Of neem sap van knoflook, wijnazijn, Rijnse wijn, van elk een half mutsje, teriakel een half lood, meng dit tezamen en neem hiervan elke morgen een lepel vol in.
Een ander.
Neem wijnruit en druk met azijn het sap daaruit, neem van dit sap een [288] een half pintje, teriakel een lood, meng dit onder elkaar en gebruik hiervan ճ morgens en ճ avonds een lepel vol.
Een ander.
Neem twee noten, twee vijgen, wat wijnruit met zout en eet dit elke morgen.
Om het vuur uit de pestbuil of pestkool te trekken.
Neem een gedroogde pad, leg het in wat azijn te weken en bindt het daarop.
Om op de pestbuilen te leggen.
Neem zuurdeeg een lood, Spaanse vliegen vijftien grein, mosterd zaad, duivenstront, van elk tien grein, leg dit op de buil.
Om de pestkolen te leggen.
Neem smeerwortel, Scabiosa, van elk twee lood, salpeter een anderhalf vierendeel lood, twee dooiers van eieren, maak dit tot een papje en leg het daarop.
Om de kinderpokken en mazelen uit te drijven.
Neem zes vijgen, venkelzaad, zaad van selderij, gom lacca, (Phytolacca) van elk een half lood, linze een lood, kook dit in bier of gerstewater en drink hiervan een goede dronk en hang dit zakje in het bier en laat daar steeds van drinken: Neem akelei zaad een lood, Cnicus benedictus zaad een vierendeel lood, bereide hertshoren een half lood, dit stampen en doe het in een zakje.
Een ander.
Neem wortels van venkel, van dokken bladeren, (Petasites) van elk een lood, bladeren van pimpernel, van zuring, van elk een handvol, venkelzaad, gom lacca, dragant, (Astragalus) van elke een vierendeel lood, zeven vijgen, negen dadels, krenten een lood, kook dit in gerstewater tot een pint, doorzeven en doe er bij siroop van zuring, citroenen, Cnicus benedictus, violen, van elk twee lood, saffraan een vierendeel lood, meng dit tot een drank en drink hiervan.
Een ander.
Neem Contrajerva wortel (Dorstenia) 20 grein, lapis bezoar 10 grein, saffraan 5 grein, stamp dit tot fijn poeder en geef dit in een keer met bier in en hierna goed bedekt zijnde moet het zweten bevorderen.
Voor grote brand in kinderpokken en mazelen.
Neem zuring, postelein, sla en weegbree, van elk een handvol, Teucrium scordium een halve handvol, zaad van citroenen een half lood, zaad van zuring een lood, kook dit tezamen in gerstewater tot een pint en die hierbij siroop van granaten, van limoenen, van elk drie lood en geef hiervan dikwijls te drinken.
Voor de toevallen der kinderpokken.
Om de neusgaten te bevrijden zal men dikwijls rozenazijn laten ruiken. De ogen worden met de volgende middelen beschermd; Neem vrouwen zog met saffraan vermengt en bet hiermee de ogen. Of neem seif album twintig grein, rozenwater, weegbree water, van elk twee lood, meng dit tezamen tot een oogwater.
Van het paard zijn ziektes getekend met de volgende nummers.
1. Schurft. 2. Verrrekt of geslagen zijnde. 3. Longzucht. 4. Longen pijn. 5. Gekwetste rug. 6. De schot. 7. De maenstrangh, 8. Pijn in de hals. 9. De worging. 10. De vijvers. 11. Schel in de ogen. 13. Hoofdpijn. 14 snotterigheid. 15. Verkoudheid van het hoofd. 16. Vliegende wormen in de neusgaten. 17. Schuim aan de tanden. 18. Vergroeing aan het gehemelte. 19. Kwetsing aan de tong. 21. Kleine baardjes aan de tong. 22. Pijn in de borsten. 23. Quebenen aan de knieen. 24. Leesen. 25. Schuivel benen. 26. Gallen. 27. Plekjes. 28. Egel voet. 29. Querhoeven. 30. Hinkende voet. 32. Verhitting. 33. Pijn van de horen. 34. Vernagelheid. 35. Zekere pijn in de voet. 36. Lossen van de hoorn aan de voet. 37. Als de hoorn aan de voet schuimt. 38. De dage onder aan de hoorn van de voet. 39. De stralen. 40. De blaren aan de hoorn en vlees. 41. Moer vet. 42. Geslagen zijnde. 43. Ziektes. 44. De wolfinne. 45. Gezwel in de kloten. 46. Een slag aan het dikke van het been. 47. Als het fundament uitvallen wil. 47. Leesen achter aan het been. 49. Een lopend gat. 50. De kanker. 51. Over hoeven aan de hoorn. 53. Kloven die langs heen gaan. 54. Kloven die dwars komen. 55. Spatten achter aan het been. 56. Krappen. 57. Leesen. 58. Quer benen. 59. Staart benen. 60. Rattenstaart als het haar uitvalt.
Van de os zijn ziekten getekend met de volgende nummers.
1. Gebroken hoorn. 2. Vermoeide hoorn. 3. Gezwel in de hals. 4. De hals gekwetst. 5. Haar afgevallen aan het halsstuk. 6. Hardheid in het halsstuk. 7. Gezwel in het halsstuk. 8. Het vel aan de ribben gekleefd. 9. Pijn in de buik. 10. Enige darm gekwetst. 11. Lopingen in de buik. 12. Hardheid in de buik. 13. Aars bil geopend. 14. Gebroken been. 15. Gezwel in het been. 16. Verharding en verstijving in het been. 17. Voet verstuikt. 18. Enig zwaargewicht op de voet gevallen of anders geklemd. 19. Hoorn van de voet gebroken. 20. Hoorn van de voet gekloven. 21. Hoorn van de voet afgevallen. 33. Bloed loop. 23. De vuile loop. 24. Zwelling in de blaas. 25. Verstopping in de blaas. 26. Steen in de roede van de blaas. 27. Steen in de blaas zelf. 28. Zwelling in de roede van de blaas. 29. Schouderblad ontzet. 30. Bloedzuigers ingeslikt. 31. Gezwel. 32. Verwurging. 33. Gezwel in het gehemelte, 34. Gezwel in het gehemelte van het bekkenhuis. 35. Kwetsing van de tong. 36. De appetijt verloren hebbende. 37. Wolken in de ogen. 38. Gezwel in de ogen. 39. Witsel op het oog. 40. Wratten op het oog. 41. Lopende ogen. 42. Schellen in het oog. 43. Zeren aan het hoofd. 44. Pijn in het hoofd.
[253]
De ervaren huishouder, hoe men heilzame medicijnen voor de gebreken der beesten bereiden zal.
Van de geneesmiddelen voor de gebreken der paarden.
Voor ogen der paarden waarin geslagen of gestoken is.
Hiertoe zal men het oog met warme wijn wassen en met verse hoender vet besmeren en daarna kruin van wittebrood met wijn tot een papje gemaakt opleggen en de hoofdader openen.
Voor grote hoofdpijn der paarden.
De kentekens hiervan zijn wanneer veel water uit het hoofd druppelt, de oren slaphangen en de hals en hoofd zwaar neerhangen. Hiertegen zal men het volgende gebruiken; neem klein gesneden selderij, sla en vers gesneden stro. Meng dit onder het voer.
Voor verkoudheid der paarden.
Als een paard verkouden is zal men het op een warme plaats stallen en goed warm bedekken en dan geef het fenegriek zaad onder zijn koren te eten en lauwe zoete melk te drinken.
Voor de vijver der paarden.
De kentekens hiervan zijn dat het paard zeer zweet, ja al stond het stil en komt het te liggen dan zijn ze zeer in gevaar van te sterven. Om dit te helpen zo wrijf en bestrijk het paard kaakbeen en laat het ader laten onder de oren en open met een vlijm de hardheid die gelijk een witte zenuw is in de lengte, trek er dit wit vlees uit en strijk daar zout in en leg er deze pap op; neem hars drie lood, gerstemeel zes lood, kook dit in rode wijn tot een pap en verbindt het verder met doeken in water, olie en zout nat gemaakt.
Voor schellen en vliezen der ogen.
Neem sap van hondsdraf, van stinkende gouwe, wijn, van elk even veel en doe dit in de ogen of gebruik zal ammoniak met honing vermengd.
Voor pijn en zwelling in de keel der paarden.
