Stijfsel

Over Stijfsel

Ameldonk, vervolg Dodonaeus, vorm, koren, soorten, plaats, tijd van bloeien, namen, aard, kracht en werking, medisch, bijvoeging, geschiedenis, historie, etymologie, afkomst,

Geschreven en opgezet door Nico Koomen.

Joost van Ravelingen, vervolg van Dodonaeus of Dodoens, cruydt-boeck, 1644.

HET XIII. CAPITEL.

Van Ameldonck oft Stijfsel.

Amylum, dat is Ameldonck, wordt uyt fijne Terwe-bloeme oft Siligo ghemaeckt, schrijft Cato; ende oock uyt de Zea oft Spelte. Het beste wordt gemaeckt van het Setanium oft Somer-Terwe, als Dioscorides betuyght. Hedensdaeghs wordt het in Hooghduytschlandt oock van een soorte van Koren gemaeckt, die daerom Amelkorn heet, ende boven van ons beschreven is, ende voor een Somer-Spelte oft Halicastrum gherekent ende ghehouden wordt.

De wijse om den Ameldonck te maecken heeft Cato in ’t kort begrepen in het 87.capitel: dan Dioscorides heeft de selve met de naevolghende woorden breeder uytgheleydt: De ghesuyverde ende ghepelde Somer-Terwe wordt vijfmael ’s daeghs ghenet oft met water besproyt, ende oock des nachts, indien het moghelijck is: als het begint morw ende sacht te worden, moetmen het water allenghskens sonder schudden oft swalckeren af laeten loopen, op dat het ghene dat nut is, met het water niet wegh en drijve. Als het nu heel weeck gheworden is, moetmen het water afgieten, ende de Terwe met voeten treden: ende daer nae met water begoten zijnde, wederom treden: dan moetmense door een seve douwen, ende de semelen, die daer op drijven oft vlotten, in de seve bewaeren; ende ’t ghene dat door de sift gedreven is, moetmen terstont op nieuwe tichelen doen, ende in de heete Sonne drooghen: want waer ’t saecke dat desen Ameldonck de minste vochtigheyt behiel, hy soude suer worden.

Naem.

Men noemt dit Korenwerck in ’t Griecks Amylon, om dat het sonder Molen (diemen in ’t Griecks Myle noemt) bereydt wordt: daer van hebben de Apotekers eenen bedorven naem Amydum ghemaeckt, die de Brabanders in Ameldonck veranderen, die ’t oock Stijfsel noemen, om datmen de vrouwen doecken, ende ander lijnwaet daer mede wit ende ghelijfvigh maecken oft stijven kan. In Hooghduytschlandt heet het Ammeel ende Kraftmeel.

Aerd, Kracht ende Werckinghe.

Ameldonck (seydt Galenus) is veel droogher ende kouwer van aerdt dan de Terwe: ende heeft kracht om de deelen des lichaems, die te rouw gheworden zijn, sacht ende gladt te maecken. Dioscorides schrijft, dat hy het bloetspouwen ende andere bloedighe vloeden stelpt, ghedroncken zijnde: ende vochtigheden, die op de ooghen sincken, daer op gheleyt, ende om de puysten ende diepe wonden oft holligheden van de selve te ghenesen: dan hy seydt, dat Ameldonck, die uyt de Spelte ghemaeckt wordt, onnut is om als medicijne oft gheneesdingh te ghebruycken; maer dat hy tot andere dingen (als om daer mede pappen, kleven ende stijven) alsoo bequaem is als den anderen die van de Somer-Terwe ghemaeckt wordt.

Galenus in sijn 7.boeck van de Gheneesmenghelinghen nae de plaetsen, ghebruyckt in stede oft ghebreke van Ameldonck de Siligo, dat is de fijnste ende dunste bloeme van Terwen-meel.

BIIVOEGHSEL.

In oude tijden wierdt Ameldonck oft Stijfsel in verscheyden wijsen ghemaeckt: dan hedensdaeghs is dit de ghemeynste: Men neemt de schoonste ende suyverste Terwe diemen kan krijghen: dese doetmen seer kleyn malen. Dit meel doetmen in een kuype oft vat, datmen voorts met water op vult; ende men neemt alle de semelen af, die boven op ’t water drijven. Daer nae wordt alle het water door eenen doeck oft stamijn ghedaen: ende men giet wederom ander water in ’t vat;’t welck wederom door de stamijne ghedaen wordt. Dit water laetmen staen sincken; ende de bloeme, die onder in den grondt blijft, wordt dan in de Sonne ghedrooght: de welcke drooghe zijnde hardt is, ende daer nae by stucken ghesneden, kleyn ghebroken ende in verscheyden dinghen ghebruyckt wordt. Dit Stijfsel pleegh hier te lande oock Crafmeel te heeten. De sommighe meynen, dat het de Colla oft Gluten der ouders beter ghelijckt dan het Amylum, midts dat ons Stijfsel met molens ghemalen wordt, ende het Amylum in oude tijden van onghemalen koren ghemaeckt wierdt.