Gebroken hoorn. 2. Vermoeide hoorn. 3. Gezwel in de hals. 4. De hals gekwetst. 5. Haar afgevallen aan het halsstuk. 6. Hardheid in het halsstuk. 7. Gezwel in het halsstuk. 8. Het vel aan de ribben gekleefd. 9. Pijn in de buik. 10. Enige darm gekwetst. 11. Lopingen in de buik. 12. Hardheid in de buik. 13. Aars bil geopend. 14. Gebroken been. 15. Gezwel in het been. 16. Verharding en verstijving in het been. 17. Voet verstuikt. 18. Enig zwaargewicht op de voet gevallen of anders geklemd. 19. Hoorn van de voet gebroken. 20. Hoorn van de voet gekloven. 21. Hoorn van de voet afgevallen. 33. Bloed loop. 23. De vuile loop. 24. Zwelling in de blaas. 25. Verstopping in de blaas. 26. Steen in de roede van de blaas. 27. Steen in de blaas zelf. 28. Zwelling in de roede van de blaas. 29. Schouderblad ontzet. 30. Bloedzuigers ingeslikt. 31. Gezwel. 32. Verwurging. 33. Gezwel in het gehemelte, 34. Gezwel in het gehemelte van het bekkenhuis. 35. Kwetsing van de tong. 36. De appetijt verloren hebbende. 37. Wolken in de ogen. 38. Gezwel in de ogen. 39. Witsel op het oog. 40. Wratten op het oog. 41. Lopende ogen. 42. Schellen in het oog. 43. Zeren aan het hoofd. 44. Pijn in het hoofd.
[253]
De ervaren huishouder, hoe men heilzame medicijnen voor de gebreken der beesten bereiden zal.
Van de geneesmiddelen voor de gebreken der paarden.
Voor ogen der paarden waarin geslagen of gestoken is.
Hiertoe zal men het oog met warme wijn wassen en met verse hoender vet besmeren en daarna kruin van wittebrood met wijn tot een papje gemaakt opleggen en de hoofdader openen.
Voor grote hoofdpijn der paarden.
De kentekens hiervan zijn wanneer veel water uit het hoofd druppelt, de oren slaphangen en de hals en hoofd zwaar neerhangen. Hiertegen zal men het volgende gebruiken; neem klein gesneden selderij, sla en vers gesneden stro. Meng dit onder het voer.
Voor verkoudheid der paarden.
Als een paard verkouden is zal men het op een warme plaats stallen en goed warm bedekken en dan geef het fenegriek zaad onder zijn koren te eten en lauwe zoete melk te drinken.
Voor de vijver der paarden.
De kentekens hiervan zijn dat het paard zeer zweet, ja al stond het stil en komt het te liggen dan zijn ze zeer in gevaar van te sterven. Om dit te helpen zo wrijf en bestrijk het paard kaakbeen en laat het ader laten onder de oren en open met een vlijm de hardheid die gelijk een witte zenuw is in de lengte, trek er dit wit vlees uit en strijk daar zout in en leg er deze pap op; neem hars drie lood, gerstemeel zes lood, kook dit in rode wijn tot een pap en verbindt het verder met doeken in water, olie en zout nat gemaakt.
Voor schellen en vliezen der ogen.
Neem sap van hondsdraf, van stinkende gouwe, wijn, van elk even veel en doe dit in de ogen of gebruik zal ammoniak met honing vermengd.
Voor pijn en zwelling in de keel der paarden.
Neem oude olie twee pont, wijn een half pint, prei bollen, vijgen, van elk negen, week dit tezamen en kook het een keer of twee op, wring het door en doe er salpeter en zout bij zoveel als genoeg is en giet hiervan een half pint gelijk in de hals van het paard.
Om paarden te helpen van de tand stoel.
Al het tandvlees dat gezwollen is zal men met een vlijm opensnijden, te weten maak daar drie of vier gaten en laat het goed bloeden en daarna met wijnazijn wrijven.
Om paarden te genezen die van binnen gekwetst zijn.
Neem een hond, vil het en doe het ingewand weg en kook het in een ketel met veel water en geef dit water te drinken. [254]
Voor bloed pissen.
Neem bloem van tarwemeel en warme zoete melk en geef dit te drinken.
Indien het paard niet plassen kan.
Neem een pint wijn, wit van tien eieren, gestampte knoflook en geef het te drinken of neem alleen sap van rode kool met wijn vermengd.
Voor het gezwollen geslacht.
Neem bloem van tarwemeel, wijn moer, varkensreuzel, meng dit tezamen en besmeer er het geslacht mee.
Voor een dempig paard.
Neem Cyperus longus, gember, kruidnagels, komijnzaad, venkelzaad van elk een lood, twee eieren, saffraan twintig grein, meng dit met een half pintje wijn en giet het in de hals en hou het hoofd lange tijd omhoog.
Voor hoest en kuchen der paarden.
Neem fenegriek, lijnzaad van elk een vierende, zoethout, gom dragant, (Astragalus) wierook, suiker, linzen, van elk twee lood, stoot dit tot een grof poeder en meng het onder het voer of kook een hand vol hiervan in water en geef het te drinken.
Voor verloren etenslust.
Dan zal men de mond met azijn en zout goed wassen en schoon maken.
Voor de gekwetste of zere rug der paarden.
Neem de zenuwen van een hond, oesterschelpen, hoender drek, dit zal ge tezamen mengen en tot as branden. Was de zeer eerst met warme azijn en strooi er het gebrande poeder op. En als het paard op de rug gekwetst is van het zadel leg het erop met een doek dat in het wit van een ei nat gemakt is en daarna zal ge het met hoender vet besmeren.
Voor de krappen (krabben?).
Nadat het haar afgeschoren is zal men het besmeren met mosterd en honing, gebruik daarna oude schoenen tot poeder verbrandt en koperrood zo veel genoeg is en maak met oude varkens reuzen een zalf, bestrijk hiermee ճ morgens en ճ avonds.
Voor de gallen.
Neem kaarden (Dipsacus), riet en brandnetels, stamp dit in een mortier en maak het warm in een pan en leg het heet daarop, laat dit een nacht liggen en was het ճ morgens met pis en als ge die snijden wil en geopend heeft zuig door een stengel van een vlier pijp al hetgeen in de gal is en besmeer het met het volgende; neem kapoen vet, honing en olie van laurier, gebruik dit tot het genezen is en goed opletten dat er geen water aankomt binnen de tijd dat het open is.
Voor gezwollen benen van de paarden.
Neem oude gezouten reuzel, dialthea zalf (sap van Althaea of heemst) en lijnolie, maak hiervan een zalf.
Voor kwade horens aan de paardenvoeten.
Neem pek, hars en teer, van elk een half pond, terpentijn een vierendeel pond, dit is goed voor kwade horens.
Als een paard vernageld is.
Moet men de nagel uittrekken en tot het bloed snijden of tot in het vlees schoon maken en gesmolten zwavel daarin druppelen. [255]
Van de geneesmiddelen voor de gebreken van ossen en koeien.
Voor de kegel tanden der koeien.
Als een koe gebrek heeft aan de kegel tanden zodat ze zwellen dan kan dat beest niet eten. Dan zal men het de mond open doen en snijden de kegel tanden die gezwollen zijn wat af en bestrijk het met zout, dan vergaat dat gebrek.
Voor gezwel aan koeien en ossen.
Daartegen zal men die in de oren snijden en wrijven totdat ze bloeden en zo het niet beteren wil zo zal men de staart opheffen en snijden daarin een vingerbreed van het lijf en men zal ze teriakel ingeven.
Voor buikpijn van ossen en koeien.
De kentekens zijn dat ze liggen gaan en terstond weer op staan en schrabben met de voeten. Dan zal ge nemen dun bier en sla en daarin een handvol zout zodat het schuimt en dit schuim zal men er af doen en giet het in hun keel tot driemaal toe of geef teriakel met wijn te drinken.
Voor het hoesten en kuchen.
Neem longkruid, hysop, van elk twee handen vol, kook dit in water en geeft het in of neem sap van prei met olie van olijven.
Een ander.
Neem groene bijvoet vier handen vol, stoot dit klein en druk met water het sap uit, dit zal men zeven dagen achtereen ingeven.
Voor de koorts van ossen en koeien.
De kentekens hiervan zijn dat het beest niet eten wil. De ogen druppelen en staan hol in het hoofd. Hiertegen zal men het beest op stal zetten en onder het gras wijngaard bladeren mengen en de oren snijden zodat ze bloeden.
Van bloed pissen van ossen en koeien.
Neem gerst, hennepzaad, van elk zes lood, teriakel, twee lood, kook dit in twee pinten wijn en geef het in. Of neem weegbree sap met olie van olijven.
Voor ossen of koeien die niet pissen kunnen.
Neem honing, olie en wijn en kook het tezamen en drie morgens vervolgens ingeven.
Voor verkoudheid en snotterigheid.
De kentekens hiervan zijn wanneer de ogen lopen en ze geen eetlust hebben en de oren laten hangen. Was dan de mond met tijm gekookt in witte wijn of wrijf de mond met knoflook en zout en was die daarna met wijn.
Voor ossen of koeien die zeer tussen de klauwen hebben.
Hiertegen zal men schapen ongel smelten en gieten dat daar zo warm op als ze het lijden kunnen en naai dan daar een lap om en men zal het ook eens of tweemaal per dag wassen met mannen pis en met teer besmeren.
Voor verborgen ziekte der koeien.
Neem laurierbladeren, seven boom, wijnruit, wijngaard bladeren en van elk een hand vol, knoflook, prei, wierook, van elk een lood, kook dit in wijn en geef het te drinken. [256]
Voor de gebreken van de schapen.
Voor de hoest van de schapen.
Geef ze te eten veldcipres en Agrimonia een goed deel. Deze kruiden zijn mede goed voor dempige paarden.
Voor de schurft van de schapen.
Neem moer van olie, van wijn, afkooksel van lupinen, van elk zoveel als genoeg is, meng dit en bestrijk het hiermee. Hiertoe dient ook het water in holle beukenboom gevonden wat mede de schurft van aderen beesten als paarden en ossen zeer goed geneest.
Voor de pest der schapen.
Neem in de lente salie en malrove, druk het sap uit en geef hiervan de schapen 14 dagen achtereen een goede dronk en ze zullen het volgende jaar van veel ziektes en sterfte bevrijd zijn.
Voor uitterende en zeer magere schapen.
Hiertegen geef ze te eten van de vruchten of zaden van Colutea of Lombaardse linzen waardoor ze vet en goed groeiend worden.
Een ander.
Neem een handvol amandelen, stoot die met wijn en maak hiervan een melkje en geef dit de schapen in. Hiertegen is ook nodig dat men ze in de oren snijdt.
Voor schapen die een vergiftig kruid gegeten hebben.
De kentekens hiervan zijn dat hun buik zeer snel komt te zwellen en dat ze niet willen eten en vaak neervallen. Hiertegen zal men de aderen in de bovenste lip openen en ze teriakel met mensen pis vermengd ingeven.
Voor de gebreken van varkens.
Voor klieren en kropzweren der varkens.
Geeft ze te eten het kruid van veld violen of pensee.
Voor pest onder de varkens.
De zwijn herders van Duitsland geven hiertegen het kruid van Gentiana, klein gekapt en onder hun voedsel gemengd.
Voor ruwheid of gortigheid der varkens.
Hiertegen is zeer dienstig het kruid alfsrank (Solanum dulcamara) hen te eten te geven. Men zegt ook dat de varkens die uit en trog van essenhout gemaakt eten nooit ongans of gortig worden.
Voor onbekende ziektes der varkens.
Dat de varkens ongezond zijn wordt aldus ondervonden; Men trekt uit de nek enige haren en als die zuiver zijn is het een teken van gezondheid. Maar indien ze bloederig of met etterachtige materie besmet zijn is het een teken van ongezondheid. Dan zal men ze een dag en nacht van eten en drinken onthouden en daarna water waarin gestampte wortels van wilde komkommers (Ecballium elaterium) 24 uren ingeweekt hebben te drinken geven. Hierdoor zullen ze veel vuilheid kwijt worden. Sommigen gebruiken hiertegen de wortels van affodillen dat ze onder hun spijs mengen. [257]
Voor de gebreken van de geiten.
Om de geiten en alle viervoetige gedierte gemakkelijk hun jongen te laten werpen.
Neem gestoten zaad van seseli van Marseille (Seseli tortuosum) en geef het hen met warm bier of water te drinken.
Om te maken dat de geiten veel melk geven.
De bladeren van klimop of van vijfvingerkruid wordt van de geiten veel gegeten en laat die zeer veel melk geven.
Voor de gebreken van de hoenders.
Voor de snotterigheid en de pip.
De hoenders krijgen dit meest wanneer ze onzuiver water drinken, daarom zal men opletten dat ze van schoon en helder water voorzien zijn. Hiertegen zal men de hoenders knoflook ingeven wat voor hen een bekwame remedie is.
Een ander.
Neem Origanum of het binnenste schors van een essenboom, leg dit op een kool vuur en hou het hoofd van de hen over deze rook en wrijf de bek en neusgaten met knoflook.
Voor de buikloop van hoenders.
Neem gerstemeel, gesmolten was en wijn, vermeng dit tezamen als deeg en geef een brok of twee voor ander koren hiervan te eten. Ondertussen zal men hen een afkooksel van kweeperen drinken laten.
Om de luizen van de hoenders te verdrijven.
Hierdoor worden de hoenders zeer mager en gaan gedurig kwijnen. Hiertegen zal men ze gestoten komijn en Delphinium staphisagria zaad met boter vermengd ingeven en ze vaak wassen met water en wijn waarin lupinen gekookt hebben.
Een zeer uitstekend recept voor allerhande inwendige gebreken der beesten en zowel van paarden als ossen en koeien.
Neem Roomse alsem, wilde tijm, betonie, Centaurium, varkens venkel, (Peucedanum officinale) gentiaan, bes van laurier, holwortel, van elk twee lood, mirre, wierook, van elk een lood, witte peper een half lood. Stamp dit tezamen tot een fijn poeder en meng het met twee pond gesmolten honing en geef hiervan twee lood per keer in. [258]
Distilleerkunst.
Onderwijzen hoe men uit kruiden, bloemen en zaden wateren en olie zal distilleren.
Om het oprechte gebruik van de kruiden, bloemen en zaden die men in zijn hof onderhoudt en kweekt te genieten kan men diens kracht door kunst opmerkelijk verbeteren en er een krachtige olie en water uittrekken of distilleren. Dat kan op verscheidene en velerhande manieren en door velerlei instrumenten gedaan worden. Doch zullen hier maar twee van de voornaamste en gemakkelijkste manieren beschreven worden. (het andere is het werk van de alchimisten) Onze manier geschiedt alleen door twee instrumenten als een koperen ketel en een klok en gelijk goed gereedschap wat naar men zegt de helft van de arbeid is. Zo zal ik tot nadere kennis de onkundige alhier naast de tekening van een distilleer fornuis ook beschrijven hoe en op welke manier het gebouwd of gemetseld moet worden.
Tekening van een distilleer fornuis met zijn koelvat en ander toebehoren.
Het distilleer fornuis in zijn geheel gemetseld van Goudse steen alzo die het beste tegen het branden kan. Waarin een kopen ketel die op dezelfde wijze gemaakt wordt als de brandewijnbranders voor hun branderij gemetseld staat. Hierop wordt een helm gepast die vaak van koper maar zeer slecht alzo de wasem van de dampen omhoogkomt en zich daarin verzamelt indien ze enige smerigheid of scherpte bij zich hebben en licht een slechte smaak, [259] ja zelfs venijnigheid daaruit komt naar zich trekken waarom die helm of geheel dik vertint of geheel van tin gemaakt moet worden welke laatste het aller veiligste is. Van de twee deurtjes is het bovenste een stookgat waarin een ijzeren rooster gelijk gelegd moet worden om vuur op te stoken. Het onderste is lucht en as gaatje. De bek van de helm komt overeen met de slang die in een koelvat moet staan die met koud water gevuld moet worden om de dampen uit de helm in de slang (die om dezelfde reden als voren van de helm is gezegd van tin moet wezen) te verkoelen zodat het niet te heet zou mogen komen in de ontvanger en dan bederven. Nadat dit fornuis dat op deze wijze gebouwd is komen we tot de distillatie waarin voornamelijk twee dingen staan op te merken. Als eerste hoeveel water om te distilleren die op de kruiden gegoten moet worden en de tweede de hoeveel water die van elk pond kruid afgetrokken mag worden waarin de koude en vol sappige kruiden van de droge en hete verschillend. Want de koude natte kruiden hebben om de hoeveelheid van hun sap minder water nodig dan de hete en droge, als voorboorbeeld:
Giet op 12 pond cichorei die klein gehakt en gekapt zijn 16 pond water tezamen in de ketel, distilleer het met matig vuur en zet de helm op de ketel en diens voegen goed met roggendeeg nauw dicht maken en trek daarvan 8 of ten hoogste 10 pond water. Op die wijze moeten alle koude en vochtige kruiden gedistilleerd worden als: bernagie, bonen bloemen, buglosse, Cnicus benedictus, duivenkervel, andijvie, sla, lelies, nachtschade, Scabiosa, zuring en meer anderen.
Doch diegene die heter en droger van naturen zijn als volgt: averuit, bijvoet, citroenmelisse, hysop, kruizenmunt, maggi, lavendel bloemen, moederkruid of mater, marjolein, polei, rozemarijn, salie etc.