Ameldonck met melck vermenght, versoet de rouwe keele ende borst, ende doet de fluymen lossen. [805]

HET XIII. KAPITTEL.

Van ameldonk of stijfsel.

Amylum, dat is ameldonk, wordt uit fijne tarwebloem of Siligo gemaakt, schrijft Cato, en ook uit Zea of spelt. Het beste wordt gemaakt van het Setanium of zomertarwe, als Dioscorides betuigt. Tegenwoordig wordt het in Hoogduitsland ook van een soort van koren gemaakt die daarom Amelkorn heet en boven van ons beschreven is en voor een zomerspelt of Halicastrum gerekend en gehouden wordt.

De wijze om ameldonk te maken heeft Cato in het kort omvat in het 87ste kapittel, dan Dioscorides heeft dat met de volgende woorden uitvoeriger uitgelegd: ‘De gezuiverde en gepelde zomertarwe wordt vijfmaal per dag nat gemaakt of met water besproeid en ook ‘s nachts indien het mogelijk is en als het begint murw en zacht te worden moet men het water geleidelijk aan zonder schudden of zwengelen af laten lopen zodat hetgeen dat nuttig is niet met het water weg drijft. Als het nu heel week geworden is moet men het water afgieten en de tarwe met voeten treden en daarna met water begieten en wederom treden, dan moet men het door een zeef duwen en de zemelen die er op drijven of vlotten in de zeef bewaren en hetgeen dat door de zeef gedreven is moet men terstond op nieuwe tegels doen en in de hete zon drogen want als deze ameldonk de minste vochtigheid behield zou het zuur worden.

Naam.

Men noemt dit korenwerk in het Grieks Amylon omdat het zonder molen (die men in het Grieks Myle noemt) bereid wordt en daarvan hebben de apothekers een bedorven naam Amydum gemaakt die de Brabanders in ameldonck veranderen die het ook stijfsel noemen omdat men de vrouwendoeken en ander linnen daarmee wit en stevig maken of stijven kan. In Hoogduitsland heet het Ammeel en Kraftmeel.

Aard, kracht en werking.

Ameldonk (zegt Galenus) is veel droger en kouder van aard dan tarwe en heeft kracht om de delen van het lichaam die te rouw geworden zijn zacht en glad te maken. Dioscorides schrijft dat hij ‘t bloedspouwen en andere bloedige vloeden stelpt, gedronken, en vochtigheden die op de ogen zinken er op gelegd en om de puisten en diepe wonden of holligheden er van te genezen, dan hij zegt dat ameldonk die uit de spelt gemaakt wordt onnut is om als medicijn of geneesding te gebruiken, maar dat het tot andere dingen (als om daarmee pappen, kleven en stijven) alzo geschikt is als de andere die van de zomertarwe gemaakt wordt.

Galenus in zijn 7de boek van de geneesmengsels naar de plaatsen gebruikt in plaats of in gebreke van ameldonk de Siligo, dat is de fijnste en dunste bloem van tarwemeel.

BIJVOEGING.

In oude tijden werd ameldonk of stijfsel op verschillende manieren gemaakt, dan tegenwoordig is dit de gewoonste: ‘Men neemt de mooiste en zuiverste tarwe die men kan krijgen en die laat men zeer klein malen. Dit meel doet men in een kuip of vat dat men verder met water opvult en men neemt alle zemelen er af die boven op het water drijven. Daarna wordt al het water door een doek of zeef gedaan en men giet wederom ander water in het vat wat wederom door de zeef gedaan wordt. Dit water laat men staan bezinken en de bloem die onder in de grond blijft wordt dan in de zon gedroogd en als die droog en hard is daarna in stukken gesneden, klein gebroken en in verschillende dingen gebruikt. Dit stijfsel plag hier te lande ook crafmeel te heten. Sommige menen dat het beter op de Colla of Gluten van de ouders lijkt dan het Amylum omdat ons stijfsel met molens gemalen wordt en het Amylum in oude tijden van ongemalen koren gemaakt werd.

Ameldonk met melk vermengt verzoet de ruwe keel en borst en laat de fluimen lossen. [805]

Zie verder: http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl en : http://www.volkoomen.nl/