Hiervan mag men wat meer water nemen en aftrekken als voorbeeld: Tot 12 pond averuit 18 pond water en trek daarvan af 14 pond water. Sommigen zijn niet zo nauwkeurig in het afwegen van de kruiden en het water. Maar ze verdelen alleen hun distilleerketel in vier gelijke delen waarvan ze een deel met de kruiden en twee delen met water opvullen en doen de distillatie zo lang de krachten door de reuk of smaak bemerkt worden en de kruiden aan geen gevaar van aanbranden onderworpen zijn. Maar opdat de krachten van de voor verhaalde kruiden door de distillatie te beter uitgetrokken worden moet men in acht nemen dat de verse en vol sappige kruiden, klein gestampt en met hun eigen sap in plaats van water overgoten zijn, in een koele plaats totdat ze enige zuurheid of gorigheid gekregen hebben gesteld moeten worden. Maar over de droge en die heter van naturen zijn wordt water vereist waarbij wat gist van bier gedaan wordt zodat ze te eerder goor mogen worden en fermenteren of gisten mogen. En op deze wijze daarna in de distilleerketel gedaan wordt er de fijnste delen of geesten en de voornaamste krachten getrokken en verzameld. Dit voor zover aangaat de distillatie in het algemeen. Toch zijn er nog enige bijzondere manieren om sommige kruiden te distilleren. [261]
Manier om water uit aardbeien te maken.
Neem 4 pond aardbeien en kneus die wat en get daarop 4 pinten wijn die tezamen een dag of twee geweekt hebben doe het in een ketel en distilleer zachtjes zodat de vrucht niet aanbrandt en uw water daardoor een brandige smaak krijgt. Wacht u ook van te veel af te trekken alzo veel vochtigheid vervlogen is en uw vrucht in groot gevaar zou staan van aan te branden.
Op deze wijze worden wateren gemaakt van: lelietje der dalen, kaneel, hondsdraf etc.
Manier om algemeen rozenwater te maken.
Neem 1000 Provence rozen waarvan ge de bladeren van de knoppen hebt afgedaan en smijt het in een ketel en giet daarop 12 mengelen water, distilleer het zo lang dat ge bevindt dat het water geen reuk heeft. Maar hier moet vooral op het vuur gepast worden alzo als de rozen te heet gestookt worden ze zeer licht opvliegen en de helm van de ketel smijten.
Nota. Wanneer dit rozenwater eerst nieuw of vers gedistilleerd is heeft het niet dan een vunzige lucht over zich. Doch als het een maand of twee gelegen heeft verliest het die en krijgt dan een zeer lieflijke en aangename reuk.
Manier om rozenwater te maken zonder toedoen van water, ja ook om rozenkoeken te maken.
Neem een tinnen klok waarvan ge de figuur hier zien mag. Als zijnde het bovenste een tinnen klok, het middelste een loden bak, het onderste een koperen fornuis waarin het vuur gestookt wordt. Neem dan vers geplukte Provence rozen en vul de loden bak met zijn afgeplukte bloemblaadjes die op het zand in het fornuis staat en zet daarop de tinnen klok en onder de bak van de klok een lege fles zodat het water daarin druppelt. Maak dan een klein vuur van houtskolen in het fornuisje en er goed op letten dat het vuur niet te sterk is want anders zou het water branderig smaken en de koeken zwart verbranden en ge vergeefse arbeid gedaan hebt. Wanneer nu alle vochtigheid uit de rozen is wat ge zien kan door de klok eens op te lichten neem dan de rozen daaruit die ge in een koek gebakken zal vinden.
Op deze manier kan ge uit alle vochtige kruiden en bloemen wateren distilleren zonder enig vocht daarbij te doen. Wanneer maar de kruiden klein gescherfd of gestampt zijn in deze loden bak gedaan worden en op de voor gezegde wijze gedistilleerd. [261]
Manier om rozen een heel jaar te bewaren om te distilleren.
Neem verse en gave rozen, pluk de bladeren van hun knoppen en strooi wat zout op de bodem van een verglaasde aarden pot en strooi daarna een laag van die vers afgeplukte rozen bloembladeren en zo verder laag om laag zout en rozen en bovenop goed voorzien met voldoende zout en ge zal het ganse jaar rozen kunnen hebben voor distillatie.
Tweede manier.
Wanneer de hoop der rozenbladeren te grote ruimte inneemt zo kan ge die wat in een mortier stampen en met een hakmes heel klein hakken en verder daarmee bewerken zoals nu van de eerste manier gezegd is.
Omdat we in het begin mede hebben gezegd van het distilleren uit zaden zo zullen we kort gaan behandelen hoe en op welke manier de olin uit zaden en andere vruchten getrokken of gemaakt kunnen worden.
Om olie van venkel te maken.
Neem venkelzaad dat niet te vers of te oud is wat ge in een vijzel heel fijn zal stoten en giet daarop zoveel water dat het daarin ruim mag zwemmen en doe het in een koperen ketel, hiervoor beschreven. Eerst zacht en daarna vrij heet vuur geven en ge zal zeer mooie olie bekomen dat op het water drijft die ge door een glazen trechter van het water moet scheiden en tot gebruik bewaren.
NB. Dit water dat in de distillatie van de olie overblijft kan geschikt voor het water dat men uit kruiden distilleert gebruikt worden, ja is ook veel krachtiger.
Op deze wijze worden deze navolgende olin gemaakt als van: anijs, komijn, dikke, jenever etc.
Als mede van; alsem, citroenmelisse, polei, rozemarijn, salie, kruizemunt, marjolein, seven boom, wijnruit etc.
Doch er moet op gelet worden dat van deze laatste, in plaats van zaad, droge kruiden genomen mogen worden en verder behandeld zoals van olie van de zaden gezegd is. Van deze navolgende moet men om olie te distilleren de verse schillen als zijn; citroen, oranje appels en limoenen.
Ook kunnen van deze voor verhaalde zaden en kruiden met brandewijn gedistilleerd worden als; anijs, komijn, alsem, jenever.
Als ook; citroen schillen en meer anderen.
Welke brandewijn wateren vanwege de delicate smaak zoet gemaakt mogen worden en doe daarbij 2 ons kandij siroop bij elke pint en het zal goed bevonden worden.
Einde.
De vlijtige
BIJENHOUDER
Onderrichtende
Hoe men met nut en profijt de bijen regeren en onderhouden zal.
Als mede
Hoedanig men honing en was op een korte en bekwame manier zal verzamelen, bereiden en zuiveren.
[263] De vlijtige bijenhouder.
Van het regeren der bijen, honing en was.
Het 1 kapittel.
Van de bijenkorven hoedanig die gemaakt moeten zijn.
Een bijenkorf is een woning der bijen die men mag vervoeren van de ene plaats naar de andere. Het is hier in Holland gemaakt van roggestro tezamen gebonden en met gekloofde waterwilgenrijs van onderen tot boven spits toelopend en op de toppen wat platachtig. Het is gemaakt van roggenstro omdat het meer effen en langer is dan van tarwe of haverstro en omdat de bijen minder werk daaraan hebben om alle ruigte van binnen af te doen eer ze het werk beginnen en om de beginselen van was daaraan te hechten. Het is boven wat platachtig en loopt van onderen spits toe omdat men die in het regeren en bezichtigen gemakkelijker met het open gedeelte omhoog kan stellen en opdat ze de top van de korf eerder vullen en hun werk tegelijk nederwaarts voorts doen en honing en was te beter uitgenomen zou worden. De spijlen die kruisvormig naar de dikte van de korf heen en weer doorgestoken worden moeten van plat wilgenhout gemaakt zijn en daarna zal de bijenhouder al zijn korven gemaakt zijnde van buiten bepleisteren of besmeren met ossenmest en klei tezamen vermengd. Anderen nemen koeien of ossenmest met kalk en zulks geschiedt zodat die langer goed blijven en de bijen voor koude, regen en wind zeer goed bewaard zouden zijn. Deze bijenkorven moeten omtrent vijf vierendeel hoog of lang en drie vierendeel van een el wijd zijn en op die maat en manier bereid zijnde worden met recht voor de beste en geschiktste geacht en gehouden.
Het 11 kapittel.
Van de plaats en stalling der bijen.
De plaats daar men de bijenkorven stellen zal moet een goede en open lucht hebben en waar veel goed ruikende kruiden en bomen zijn en een lopend of tenminste schoon stilstaand water is als mede waar de bijen goed op de vlucht zitten om iets uit het veld, bloemen en kruiden te halen. Daarom zal men goed in acht nemen dat men die niet stelt omtrent daar vuile moerassen, toilet uitgangen, stinkende wateren en daar vuile goten zijn. Ook daar vuile stank is van mest putten en diergelijke en dat het werk der bijen geen kwade lucht daarvan zal krijgen. De plaats aldus behoorlijk uitgekozen [265] zal men ten logeren maken zo hoog dat men een korf geschikt kan omkeren om die te bezichtigen of opdat wanneer hun koninkrijk groot en geweldig wordt men dan een opzetter onder de korven stellen kan. De breedte zal zijn van twee voeten en een half. Boven moet het met pannen of riet bedekt zijn ten einde dat ze droog mogen staan. Daarna zal men de logeerplaats van achteren bedekken met halve gezaagde delen of met riet ten einde dat de oosten of noorden winden de korven niet met hun straffe en gure winden beschadigen. Daarom zullen de korven met hun uitgangen tegen het zuiden, zuidoosten en of zuidwesten gezet worden. De planken daar de korven op staan behoren een of twee voet hoog van de aarde te staan zodat de slagregen die van de daken druppelt de korven niet vuil zou maken van de aarde. Indien men de ruimte heeft kan men ook wel maken dat men achter de korven mag gaan om die af en toe te bezichtigen en omdat als zulks gebeurt hun vlucht door het bekijken niet verhinderd wordt. De logeerplaats aldus volmaakt zijnde zal men de bijenkorven twee duimen of wijder van de anderen zetten om te beter de korven af en toe te bezichtigen en te zuiveren zonder dat ze elkaar raken waardoor anderszins de naaste bijenkorven met hun werk verhinderd zouden worden.
Het 111. kapittel.
Van het gereedschap dat men behoeft tot opvoeding en regering der bijen.
Een vlijtige bijenhouder is als eerste nodig een bijenkap met een vizier van koperdraad wiens rondte een dikke koperdraad moet zijn waarover ten minste 4 of 5 dunnere koperdraden gespannen worden waarover wederom heel dun koperdraad een half strootje wijdt van elkaar overheen getrokken moet worden zodat er geen bijen om iemand te steken door zouden komen. Daarna als dit vizier aldus gemaakt is dan zal men daaraan naaien een kap van canvas doek of grof linnen die recht past om de hals en het hoofd waaraan van achter en voor ook twee stukken gehecht zijn zodat deze kappen met banden onder de armen door goed verbonden kan worden en alzo de bijen er niet door kruipen mogen om de meester in het aangezicht te steken of te kwetsen. Deze kap dient hiertoe als men ergens gaat om de bijen te bezoeken en te bezichtigen om enige stokken en zwermen te kopen, zwermen te scheppen, bijen te korten en te zuiveren en om bijen in andere korven over te drijven. Hierin heeft een bijenhouder een paar wollen of dikke lakense wanten of handschoenen nodig zodat daarin gelijk in zeemleer de angel niet blijft steken. Hierbij moet gevoegd zijn een ganzen vleugel of een vurenhout dun plankje in de gedaante van een ponjaard (dolk) gevormd waarmee men de bijen als ze gezwermd hebben handig van de takken der bomen zullen afstrijken. Daarboven moet hij nog hebben enige bijkleden gemaakt van open kaasdoek die elke in het vierkant groot zijn en op de ene hoek van die doek een lang snoer daaraan [266] gevestigd om de korven daarmee te binden en aan het einde van het snoer moet een houten pen gebonden zijn om daarmee de korven te steken zodat het kleed niet van de korven afgaat. Nog moet hij hebben een kort mes wat omtrent drie dierendeel lang moet zijn en aan het einde een plat beiteltjes van twee vingers breed en aan het andere einde een mesje omtrent een duim breed die aan beide zijden snijdt, krom gebogen en bijna winkelhaakvormig zodat men daarmee tussen de honingraten zou komen om die alzo daaruit te snijden en te korten. Eindelijk is hem nodig om was en honing te persen, zuiveren etc. een pers, een zeef of mand, enige sterke ronde en van zeilgaren gebreide zakken, een ketel en enige vaten en tobbetjes.
Het IV. kapittel.
Welke korven met bijen men kopen en verkiezen moet daar men profijt van begeert te trekken.
Wanneer men enige stokken wil kopen dan zal men zulks doen na de winter en bezien of ze veel bijen in hebben, of het werk van de was wel in goede orde staat en ook bezet is van de bijen en dat de korf aan het laagste gat vol, zwaar en gewichtig is. En zodanige zal men tenminste 6 uitkiezen aangezien 1 korf, tenzij die om vermaak gehouden wordt, weinig profijt aanbrengt en zoveel moeite bijna heeft om die waar te nemen als 12 korven. Deze 6 korven zouden zich na mooie jaren en door goede en vlijtige regering voldoende voortzetten. Bovendien zal men toezien dat de bijen daarin goed wakker en vlijtig zijn wat men door de volgende kentekens onderzoeken zalӠTer plaatse daar ge enige korven kopen wil zal ge waarnemen of de bijen dicht op het gat zitten en steeds in en uit komen geladen met gele of andere gekleurde materie op hun achterste beentjes. En als het gebeurde dat het slecht weer was en dat ze niet uitvlogen dan zou men die met de hand kunnen wikken of wegen en ook bezichtigen als mede stijf in de bovenste ingang blazen waarin de meeste bijen zijn. Dat blazen kan ook wel geschieden in de avondstond als de bijen allemaal huis zijn. Als men nu de bijen in het laatste van maart of april gekocht heeft zal men die ter plaatse daar veel bomen groeien als appels, peren, kersen, krieken, meidoorn en andere hoven waar welriekende bloemen groeien brengen of omtrent de boomgaarden en hoven op het land neerzetten. Of indien dat men die in mei pas kocht dan zal men die brengen omtrent waar de akkers vol koolzaad en andere bloeiende gewassen zijn want dan halen ze veel binnen van honing en bijenbrood, ook tot het maken van jonge bijen. Als men nu ziet dat de korven vol beginnen te worden en de tijd naakt dat ze willen zwermen, wat vaak in mei omtrent Pinksteren geschiedt en in juni omtrent Sint Jan en ook daarna, dan zal men naarstig de tijd in acht nemen om profijt van de bijen te trekken. En op zodat men weet welke zwermen de beste zijn zo moet men hier op letten dat de vroege zwermen, als er weinig honing valt, voor de beste gehouden worden, maar als er veel honing valt de middelste. [267]
Het V. kapittel.
Hoe men de zwermen verzamelen en beheersen zal.
Indien men ziet dat er enige koningen op het zwermen staan dan zal men voor eerst twee, drie of meer korven schoon maken en die met venkel en citroenmelisse wrijven zodat alle spinnenwebben en vuile stank weg genomen mag worden. Ook mag men wat honing boven de top van de korf strijken en als men nu een zwerm ziet zwermen dan zal men de bijenkap met de handschoenen aantrekken en zachtjes op een bekken of iets anders klinken. Want door dat middel zullen ze neder blijven. Neem dan een schone korf in de arm en een houten brede dolk of vleugel in de hand en hou de korf omtrent de boom, paal, muur waaraan ze gezwermd zijn en strijk de bijen alzo zachtjes in de korf totdat men ziet dat ze niet meer naar de plaats vliegen waar men die geschept heeft en dat is een teken dat de koning in de korf is. Indien door het klinken op het bekken de zwerm niet neder wil blijven dan zal men een bezem in het water steken en het water omhoog in de lucht werpen. Anderen nemen alleen droge aarde of zand en hierdoor laat men de zwerm neerkomen en zitten blijven. Om de geschepte zwerm die meer dan 1 koning heeft te scheiden moet men naar de koningen zoeken en als men die heeft dan verdeelt men de bijen en zulks gebeurt ճ avonds na de zonsondergang. Als het gebeurde dat een zwerm in een hoek of gat van een muur gevlogen was daar men met de vleugel of iets anders niet bij kan komen dan zou men die met een korf moeten bezetten of die zwerm met enige rook daar vandaan drijven zodat het dan buiten aan de muur kwam zodat men die goed in de korf strijken of scheppen kan. En indien het gebeurde dat het als zwermende aan een tak van een boom kwam waar men niet goed bij kon komen dan zal men met een lange haak de tak nederwaarts trekken en die schudden zodat de bijen recht in de korf vallen die men daar dicht bij moet houden. Of men zal, indien het mogelijk is, de tak zonder schudden handig afsnijden en alzo met de bijen in de korf leggen. Als men nu de koning met zijn legerkracht aldus gevangen heeft moet men die ten eerste niet recht overeind zetten, maar leg de korf op een zijde met de top tegen de zon en dan neem wat afgebroken twijgen, bladeren en andere groente van gras, dat legt men op de korf om het steken van de zon te beletten.
Het VI. Kappittel.
Hoe men met de korven daar de bijen uitgezwermd zijn en met de broedbijen moet omgaan.
Wanneer men bevindt dat de eerste zwem van de korf gevlogen is zo zal men de weggevlogen korf met het open omhoog keren en zien naar de grote honingraten om de broedbijen die daar nog [268] niet uit gekiept zijn met een scherp mes het hoofd afsnijden. En eer men zulks begint zo zal men de bijen die in de korf zijn met rook van brandende lont of linnen boven in de top van de korf laten vertrekken. En als men nu de deze grote graden van broedbijen het hoofd afgesneden heeft zal men die wederom op zijn plaats zetten en daar zeven of acht dagen wachten of langer totdat het wederom zwermt en dat gebeurt omdat de broedbijen anders geen profijt als alleen broedsel bijeen brengen.
Het VII. kapittel.
Van de drijvelingen en zwakke stokken sterk te maken en te beletten dat zwermen hetzelfde jaar niet meer zwermen.
Deze bijen worden drijvelingen genoemd omdat die uit volle korven in lege gedreven worden en zulks geschiedt alleen als er veel honing valt en nog vroeg in het jaar en een droge tijd is. Maar in natte jaren is het beste dat ze in hun oude korven blijven. Om de bijen uit volle in lege korven te drijven zal men aldus te werk gaan: Neemt de korf van zijn plaats op de middag of na de middag die men uitdrijven wil en men zet een lege korf in de plaats van de volle ten einde dat de uitgevlogen bijen niet op anderen korven vliegen zouden want ze anderszins van de anderen gedood worden. Daarna stelt men de volle korf met het open opwaarts en men stopt de ingangen met gras of iets anders goed dicht. Daarna neemt men een andere lege korf en die past men met het open op de volle en men neemt dan een kleed waarmee men de korven tezamen bindt en stopt de ingang van de bovenste lege korf mede goed dicht. Als dit gedaan is dan zal men de rook van brandende lonten of oudblauw linnen in het onderste gat van de volle korf blazen en van onderen met de hand aan de korf kloppen en alzo zullen ze onderuit de top geleidelijk aan in de lege korf beginnen te lopen. Als men nu in het onderste gat ziet dat ze omhoogkomen (wat men ook door het geraas van de bijen goed horen kan) dan doet men de tweede ingang open en men doet hetzelfde gelijk we van de eerste gezegd hebben totdat men hoort dat ze boven in de lege korf getrokken zijn. Dan doet men die tezamen gevoegde korven van elkaar en stelt de over gedreven bijen op hun oude plaats. Om nu gewis en verzekerd te zijn van de gerechtigheid der drijvelingen is nodig dat men daar een klein zwermpje bij doet zodat er van een koning geen gebrek is. De zwakke stokken om die in de winter over te houden mogen sterk gemaakt worden op de volgende manier: Men zal de zwaarste korven van honing en bijenbrood korten en van deze honingraten zal men met stokjes in de zwakke korven enigen vastmaken, even gelijk de bijen hun werk begonnen hebben en dan zal men de korven ճ nachts met een kleed bedekken en een bord of plank erop leggen om de warmte die de bijen bij zich hebben te behouden. De andere dag zal men bevinden dat ze het ingelegde werk vastgemaakt zullen hebben en alzo mag men daarna de korven wederom keren zoals ze gestaan hebben. De vroege zwermen willen dikwijls hetzelfde jaar [269] wederom zwermen en dan zal men de moeder pijpen uitsnijden en de broedbijen alle tezamen de hoofden uitsnijden en dat gebeurt het beste tussen Sint Jan en Sint Jacob.
Het VIII. Kapittel.
Hoe men bijen vervoeren zal van de ene plaats naar de andere.
Vanwege nut en profijt worden de bijenkorven vaak van de ene plaats naar de andere vervoerd en wanneer men begeert zulks uit te richten dan zal men als eerste lange en ook korte spijlen tussen het werk insteken en zo vastzetten zodat het aan de ene of andere zijde niet wijken mag. Als het bijen werk nu aldus bezet is zal men de korven wederom overeind zetten en die een dag eer men die vervoert laten staan zodat de bijen hun gekwetste honingraten wederom helen zouden en die gestort mogen zijn wederom op likken. Daarna zal men ze met kleden ombinden en de ingangen dicht maken zodat er geen bijen welvliegen. Eindelijk moet men de korven na zonsondergang in de schuiten of op wagens leggen en er goed op letten dat de korven op een zijde gelegd worden en men zal ze bij nacht vervoeren waar men die begeert. Als men nu de ganse nacht gevaren heeft en men tot de begeerde plaats nog niet gekomen is dan zal men de korven ergens op het land tegen het zuiden op een rij zetten en de bovenste ingang openen zodat de bijen die dag uitvliegen en iets halen mogen. Die nacht worden ze wederom weggenomen en verder vervoerd en dit wordt zo lang onderhouden totdat men komt daar men ze laten wil. Dan trekt men de spijlen uit die men erin gestoken heeft totdat men die wederom vervoert.
Het IX. Kapittel.
Hoe men bijenwerk korten en zuiveren zal om de honing daaruit te verzamelen en hoe men de bijen zal doden die men niet begeert over te houden.
Als men de bijenkorven vol honing wederom thuis ontvangen heeft dan moet de vlijtige bijenhouder de bijenkorven bezichtigen en wegen en wat men bevindt omtrent 30 pond zwaar te zijn mag men laten overwinteren. Wat nu minder weegt en geen 24 pond halen mag zal men versterken en waarin boven 36 pond gevonden wordt mag men hetzelfde korten en zodat dit goed gebeurt zo zal men de stokken van onderen met lonten of linnen beroken totdat de bijen half in zwijm zijn. Daarna moet men die met het open omhoog keren en enige stukken effen uitsnijden en zoveel overlaten als u goed lijkt en dat de bijen genoeg zullen hebben om van te leven. Daarna zal ge dat uitgenomen werk in een tobbetje goed bedekken en alzo alle korven die te vet en te zwaar zijn beroven. [270] Maar ondertussen zal de vlijtige bijenhouder in acht nemen dat deze korven van vreemde bijen, door de lucht en reuk van de honing aangelokt, niet beroofd worden en daarom zal hij het onderste gat dicht maken en het bovenste halfopen laten zodat er maar 1 bijtje gelijk door passeren mag en dan zullen ze hun koninkrijk voor de rovers wel goed bewaren.
De bijen die men niet overhouden wil en daar men profijt van begeert te trekken kunnen op de volgende wijze gedood worden: Men graaft in de aarde twee ronde gaten of kuilen en in elke kuil legt men 5 of 6 turven in een vuur en als de turven beginnen te roken zet dan de korven met de bijen recht op de kuilen en de ingangen dicht maken zodat ze van de rook stikken zouden en terwijl dat men de spijlen eruit trekt zo storten sommige bijenhouders de honing met de bijen tegelijk in de zon en stampen die onder elkaar, ondertussen zijn ook anderen gesmoord die men mede met de honing bij de voorgaande doet, hetzelfde vervolgens met de anderen. Anderen beroken ze alleen met stukjes bovist of wolfsscheet door wiens rook ze terstond sterven en neervallen. De beste tijd om de bijen te korten en te doden is in september of het laatste van augustus als de korven goed geladen en vol zijn.
Het X. Kapittel.
Hoe men de kwade koningen doden, de bijen onder een andere koning brengen en de straffe bijen tam maken zal.
De kwade koningen die zich in hun ambt niet goed gedragen gelijk echte koningen behoren te doen zal men doden en de bijen onder een andere koning brengen. Hiertoe moet men de bijen half in zwijm beroken en daarna hun ganse werk uitbreken en die na de zonsondergang op een kleed neerstorten en naar de koning, die men gemakkelijk vinden zal, zoeken en als die gevonden is zal men die doden en de bijen in een lege korf verzamelen en daarna op een zwakke zwerm stoten gelijk we in het 7de kapittel geleerd hebben. De kwade en straffe bijen die de mensen zeer steken als ze hun korven genaken moet men door dikwijls die te bezoeken er erbij te wezen tam maken zodat men daarna zonder dat ze steken hun werk kan bezien, voornamelijk als men daar stil bij komt en naar geen vuile stank ruikt.
Het XI. Kapittel.
Hoe men de rovende bijen het roven zal beletten, tekens waarbij men zulks kan weten en hoe men de bijen na de winter voeden zal.
Het gebeur vaak dat hetgeen wat de bijen tot hun winterkost verzameld hebben van anderen hen ontroofd wordt waardoor ze van honger komen te sterven. Om hierin te voorzien is nodig dat men weet hoe men de rovers herkennen zal en welke tekens van roven dat ze bewijzen. De rovers [271] worden herkend aan hun vliegen tegen de ingangen waarvoor ze lange tijd hengelen eer ze erin gaan durven want (het is hen wel bekend dat die honing willen stelen en slagen verwachten moeten) totdat ze met kracht doorbreken waar dan vaak hard gestreden wordt, de ene om het zijne te bewaren en de andere om iets weg te halen, vechtende. Daarom zal men hiertegen een remedie gebruiken zodat de rovers hun roven nalaten en de anderen niet overvallen mogen worden. Tot dat doel zal men naarstig gadeslaan waar vandaan de rovende bijen komen en die vlucht meestal vertrekt en om het zekerste te weten zal ge de bijen in de korf met tarwemeel bestuiven en de bijen die er nu zo wit uitkomen en weg vliegen dat zijn de rovers en dan zal men gade slaan waarheen dat ze vliegen en als je dit gevonden hebt zal men de rovers een half uur gaan van de plaats daar ze gestaan hebben brengen en daar acht of tien dagen laten staan totdat ze het roven vergeten hebben. Ook moet men de korven daar de goede bijen in zijn de onderste ingangen dicht maken en de bovenste maar zoveel openlaten zodat er maar 1 bij gelijk in komen mag waardoor ze van binnen zich beter tegen de rovers bewaren kunnen. Als men nu begint te merken aan de lichtheid van de korven dat ze gebrek van honing na de winter beginnen te krijgen dan moet men die voeden op de volgende wijze: Men zal nemen grove honing die met bijenbrood (yeck) gelijk geperst is en maak die in een potje warm totdat het van zijn hardheid gesmolten is, dan zal men de korf met het open opwaarts zetten en stort alzo om de twee dagen eens een paar lepels vol honing over hun lijven en alzo zullen ze de honing van elkaars lijven aflikken en verteren. Daarna zal men die met een kleed bedekken zodat er geen bijen uitlopen mogen en stop de ingang dicht met wat hop. Anderen gebruiken een andere manier om de bijen te voeden; Ze nemen en maken van de vlierboom een pijp in de gedaante van een gootje die aan het ene einde dicht gesloten is en vullen deze pijp met warme honing en steken dat alzo recht in de bovenste ingang.
Het XII. kapittel.
Hoe men bijenkorven moet verzorgen tegen de winter en hun vijanden die hen zou kunnen overkomen het gehele jaar door.
Gelijk een vlijtige huisman zich verzorgt van hooi en andere dingen voor zijn beesten zijn huisgezin tegen koude en strenge winter alzo behoort ook een vlijtige bijenhouder de bijen te verzorgen van alles wat hen in de winter en het gehele jaar door zouden kunnen overkomen. Hetzij in de voeding en onderhoud van die, hetzij tegen hun vijanden en de ziekten daar men hen op tijd te hulp kan komen. En ten eerste zal men tot onderhoud van hen tegen de winter de korven die men begeert over te houden stellen ter plaatse daar ze staan tegen het zuiden gelijk we gezegd hebben van het stellen der bijenkorven en verzorgen de bovenste ingangen met leem en zand onder elkaar gemengd. Daar maken we een gaatje in zodat maar 1 bij gelijk [271] mag ingaan en de onderste ingangen mag men met wat hooi stoppen ten einde dat de bijen niet versmoren. Daarna zal men de korven onder daar ze op de plank staan mede met leem en zand vermengd bestrijken om voor de muizen en winden bevrijd te zijn. Als nu de korven aldus verzorgd zijn dan zal men rietmatten nemen en die voor de korven zetten zodat dat ze die raken en dit alzo de gehele winter laten staan. Wanneer nu de winter voorbij en het een mooie warme dag is zal men de rietmatten weg nemen zodat ze zich van hun vuiligheid mogen zuiveren en als de dag voorbij is dan zal men ze ճ nachts wederom bedekken met de rietmatten tegen de koude en straffe winden, ook tegen regen, hagel en sneeuw zodat ze voor koude en dergelijke toevallen bevrijd mogen zijn. De bijen hebben ook inwendige vijanden namelijk de wolf wat een geslacht van motten is die eerst gelijk kleine rupsen zijn die de honingraten bespinnen en daarna in de kappeliekens (vlinders) veranderen. Om deze te verdrijven zal men een ijzerdraad nemen en maken dat ene einde plat en scherp en buig dat wat krom als een schrabbertje en aan het andere einde scherp als een mes en mede alzo gekromd om de wormen overal uit te trekken en te doden. Deze werking moet om de acht dagen eens gebeuren. Indien de wormen in enige honingraten zaten zo moet men het vuile werk uitsnijden zodat het niet zou vermeerderen.
Het XIII. Kapittel.
Van de ziekten en remedies der bijen.
De ziekten en gebreken der bijen zijn velerlei die hen meest in natte jaren overkomen. De voornaamste hiervan zijn de pest, de buikloop, de koude en vermoeidheid. De pest komt bij hen uit oorsprong van vuile stank die ze lijden alzo wanneer de bijen tegen de winter thuis gebracht worden zo nat uit het veld en met hooi de ingangen verstopt worden en alzo gezet binnen huis op een zolder en wanneer men ze laat (zonder dat ze af en toe even mogen vliegen) de gehele winter alzo gestopt thuis blijven en als de bijen nu geen andere lucht hebben zo is het dat de warmte van de bijen met de nattigheid (zie zo gesloten niet drogen kan) komt te werken waardoor hun werk beschimmelt. Doordat de bijen zich af en toe niet mogen zuiveren zo moeten ze alle vuiligheid en stank bij zich houden en komen alzo heen en weer te lopen om ergens een gaatje te vinden en er geen vinden zo is het dat ze door het lopen en zoeken verkouden en lam worden en blijven aldus tenslotte op de bodem zitten treuren en hebben de macht niet meer om wederom bij de grootste hoop te komen en zo treurende komen ze te sterven. En als er wat veel gestorven zijn beginnen ze op elkaar liggende te stinken door welke stank de anderen besmet worden zodat er in het uitgaan van de winter zeer weinig overblijven. Om deze ziekte enigszins te verbeteren kan men geen beter middel hebben dan dat men zodanige korven op een mooie droge dag in de lucht moet brengen en die in een logeerplaats zetten en de ingangen een dag of twee openen zodat de stinkende [273] lucht uit de korf mag trekken. Nochtans zal men ճ nachts voor de koude de ingangen met hooi sluiten. De bijen sterven ook veel van de buikloop en zulks wordt veroorzaakt door mankement van het bijenbrood of yeck en om zulks te weten zal men op hun ingangen en onderste werk letten want dan zal ge hetzelfde bescheten en vuilgemaakte vinden omdat ze door de loop heel zwak zijn en nauwelijks de macht hebben om uit te vliegen. Hiertegen zal men in de herfst als men enige korven de honing verkort enige honingraten bewaren en als nu de winter bijna over is en dat enige bijen de buikloop hebben dan zal men een stuk bijenbrood omtrent de hoogste ingang insteken en daar vast maken. Dan zullen ze dat halen en pikken zoveel als ze nodig zullen hebben.
Het XIV. Kapittel.
Hoe men de bijen het gehele jaar door regeren zal.
Een vlijtige bijenhouder moet zijn bijen niet licht verzuimen zodat ze door koude, ongemak en andere toevallen niet vergaan. Daarom zal hij als nu de winter gepasseerd is in maart of in april als het mooi weer is zijn korven bezichtigen en bezien of zijn bijen aan iets gebrek hebben, hetzij van honing en dergelijk. En als hij nu ziet dat het mooie weer begint aan te houden en dat de bijen hun doden beginnen uit te dragen en hun korven schoon te maken en dat ze beginnen op hun achterste pootjes geladen thuis te komen dan zal het tijd zijn om zijn korven te korten en de vuile lege was er uit te nemen totdat men aan het broedsel begint te komen. Als ge nu de korven aldus gereiding hebt van alle vuilheid gelijk als schimmel, spinnenwebben en diergelijke dan zal men ze op hun plaats zetten, de onderste ingangen stoppen en als de zon onder is dan zal ge de rietmatten wederom voor de korven zetten om voor koude die dan nog ճ nachts valt bewaard te zijn. Daarna zal men om de acht of tien dagen de korven bezichtigen om die van de wolf, motten of wormen te zuiveren gelijk we in het twaalfde kapittel geleerd hebben. Wanneer dat de waterwilgen en andere bomen hun bloeien gedaan hebben zo brengt men die te velde omtrent de wilde kool bloemen. Dan gaat men bezien of ze wat verzamelen of niet. Vindt men enige korven die geen yeck of bijenbrood aan haar achterste beentjes dragen en in hun werk traag zijn is zulks een teken van ongerechtigheid en die zal men schikken een koning nodig te hebben. En als men nu deze bloem bijna gedaan is dan zal ge zien of ge wat gewonnen hebt en indien ge merkt (wat wel in mei zal wezen) dat ze in de hoek van de korf enige grove honingraten beginnen te stellen is dat een teken dat ze gereedschap beginnen te maken om te zwermen en zal ze daarna op zijn plaats brengen en verwachten uw zwermen. Die beginnen gewoonlijk als het mooi weer is ճ morgens met acht uur tot ճ middags te twee uur toe welke zwermen in mei, juni tot in juli toe duren. Als ge nu enige zwermen krijgt en dat het daarna slecht weer wordt zo zal men dien die twee of drie dagen wat honing in de korf doen zodat ze van honger niet zouden vergaan. En als uw korven nu nier meer zwerven zijn dan zal men [274] die oude stokken het was uithalen om te vernemen of het goed is. Daarna in juli zo bloeit de hennep of klaver dan zal men de korven daar ter plaatse brengen daar die veel groeit omdat ze daaruit veel mooie honing halen. Indien men nu nog enige zwermen erna krijgt die moet men ook daarbij brengen zodat ze overtal halen mogen. Wat nu de bij de klaver vet mocht worden die zal men wederom thuisbrengen en afdoen of een deel honing eruit nemen. Als men dan ziet dat de broedbijen van de kleine gedood worden dan is het tijd dat men de vette stokken af doet. De broedbijen zal ge doden en de hoofden afsnijden als de eerste zwermen gezwermd hebben. Wat nu niet overtallig is moet men in augustus vervoeren op de boekweit, rozen, watermunt en tenslotte op de heide. Als nu september de bijen thuisgekomen zijn dan zal men bezien wat overtallig is of niet, de vette zal men afdoen of korten en de zwakken zal men versterken met honing en yeck of bijenbrood. In oktober zal men die stellen ter plaatse daar men die in de winter zal menen over te houden en goed voor koude en nattigheid verzorgen. In november, december, januari en februari moet men ze niet vaak bezichtigen en wanneer men zulks begeert te doen moet men een warme dag waarnemen zodat ze niet verkouden worden want de koude maakt ze kreupel en lam.
Het XV. Kapittel
Hoe men de honing zal maken en zuiveren.
Als men de honing uit de korven met al zijn bijen, honingraten en broed werk in de ton heeft gestoten zo is het dat men die (omdat het nog lauw van de bijen is genomen) doet in een lange mand en met stelt daaronder een vat waar de honing vanzelf in mag druppelen zonder drukken of persen. Als men nu ziet dat het grootste druppelen op begint te houden zo maakt men die mand leeg en men vult er andere wederom in totdat men genoeg heeft. Dan stelt men die gevulde vaten met de gelekte honing in koele plaatsen en met laat het daar staan hard te worden en dit wordt in het algemeen ongepijnde honing genoemd. Neem daarna de resterende materie die in de korven gebleven is en men doet ze tezamen in een grote ketel over het vuur en doet er wat water bij zodat het niet aanbrandt en ook die steeds goed omroeren totdat de materie heel warm is. Daarna doet men dit in dikke gebreide zakken en met perst de honing eruit. Dit wordt grove of koekenbakkers honing genoemd. Die moet men ook op koele plaatsen stellen zodat het dik wordt. Neem daarna het resterende en doe het apart in een ketel en maak er was van gelijk zoals we in het volgende kapittel leren zullen. Maar om de beste en zuiverste maagden of ongepijnde honing te maken zal men de witste en zuiverste honingraten waar geen bijenbrood of broedwerk in is uitkiezen en op de voorgaande manier verder de honing verzamelen en bewaren. De honing die aldus gemaakt is en opdat men weten mag wat de beste is zo moet dat door de kleur, reuk, smaak en dikte of zwaarte van de honing onderscheiden worden. Zoveel aangaat de kleur [275] prijst men die zuiver, wit, zonder reuk, zoet gelijk suiker en doorzichtig is en in het aanzien gelijk witte boter die men met een mes moet snijden. De honing wordt bij de reuk gekend zo het zoet ruikt, niet sterk of goor naar enige stank en alzo is het ook te verstaan van de smaak. De dikke en ware honing wort met recht boven de dunne en lichte geacht. Waarnaar het spreekwoord ontstaan is: De olie boven, de wijn in het midden en de honing onder in het vat worden voor de beste gehouden.
Het XVI. Kapittel.
Van was en wit was, hoe men dat maken en zuiveren zal.
Om was te maken zal men de overgebleven vuiligheid waar de honing uitgetrokken is doen in een grote ketel over het vuur nadat ge weinig of veel hebt en giet hierbij zoveel water zodat de voor beschreven vuiligheid driftig wordt en laat dit tezamen koken. Als het nu goed gesmolten is dan zal men een gebreide zak nemen die van want garen gebreid is of een andere sterke canvas zak, steek die eerst in warm of kokend water en giet daarna de gekookte materie in de zak die men over een tobbe met wat koud water voorzien is hangen moet. Als nu de zak gevuld is dan zal men die met een sterk band dicht binden en tussen een pers de was uit de vuiligheid drukken. Als er nu geen was meer uit de vuiligheid tevoorschijn komt zal men het uit de zak schudden en opnieuw wederom de andere materie daarin doen totdat alles uitgeperst is. Daarna zal men de was bijeen verzamelen en het in kleinere ketel doen en er wat zuiver water bij doen en laat dit tezamen met een zacht vuur smelten. Als het nu goed gesmolten is dan zal men het gieten in een tobbe daar tevoren wat warm water in gedaan is, het schuim afnemen en met een zak of iets anders zeer dicht bedekken en laat het alzo langzaam verkoelen. Als het koud geworden is dan zal men de boden was daaruit nemen en van onderen van alle vuilheid goed zuiveren. Goede was wordt herkend zo het mooi geel van kleur is, goed ruikt, vet, wit, vast en zuiver. Om wit was te maken zal men zoveel gezuiverde was nemen als men begeert, smelt dit met een deel water en schep het gesmolten was uit de ketel met een grote lepel, giet dat over een rad dat men in een ton met koud water gevuld zal omdraaien. Of laat de was door een bekken met 8 of 10 kleine gaatjes lopen over het rad, in zulke voegen dat de was zich verdeelt in kleine dunne schilfertjes. Verzamel het daarna bij een ander en werp het op een nat zeildoek dat op tafels of horden ligt om het was daarop te bleken. Keer en draai het vaak en altijd de doek en was met zuiver water begieten totdat het wit genoeg gebleekt is. Smelt daarna het wederom tot dunne bodempjes. Maar indien het nog niet wit genoeg is moet deze bewerking van voren af aan herhaald worden. Anderen onderhouden deze volgende manier om het was wit te maken: Men neemt gezuiverde was even als in de voorgaande manier gezegd is op het water gesmolten, hierin doopt men een houten schaal of tafel bord die tevoren in water nat gemaakt is en haal die daarna snel eruit en steekt men die in [277] koud water zodat de aanhangende was in dunne schijven of schilfers stolt. Onderhoudt deze werking zo lang totdat alles was, alzo dopende uit de ketel getrokken is. Verder zal men deze dunne schijven of schilfers was op tafels of horden te bleken liggen en die vaak omkeren en steeds met nat water begieten. Eindelijk smelt met het wederom tot dunne koeken of bodempjes. Ondertussen moet men hierin als ook de voorgaande manier er goed op letten dat het bij winderig weer geen stof van as of aarde op het was waait en bij dusdanig winderig weer zal men de was met natte zeildoeken of andere doeken goed bedekken en de was en de doeken steeds met water nathouden.
Het XVII. Kapittel.
Van de aard en krachten van de honing en was.
Nadien nu de vlijtige bijenhouder zijn werkzaamheden en werkingen omtrent het regeren van de bijen en het zuiveren van de honing en was volbracht heeft zal het niet onverstandig zijn dat we in het kort onderwijzen waartoe de honing en was goed en dienstig toe zijn. De honing wordt geacht te zijn warm en droog in de tweede graad, openend, zuiverend en zeer goed voedend van krachten. Nochtans naar de aard van de provincie en land alwaar het verzameld wordt is het in zijn krachten aan veel veranderingen onderworpen. Zulks blijkt van de honing die in hete landen en van de tijm, lavendel en meer anderen door de bijen verzameld zijn. Want deze dus heter en krachtiger van aard zijn moet als de honing die in kouden landen en van zodanige hete kruiden niet verzameld wordt. Het wordt nuttig gebruik tot veel dingen zo wel inwendig als uitwendig en is van oude tijden altijd tot onderhoud van de mensen gezondheid zeer geprezen geweest. Democritus werd gevraagd op welke manier iemand een lange tijd gezond zou kunnen leven en gaf tot antwoord: Dat hij hem van buiten met olie zou bestrijken en van binnen honing gebruiken. Athenaeus verhaalt ook dat de inwoners van het eiland Corsica daarom tot hoge ouderdom komen omdat ze steeds honing gebruiken. Nochtans dient dit onderscheid goed in acht genomen te worden dat de honing bekwamer van oude en koude dan jonge en hete mensen gebruikt wordt. Want in oude lieden brengt het zeer goed voedsel en bloed bij, maar in jonge en hete naturen wordt het licht in gal veranderd. Honing inwendig gebruikt is zeer dienstig in de gebreken van de borst en longen gelijk zoals in hoest, verstopping in de longpijpen, kuchen, kortheid van adem want het verdeelt de grove koude slijm of fluimen en laat het rijzen en lossen. Het drijft de urine en weerstaat de verrotting en geneest kwade kelen en zweren van de mond. Van de honing worden verschillende siropen, conserven, confituren, mede etc., tot onderhoud van de mensen gezondheid dienstig gemaakt. De was wordt geoordeeld middelmatig gesteld te zijn tussen hitte en koude en vochtigheid en droogte, nochtans meest tot de warmte geneigd, het verzacht en geneest en ook met wat rode wijn ingenomen wordt als een bijzonder experiment tot de bloedgang of rodeloop geprezen. Men vindt ook nauwelijks een pleister of zalf gemaakt waarbij was niet gevoegd is. [277]
Einde.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl